Het kan zijn dat je tijdens een werkgroep een presentatie moet houden. Dit kan een beetje spannend zijn en dat is maar goed ook, want met een beetje spanning in je lijf kan je een stuk beter presenteren. De goede voorbereiding kan je onzekerheid wegnemen.
Je geeft een presentatie aan een publiek, dit zijn in jouw geval waarschijnlijk je studiegenoten en een docent. Om je publiek te blijven boeien let je op de volgende punten:
- De duur van de presentatie: de duur van je presentatie is vaak door de docent bepaald, maar wees in de dingen die je vertelt niet te langdradig.
- De informatiedichtheid: omdat je vaak maar weinig tijd tot je beschikking hebt, beperk je je tot de hoofdzaken van je onderwerp.
- De opbouw van de informatie: kondig van te voren aan wat je gaat vertellen. Gebruik veel structuuraanduiders en signaalwoorden, hierdoor is de presentatie gemakkelijk te volgen voor de luisteraar.
- Aandacht: maak hier gebruik van het directe contact dat je hebt met het publiek. Las bijvoorbeeld even spreekpauzes in of verander van intonatie.
De opbouw van een presentatie is: inleiding, kern en slot. Als voorbereiding op de presentatie probeer je al deze onderdelen in te vullen. Als je je informatie hebt verdeeld, kan je een spreekschema maken.
Een spreekschema is een soort spiekbriefje. Iedereen heeft zo zijn eigen manier voor het opstellen van een spreekschema. Hieronder staat een voorbeeld van een algemeen spreekschema.
Dit spreekschema bestaat uit drie kolommen. De eerste kolom is de kolom 'Wanneer', hierin noteer je de tijd die je ongeveer per onderdeel nodig hebt. Dit voorkomt dat je over de tijdsgrens heen gaan. De kolom 'Wat' vormt de tweede kolom. Hierin noteer je steekwoorden van hetgeen dat je per onderdeel wilt vertellen. In de laatste kolom 'Hoe' schrijf je je eigen aanwijzingen door de manier waarop je gaat presenteren. Bijvoorbeeld of je een dia gaat tonen of een spreekpauze gaat inlassen.
Een spreekschema is dus een perfect middel om op terug te vallen als je bijvoorbeeld een black-out krijgt. Schrijf je presentatie nooit helemaal uit, zo voorkom je dat je voor de zaal staat voor te lezen van een blaadje in plaats van presenteren.
Tijd (wanneer)
|
Aanpak/Opbouw (wat)
|
Presentatie (hoe)
|
10.00-10.04
|
Toelichting structuur/programma: doel van de presentatie, uiteenzetting van het onderwerp, hoofdvragen
|
Slide 1 & 2
|
10.04-10.07
|
Hoofdvraag 1
|
Slide 3
|
10.07-10.10
|
Hoofdvraag 2
|
Slide 4 & 5
|
10.10-10.13
|
Hoofdvraag 3
|
Slide 6 & 7
|
10.13-10.15
|
Afsluiting: Samenvatting
|
Slide 8
|
Een PowerPoint dient jouw presentatie te ondersteunen en te verhelderen. Overdadig veel tekst of foto's kunnen rommelig overkomen en kan je daarom beter vermijden, bovendien leidt het af. Beperk je daarom tot kernbegrippen en gebruik niet te felle kleuren.
Naast de inhoud van je presentatie is ook de manier van presenteren een belangrijke factor voor een effectieve presentatie. Oefen je presentatie daarom altijd met een groepje mensen, bij voorkeur geen medestudenten. Nadat je de presentatie hebt gegeven vraag je hen om jou feedback te geven op de presentatie. Dan weet je waar je extra op moet letten en kan je dit verbeteren voor de echte presentatie.
- Blijf rustig. Spreek voor je gevoel langzaam en articuleer goed.
- Gebruik spreektaal en geen schrijftaal.
- Zoek oogcontact met mensen in je publiek.
- Je presentatie wordt een stuk dynamischer wanneer je rustig en regelmatig beweegt. Ben je echter erg zenuwachtig, ga dan achter een spreekstoel staan.
- Als je een PowerPoint gebruikt, kijk dan niet naar het projectiescherm maar naar de zaal.