Wat zijn de principes van kwalitatief onderzoek?


Wat is analyse?

Er zijn in de literatuur verschillende definities van het proces van kwalitatieve analyse bijvoorbeeld:

‘Analyseren is het opbreken, separeren of uiteen rafelen van onderzoeksmateriaal in delen, stukken, elementen of units. Als de feiten uiteengerafeld zijn in behapbare stukken, moet de onderzoeker ze sorteren en verschuiven, zoekend naar type klassen, processen, patronen en gaten. Het doel van dit proces is data op een zinvolle en begrijpelijke manier in elkaar te zetten of te reconstrueren.’ (Jorgensen 1989:107)

De auteurs van het boek benadrukken dat pas tijdens de kwalitatieve analyse wordt besloten welke categorieën worden gegenereerd, op basis van wat er uit de data komt. Sorteren, coderen en categoriseren gaan hand in hand. Langzamerhand vormen zich tijdens de analyse de basisblokken en wordt ook de relatie tussen de verschillende blokken duidelijk. Daarom komen zij tot de volgende definitie:

‘Kwalitatieve analyse is het segmenteren (uiteenrafeling) van data in relevante categorieën en het benoemen van deze categorieën met codes, terwijl tegelijkertijd categorieën uit deze data worden gegenereerd. In de fase waarin je gaat structureren (in elkaar zetten/modelleren) worden de categorieën aan elkaar gerelateerd en generen zo een theoretisch begrip van het sociale fenomeen dat bestudeerd wordt in het licht van de probleemstelling.’ (Boeije, 2010: 76-77)

De hoofdelementen van kwalitatieve analyse zijn segmenteren (uiteenrafelen) van de data en het vervolgens weer structuren (in elkaar zetten) van deze data.

Segmenteren van de data

Het segmenteren van data wordt beschouwd als de eerste modificatie van de gegevens na de voorbereiding van de data. Het segmenteren van gegevens houdt in dat je onderscheid maakt tussen de verschillende relevante fragmenten in de gegevens. Fragmenten waarvan de onderzoeker sorteert en zet de fragmenten bij elkaar in betekenisvolle groepen/categorieën.

Deze groep fragmenten krijgt vervolgens een overkoepelende label; een code. Het categoriseren in groepen, is niet slechts een technische taak, omdat de onderzoeker de delen van de gegevens ook constant interpreteert.

Tijdens dit proces worden dus verschillende teksten, getranscribeerde interviews, veldnotities en focusgroep rapporten met elkaar vergeleken. De onderzoeker bepaalt vervolgens of de verschillende fragmenten relateren aan hetzelfde thema, ondanks dat de geïnterviewde soms verschillende woorden gebruiken om hetzelfde thema te beschrijven.

Structureren

Structurering (ook wel synthetiseren, structureren, integreren of modelleren) vindt plaats naarmate het onderzoek vordert. Alvorens de verschillende relaties tussen de verschillende bouwblokken te overwegen, moeten de bouwblokken zelf heel duidelijk zijn. Voor het vinden/zien van deze thema’s is het noodzakelijk om met een bepaalde (theoretische) bril te kijken: theoretische sensitiviteit. Vervolgens kan men weer kijken of de begrippen of thema’s ook aan elkaar gelinkt kunnen worden. Het vinden van dit soort samenhang vereist ook weer een theoretische sensitiviteit van de onderzoeker. De relaties tussen de verschillende begrippen in het model worden gelegd op basis van bepaalde waarnemingen in het onderzoek. Vervolgens worden ze in hetzelfde onderzoek getoetst met waarnemingen bij andere plaatsen.

Een onderzoek kent vaak één (en soms meerdere) kernbegrip(pen). De onderzoeker neemt een beslissing over het kernbegrip na vele ronden van dataverzameling en data- analyse en na lang nadenken over het onderwerp. Het is echter mogelijk dat een andere onderzoeker een andere beslissing zou nemen.

Het analyseren van kwalitatief onderzoek wordt vaak moeilijk gevonden. Net als de dataverzameling kent ook de analyse een open onderzoeksprocedure. Open in de analyse betekent dat er een systeem van begrippen wordt opgezet, waarmee de onderzoeksvragen kunnen worden beantwoord. Net als de probleemstelling staan ook de begrippen binnen het onderzoek niet vast. Deze worden tijdens het onderzoek ontwikkeld en bijgeschaafd. Doordat de relatie tussen de gegevens en de begrippen dus niet vaststaat, is het moeilijk om gegevens te analyseren. De terminologie die je gebruikt in de resultaten (om het onderzoeksveld te beschrijven en uit te leggen), ontwikkel je tijdens de uitvoering van het onderzoek.

Welke startpunten zijn er tijdens het uitvoeren van de analyse?

Er zijn drie basis procedures die dienen als kader om analytische methodes te begrijpen:

  1. Constante vergelijking

  2. Analytische inductie

  3. Theoretische sensitiviteit

Wat is constante vergelijking?

Constante vergelijking is de belangrijkste component van het analytische proces in de gegronde theoretische benadering. Constante vergelijking en theoretische selectie gaan hand in hand, zij vormen de hoekstenen van het onderzoek. Hun doel is om een variatie, die wordt gevonden in een bepaald fenomeen, te beschrijven. Ook is hun doel om te bepalen in welke situaties de verschillende variaties van het fenomeen zichzelf manifesteren. Er wordt vanuit gegaan dat het fenomeen zich zal manifesteren op verschillende manieren, wanneer de omstandigheden verschillen. Er wordt aangenomen dat de omstandigheden van een specifiek fenomeen gevonden kunnen worden door systematisch het onderzoeksmateriaal te vergelijken.

Elke keer als er nieuwe gegevens zijn verzameld, wordt de dataverzameling tijdelijk afgesloten zodat je kunt gaan analyseren. Bij deze analyse kun je nieuwe codes formuleren, de inhoud van een categorie wijzigen en nieuwe vragen en veronderstellingen over de relatie tussen categorieën formuleren. Dit kun je zien als een soort tussenresultaat. Deze tussenresultaten worden vervolgens getoetst in een nieuwe periode van dataverzameling waarbij de gevallen strategisch worden gekozen. Hierdoor levert een nieuwe dataverzameling de onderzoeker casussen op die geschikt zijn voor vergelijking. De omstandigheden waaronder een verschijnsel zich op een bepaalde manier voordoet, kunnen worden gevonden door onderzoeksmateriaal systematisch met elkaar te vergelijken.
Constante vergelijking is dus: het steeds weer toetsen van tussentijdse gevormde begrippen en inzichten aan een nieuwe ronde van dataverzameling. Wester heeft de methode van het constant vergelijken uitgewerkt als een strategie voor kwalitatief onderzoek. Deze strategie kent vier fasen:

  • De exploratiefase: hierin worden begrippen ontdekt. Onderzoekers verkennen het veld en proberen het precieze aantal codes weer te geven.

  • De specificatiefase: hierin worden begrippen ontwikkeld. De onderzoeker kiest uit de vele codes een aantal hoofdcodes en zoekt naar verschillen en overeenkomsten tussen de fragmenten met dezelfde code. Hierdoor kan het begrip dat door de hoofdcode wordt aangegeven, verder worden uitgewerkt.

  • De reductiefase: hierin wordt het kernbegrip bepaald en de relatie tussen dit kernbegrip en andere begrippen. In deze stage worden de hele documenten vergeleken om informatie te verstrekken over de relatie tussen bepaalde codes.

  • De integratiefase: hierin wordt de theorie ontwikkeld, een constante vergelijking vindt plaats om te zoeken naar gevallen waarbij de bevindingen worden getoetst aan de theorie. Verder worden de gevallen beoordeeld om te bepalen of ze kunnen worden opgenomen in het theoretische kader, en zo ja waar.
    (zie voorbeeld in het boek van een proces van constante vergelijking)

Wat is analytische inductie?

Florian Znaniecki ontwikkelde dit principe in 1934. Analytische inductie kan worden opgevat als een onderzoeksstrategie. Bij analytische inductie zoekt de onderzoeker naar de best passende theoretische structuur voor het onderzoeksmateriaal. Met de strategie kun je een definitie van een fenomeen ontwikkelen. In dat geval bepaalt de onderzoeker systematisch welke karakteristieken aanwezig zijn, telkens als een bepaald fenomeen voorkomt. Analytische inductie wordt echter hoofdzakelijk gebruikt om een theorie te ontwikkelen over de oorzaken van bepaald gedrag. Met dit in het achterhoofd worden voortdurend hypotheses getest op nieuw materiaal, waarbij de nadruk ligt op gevallen die de hypothese niet steunen (en dus juist ontkrachten). Als een dergelijk inconsistentie wordt gevonden, verander je ofwel de beschrijving van het fenomeen om het geval uit te sluiten, of de hypothese.

Maso en Smaling ontwikkelden een toepassing van de methode van analytische inductie op theoriegericht onderzoek. Volgens hen is de applicatie geschikt voor onderzoek dat theorieën wil ontwikkelen; onderzoek dat streeft naar verklaringen. De toepassing heeft vier fasen:

  • De incubatiefase. Hierbij vormt bestaande literatuur de basis voor een theoretisch kader. Dat theoretische kader bestaat uit begrippen, veronderstellingen en hypothesen. Een voorstel is in dit geval een idee dat nog zo vaag is dat het nog niet als hypothese kan worden geformuleerd. Een hypothese is een voorstel dat is verfijnd tot een voorwaardelijke bewering, een ‘als….dan’ relatie. Het theoretische kader bevat voorstellen en hypotheses die betrekking hebben op de mogelijke antwoorden op de geformuleerde onderzoeksvragen.

  • De confrontatiefase. Hierin wordt het theoretisch kader direct na de eerste dataverzameling afgezet tegen de informatie die de waarnemingen opgeleverde. De begrippen, veronderstellingen en hypothesen uit het theoretisch kader zijn het belangrijkste in deze fase: ze worden op basis van de confrontatie bijgesteld, verworpen, aangepast, verdiept, etc.

  • De generatiefase. Hierin speelt het nieuwe materiaal de hoofdrol: als resultaat van het nieuwe materiaal worden nieuwe ideeën en hypothesen voorgesteld. Er wordt actief gezocht naar negatief bewijs; bevindingen die de veronderstellingen niet steunen om zo meer diepgaande resultaten te krijgen.

De laatste twee fases worden keer op keer herhaald, op die manier worden voorlopige resultaten aangevuld, gecorrigeerd, verduidelijkt, verworpen of bevestigd.

  • De afsluitingsfase. Hierin wordt een voorlopig antwoord gegeven op de onderzoeksvragen, met een duidelijke indicatie waar de gegevens vandaan komen.

Maso en Smaling laten zien dat consistente toepassing van deze fases leidt tot een zeer systematische onderzoeksaanpak.

Wat is theoretische sensitiviteit?

Theoretische sensitiviteit ontstaat uit de gegronde theoretische benadering (grounded theory). Theoretische sensitiviteit is het vermogen van de onderzoeker om creatieve vindingen te doen in onderzoeksgegevens door vanuit een bepaalde theoretische lens of bril naar de gegevens te kijken. Gewapend met bepaalde kennis kan een onderzoeker met de juiste blik naar de gegevens kijken. Dat wil zeggen: theoretisch sensitief of theoretisch geladen. De onderzoeker moet de ambitie hebben om niet slechts te beschrijven, maar om ook te ‘theoretiseren’. Een code is niet slechts een naam voor een categorie, het moet leiden tot een betekenisvolle interpretatie van de gegevens.

Door Glaser en Strauss is er een heftige discussie over dit onderwerp gevoerd. Glaser gaf theoretische sensitiviteit een hele grote rol bij het analyseren van gegevens, die volgens hem verkregen moeten worden door ‘onderdompeling in de gegevens’. Hij ontwierp vele modellen (mallen) die onderzoekers konden gebruiken om hun gegeven te structureren. Deze mallen noemde hij coding families.

Strauss en Corbin daarentegen propageerden voor een enkele mal, die ze coding paradigm noemden en waarvan ze claimden dat deze geschikt is voor alle data.

Deze mal bestaat uit de onderdelen: condities, context, interacties/strategieën en consequenties. Naar deze vier elementen moet in de data worden gezocht. Glaser is echter van mening dat het coding paradigma van Strauss en Corbin leidt tot geforceerde modellering (forcing), in tegenstelling tot de werkwijze waarbij relevante theorieën boven komen drijven als resultaat van de interactie tussen de set data en de onderzoeker (emerging).


Glaser

Strauss en Corbin

  • Coding families

  • Coding paradigm

Verschillende mallen voor verschillende data

Een mal dat bij alle data past

Leidt volgens Glaser tot emerging

Leidt volgens Glaser tot forcing

Hoe kan je op een stapsgewijze wijze analyseren?

In voorafgaande secties zijn de principes van kwalitatieve analyse gepresenteerd. Alle inspanningen zijn gericht op de transformatie van de ruwe gegevens in resultaten.

Samenvatting belangrijke punten uit het hoofdstuk:

  • Een grondige studie van de literatuur en sociale theorieën gaan vooraf aan het empirische deel van het kwalitatieve onderzoeksproject. De literatuur bepaalt het onderzoeksveld van de onderzoeker en draagt bij aan de formulering van de onderzoeksvragen en doelen. Bovendien levert het passende concepten, die functioneren als spotlights in het onderzoeksproject, vaak omschreven als sensitizing concepts. Literatuuronderzoek kan resulteren in de formulering van een kader dat het onderzoeksproces leidt.

  • De analysewerkwijze die je hanteert is gebaseerd op het principe van constante vergelijking, zoals ontwikkeld in de gegronde theoretische benadering en in de fases van Wester. Constante vergelijking is onlosmakelijk verbonden met een werkwijze waarbij dataverzameling en data-analyse worden afgewisseld in een cyclisch proces.

  • Coderen wordt gezien als het belangrijkste hulpmiddel bij het uitvoeren van een analyse. Coderen wordt gebruikt om data te segmenteren en te structureren.

  • Analyseren is denken en doen. Het doen van bepaalde activiteiten stimuleert het denken. Omgekeerd zet nadenken over analyse aan tot het doen van allerlei activiteiten. Memo’s van de onderzoeker zelf zijn het scharnier tussen denken en doen. In deze memo’s legt de onderzoeker vast welke inzichten hij heeft gekregen en hoe deze inzichten zijn beslissingen in het onderzoek ondersteunen.

  • Voor een goed verloop van het onderzoek is het erg belangrijk dat het analyseproces gestructureerd wordt. Het kwalitatieve onderzoeksproces is namelijk geen lineair, maar een cyclisch proces.

Deze vijf startpunten worden verbonden om een manier te ontwikkelingen om de analyse te structureren. Dit heet ‘the spiral of analysis’.

  Chapters 

Teksten & Informatie

JoHo: paginawijzer

JoHo 'chapter 'pagina

 

Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?

  •   JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp

Crossroad: volgen

  • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

Crossroad: kiezen

  • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

Footprints: bewaren

  • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke  lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
  • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

Abonnement: nemen

  • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.

Abonnement: checken

  • Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee

Prints: maken

  • Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.
JoHo: footprint achterlaten