- Wat is de maatschappelijke betekenis van verzekeringen?
- Welke burgerrechtelijke grondslagen bestaan er in de wet?
- Wat zijn de definitie en het karakter van de verzekering?
- Welke onderscheidingen zijn er bij verzekeringen?
- Welke tussenpersonen kent de wet?
- Wat is het aanvullend en dwingend recht?
- Wat is een herverzekering?
- Wat is de mededelingsplicht?
- Hoe zit het met de positie van de derde-belanghebbende (verzekering ten behoeve van een derde)?
- Welk bewijs kent de verzekering?
- Welke bijzonderheden omtrent de premie zijn er?
- Hoe kan je de overeenkomst opzeggen?
- Wat is de meldingsplicht bij risico verwezenlijking?
- Wat is de termijn voor verjaring?
Wat is de maatschappelijke betekenis van verzekeringen?
Verzekeringsrecht is al lang niet alleen maar gericht op handel, naast ondernemers verzekeren ook praktisch alle particulieren hun risico’s. Autobezitters zijn hiertoe zelfs wettelijk verplicht. Wel dient een van de partijen, de verzekeraar, een ondernemer te zijn.
Economisch is die massale risico-overdracht enkel mogelijk omdat er ook risicospreiding plaatsvindt. Risico’s worden allereerst over alle verzekerden die bij een verzekeraar zijn verzekerd, gespreid, omdat voor de risico’s zich voor de een wel en voor de ander niet zullen verwezenlijken. Daarnaast is er ook spreiding omdat hele grote risico’s over het algemeen niet door een, maar door meerdere verzekeraars gezamenlijk worden overgenomen, veelal op een polis. Tot slot dragen verzekeraars op zichzelf ook weer een gedeelte van hun risico over door herverzekeringscontracten af te sluiten, waarin zij op hun beurt als verzekerden optreden. Dit had vooral op de schadeverzekering betrekking.
Bij de levensverzekeringen en de varianten daarop (lijfrente, pensioenverzekering) is de overdracht en de spreiding van financiële risico’s minder prominent aanwezig. Hun maatschappelijke betekenis is gestoeld op een zeer omvangrijke sociale voorziening voor weduwen, wezen en bejaarden en daarnaast fungeren zij ook om spaartegoed te genereren.
Een eerste voorwaarde voor een financieel gezonde verzekeringsmaatschappij is een juiste premiebepaling. Hoe meer personen zich verzekeren tegen hetzelfde risico, hoe exacter de premie bepaalt kan worden met behulp van wiskundige methoden als statistiek en kansberekening. De tak van de verzekeringswetenschap die zich hiermee bezighoudt is de actuariële wetenschap, beoefend door actuarissen.
Het publiekrechtelijk toezicht op verzekeraars is geregeld in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Deze wet regelt het prudentieel toezicht (bewaken van de financiële soliditeit) en het gedragstoezicht (gericht op ordelijke en transparante financiële marktprocessen, zuivere verhoudingen tussen marktpartijen en zorgvuldige behandeling van klanten). De Nederlandsche Bank oefent het prudentieel toezicht uit en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) neemt het gedragstoezicht voor haar rekening. Er is een vergunning benodigd voor het uitoefenen van het verzekeringsbedrijf. De verzekeraars moeten aan hoge solvabiliteitseisen voldoen en, als ze in Nederland zijn gevestigd, een NV, onderlinge waarborgmaatschappij of Europese vennootschap bezitten.
Welke burgerrechtelijke grondslagen bestaan er in de wet?
De verzekeringsovereenkomst is een kansovereenkomst: de werking van de verbintenis is afhankelijk van een toekomstige onzekere gebeurtenis/een onzeker voorval of feitelijke gesteldheid. Het is een voorwaardelijke verbintenis (art. 6:21 en 22 BW).
Die onzekerheid kan bestaan het uit volgende:
-
Of de verzekeraar ooit een uitkering verschuldigd zal worden;
-
Wanneer dit het geval dan zal zijn;
-
Wat de hoogte is van een eventuele uitkering;
-
Wat de duur van de door de verzekeringnemer verschuldigde premiebetaling zal zijn.
De verzekeringsovereenkomst is geen spel en weddenschap. Hieruit ontstaat alleen een natuurlijke verbintenis, rechtens niet afdwingbaar, uit de verzekering volgt een gehele, civiele verbintenis. Bezien dient te worden wanneer er sprake is van spel en weddenschap en wanneer van verzekering.
De verzekerde heeft een buiten de overeenkomst gelegen belang bij de onzekere gebeurtenis, want hij heeft een belang dat de gebeurtenis zal uitblijven, omdat dit schade voor hem zou kunnen opleveren. Bij spel en weddenschap ontstaat het belang bij de onzekere gebeurtenis alleen door het sluiten van de overeenkomst zelf: denk bijvoorbeeld aan de verzekering, die afgesloten is door degene die een schip op een gevaarlijke reis uitzendt, met de weddenschap tussen twee buitenstaanders of het schip de plek van bestemming al dan niet zal bereiken.
Wat zijn de definitie en het karakter van de verzekering?
De verzekering is volgens art. 7:925 lid 1 BW: ‘een overeenkomst waarbij de ene partij, de verzekeraar, zich tegen het genot van premie jegens haar wederpartij, de verzekeringnemer, verbindt tot het doen van een of meer uitkeringen, en bij het sluiten der overeenkomst voor partijen geen zekerheid bestaat, dat, wanneer of tot welk bedrag enige uitkering moet worden gedaan, of ook hoe lang de overeengekomen premiebetaling zal uren. Zij is hetzij schadeverzekering, hetzij sommenverzekering’. Dit is dus van toepassing op de schade- en de somverzekering.
De term ‘verzekeringnemer’ impliceert dat bij het sluiten van de overeenkomst de wederpartij niet dezelfde persoon hoeft te zijn als degene aan wie de aanspraak op de verzekeringsuitkering is toebedacht.
De verzekeringsovereenkomst heeft een aantal kenmerken, blijkens art. 7:925 BW:
-
Bij de verzekeringsovereenkomst neemt de onzekerheid als element de hoofdplaats in: het is een kansovereenkomst;
-
De verzekeringsovereenkomst is een wederkerige overeenkomst, in de meeste gevallen gaat het om de voorwaardelijke verbintenis van de verzekeraar tegenover de onvoorwaardelijke verbintenis van de verzekeringnemer tot het betalen van de premie staat.
Er zijn echter ook nevenverbintenissen: zo is de verzekeraar verplicht om de polis af te geven (art. 7:932 BW) en de verzekeringnemer is verplicht tot voorkoming of vermindering van de schade (art. 7:957 BW).
De wederkerigheid is belangrijk voor de toepassing van art. 6:262 BW (opschorting en ontbinding): bij wanbetaling van de premie kan de verzekeraar de overeenkomst ontbinden of ontbinding aan de rechter verzoeken, deze artikelen zijn echter van aanvullend recht en veel polissen regelen dit anders, o.m. aldus dat als de premie 30 dagen na de vervaldag niet betaald is, de verzekering niet van kracht is op evenementen die daarna plaatsvinden, maar dat zij, wanneer de premie alsnog voldaan wordt, weer van kracht wordt voor de evenementen na die datum.
-
Het betalen van premie is ook een van de overeenkomsten van de verzekering, art. 7:925 BW;
-
Naast art. 7:925 BW zijn er nog twee kenmerken. De eerste is dat een verzekering een consensuele overeenkomst is: door wilsovereenstemming kan zij al tot stand komen, zonder enige vorm. De polis kent ook geen vormvoorschrift, maar is alleen een bewijsmiddel, zie art. 7:932 BW.
-
De verzekering heeft een bijzonder vertrouwenskarakter, omdat het vertrouwen tussen de partijen een grote rol speelt. De verzekerde moet er van de ene kant maar op vertrouwen dat de verzekeraar zich niet, als het evenement zich openbaart, met allerlei uitwegen aan zijn uitkeringsplicht zal onttrekken. Aan de andere kant moet de verzekeraar zowel bij het sluiten van de verzekering als na het plaatshebben van een evenement vaak afgaan op mededelingen van de verzekerde, hij kan lastig de juistheid van die mededelingen controleren.
De verzekeraar loopt 2 risico’s:
Moreel risico
Dit risico is gelegen in de persoon van de verzekerde, vooral in zijn eventuele minder goede eigenschappen. Het risico bestaat namelijk dat hij, vooral omdat hij nu toch verzekerd is, niet voldoende zorg zal besteden aan het voorkomen of afwentelen van het gevaar.Daarnaast kan hij de verzekeraar bedriegen. De verzekeraar moet vervolgens maar de onzorgvuldigheid of het bedrog bewijzen. Wat vaak lastig is, zodat hij het risico loopt door gebrek aan bewijs gehouden te zijn tot uitkering waartoe hij materieelrechtelijk niet verplicht was.
Materieel risico/contractuele risico
Het risico dat de verzekeraar loopt op basis van het contract zelf: de kans dat hij tot uitkering gehouden zal worden omdat het onzekere voorval plaats heeft gehad en ook aan de andere voorwaarden voor het ontstaan van de uitkeringsplicht is voldaan.
Welke onderscheidingen zijn er bij verzekeringen?
1. De schadeverzekering en de sommenverzekering
Schadeverzekering
Art. 7:944 BW geeft aan wat een schadeverzekering is: ‘de verzekering strekkende tot vergoeding van vermogensschade die de verzekerde zou kunnen lijden’. Bij deze verzekering wil de verzekeringnemer een vermogensbelang veilig stellen. Voor alle schadeverzekeringen geldt het schadevergoedings- of indemniteitsbeginsel.
Sommenverzekering
De sommenverzekering wordt in art. 7:964 BW omschreven als: ‘de verzekering waarbij het onverschillig is of en in hoeverre met de uitkering schade wordt vergoed. Zij is slechts toegelaten bij persoonsverzekering en bij verzekeringen welke daartoe bij algemene maatregel van bestuur, zo nodig binnen daarbij vast te stellen grenzen, zijn aangewezen’.
De persoonsverzekering is een verzekering die het leven of de gezondheid van een mens betreft (art. 7:925 lid 2 BW). Het voorbeeld van een sommenverzekering die daarnaast ook een personenverzekering is, is de levensverzekering: uitkering wordt gedaan aan de ‘begunstigde’, ook al lijdt deze door het overlijden geen vermogensschade. Een regenverzekering is een voorbeeld van een sommenverzekering die niet tevens een personenverzekering is.
De ziekte-, ongevallen-, en invaliditeitsverzekeringen vallen ook allemaal onder de noemer sommenverzekering, aangezien men daarbij ook vaste uitkeringen bedingt. Het verschil tussen die verzekeringen met de levensverzekering is dat zij bijna altijd de strekking hebben om schade te vergoeden, al is deze dan van tevoren gefixeerd. Deze verzekeringen hebben daarom een ‘gemengd karakter’. Het is niet altijd eenvoudig te bezien of er sprake is van een schadeverzekering of een sommenverzekering. Zie met betrekking tot een arbeidsongeschiktheidsverzekering het arrest van HR 3 oktober 2008, NJ 2009, 80, Achmea/Cobussen.
Gewone of premieverzekering en onderlinge verzekering
De verschillende aard van de rechtspersoon die als verzekeraar optreedt en, in verband daarmee, de verschillende manier waarop het verzekeringsbedrijf uitgeoefend wordt maakt het verschil tussen deze 2 manieren van verzekeren.
Onderlinge verzekering
De verzekeraar is een onderlinge waarborgmaatschappij (een vereniging die zich op grond van haar statuten ten doel stelt met haar leden verzekeringsovereenkomsten te sluiten in het verzekeringsbedrijf dat zij te dien einde ten behoeve van haar leden uitoefent). De verzekeringnemer wordt dan naast verzekeringnemer ook lid van de vereniging (in de statuten kan wel bepaald worden dat de derde wel verzekeringnemer maar geen lid wordt, maar dat mag niet in zodanige mate gebeuren dat de verzekeringsovereenkomsten met de leden slechts van ondergeschikte betekenis worden).
Het onderlinge verzekeren heeft ten doel om onderling de risico’s te spreiden. De leden verzekeren als het ware elkaar door met periodieke bijdragen het kapitaal bijeen te brengen waaruit de uitkeringen worden voldaan. Hierbij is een wisselende premie mogelijk in de zin van artikel 7:925 BW.
De gewone verzekering
Hier wordt het kapitaal door de leden (aandeelhouders) bijeengebracht, maar dit staat naast de door de verzekerden bijeengebrachte premies en de aandeelhouders hoeven ook geen verzekerden te zijn. Het doel is - in tegenstelling van de onderlinge verzekering (waar het doel onderlinge risicoverdeling is) – winst.
Al dan niet ter beurze gesloten
Er is een verzekeringsbeurs in Rotterdam en Amsterdam, die een dag in de week wordt gebruikt als ontmoetingsplaats voor makelaars en assuradeuren. Er worden daar contracten getekend en schaden besproken. Maar dit gebeurt toch vooral via moderne communicatiemiddelen, zoals internet. Dat een verzekering ter beurze wordt gesloten, geeft in principe aan de overeenkomst geen bijzonder rechtskarakter mee. Er zijn echter wel een paar feitelijke bijzonderheden:
-
De verzekeringen worden alleen gesloten op basis van gedeponeerde standaardvoorwaarden, vastgesteld door de georganiseerde verzekeraars en makelaars;
-
De verzekeringen ter beurze komen bijna alleen via tussenpersonen (makelaars) tot stand;
-
Ter beurze tekenen vaak verschillende verzekeraars op één polis: zij worden daartoe door de makelaars namens de aspirant verzekerden benaderd.
Men spreekt van beurspolissen en makelaarspolissen tegenover maatschappijpolissen en beursbedrijf tegenover ‘provinciaal’ bedrijf: een onderscheiding van de manier van uitoefening van het schadeverzekeringsbedrijf.
Levensverzekeringen worden enkel op maatschappijpolis gesloten.
Welke tussenpersonen kent de wet?
Verzekeraars kunnen verzekeringen afsluiten zonder dat daarbij zelfstandige assurantietussenpersonen een rol hebben. Dit zijn de ‘direct writers’. Maar heel vaak treden allerlei (assurantie)tussenpersonen op bij het sluiten van de verzekeringen en ook bij verrichtingen als premie-incasso, schade aanmelding en schade afwikkeling.
Hier zijn verschillende vormen van. Telkens dient bezien te worden of een verzekeringstussenpersoon bij een bepaalde handeling alleen heeft bemiddeld, dan wel (tevens) heeft vertegenwoordigd zie artikel 62 WvK. Daarnaast moet uitgezocht worden voor welke partij hij dit heeft gedaan en (in verband daarmee) in hoeverre zijn wetenschap van bepaalde feiten (bijvoorbeeld een niet gemelde ziekte) of een door hem gemaakte fout aan een partij moet worden toegerekend.
Een overzicht van de belangrijkste categorieën:
-
Loondienstagenten
Zijn in dienst bij de verzekeringsmaatschappij. De rechtsverhouding wordt beheerst door een bijzondere vorm van de arbeidsovereenkomst, de overeenkomst van handelsvertegenwoordiging. Deze overeenkomst is gesloten tussen de loondienstagent en de verzekeringsmaatschappij (art. 7:687 e.v. BW).
-
Inspecteurs
Zijn in dienst bij de verzekeringsmaatschappij. Leiden (een deel van) haar agentenorganisatie, treden zelf ook op als loondienstagent en controleren de verstrekte opgaven van de aspirant-verzekerde, inspecteren de te verzekeren objecten en begroten de schade.
-
Handelsagenten (of: gebonden agenten)
Hebben zich verbonden om via een agentuurovereenkomst jegens een bepaalde maatschappij bij de totstandkoming van verzekeringsovereenkomsten te bemiddelen en op naam van die maatschappij verzekeringsovereenkomsten te sluiten.
Boek 7 is niet van toepassing op de agentuurovereenkomst (art. 7:428 lid 2 BW), ze vallen onder de Wft. De regels inzake de bemiddelingsovereenkomst, de opdracht in het algemeen en lastgeving (artt. 7:400, 7:425 en 7:414 BW) zijn wel van toepassing. Deze komen veel minder voor dan vroeger.
-
Vrije of zelfstandige verzekeringstussenpersoon of –agenten
Verbinden zich niet aan een bepaalde maatschappij en hebben daarom de vrijheid om hun klanten ((aspirant)-verzekerden) te adviseren over de verzekeraar en de verzekeringsvormen. De tussenpersoon heeft geen verplichting tot bemiddeling ten opzichte van de verzekeraar, dus het is geen vorm van opdracht.
Alleen bij uitzondering heeft een vrije tussenpersoon een volmacht van verzekeraars om namens hen verzekeringen te sluiten, dit is een ‘gevolmachtigd agent’. Ten opzichte van de eigenlijke klanten van de zelfstandige tussenpersoon (de (aspirant-) verzekerden) heeft hij geen bemiddelingsovereenkomst in de zin van art. 7:425 BW, want de klant is geen loon verschuldigd, omdat de verzekeraar aan de tussenpersoon provisie betaald. Het is ook geen lastgeving, omdat de tussenpersoon zich niet verbindt tot het sluiten van de verzekering. Daarom is de overeenkomst met de klant een overeenkomst van opdracht (art 7:400 lid 1 BW) waar alleen de algemene bepalingen van de opdrachttitel van toepassing zijn, met uitzondering van art. 7:405 BW inzake loon.
-
Makelaars in assurantiën
De beëdiging en titelbescherming van de makelaars is afgeschaft om een gelijk speelveld voor alle dienstverleners op deze markt te creëren. Art. 62 WvK spreekt daarom niet langer van ‘makelaar’ maar in het algemeen van ‘tussenpersoon’. De overeenkomst tussen makelaar en de opdrachtgever is een overeenkomst van lastgeving (art. 7:414 BW)
Op tussenpersonen die de verzekeringnemer bijstaan rust een tamelijk zware zorgplicht, dus ze moeten zich actief opstellen. Dit blijkt uit de rechtspraak.
Wat is het aanvullend en dwingend recht?
In Titel 17 van boek 7 vindt je vaak dat in een afzonderlijk artikel aan het eind van een reeks samenhangende artikelen verboden om van de voorafgaande artikelen af te wijken. Dit is gedaan ter bescherming van de consument. Er zijn dus veel dwingendrechtelijke bepalingen. Dit verbod kent 3 varianten:
-
Afwijking is in het geheel niet toegestaan;
-
Afwijking is niet toegestaan ten nadele van de verzekeringnemer/uitkering gerechtigde;
-
Afwijking is niet toegestaan ten nadele van de verzekeringnemer/uitkering gerechtigde, voor zover deze een consument is.
Zeeverzekeringen worden vaak gesloten met algehele toepasselijkheidsverklaring van het Engelse verzekeringsrecht. Dit wordt gedaan omdat veel buitenlandse maatschappijen hierbij als medeverzekeraar optreden. Dit berust op het Nederlandse internationale privaatrecht beginsel dat er vrijheid is van rechtskeuze.
In een paar bijzondere wetten wordt bepaalde personen verplicht om als verzekerde een verzekering te sluiten. Het gaat daarbij meestal om een aansprakelijkheidsverzekering: een verzekering waarbij de verzekerde zich verzekert tegen schade die hij kan lijden doordat hij wettelijk of contractueel jegens derden aansprakelijk wordt. Voorbeelden zijn bijvoorbeeld: de Wet aansprakelijkheidsverzekering Motorrijtuigen (WAM) en de Wet aansprakelijkheid kernongevallen. Vaak zijn er ook bepalingen over de inhoud van de te sluiten verzekering, bijvoorbeeld de hoogte.
Wat is een herverzekering?
Wil een verzekeraar bepaalde door hem verzekerde risico’s niet of niet geheel dragen, dan kan hij deze weer verzekeren bij een ander, de herverzekeraar. Art. 7:927 regelt dat de bepalingen van Titel 17 niet van toepassing zijn op de herverzekering. Dit wordt door de wetgever gerechtvaardigd omdat contracten vaak internationaal zijn en er gelijkwaardige partijen tegenover elkaar staan.
Wat is de mededelingsplicht?
De wettelijke regeling van de mededelingsplicht regelt als sanctie op schending van de mededelingsplicht niet langer de vernietigbaarheid van de verzekeringsovereenkomst zoals het oude art. 251 WVK deed. Van art. 6:228 BW wordt afgeweken (algemene dwaling). Er is nu een genuanceerder sanctiepakket:
-
Art. 7:928 en 7:929 BW regelt met betrekking tot de overeenkomst, dat de verzekeraar deze in 2 gevallen kan opzeggen:
-
Als de verzekeringnemer gehandeld heeft met het opzet hem te misleiden, en;
-
De verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken in het geheel geen overeenkomst zou hebben gesloten
-
-
Art. 7:930 BW regelt met betrekking tot het recht op uitkering dat in deze gevallen, de verzekeraar niet hoeft uit te keren.
Wat gebeurt er met het recht op uitkering als de verzekeraar bij kennis van de werkelijke stand van zaken een hogere premie zou hebben bedongen of een lagere verzekerde som overeen zou zijn gekomen? Volgens art. 7:930 lid 3 wordt de uitkering verminderd naar evenredigheid van hetgeen meer of de verzekerde som minder zou bedragen, het proportionaliteitsbeginsel. Wat gebeurt er met het recht op uitkering als de verzekeraar bij kennis van de ware stand van zaken andere voorwaarden zou hebben bedongen? De wettelijke fictie wordt aangenomen dat deze voorwaarden in de overeenkomst zijn opgenomen (art. 7:930 lid 3 BW). Daarnaast geldt het tweede lid: ‘de bedongen uitkering geschiedt onverkort, indien de niet of onjuist meegedeelde feiten van geen belang zijn voor het risico, zoals zich dit heeft verwezenlijkt’. Geldt de proportionaliteit, causaliteit en wettelijke fictie ook als de verzekerde het opzet heeft gehad om de verzekeraar te misleiden? Nee, de verzekeraar is dan geen uitkering verschuldigd (art. 7:930 lid 5 BW).
De mededelingsplicht voor de aspirant-verzekerde vloeit vanuit dogmatisch oogpunt niet voort uit de verzekeringsovereenkomst, omdat die op dat tijdstip nog niet gesloten is.
De plicht vloeit voort uit de redelijkheid en billijkheid, die de al voor de totstandkoming tussen partijen bestaande rechtsverhouding beheerst. De plicht geldt ook alleen bij het sluiten van een nieuwe verzekering. Dus niet als het alleen om een voortzetting gaat.
Het is soms lastig te bezien of er sprake is van voortzetting of een nieuwe verzekering. Als de verzekeraar nieuwe informatie wil, moet hij daarnaar vragen. Komt hij niet met een nieuwe vragenlijst, stelt hij ook geen vragen en maakt hij voor het overige ook niet duidelijk dat het hier om een nieuwe overeenkomst gaat, zal van een nieuwe overeenkomst in zeer veel gevallen geen sprake zijn. Foute mededelingen over zowel het morele als het materiele risico vallen binnen het bereik van de mededelingsplicht.
Hoe zit het met de positie van de derde-belanghebbende (verzekering ten behoeve van een derde)?
Als een aspirant-verzekeringnemer op zijn eigen naam een verzekering wil laten sluiten ten behoeve van bekende derden zal de verzekeraar ook geïnteresseerd zijn in de achtergronden van die derden en de mededelingsplicht strekt zich ook tot hen uit (art. 7:928 lid 2). Voor de persoonsverzekering geldt een afzonderlijke regeling in dit verband (art. 7:928 lid 2 en lid 3 BW).
Verzekeraarsdwaling is over de gehele linie uitgesloten, gelet op het dwingendrechtelijke art. 7:931 BW. Daarnaast regelt art. 7:943 lid 3 BW dat van de artt. 7:928 – 7:930 BW niet ten nadele van de consument kan worden afgeweken, enkel ten voordele.
Vereisten voor toepassing van de mededelingsregeling
1. Het relevantievereiste
Art. 7:928 lid 1 BW bepaalt op welke feiten de mededelingsplicht van de verzekeringnemer betrekking heeft: ‘alle feiten (…) waarvan (…) de beslissing van de verzekeraar of, en zo ja, op welke voorwaarden, hij de verzekering zal willen sluiten, afhangt of kan afhangen’.
Het gaat hier in eerste instantie om feiten die relevant zijn voor het contractuele risico, maar het gaat ook om feiten die relevant zijn voor het morele risico. Denk daarbij vooral aan het risico dat de verzekerde het lot een handje zal helpen of zelfs een onder de verzekering vallend evenement zal fingeren. Het morele risico wordt afgemeten aan het strafrechtelijk verleden. Maar valt hier ook een sepot, schikking of vrijspraak onder? En tot hoever terug in het verleden ging het strafrechtelijke verleden?
Art. 7:928 lid 5 regelt een mededelingsplicht van het strafrechtelijk verleden van de verzekeringnemer of dat van derden voor zover feiten zijn voorgevallen binnen de acht jaren vooraf na het sluiten van de verzekering. Wil de verzekeraar ook informatie over sepots, schikkingen en vrijspraken, dan moet hij hier gericht en duidelijk naar vragen.
Hoe dient het relevantievereiste benaderd te worden? Het gaat om het criterium van de redelijk handelende verzekeraar (arrest Hotel Wilhelmina). Het vereiste van kenbaarheid voor de verzekeringnemer steekt er een stokje voor dat de verzekeraar het relevantievereiste tevens invult met zijn eigen specifieke, afwijkende en voor de verzekeringnemer niet kenbare criteria.
2. Het kennisvereiste
Het kennisvereiste omvat ook datgene wat de verzekeringnemer ‘behoorde’ te kennen (art. 7:928 lid 1 BW). Er kan alleen van hem gevergd worden dat hij aan deze plicht voldoet, als het gaat om feiten en gebeurtenissen die hij kent of behoort te kennen. Voor andere feiten en omstandigheden draagt de verzekeraar het risico. Welke feiten behoort een verzekeringnemer te kennen? Uitgegaan moet worden van een behoorlijk en zorgvuldig verzekeringnemer, waarbij alle omstandigheden van het geval moeten worden meegewogen.
3. Het kenbaarheidsvereiste
Bij het sluiten van de verzekering dient het voor de verzekeringnemer kenbaar te zijn wat voor de verzekeraar relevant is (art. 7:928 lid 1 BW). De vragenlijst van de verzekeraar zal duidelijk maken wat voor de verzekeraar relevant is. Daarbij mag de verzekeringnemer een hem door de verzekeraar voorgelegde vraag opvatten naar de zin die de verzekeringnemer daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mag toekennen (arrest Aegon/BMA).
Als er een vragenlijst gehanteerd wordt, wordt het kenbaarheidsvereiste geheel beheerst door die lijst. Dit betekent dat de verzekeringnemer zich dus niet af hoeft te vragen of er nog iets is wat hij spontaan moet mededelen, omdat hij weet of behoort te weten dat het relevant is voor de verzekeraar, met uitzondering het opzet de verzekeraar te misleiden (art. 7:928 lid 6 BW).
4. Het verschoonbaarheidsvereiste
De dwaling van de verzekeraar dient verschoonbaar te zijn, aldus art. 7:928 lid 4 BW. Een beroep op schending van de mededelingsplicht betreffende bepaalde feiten kan niet slagen als de verzekeraar die feiten bij het sluiten van de overeenkomst kende of behoorde te kennen. Dit is het geval met feiten van algemene bekendheid, of aan elke verzekeraar in een bepaalde branche bekend behoren te zijn. Ook kan dit met betrekking tot andere feiten die voor de verzekeraar relevant bij een concrete verzekering zijn, het geval zijn. Hierbij is van belang dat degene die een overeenkomst overweegt aan te gaan, een onderzoeksplicht heeft (arrest Baris/Riezenkamp).
Dit arrest leert, in samenhang met art. 7:928 lid 4 BW, zie ook artikel 6:228 lid 2 BW, dat als vragen niet of onvoldoende zijn beantwoord of als aan de juistheid van het antwoord behoort te worden getwijfeld, en wanneer spontaan gedane mededelingen vragen behoren op te roepen, de verzekeraar op straffen van juridisch nadeel verplicht is om zich nader te informeren of het te onderzoeken. Daarnaast geldt ook dat als hij een onderzoek heeft ingesteld, niet kan aanvoeren dat feiten niet zijn medegedeeld die hij gemakkelijk had kunnen achterhalen.
Welk bewijs kent de verzekering?
1. De polis (art. 7:932 BW)
De polis is een onderhandse akte die tot bewijs dient (art. 156 lid 1 Rv). Art. 7:932 legt een verplichting aan de verzekeraar op om zo spoedig mogelijk na het sluiten van de overeenkomst een polis af te geven waarin de overeenkomst is vastgelegd. Dit betekent niet dat de gangbare praktijk waarbij een gedeelte van de overeenkomst in de polis wordt weergegeven en een ander deel in de algemene voorwaarden, in strijd is met de wet. De bescherming van de algemene voorwaarden voor de consument strekt zich niet uit tot de bepalingen die naar objectieve maatstaven als de kern van de overeengekomen verplichtingen kunnen worden beschouwd, artikel 6:231 e.v. BW.
Wat tot de kernbedingen behoort is niet makkelijk te onderscheiden. De uitzondering van kernbedingen moet zo beperkt mogelijk worden opgevat, meestal als de essentialia die nodig zijn voor de bepaalbaarheid van de verbintenissen (arrest Assoud/SNS). Recente wetsgeschiedenis leert dat de bedingen die de dekking omschrijven doorgaans als kernbedingen zijn aan te merken. De richtlijn 93/19/EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten biedt enige houvast, het spreekt over: ‘bedingen die het verzekerde risico en de verbintenis van de verzekeraar duidelijk omschrijven of afbakenen (…) wanneer deze beperkingen in aanmerking worden genomen bij de berekening van de dor de consument betaalde premie’. Conclusie: is het een kernbeding of niet, moet uitgemaakt worden na weging van alle omstandigheden van het geval.
De verzekeringnemer is voor het bewijs van de overeenkomst niet gebonden aan de polis. Hij is vrij in dat bewijs, hetzelfde geldt voor de verzekeraar. Een derde kan tevens kennis nemen van een tussen anderen gesloten verzekeringsovereenkomst.
Art. 7:943 BW bepaalt dat van art. 7:932 BW niet mag worden afgeweken. Er zijn ook mogelijkheden voor een elektrische polis onderzocht, maar art. 3:15a en 6:227a BW geven de mogelijkheid nog niet.
2. Mededelingen van de verzekeraar: schriftelijk (art. 7:933 BW)
In afwijking van art. 3:37 (mededelingen kunnen in iedere vorm geschieden), eist art. 7:933 BW dat alle mededelingen waartoe de bepalingen van Titel 17 of de overeenkomst de verzekeraar aanleiding geven, schriftelijk gebeuren.
De verzekeraar dient volgens de Hoge Raad te bewijzen dat de mededeling de geadresseerde (op tijd) bereikt heeft, ook als de mededeling aangetekend is verzonden. Uit het bovenstaande artikel blijkt ook dat de verzekeraar zich bij verzending mag houden aan de laatste hem bekende woonplaats van geadresseerde. Dit kan problemen opleveren, als geadresseerde stelt dat hij weliswaar geen verhuisbericht aan de verzekeraar heeft gezonden, maar deze het nieuw adres via andere informatiekanalen had moeten kennen. Ook hier rust de bewijslast dat de geadresseerde een schriftelijk mededeling (tijdig) heeft gekregen, op de afzender.
Wordt een mededeling door de verzekeraar per e-mail verzonden, is dit geen schriftelijke mededeling als bedoeld in art. 7:933 lid 1 BW. Het tweede lid bepaalt dat bij AMvB van deze eis kan worden afgeweken en heeft zo verzending van mededelingen langs elektronische weg mogelijk gemaakt. Dit is vervolgens bij KB gebeurd (8 februari 2008, Stb. 2008, 45). Per e-mail kunnen nu mededelingen verzonden worden, als aan bepaalde dwingendrechtelijke voorwaarden is voldaan:
-
Uitdrukkelijke instemming geadresseerde (hij kan deze te allen tijde herroepen)
-
Is de ontvangst niet aan de verzekeraar bevestigd dan geacht niet de geadresseerde te hebben bereikt
Welke bijzonderheden omtrent de premie zijn er?
Wie dient er premie te voldoen? In principe alleen de verzekeringnemer, maar de polis kan anderen aanwijzen en daarnaast volgt soms uit de wet dat een ander premieplichtig is zoals artikel 7:948 lid 3 BW. Bij verzekering t.b.v. een derde blijft de verzekeringnemer de enige premieplichtige.
De aanmaningsvoorwaarde van art. 7:934 BW wordt vaak door verzekeraars veronachtzaamd. De meeste polissen regelen een respijttermijn en regelen dat de premie dient te worden voldaan uiterlijk op de 30e dag nadat deze verschuldigd is. Deze laatste dag geldt dus als vervaldag. Het artikel regelt dat het niet nakomen van de betalingsverplichting van de vervolgpremie (de premie die verschuldigd is nadat de eerste premie is voldaan) eerst tot beëindiging of schorsing van de overeenkomst of de dekking kan leiden, nadat de schuldenaar na de vervaldag, onder vermelding van de gevolgen van het uitblijven van de betaling vruchteloos is aangemaand tot betaling binnen 14 dagen. Verzekeraars kunnen niet rechtsgeldig aan de premiewanbetaling automatisch schorsing of beëindiging van de dekking verbinden. De aanmaning moet na de vervaldag gebeuren en dit houdt in dat de verzekeringnemer, die al de vervolgpremienota heeft ontvangen, voor de tweede keer wordt herinnerd aan zijn verplichting de premie te betalen. Wordt niet binnen de 14 dagen termijn betaald, is schorsing van de dekking het gevolg. Betaling na die 14 dagen doet de dekking herleven, maar niet terugwerkende kracht.
Van art. 7:934 BW kan niet ten nadele van de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde worden afgeweken als de verzekeringsnemer een consument is (art. 7:943 lid 3 BW).
Rol van de tussenpersoon bij premiebetaling
In de praktijk is het gebruikelijk dat de tussenpersoon voor de verzekeraar het incasso van de premies in handen heeft. Art. 7:936 bevat het delcredere beding: dit beding regelt dat de tussenpersoon jegens de verzekeraar de premieschuld van de verzekeringnemer overneemt.
Doorgaans wordt de tussenpersoon voor de verschuldigde premie in de rekening-courantverhouding met de verzekeraar gedebiteerd. Is dit gebeurd of heeft de tussenpersoon de premie op een andere manier voldaan, dan is de verzekeringnemer gekweten en heeft de tussenpersoon het recht om de premie op de verzekeringnemer te verhalen. Dit kan gebeuren door storting van het bedrag door de verzekeringnemer, maar ook een andere manier kan. Volgens het tweede lid is een verzekeraar die een uitkering doet desverlangd verplicht daarvan het door de tussenpersoon betaalde premiebedrag af te houden en dit aan de tussenpersoon toe te kennen, waarbij deze laatste het door het betaalde premiebedrag kan verrekenen met de verzekeringnemer.
Het gevolg van het delcredere beding is dat de tussenpersoon het risico van insolventie van de verzekeringnemer op zich neemt, en niet de verzekeraar. Het beding is aantrekkelijk voor tussenpersonen omdat hij grote bedragen aan uitkeringen onder zich krijgt waarvan hij de rente kan trekken en hij kan tevens op een goede manier de belangen van zijn klanten behartigen door deze constructie. Art. 7:943 BW regelt dat niet mag worden afgeweken van art. 7:936 BW.
Een bescherming is te vinden in art. 7:937 BW: heeft de verzekeraar de uitkering aan de tussenpersoon voldaan, dan heeft hij nog steeds niet bevrijdend betaald. Dit is pas het geval als de tussenpersoon aan de verzekeringnemer heeft voldaan. Het kan wel zo zijn dat de tussenpersoon het uitkeringsbedrag verrekend heeft met een vordering die hij op de betreffende uitkeringsgerechtigde had, zo regelt lid 2. Van dit artikel kan niet ten nadele van de verzekeringnemer of de uitkeringsgerechtigde afgeweken worden (art. 7: 943 BW).
Premierestorno
De verzekeraar heeft geen recht op premie voor zover geen risico is gelopen (art. 7:938 & 7:939 BW) (bijv. als het verzekerde goederen voor een reis zijn verzekerd maar niet worden verzonden). Dit ziet niet alleen op de verzekeraar, maar ook op de uitkeringsgerechtigde. Is een gebouw verzekerd onder de voorwaarde dat bepaalde blusmiddelen aanwezig zijn en hieraan is niet voldaan, dan is wel risico gelopen, zij het niet door de verzekeraar. Blijkt de premie zonder rechtsgrond te zijn betaald, dan kan zij op grond van onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW) worden teruggevorderd. De verzekeraar heeft daarbij wel recht op een billijke vergoeding van te zijnen laste gekomen kosten (provisie en administratiekosten). Van art. 7:939 BW kan niet afgeweken worden (art. 7:943 BW).
Hoe kan je de overeenkomst opzeggen?
Art. 7:940 lid 1 BW regelt een opzegtermijn voor de verzekeringnemer op 2 maanden en verbiedt een langere opzegtermijn. Een kortere opzegtermijn kan wel overeengekomen worden als dat de verzekeringnemer of de uitkeringsgerechtigde tot voordeel strekt (art. 7:943 lid 2 BW). De termijn van 2 maanden geldt ook voor de verzekeraar, zodat een beding dat hem een kortere opzegtermijn regelt, ongeldig is.
Is een overeenkomst uitdrukkelijk overeengekomen voor 7 jaar, dan hebben na 5 jaar zowel de verzekeringnemer als de verzekeraar de wettelijke bevoegdheid om de overeenkomst op te zeggen, gelet op de wettelijk vastgestelde maximum duur van 5 jaar (art. 7:940 lid 2 BW). Gaat het om een persoonsverzekering, dan heeft de verzekeraar deze bevoegdheid niet.
De regeling omtrent opzegtermijnen heeft 2 uitzonderingen (lid 3):
-
Opzet om te misleiden door één partij dan heeft de ander de mogelijkheid om direct op te zeggen
-
7 dagen i.p.v. 2 maanden tussentijds opzegtermijn op de transportverzekeringenmarkt
Met deze tussentijdse opzegging dient de verzekeraar wel terughoudend te zijn: hij dient vooraf na te gaan of geen andere, minder ver gaande maatregelen mogelijk zijn. De Tuchtraad assurantiën is het in dat verband van oordeel dat aan een dergelijke opzegging door de verzekeraar eerst een waarschuwing vooraf moet gaan.
Daarnaast art. 7:940 lid 4 BW: heeft de verzekeraar bedongen dat hij de overeenkomst tussentijds mag wijzigen en doet hij dat vervolgens ten nadele van de verzekeringnemer, dan mag deze de verzekering opzeggen. Denk hierbij vooral aan ‘en bloc clausules’: clausules die de verzekeraar de bevoegdheid geven om eenzijdig in 1 klap alle bij hem afgesloten verzekeringen in een bepaalde branche te veranderen.
Wat is de meldingsplicht bij risico verwezenlijking?
Verwezenlijkt het risico zich, dan dienen zowel de verzekeringnemer als de uitkeringsgerechtigde de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen die van belang zijn om de uitkeringsplicht te beoordelen (art. 7:941 lid 1 BW). De sanctie op niet tijdig voldoen aan de meldingsplicht is schadevergoeding en polissen bepalen vaak ook verval van de uitkering als sanctie. Verval kan slechts ingeroepen worden als de verzekeraar daardoor ‘in een redelijk belang is geschaad’, wat door de verzekeraar bewezen moet worden. Als de omvang van de beweerde schade door de te late melding niet meer vastgesteld kan worden, is sprake van ‘in een redelijk belang geschaad’ arrest Rechtsbijstandverzekering van HR 2014. Tenzij de meldingsplichtige stelt (en zo nodig bewijst) dat de omvang van de schade nog wel vastgesteld kan worden. Het belang van de verzekeringsnemers en uitkeringsgerechtigden nopen dat deze sanctie afhankelijk van omstandigheden buiten toepassing dient te blijven of moet worden verzacht. Verzachting kan door gedeeltelijke uitkering. Bij opzet tot misleiding zal alleen in bijzondere omstandigheden kunnen worden aangenomen dat het (gehele) verval van uitkering niet gerechtvaardigd is. Arrest x/Aegon.
Art. 7:943 BW: van lid 1, 2, 4 en 5 van art. 7:491 BW wordt niet ten nadelen van de verzekeringnemer of uitkering gerechtigde afgeweken.
Wat is de termijn voor verjaring?
Art. 7:942 BW regelt de bijzondere verjaringsregels voor verzekeringen en daarnaast zijn er ook nog de artt. 7:985 BW (levensverzekering) en 10 WAM. Art. 7:942 regelt een verjaringstermijn van 3 jaren, waarvan niet kan worden afgeweken ten nadele van de verzekeringnemer/uitkeringsgerechtigde (in tegenstelling tot art. 3:307 BW). Ook vangt de verjaring aan de dag volgend op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid van zijn vordering bekend is geworden. Dit is ook gunstiger t.o.v. 3:307 BW. Wordt er gestuit, dan volgt (merkwaardigerwijs) een verjaringloos tijdperk (zie lid 2). Bij afwijzing verjaard de rechtsvordering door verloop van 6 jaren (lid 3).
Bron: Hoofdzaken Verzekeringsrecht - Wery & Mendel
Relaties
- Wat betekent verzekerd zijn en wat is nou echt een verzekering?
- Wie is de verzekerde, wie zijn de medeverzekerden, en wie is de verzekeringnemer van een verzekering?
- Hoe kan je de voorwaarden van een verzekering of de mails van verzekeraar beter lezen en begrijpen?
- Wat is een basiszorgverzekering, aanvullende verzekering, eigen bijdrage, planbare zorg, WLZ of bijvoorbeeld zorgtoeslag?
- Wanneer zijn bestaande aandoeningen wel en niet gedekt bij reisverzekeringen en internationale ziektekostenverzekeringen?
- Hoe zijn verzekeringen bij wet geregeld?
- Wat wordt er geregeld via het verzekeringsrecht?
- 1 van 2
- volgende ›
Chapters
Teksten & Informatie
JoHo 'chapter 'pagina
Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?
- JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp
Crossroad: volgen
- Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website
Crossroad: kiezen
- Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.
Footprints: bewaren
- Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
- Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.
Aanmelden
- Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.
Aanmelding: checken
- Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee
Prints: maken
- Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.