Het ondernemingsrecht is geen recht waar nauwelijks iets aan verandert. Dit komt doordat er steeds kleine en ook ingrijpende veranderingen in de (bestaande) wetgeving worden aangebracht. Uiteraard is er altijd wel aanleiding voor het verschijnen van nieuwe jurisprudentie van de Hoge Raad en de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam. Het ondernemingsrecht verandert ook door ontwikkelingen in de maatschappij. Als er niet wordt gelet op de ontwikkelingen in de maatschappij, dan kan het ondernemingsrecht niet goed worden bedreven.
Een voorbeeld van ontwikkelingen in de maatschappij is het probleem dat medewerkers in de jaren zestig en zeventig onvoldoende betrokken waren bij de gang van zaken in ondernemingen. In deze tijd is de structuurregeling ingevoerd, zodat de ondernemingraad een rol kreeg bij het benoemen van commissarissen. Vakbonden kregen de mogelijkheid om bij de Ondernemingskamer een verzoek tot enquête in te dienen als het beleid bij een bepaalde onderneming tekortschoot. In de jaren tachtig was er juist sprake van misbruik van BV’s waardoor schuldeisers werden benadeeld. In die periode heeft de Hoge Raad een aantal uitspraken gedaan over de doorbraak van aansprakelijkheid. In die periode is art. 2:138/248 BW ingevoerd. In de jaren negentig kwam men tot het besef dat het Nederlandse ondernemingsrecht juist te weinig ruimte bood voor meer zeggenschap door kapitaalverschaffers.
Men mag niet vergeten dat een aantal zaken nog steeds de bouwstenen van het Nederlandse ondernemingsrecht vormen. Als er naar de NV en BV wordt gekeken, dan zijn er een paar kenmerken te onderscheiden. Ten eerste is daar de rechtspersoonlijkheid en het daaraan verbonden afgescheiden vermogen dat aan de vennootschap als eigen vermogen toekomt en een exclusief verhaalobject voor de schuldeisers van de NV en BV vormt. Ten tweede is er sprake van beperkte aansprakelijkheid van aandeelhouders tegenover de schuldeisers van de vennootschap. Ten derde zijn er de overdraagbare aandelen. Tenslotte is het vierde kenmerk een duale organisatiestructuur met aparte organen voor het bestuur en aandeelhouders. Deze genoemde kenmerken zijn de factoren achter het succes van de NV en BV en moeten dus gekoesterd worden.
Het is opmerkelijk dat de buitenlandse varianten van de NV en BV dezelfde beginselen kennen, maar toch verschillen de buitenlandse varianten op andere punten ten opzichte van de NV en BV. Naast de vier reeds genoemde kenmerken zijn in de loop van de tijd een aantal extra kenmerken ontstaan. Het eerste kenmerk is dat in het vennootschapsrecht een sterker onderscheid wordt gemaakt tussen de binnenkant en buitenkant van de vennootschap. Dit houdt in dat wanneer er bij de vennootschap iets mocht misgaan, de wederpartij die te goeder trouw is hier niet de nadelige gevolgen van hoeft te ondervinden. Dit staat vooral weergegeven in art. 2:130/240 BW, art. 2:107a lid 2 BW en art. 2:164/274 lid 2 BW. Dit kenmerk is recentelijk versterkt door de nieuwe regels voor het tegenstrijdig belang. Het tweede kenmerk is dat het vennootschapsrecht meer mogelijkheden biedt voor een vennootschap om te reorganiseren, zodat de onderneming naar het juiste formaat kan worden aangepast. Deze mogelijkheden zijn onder meer de fusie, de omzetting en de splitsing van rechtspersonen. Dankzij de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie en de Richtlijn omtrent grensoverschrijdende juridische fusie kan dit ook buiten Nederland worden toegepast. Tenslotte is het derde kenmerk dat de rechter voornamelijk in aansprakelijkheidsprocedures en enquêteprocedures relatief terughoudend toetst. De rechter wil namelijk niet op de stoel van de ondernemer gaan zitten als het gaat om de beoordelings- en beleidsvrijheid. De rechter mag alleen ingrijpen in gevallen waarin overduidelijk sprake is van nalatigheid.
Er zijn twee mogelijke ontwikkelingen op komst in de komende jaren. Ten eerste zal de behoefte naar meer vrijheid in het ondernemingsrecht steeds meer op de voorgrond treden. Deze ontwikkeling heeft vooral te maken met de wil van de wetgever om het BV-recht simpeler te maken. Hiermee wil de Nederlandse wetgever de BV een stuk aantrekkelijker maken voor startende ondernemers. De wetgever heeft al het minimumkapitaal voor de BV afgeschaft en een eind gemaakt aan de verplichte blokkeringsregeling. De tweede ontwikkeling heeft betrekking op de beursvennootschap. Bij deze ontwikkeling zal het onderscheid tussen de beursgenoteerde NV en andere typen steeds meer aan betekenis winnen. Onder invloed van Europese wetgeving zal bijvoorbeeld de regulering van beursgenoteerde vennootschappen steeds minder vrijblijvend en meer uitgebreider worden.
De wetgeving ten aanzien van de BV zal als gevolg van de vereenvoudings- en versoepelingsoperatie juist vrijer worden. Deze ontwikkeling zou er voor kunnen zorgen dat de BV en personenvennootschappen juist meer naar elkaar gaan groeien, terwijl de beursgenoteerde NV’s steeds meer afgezonderd worden van de andere rechtsvormen doordat de kapitaalmarkten een eigen ontwikkeling gaan doormaken. Tenslotte is er een ontwikkeling gaande om actief elektronische hulpmiddelen aan te wenden bij beursgenoteerde NV’s. Het zou bijvoorbeeld mogelijk kunnen zijn dat aandeelhouders in hun woonkamer kunnen inloggen op de aandeelhoudersvergadering en via de chat hun commentaar kunnen geven en hun stem online kunnen uitbrengen.
Bron: De kern van het ondernemingsrecht van Kroeze et al.