Hoe zit een goede juridische argumentatie in elkaar?


Als je argumenteert, probeer je de juistheid van je uitspraak aan te tonen door deze door middel van argumentatie te onderbouwen. Denk bijvoorbeeld aan een advocaat die de rechtbank ervan probeert te overtuigen dat zijn cliënt onschuldig is. Juristen hebben deze vaardigheid nodig; zij moeten verbanden leggen tussen verschillende beweringen.

Argumenteren is een vaardigheid die niet makkelijk te trainen valt. Allereerst zal informatie worden gegeven over het specifieke karakter van juridisch argumenteren en er zal een uitleg worden gegeven over begrippen die gehanteerd worden. Vervolgens worden aanwijzingen gegeven die kunnen helpen bij het analyseren van argumentaties, zodat u verschillende typen redeneringen kunt herkennen. Daarnaast volgen enkele tips voor het zelf opzetten van een argumentatie. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een aantal kritische vragen.

Juridisch argumenteren - wat is het belang?

Meningsverschillen

Men wordt geconfronteerd met onbevredigende situaties in het dagelijks leven, zoals onbegrepen verschijnselen, conflicterende standpunten of onwetendheid betreffende hoe te handelen. Over de beste oplossing bestaan vaak meningsverschillen. Dit kan zich voordoen in de vorm van twijfel van de ene partij aan de beweringen van een andere partij, maar ook in het naar voren brengen van standpunten die lijnrecht tegenover elkaar staan. Meningsverschillen worden opgelost met afzoenen, geweld, en argumenteren. Zowel afzoenen als geweld zijn geen geliefde opties om meningsverschillen op te lossen. Argumentatie is de beste optie hiervoor; men onderbouwt en motiveert zijn antwoorden, standpunten en oplossingen.

Publieksgerichte activiteit

Een standpunt bepleiten wordt gezien als publieksgerichte activiteit, omdat er altijd iemand is die overtuigd moet worden. Deze persoon is de publieksinstantie, deze is belangrijk en men kan alleen overtuigend argumenteren als rekening wordt gehouden met het kennisniveau, de opvattingen en vooroordelen van het publiek. Argumentatie die overtuigend is voor vakgenoten treft doel.

De leer van argumentatie

Men moet goede argumenten aanvoeren om te kunnen overtuigen. Hiervoor moet men eerst wel argumenten kunnen vinden, deze moeten ook goed zijn. Om instrumenten te ontwikkelen die kunnen helpen bij deze beoordeling is de argumentatieleer ontstaan. Dit is omvangrijk en minutieus, opdat onderscheid gemaakt kan worden tussen allerlei kleine nuances. Dit maakt de toepassing echter moeilijk in de praktijk. Derhalve wordt in dit hoofdstuk een eenvoudiger model gepresenteerd, wat makkelijker te hanteren is in de praktijk.

Waaruit bestaat een argumentatie?

Een argumentatie bestaat uit een standpunt/conclusie (S), een argument (A) en een verbindende uitspraak (VU). Een voorbeeld hierbij is een overeenkomst die tot stand komt: Er is een overeenkomst tot stand gekomen tussen Ali en Sara (S), want het aanbod van Ali is aanvaard door Sara (A) en door aanvaarding van een aanbod komt een overeenkomst tot stand (VU).

Standpunt

Een standpunt is iedere uitspraak of bewering waarin een antwoord, verklaring, oordeel of oplossing wordt gegeven. Ook de term conclusie gebruiken we in deze theorie. Dit is de verzamelterm voor iedere uitkomst van een redenering, ongeacht of het gaat over het antwoord op een vraag, een verklaring voor een verschijnsel, een oordeel in een meningsverschil of een oplossing in de vorm van een voorschrift of advies. Er wordt dus een ruime betekenis aan de term standpunt/conclusie gegeven. Het is een juridische uitkomst.

Een standpunt an sich is een aanvechtbare uitspraak. Om het publiek te overtuigen moeten beweringen worden aangevoerd die het standpunt kunnen onderbouwen. Standpunten kunnen ook aanvechtbaar zijn; er is meer voor nodig om de lezer te overtuigen dan de enkele verklaring. Hoe meer ondersteunende beweringen er zijn, hoe meer het publiek overtuigd kan raken. Soms is één argument genoeg, soms zijn vijf argumenten nog onvoldoende.

Argument

Een argument is een uitspraak over de werkelijkheid, die dient ter ondersteuning van een standpunt. Je kunt een argument dus zien als onderbouwing. Argumenten kunnen bestaan uit feiten of een mening, ze kunnen waar of onwaar zijn, waarschijnlijk of onwaarschijnlijk, aannemelijk of niet aannemelijk, goed of slecht, zwak of sterk, niet overtuigend of wel overtuigend.

Een feitelijke uitspraak is te controleren, discussie is na vaststelling van de waarheid niet meer mogelijk. Echter kan het in sommige gevallen moeilijk zijn om de waarheid bij feiten vast te stellen. Feiten van algemene bekendheid hoeven niet te worden bewezen. Feitenuitspraken die moeilijk te controleren zijn moeten worden beargumenteerd en hiermee moet worden doorgegaan tot er een feit tevoorschijn komt wat bewijsbaar of algemeen bekend is.

Een mening is altijd voor betwisting vatbaar, dit is immers een persoonlijke opvatting. Meningen worden vaak onderbouwd met andere beweringen. Deze kunnen ook weer aanvechtbaar zijn, dus zullen moeten worden ondersteund met subargumenten. Er kan een keten aan onderbouwing nodig zijn om een standpunt wat is gebaseerd op een mening te laten slagen. Hoeveel precies nodig is, is afhankelijk van het publiek; het publiek moet immers worden overtuigd.

Verbindende uitspraak

Standpunt en argument zijn met elkaar verbonden. Als er een verband is tussen het argument en standpunt, kan de ene bewering de andere ondersteunen. Het verband wordt zichtbaar in een verbindende uitspraak. Dit is een uitspraak waarin een verband wordt gelegd tussen standpunt en argument. Dit kan als algemene regel, of via de ‘als…dan’-norm. Een voorbeeld van deze regels is respectievelijk dat diefstal verboden is, en ‘als de buurvrouw mijn fiets steelt, heeft zij een strafbaar feit gepleegd.’

Door een algemene formulering te gebruiken voor de verbindende uitspraak is het mogelijk om te zien of de argumenten geen irrelevante beweringen zijn, die eigenlijk niets te maken hebben met het standpunt. Dit moet wel het geval zijn

Verzwegen elementen

De complete argumentatie bestaat dus uit S + A + VU. Soms worden er echter elementen verzwegen, dus dit moeilijk maken. In taalgebruik worden vaak voor de hand liggende zaken weggelaten, omdat de spreker dit niet relevant of overbodig vindt. De VU wordt vaak weggelaten, maar het kan ook zijn dat het standpunt of argument worden weggelaten. Het is belangrijk dat je de argumentatie goed kunt blijven construeren. Dit is noodzakelijk om de kwaliteit van argumentatie te kunnen beoordelen, daarnaast maakt dit de totale redenering informatiever. Aanknopingspunten zijn belangrijk bij onderzoeksvragen en tentamens. Een antwoord moet dan altijd gemotiveerd worden.

Betoog, redenering en stelling

Een betoog kent vaak een sterke argumentatie, waarmee de schrijver zijn publiek wil overtuigen. Vaak zijn er ook meerdere argumentaties. Een betoog kent vaak een ingewikkelde stelling, die aan de hand van meerdere argumenten onderbouwd moet worden. Er ontstaat dan een keten van argumentaties.

Argumentatie is ook iets anders dan redeneren In een redenering wordt duidelijk gemaakt waarom de verdedigde conclusie juist is. Hierbij wordt minder een meningsverschil verondersteld dan bij argumentatie het geval is. Bij argumentatie wordt vaak de juistheid van een stelling betwijfeld.

Een stelling is een uitspraak waarvan de aanvaardbaarheid of onaanvaardbaarheid in de loop van het betoog moet worden aangetoond. Dit is dus een standpunt wat wordt onderzocht.

Hoe kan je argumentaties analyseren?

Herkennen van standpunt en argumentatie

Om argumentaties te kunnen analyseren, moet men deze wel in een betoog kunnen herkennen. Dit begint met het herkennen van het standpunt en argument. Soms is dit meteen duidelijk, maar soms ook niet. Hierbij zijn drie hulpmiddelen: de want/dus proef, de interpretatie van de context en signaalwoorden.

De want/dus-proef betekent dat je het woordje want en dus tussen het argument en standpunt moet zetten. Kunt u hier want tussen zetten, is de eerste  uitspraak het standpunt, de tweede het argument. Kun je er dus tussen zetten, is de eerste uitspraak het argument en de tweede het standpunt.

De interpretatie van de context komt in beeld wanneer de want/dus-proef geen oplossing kan bieden. Gekeken wordt dan naar de zin, tekst en situatie. Men kan zich dan afvragen op welk onderliggend meningsverschil de argumentatie betrekking heeft. Het derde hulpmiddel zijn de signaalwoorden: ‘hieruit volgt dat’, ‘daaruit blijkt dat’, ‘dus’, ‘vandaar’, ‘naar mijn mening’ zijn allemaal termen die een standpunt markeren. Argumenten worden gekenmerkt door onder andere de woorden ‘dit volgt uit’, ‘op’, ‘aangezien’, ‘want’ en ‘overwegende dat’.

Reconstructie van argumentatie

Zodra het standpunt en argument herkend is, komt de volgende stap van de analyse; de reconstructie tot de basisvorm S + A + VU. Dit is een handig hulpmiddel bij de beoordeling van eigen of andermans argumentatie. De VU legt een verband tussen argument en standpunt en voor juridisch geschoolden is het duidelijk dat het genoemde argument voor dit standpunt een relevante bewering is. De VU geeft een algemene regel weer, deze hoeft echter niet altijd volledig te zijn. Denk bijvoorbeeld aan de VU dat meerderjarige mensen handelingsbekwaam zijn. Dit is echter niet altijd het geval, denk bijvoorbeeld aan onder curatele gestelden.

Enkelvoudige argumentatiestructuur

Niet alleen de reconstructie is van belang, maar ook het inzicht in de structuur van argumentaties. Er zijn zowel enkelvoudige als complexe argumentatiestructuren. In enkelvoudige argumentatie wordt een standpunt ondersteund door één argument, zodra dit ene argument onderuit wordt gehaald, faalt het hele standpunt.

Complexe argumentatiestructuur

De complexe argumentatiestructuur kent meervoudige argumentatie. Het is hierbij van belang te weten of die argumenten onderling wel of niet met elkaar samenhangen. Als dit niet het geval is, is er sprake van onafhankelijke argumentatie. Ieder argument is dan op zichzelf voldoende om de argumentatie te laten slagen. Meervoudige argumentatie versterkt de positie van degene die betoogt.

Afhankelijke argumentatie

Hangen verschillende argumenten in de complexe argumentatiestructuur wel met elkaar samen, spreken we van afhankelijke argumentatie. Deze kan zowel onderschikkend als nevenschikkend zijn. Bij een onderschikkende argumentatie wordt het argument zelf onderbouwd door een subargument. Dit kan zelf ook weer worden ondersteund en zo ontstaat er een keten van argumenten, waarbij ieder argument afhankelijk is van het onderliggende argument. Bijvoorbeeld: Het besluit getuigt van onbehoorlijk bestuur, want het is in strijd met het motiveringsbeginsel, omdat de motivering voor het besluit niet kenbaar is gemaakt.

Bij nevenschikkende argumentatie kent ieder afzonderlijk onvoldoende overtuigingskracht. Zij vullen elkaar echter aan en vormen gezamenlijk wel een afgeronde verdediging van het standpunt. Je kunt tussen de argumenten altijd het woordje ‘en’ zetten. Om deze argumentatie te ontkrachten, is het voldoende om één van de argumenten aan te pakken.

In een betoog staan vaak meerdere argumentatiestructuren. Het is niet altijd meteen duidelijk om welke structuur het gaat.

Hoe kan je verschillende redeneertypen van elkaar onderscheiden?

Om de kwaliteit van argumentatie of redeneringen te beoordelen, kun je kritische beoordelingsvragen stellen. Ieder type redenering heeft een eigen set van standaardvragen, het is hierbij handig dat je de redeneertypen kunt herkennen. Reconstructie en formuleringen zijn hierbij belangrijk.

Redeneertypen kunnen op verschillende manieren worden onderscheiden, zoals naar doel. Niet ieder onderzoek heeft hetzelfde doel, en dit geldt ook voor redeneringen. Heeft een jurist het doel  iemand ervan te overtuigen dat iets ‘zo is’ (beeldvorming), wordt een descriptieve redenering gebruikt. Is het doel meningsvorming, dan wordt een waardeoordeel gegeven via een evaluatieve redenering. Bij probleemoplossing wordt een aansporing verdedigd met een praktische redenering.

Een ‘is-redenering’ of descriptieve redenering moet bewijs leveren dat de conclusie waar is. De stappen beschrijven de stand van zaken. Je kunt deze redenering vaak herkennen aan het werkwoord ‘zijn.’ Bijvoorbeeld: Het wegnemen van elektriciteit is diefstal.

Een evaluatieve redenering of ‘geldt-als-redenering’ is geen feitelijke stand van zaken, maar een waardeoordeel. Het doel is om aan te tonen dat de waardering juist is. Je kunt deze redenering herkennen aan ‘geldt als’, zoals bijvoorbeeld: Het wegnemen van elektriciteit geldt als onaanvaardbaar. Het gaat om een normatief oordeel van een persoon.

De praktische redenering kent uitspraken die geformuleerd worden als ‘te doen’. Een bepaald handelen of nalaten wordt voorgeschreven. Het is een normatieve uitspraak in de vorm van behoren, zoals bijvoorbeeld: ‘Men zou geen elektriciteit mogen aftappen’. Het is dus een handelingsvoorschrift.

Al ken je het onderscheid tussen de soorten redeneringen is dit een handig hulpmiddel bij de beoordeling van de geldigheid en de overtuigingskracht van argumentatie.

Hoe kan de kwaliteit van argumentaties beoordeeld worden?

Zodra argumentaties zijn geanalyseerd en gereconstrueerd, moet de kwaliteit van de argumentatie beoordeeld worden. Bij de overtuigingskracht kunnen drie vragen worden gesteld:

  1. Zijn de argumenten aanvaardbaar (waar of aannemelijk)?
  2. Is de argumentatie geldig (klopt het verband dat wordt gelegd)? Zijn standpunt en verbindende uitspraak op dezelfde wijze geformuleerd?
  3. Is de stap van argumenten naar standpunt gerechtvaardigd?

De volgorde van deze vragen hangt af van verschillende factoren, zoals de structuur van de argumentatie, intuïtie en persoonlijke voorkeur.

Aanvaardbaarheid van argumenten

Aanvaardbaarheid is een materieel criterium, waarbij het gebruikte argument inhoudelijk van goede kwaliteit moet zijn. Een bewering kan aanvaardbaar zijn omdat hij waar is, hij waarschijnlijk is of omdat velen het ermee eens zijn. Zijn argumenten niet waar, niet waarschijnlijk of worden zij niet door velen gedeeld, is het standpunt niet goed onderbouwd en daarom niet overtuigend. Dit is ook het geval wanneer relevante argumenten ontbreken.

Of een argument aanvaardbaar is, is afhankelijk van de kennis van de toehoorder. Zo zal een publiek dat even deskundig is als de schrijver, minder ondersteunende argumenten voor een bepaalde stelling behoeven, omdat schrijver en lezer uitgaan van een gedeelde achtergrondkennis van gemeenschappelijk geaccepteerde bewegingen.

Geldigheid van de redenering

Bij de geldigheid van de redenering wordt gecontroleerd of het verband dat is gelegd tussen de uitspraken klopt. De verbindende uitspraak moet bij het standpunt en argument passen. Zo volgt bijvoorbeeld uit het feit dat je iets kunt doen, niet meteen dat je het ook moet doen. De redenering is dan ongeldig. De verbindende uitspraak moet dan anders geformuleerd worden.

Aanvaardbaarheid van de stap van argument naar standpunt

De derde eis is dat de stap van argumenten naar standpunt gerechtvaardigd is.  Het verband is aanvaardbaar als het standpunt volgt uit de argumenten. De argumentatie is echter pas overtuigend als er geen andere eigenschappen, overtuigingen, omstandigheden of redenen zijn die een ander standpunt of oplossing rechtvaardigen.

Een redenering bij de ‘is-redenering’ is overtuigend als de eerste drie vragen van het stappenplan met ja kunnen worden beantwoord en de laatste met nee:

  1. Zijn de argumenten waar of waarschijnlijk?
  2. Zijn alle onderdelen van de argumentatie te formuleren met het koppelwerkwoord ‘zijn’?
  3. Volgt uit de gegeven eigenschappen deze conclusie?
  4. Zijn er eigenschappen of omstandigheden die een andere conclusie rechtvaardigen?

Bij de ‘te-doen-redenering’ geldt het volgende stappenplan:

  1. Zijn de argumenten waar of aannemelijk?
  2. Zijn standpunt en verbindende uitspraak te formuleren als ‘te doen’?
  3. Volgt uit dit beginsel of deze regel dit voorschrijft?
  4. Zijn er redenen, omstandigheden of nadelige gevolgen te bedenken die een andere oplossing rechtvaardigen?

Verschillende redeneertypen

Er is ook nog een ander instrument om de overtuigingskracht te beoordelen, namelijk die waarbij gekeken wordt naar de aard van het verband tussen standpunt en argument. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de volgende redeneringen:

  1. Analogieredenering
  2. Generalisering
  3. Eigenschap-oordeelredenering
  4. Autoriteitsredenering
  5. Causaliteitsredenering
  6. Doel-middelredenering

Bij ieder type kunnen weer andere beoordelingsvragen gesteld worden. Bij de analogieredenering worden twee zaken, personen, handelingen of situaties met elkaar vergeleken en wordt hetgeen ten aanzien van de ene zaak, persoon, handeling of situatie wordt vastgesteld, ook toegepast op de andere zaak, omdat beide onderling vergelijkbaar zijn. Vragen die hierbij van belang zijn, zijn: Zijn er belangrijke overeenkomsten tussen de twee gevallen? Zijn deze relevant voor het standpunt of de conclusie? Zijn de verschillen tussen de beide gevallen niet belangrijker dan de overeenkomsten?

Bij de generalisering is het standpunt een algemene uitspraak, die wordt onderbouwd met een ander argument waarin één of meer individuele gevallen worden beschreven. Het verband wordt gelegd door de constatering dat iets in alle gevallen geldt. Vragen die hierbij gesteld kunnen worden zijn: Zijn de genoemde gevallen representatief? Zijn de gevallen relevant voor de conclusie? Worden er voldoende gevallen genoemd om de conclusie te rechtvaardigen?

Eigenschap-oordeelredenering kent de theorie dat het standpunt een concrete uitspraak is, die wordt ondersteund door een argument waarin een bepaalde eigenschap of een bepaald kenmerk wordt beschreven. Het verband wordt gelegd via een algemene uitspraak. Vragen die je hierbij kunt stellen zijn: Rechtvaardigt de genoemde eigenschap het gegeven oordeel? Zijn er andere eigenschappen of omstandigheden die een ander oordeel rechtvaardigen?

Bij de autoriteitsredenering wordt het standpunt onderbouwd met een beroep op een gezaghebbende bron die dit ondersteunt. Het standpunt wordt enkel onderbouwd door een verwijzing naar een gezaghebbende bron, zoals bijvoorbeeld de Hoge Raad. Vragen die hierbij gesteld kunnen worden zijn: Is de genoemde autoriteit betrouwbaar en deskundig op dit gebied? Heeft hij of zij geen belangen bij de zaak? Is de autoriteit wel juist en volledig weergegeven? Is het naar voren gebrachte standpunt niet in tegenspraak met andere gezaghebbende bronnen of andere informatie?

Bij een causaliteitsredenering wordt er een relatie van oorzaak en gevolg tussen twee gebeurtenissen gelegd. Er zijn verschillende vormen van de causaliteitsredenering. Vragen die hierbij gesteld kunnen worden zijn: Kan de genoemde oorzaak inderdaad tot het voorspelde of reeds opgetreden gevolg leiden? Zijn er omstandigheden te bedenken die voorkomen dat het voorspelde gevolg zal optreden? Is de genoemde actor verantwoordelijk voor het opgetreden gevolg?

Tot slot de doel-middelredenering. Hierbij wordt een bepaald handelen of bepaalde maatregel voorgesteld, omdat daarmee een bepaald doel kan worden bereikt. Vragen die je hierbij kunt stellen zijn: Is het doel wel gewenst? Leidt het middel tot het gewenste doel? Zijn er nadelige gevolgen?

Wat zijn drogredenen?

Naast de standaardvragen is er nog een ander hulpmiddel bij de beoordeling van argumentatie, namelijk het herkennen van drogredenen die gebruikt worden om publiek te overtuigen. Deze lijken op het eerste gezicht aanvaardbaar, maar zijn dit niet. Of een argument aanvaardbaar of toelaatbaar is, ligt vaak ter beoordeling van het publiek. Een drogreden is een argument van slechte kwaliteit vanuit het perspectief van de argumentatietheorie, want het doorstaat de toets van aanvaardbaarheid niet. Om anderen te overtuigen, kan een schrijver of spreker gebruik maken van de drie overtuigingsmiddelen: ethos, pathos en logos.

  1. Ethos: de schrijver/spreker probeert het vertrouwen van de publiek te winnen, bijvoorbeeld door deskundig en geloofwaardig over te komen.
  2. Pathos: de schrijver/spreker speelt in op de gevoelens en vooroordelen van het publiek
  3. Logos: de schrijver/spreker doet een beroep op het verstand van het publiek. De nadruk ligt hierbij op zakelijke argumenten en rationele conclusies.

Wanneer een overtuigingsmiddel verkeerd wordt gebruikt of opgevat, doen zich drogredenen voor. Bij logos kunnen dit zijn: valse analogie of overhaaste generalisaties. Met betrekking tot ethos is het schermen met eigen kwaliteiten een drogreden en bij pathos is sprake van een drogreden als de tegenstander of het publiek bedreigd wordt, onder druk gezet wordt door medelijden op te wekken, of als een overdreven beroep wordt gedaan op de (voor)oordelen en gevoelens van het publiek.

Hoe kan een betoog beoordeeld worden?

Elke jurist moet een simpel model ter beschikking hebben om argumentaties te analyseren en te waarderen. Een betoog bestaat uit meer onderdelen dan argumentaties, er wordt ook informatie in verstrekt. Eerst moet bepaald worden waarover het meningsverschil gaat, dan zal de informatie van de argumenten moeten worden gescheiden en vervolgens kan de argumentatie geanalyseerd worden, door deze terug te brengen naar de basisvorm. Indien er sprake is van complexe argumentatie, moet onderzocht worden of er sprake is van meervoudige onafhankelijke of afhankelijke argumentatie.

Reconstructie van argumentatie in een betoog

Het betoog moet gereconstrueerd worden, met behulp van vijf vragen.

  1. Wat is het probleem en waarom is het een probleem?
  2. Wat is precies de probleemstelling en wat is het standpunt?
  3. Wat zijn de argumenten?
  4. Hoe hangen standpunt en argument samen?
  5. Welke typen redeneringen worden gehanteerd?

Beoordeling van de kwaliteit

Bij de beoordeling van een argumentatie kunnen telkens drie algemene beoordelingsvragen worden gesteld:

  1. Zijn de argumenten aanvaardbaar, dat wil zeggen: waar of aannemelijk?
  2. Is de argumentatie geldig?
  3. Is de stap van argumenten naar standpunt gerechtvaardigd?

De volgorde van deze vragen is weer afhankelijk van factoren.

Hoe zet je zelf een argumentatie op?

Het opzetten van een argumentatie kan helpen om argumentatie te reconstrueren. Het probleem moet geanalyseerd worden, de probleemstelling moet geformuleerd worden en argumenten moeten gezocht worden.

Argumenten en tegenargumenten zoeken

In een juridische tekst gaat het erom dat u een standpunt verdedigt op basis van juridisch erkende argumenten, want een eigen mening heeft onvoldoende gezag om een standpunt te onderbouwen. Met het argumenteren kan informatie verzameld worden. Men kan zich dan een oordeel gaan vormen en argumenten tegen en voor het oordeel vinden. Er bestaat geen recept voor het vinden van argumenten.

Instructies

Gevonden argumenten moeten altijd in een logisch verband kunnen worden gebracht met het standpunt. De verbindende uitspraak moet daarnaast kloppen en de stap van argument naar standpunt rechtvaardigen. Alle onderdelen van een argumentatie dienen waar of aanvaardbaar te zijn. Zwakkere argumenten hebben een nadere onderbouwing nodig met subargumenten.

3.10. Overzicht

Hierbij nog een overzicht van vragen met betrekking tot de inhoud en argumentatiestructuur van het betoog:

  1. Wat is het probleem/verschil van mening en waarom is het een probleem?
  2. Wat is precies de probleemstelling? Wat is het standpunt?
  3. Wat zijn de argumenten?
  4. He hangen argumenten en standpunt samen?
  5. Welke typen redeneringen zijn gehanteerd?

Vragen met betrekking tot de kwaliteit van de argumentaties:

  1. Zijn de argumenten waar of aannemelijk?
  2. Zijn alle onderdelen van de argumentatie te formuleren met ‘zijn’ of ‘te doen’?
  3. Volgt uit de eigenschappen/beginselen een oordeel of voorschrift?
  4. Zijn er eigenschappen/redenen, omstandigheden die een andere oplossing rechtvaardigen?

Relaties

  Chapters 

Teksten & Informatie

JoHo: paginawijzer

JoHo 'chapter 'pagina

 

Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?

  •   JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp

Crossroad: volgen

  • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

Crossroad: kiezen

  • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

Footprints: bewaren

  • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke  lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
  • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

Abonnement: nemen

  • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.

Abonnement: checken

  • Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee

Prints: maken

  • Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.
JoHo: footprint achterlaten