Studeren & Kennis opdoen
Het kan zijn dat je tijdens een werkgroep een presentatie moet houden. Dit kan een beetje spannend zijn en dat is maar goed ook, want met een beetje spanning in je lijf kan je een stuk beter presenteren. De goede voorbereiding kan je onzekerheid wegnemen.
Je geeft een presentatie aan een publiek, dit zijn in jouw geval waarschijnlijk je studiegenoten en een docent. Om je publiek te blijven boeien let je op de volgende punten:
De opbouw van een presentatie is: inleiding, kern en slot. Als voorbereiding op de presentatie probeer je al deze onderdelen in te vullen. Als je je informatie hebt verdeeld, kan je een spreekschema maken.
Een spreekschema is een soort spiekbriefje. Iedereen heeft zo zijn eigen manier voor het opstellen van een spreekschema. Hieronder staat een voorbeeld van een algemeen spreekschema.
Dit spreekschema bestaat uit drie kolommen. De eerste kolom is de kolom 'Wanneer', hierin noteer je de tijd die je ongeveer per onderdeel nodig hebt. Dit voorkomt dat je over de tijdsgrens heen gaan. De kolom 'Wat' vormt de tweede kolom. Hierin noteer je steekwoorden van hetgeen dat je per onderdeel wilt vertellen. In de laatste kolom 'Hoe' schrijf je je eigen aanwijzingen door de manier waarop je gaat presenteren. Bijvoorbeeld of je een dia gaat tonen of een spreekpauze gaat inlassen.
Een spreekschema is dus een perfect middel om op terug te vallen als je bijvoorbeeld een black-out krijgt. Schrijf je presentatie nooit helemaal uit, zo voorkom je dat je voor de zaal staat voor te lezen van een blaadje in plaats van presenteren.
Tijd (wanneer) |
Aanpak/Opbouw (wat) |
Presentatie (hoe) |
10.00-10.04 |
Toelichting structuur/programma: doel van de presentatie, uiteenzetting van het onderwerp, hoofdvragen |
Slide 1 & 2 |
10.04-10.07 |
Hoofdvraag 1 |
Slide 3 |
10.07-10.10 |
Hoofdvraag 2 |
Slide 4 & 5 |
10.10-10.13 |
Hoofdvraag 3 |
Slide 6 & 7 |
10.13-10.15 |
Afsluiting: Samenvatting |
Slide 8 |
Een PowerPoint dient jouw presentatie te ondersteunen en te verhelderen. Overdadig veel tekst of foto's kunnen rommelig overkomen en kan je daarom beter vermijden, bovendien leidt het af. Beperk je daarom tot kernbegrippen en gebruik niet te felle kleuren.
Naast de inhoud van je presentatie is ook de manier van presenteren een belangrijke factor voor een effectieve presentatie. Oefen je presentatie daarom altijd met een groepje mensen, bij voorkeur geen medestudenten. Nadat je de presentatie hebt gegeven vraag je hen om jou feedback te geven op de presentatie. Dan weet je waar je extra op moet letten en kan je dit verbeteren voor de echte presentatie.
Studiebegeleiding
Je studieadviseur kan altijd informatie en advies geven over de inrichting van je studie. Ook kan deze je doorverwijzen naar uitgebreidere begeleidingstrajecten of een specialist die meer tijd voor je heeft. Veel onderwijsinstellingen hebben ook studiebegeleiders en studieloopbaanbegeleiders in dienst. Hier kun je wat uitgebreider het gesprek mee aangaan als je studieproblemen hebt of je studiekeuze aan het heroverwegen bent.
Begeleidingstrajecten
Vaak kun je als student gratis of tegen een kleine betaling trainingen en workshops volgen om je te begeleiden bij het bestrijden van je studieproblemen. Het aanbod hierin varieert per instelling. Wat vaak aangeboden wordt is faalangsttraining, een workshop timemanagement, mindmapping en een afstudeergroep. Informeer bij je studieadviseur of op de website in de bijlage naar de mogelijkheden.
Studentenpsycholoog
Voor sommige problemen is individuele begeleiding de beste oplossing. De studentenpsycholoog kan je helpen door je persoonlijke of studieproblemen in één of meerdere gesprekken te bespreken en je gericht advies te geven om je problemen op te lossen.
Bron: 123test
Meerkeuzevragen worden wel eens gekscherend multiple-gok vragen genoemd. Klinkt leuk, maar door te gokken kom je er niet altijd. Als je de stof niet kent zul je het ook bij meerkeuzevragen vaak moeilijk krijgen. Er zijn echter wel dingen waar je op kunt letten waardoor je ook zonder veel voorkennis beter uit de voeten kunt met bepaalde vragen.
Ook als je maar weinig van een bepaald onderwerp weet zul je sommige vragen met behulp van bovenstaande tips en een beetje gezond verstand kunnen beantwoorden. In een normaal tentamen zal dit niet voor alle vragen gelden, maar in onderstaand oefententamen wel. Denk bij iedere vraag rustig na en zie of je ze allemaal kunt beantwoorden. De antwoorden staan hieronder.
a) Vladiwostok
b) Peking
c) Moskou
d) Tromsø
a) dazepam
b) CT-scan van het hoofd
c) insuline
d) liquorpunctie
a) RNA is net zoiets als DNA, maar bestaat afzonderlijk.
b) RNA is één streng van het DNA.
c) De functie van RNA is het afbreken van overbodige eiwitten.
a) Genen die uitsluiten dat je eigenschappen van zowel mannen als vrouwen hebt.
b) Genen die bepalen of je een man of een vrouw bent.
c) Genen die aanwezig zijn in beide seksen, maar alleen actief zijn in één sekse.
a) steeds sterker tot uiting kan komen als de omgeving dat toe laat.
b) met de jaren steeds sterker tot uiting komt.
c) kan afnemen door omgevingsfactoren.
a) Het verschil in concentratie van ionen binnen en buiten het neuron.
b) Het verschil in concentratie van bepaalde ionen.
c) Het verschil in concentratie tussen het ene neuron en het andere neuron.
a) wetten in formele zin.
b) alle geschreven recht.
c) het ongeschreven recht dat de rede voorschrijft.
d) het internationaal publiekrecht.
a) rechtsgeleerd advies.
b) uitspraak in hoger beroep.
c) algemeen verbindende verordening.
d) ambtelijke richtlijn.
Let hier goed op de sleutelwoorden uit de vraag: er wordt gevraagd naar de stad die zowel een hoofdstad is als het meest noordelijk gelegen. Alleen een antwoord dat voldoet aan beide criteria kan het juiste antwoord zijn. Je kunt op basis hiervan c en d al weg laten vallen, dit zijn namelijk geen hoofdsteden. Als je dan van Moskou en Peking niet weet welke noordelijker ligt kun je een redelijk veilige gok maken voor Moskou. Als je een beetje topografische kennis hebt weet je namelijk dat China zuidelijker ligt dan het overgrote deel van Rusland.
De belangrijkste hint zit hier in de zinsconstructie. Een CT-scan en een punctie zijn namelijk geen dingen die je toe kunt dienen, deze vallen dus af. Vervolgens weten veel mensen wel dat insuline gebruikt wordt bij suikerziekte. Alleen dazepam blijft dan over.
Aangezien twee van de drie antwoordopties over DNA gaan zal RNA wel iets met DNA te maken hebben. De docent weet dat RNA deze herkenning bij de studenten oproept, en wil ze nog wat laten twijfelen door twee opties te geven. Van die twee opties kun je a eigenlijk vrij makkelijk laten afvallen, deze is te vaag om toetsbaar te zijn. B blijft over.
Door zorgvuldig de vraag te lezen en de verschillende elementen te analyseren kun je tot het juiste antwoord komen. Uit sex-limited kun je halen dat het met geslacht en beperking te maken heeft, sterker nog: het geslacht is de beperkende factor. Antwoord b valt dus sowieso af, daar wordt geen beperking opgeworpen. Bij antwoord a is er wel een beperking maar wordt die opgeworpen door de genen, alleen bij c is het het geslacht dat de genen beperkt.
Antwoordoptie a en c zijn duidelijk tegengesteld, de kans is dus groot dat één van deze het juiste antwoord is, hiertussen is namelijk een echt scherpe keuze te maken. Antwoord c komt echt niet overeen met het sleutelwoord in de vraag: 'multiplier', hier gaat het juist om een fenomeen dat minder wordt. A omschrijft wel wat je mag verwachten bij een multiplier-effect.
Alleen optie a geeft een echt gedetailleerde omschrijving van een fenomeen. Zowel b als c zijn erg vaag en zijn ook moeilijk van elkaar te onderscheiden. Kies in dit geval voor het antwoord dat een duidelijk keuze maakt.
Er wordt gevraagd naar een tegenstelling tussen ius civile en ius gentium. Gezien de context kun je aannemen dat ius 'recht' of 'wet' betekent. Aangezien de tegenstelling geschreven/ongeschreven twee keer voorkomt (alleen andersom) is de kans groot dat één van deze twee juist is. Voor de andere opties zijn ook geen duidelijke taalkundige hints te vinden in de woorden gentium en civile. Het is dan zaak om te bepalen of civile (burgerlijke) of gentium (menselijk) verwijst naar ongeschreven, het meest logische is dan om gentium aan ongeschreven te koppelen, dat heeft immers de minst geformaliseerde bijklank van de twee.
'Rescript' doet nog het meeste denken aan voorschrift, maar dat brengt je niet veel verder met deze antwoordopties. De clue zit hier in het woordje 'het', dat kan namelijk alleen gebruikt worden voor de eerste optie. Voor de andere antwoorden had het lidwoord ‘de’ gebruikt moeten zijn.
Sluit je aan, log in en lees verder
... leidt tot... |
Concrete ervaringen opdoen |
... leidt tot... |
|
Experimenteren en actief toetsen |
DOENER |
WAARNEMER |
Observeren en reflecteren |
TOEPASSER |
NADENKER |
||
... leidt tot... |
Vormen en formuleren van abstracte begrippen |
... leidt tot... |
Kolb onderscheidt vier leerstijlen en -fasen.
Deze vier leerfasen kunnen worden beschreven in termen van de volgende vaardigheden die bij die fasen horen:
Concreet ervaren ('feeling')
Waarnemen en reflecteren ('watching')
Abstracte begripsvorming ('thinking')
Actief experimenteren ('doing')
Leerstijl |
Eigenschappen |
Je leert het beste van... |
Doener
|
Je werkt doelgericht. Je kan je makkelijk aanpassen aan specifieke en concrete situaties. Je houdt van tastbare resultaten en van aanpakken.
|
|
Waarnemer
|
Je legt makkelijk verbanden en nadruk op concrete ervaringen. Je hebt een groot voorstellingsvermogen, goede verbeeldingskracht en fantasie waarmee je een concrete situatie vanuit verschillende uitgangspunten kunt bekijken. Je maakt gebruik van je creativiteit.
|
|
Denker
|
Je bent nauwkeurig en op zoek naar de logische samenhang tussen zaken. Je houdt van een abstracte en heldere benadering. Je probeert om vanuit theoretische modellen naar de werkelijkheid te redeneren. |
|
Toepasser
|
Je bent gericht op probleemoplossingen en je wordt graag geconfronteerd met problemen waar één juiste oplossing voor gezocht kan worden. Je werkt met voorkeur doelgericht en planmatig. |
|
Studiebegeleiding
Je studieadviseur kan altijd informatie en advies geven over de inrichting van je studie. Ook kan deze je doorverwijzen naar uitgebreidere begeleidingstrajecten of een specialist die meer tijd voor je heeft. Veel onderwijsinstellingen hebben ook studiebegeleiders en studieloopbaanbegeleiders in dienst. Hier kun je wat uitgebreider het gesprek mee aangaan als je studieproblemen hebt of je studiekeuze aan het heroverwegen bent.
Begeleidingstrajecten
Vaak kun je als student gratis of tegen een kleine betaling trainingen en workshops volgen om je te begeleiden bij het bestrijden van je studieproblemen. Het aanbod hierin varieert per instelling. Wat vaak aangeboden wordt is faalangsttraining, een workshop timemanagement, mindmapping en een afstudeergroep. Informeer bij je studieadviseur of op de website in de bijlage naar de mogelijkheden.
Studentenpsycholoog
Voor sommige problemen is individuele begeleiding de beste oplossing. De studentenpsycholoog kan je helpen door je persoonlijke of studieproblemen in één of meerdere gesprekken te bespreken en je gericht advies te geven om je problemen op te lossen.
Missie & Visie
Concept
CONTACT & BEREIKBAARHEID
Missie & Visie
Concept
JoHo zoekt medewerkers, op verschillend niveau, die willen meebouwen aan een betere wereld en aan een zichzelf vernieuwende organisatie
Vacatures en mogelijkheden voor vast werk en open sollicitaties
Vacatures en mogelijkheden voor tijdelijk werk en bijbanen
Vacatures en mogelijkheden voor stages en ervaringsplaatsen