Onze moraliteit is een van de dingen die ons een mens maken. Veel culturen delen veel morele codes, maar er zijn ook verschillen tussen culturen. Of iemand vindt dat we in een morele wereld leven of niet, heeft te maken met zijn of haar definitie van moreel. We hebben allemaal wel een idee van wat goed en slecht is en we vertonen allemaal wel eens pro-sociaal gedrag en doen iets wat niet per se in onze zelfinteresse ligt, maar in dat van anderen. Enkele voorbeelden hiervan zijn vrijwilligerswerk doen, geld doneren aan een goed doel en het kopen van producten voorzien van een Max Havelaar sticker. Soms gedragen mensen zich op een morele of juist immorele manier op grote schaal en dit brengt veel emoties naar boven.
Waaruit bestaat Piaget’s theorie?
Overal ter wereld heeft de mens de capaciteit om moreel van immoreel gedrag te onderscheiden. Er is een krachtige mechanisme nodig om het universele leren uit te leggen. Een manier om dit uit te leggen, is om te stellen dat altruïstisch gedrag en pro-sociaal gedrag van de ouders, vrienden en televisie geleerd zijn. Overtuigingen en attitudes besturen het gedrag in mensen. Om altruïstisch gedrag te begrijpen, is het belangrijk om de gedachteprocessen die hier ter grondslag liggen te begrijpen. Zoals eerder vermeld, zijn kinderen tot zes jaar egocentrisch volgens Piaget. Deze kinderen kunnen daarom ook geen empathie of sympathie voelen. Wanneer het kind empathie kan voelen, zal altruïsme al snel volgen en er hoeft niet veel gedaan worden hiervoor. Een tekort aan altruïsme kan het resultaat zijn van een slechte cognitieve ontwikkeling. Volgens Piaget kunnen kinderen tijdens spelletjes regels en moralen leren. Piaget heeft jonge kinderen aan de hand van verhaaltjes getest. Zo heeft hij ze een verhaaltje verteld over een jonge die de inktpot van zijn vader wilde bijvullen, maar het potje per ongeluk omgooide en een grote inktvlek maakte op de tafel en een ander jongetje dat met de inktpot wilde spelen, terwijl dat niet mocht, en een kleine vlek maakte. Piaget vroeg de kinderen welke jongen het stoutst was. Kinderen van zes en zeven jaar zeiden vaak dat de eerste jongen het stoutst was, omdat hij een grotere vlek had veroorzaakt. Oudere kinderen zeiden dat de tweede jongen het stoutst was, omdat de eerste goede en de tweede slechte intenties had. Het lijkt er op dat jonge kinderen niet kijken naar intenties en eerder kijken naar hoe groot de schade is. Piaget noemde de oudere kinderen morele subjectivisten, omdat ze naar subjectieve factoren (goede bedoelingen of slechte bedoelingen) keken en de jongere kinderen morele realisten, omdat zij niet naar de intenties kijken maar naar de schade. Deze kinderen kijken naar dingen die in de echte wereld zijn gebeurd, in plaats van naar de psychologische factoren.
Jonge kinderen zullen vast morele realisten zijn, maar Piaget is niet echt duidelijk vanaf welke leeftijd dit volgens hem afneemt. Dit heeft te maken met de manier waarop ouders hun kinderen bestraffen. Sommige ouders kijken ook alleen maar naar de schade en niet de intentie. De kinderen die ouders hebben die hun straffen baseren op de schade die is aangericht, zullen eerder een moraal realistische visie hebben dan kinderen van ouders die kijken naar de intenties. Ook al hebben de kinderen de capaciteit om te kijken naar de intensiteit van anderen, dan kan het nog even duren voordat deze manier van redeneren naar voren komt in verband met hoe gerechtigheid thuis is behandeld.
De evaluatie van Piaget’s theorie
Er is heel wat kritiek geweest op de verschillende beweringen van Piaget. Zo houdt hij bijvoorbeeld geen rekening met het feit dat kleine kinderen niet echt een heel goed geheugen hebben. Aan het begin van zijn verhaal vertelde hij over de intentie van de jongen die zijn vader wilde helpen door de inktpot bij te vullen, maar het kan zijn dat de kinderen aan het eind van het verhaal al vergeten zijn wat de intentie van die jongen was. Door een limiet aan geheugen, zouden kinderen zich misschien alleen maar de meest recente informatie kunnen herinneren en dat was in het geval van het verhaal van Piaget de hoeveelheid schade dat er veroorzaakt werd. Onderzoekers besloten daarom om de vragen anders te stellen. Ze vertelden de kinderen weer een verhaal. Ze vertelden over een jongen die lui was en het hek niet wilde schilderen, maar het toch deed. Ondanks dat hij lui was, heeft hij best een groot deel geschilderd, omdat hij groot was en een groot borstel vasthad. Er schilderde ook een andere jongen mee. Deze jongen deed heel erg zijn best, maar had niet zo veel kunnen schilderen omdat hij klein was en een kleine borstel had. De belangrijkste kenmerken van het verhaal werden ook met plaatjes afgebeeld en zo konden de kinderen niet vergeten wat er verteld was. Kinderen moesten beoordelen aan wie ze koekjes wilden geven. De resultaten steunden de beweringen van Piaget. Kinderen van vier tot zes jaar gaven meer om het eindresultaat en gaven dus meer koekjes aan de jongen die het meest geverfd had. Deze keer kon dit niet toegeschreven worden aan het falen van het geheugen en Piaget bleek gelijk te krijgen.
Waaruit bestaan Kohlberg’s levels van moreel redeneren?
Kohlberg was beïnvloed door Piaget toen hij zijn theorie opstelde. Vele eeuwen lang werd de deugd van een individu beoordeeld op de mate waarin dit individu regels van een hogere autoriteit observeert en er naar leeft. Toch zijn er soms gevallen waarin moreel gedrag juist het niet opvolgen van regels is. Denk maar aan de Apartheid in Zuid-Afrika. Een morele dilemma is als er een conflict is tussen twee codes. Dit is bijvoorbeeld het handelen volgens de wet en het handelen volgens iemands bewustzijn. Meestal accepteren we de regels wel, maar soms denken we dat de wetten verkeerd zijn en besluiten we om volgens een andere morele code te handelen. Dit zorgt voor een moeilijke situatie. Kohlberg heeft een theorie van fasen opgesteld waarin drie levels van morele ontwikkeling in voor komen. Elke level is onderverdeeld in twee fases.
De levels vallen samen met de fasen van Piaget:
Level 1: pre-conventionele moraliteit, dit valt samen met Piaget’s fase van pre-operationele intelligentie.
Level 2: conventionele moraliteit, dit valt samen met Piaget’s fase van concrete operaties.
Level 3: post-conventionele moraliteit, dit valt samen met Piaget’s fase van formele operaties.
Kohlberg gaf mensen een aantal verhalen en stelde ze een aantal vragen om hun moreel redeneren te onderzoeken. Hij was niet geïnteresseerd in het goede of foute antwoord van proefpersonen, want wie bepaalt wat goed of fout is? Hij vroeg zich het meest af of mensen achter de regels van de samenleving zouden staan, of achter hun persoonlijke gevoel bij wat goed of fout is, ook al gaat dit tegen de samenleving in. Kohlberg heeft een longitudinaal onderzoek uitgevoerd en hiermee heeft hij de verschillende fasen van moraal redeneren opgesteld:
Level 1, fase 1: tijdens deze fase steelt het kind niet, omdat ze bang is om straf te krijgen. Acties worden beoordeeld aan de hand van de fysieke consequenties die ze hebben en de intentie achter de acties speelt geen rol in morele evaluatie. Jonge kinderen zijn morele realisten.
Level 1, fase 2: tijdens deze fase ziet het kind dat correct gedrag het gedrag is dat zijn/haar behoeften bevredigd. Kinderen keuren in deze fase het gedrag van anderen goed of niet goed alleen op het feit of het gedrag in hun voordeel is.
Level 2, fase 3: kinderen groeien naar dit level toe, wanneer ze zich steeds meer bewust worden van de visie van anderen. De moraliteit van het kind is gebaseerd op het zoeken van goedkeuring door personen die macht hebben en de autoriteit representeren. Een kind is in deze fase erg conformistisch.
Level 2, fase 4: in deze fase probeert het kind sociale normen hoog te houden en te rechtvaardigen. Een kind identificeert zich met individuen of groepen die belangrijke posities houden in het handhaven van de sociale orde. Een kind ziet de regels als vast en niemand mag van deze regels afstappen. Moreel handelen wordt beoordeeld op het al dan niet volgen van deze regels.
Level 3, fase 5: de persoon ziet de regels en wetten niet meer als vast en ziet de regels als relatief en opgesteld door een bepaalde groep. De persoon kan nu een bepaalde attitude aannemen. Als een wet fout lijkt, dan zou die wet aangepast moeten worden. De persoon kan wel herkennen dat bepaalde regels onjuist zijn, maar hij of zij ziet toch in dat regels moreel bindend zijn en dat het immoreel is voor individuen om van deze wetten af te wijken.
Level 3, fase 6: dit is volgens Kohlberg de hoogste fase van morele ontwikkeling. De persoon handelt vaak volgens de wetten, maar kan ook gedrag baseren op haar of zijn eigen morele principes, onafhankelijk van de regels die opgesteld zijn door een externe bron. Rechtvaardigheid, gelijkheid van mensen en respect voor de waardigheid van andere mensen horen hierbij.
Volgens Kohlberg komt niet iedereen in fase 6 terecht. Niemand kan een fase omlaag gaan, maar soms kunnen mensen ook geen fase omhoog gaan. Elke fase moet ook belopen worden.
Evaluatie van Kohlberg’s theorie
Er zijn veel studies uitgevoerd om de betrouwbaarheid van Kohlberg’s theorie te onderzoeken. Volgens enkele onderzoeken klopt de theorie van Kohlberg en is het zelfs van toepassing op vele andere culturen. Toch zijn er sommigen bezorgd dat de definitie van de fases een cultureel bias vertoont naar de Westerse samenleving. In Westerse samenlevingen worden de rechten, vrijheid en onafhankelijkheid van de mens erg gewaardeerd. Dit is niet helemaal zo het geval in inter-afhankelijke culturen die gericht zijn op de samenleving. Alhoewel sommige basis moralen gedeeld worden tussen culturen, zijn er ook verschillen.
Wat wordt bedoeld met pro-sociaal gedrag?
Gelukkig komen we niet vaak in situaties terecht waar niemand weet wat goed en fout gedrag is. Vaak moeten we een beslissing maken tussen iets wat goed voor ons is en iets wat goed voor iemand anders is. Hiermee wordt ook wel pro-sociaal gedrag bedoeld. Empathie komt al vrij vroeg in het leven van het kind. De fundaties van een moreel bewustzijn worden al gelegd tijdens het eerste jaar van het leven. Jonge kinderen vinden lachen en huilen aanstekelijk: ze huilen wanneer een ander huilt en lachen wanneer een ander lacht. Volgens Hoffman vormt dit een basis voor empathie en empatische zorgen zijn een grote bron achter pro-sociaal gedrag en moraliteit.
In het eerste jaar van het leven van een zuigeling vinden er veranderingen plaats wanneer het kind doorheeft dat mensen een onafhankelijke existentie hebben. Nu weten kinderen dat wanneer andere kinderen huilen, het kind in stress verkeert, zelfs als het kind (dat naar het huilende kind kijkt) zich zelf niet slecht voelt. Het kind heeft empathie ontwikkeld. Dit kan al zo vroeg als acht maanden ontstaan, maar dan is het nog steeds geconcentreerd op de zelf, omdat het geluid van de stress van iemand anders een soortgelijke emotie veroorzaakt in het kind. Ze ervaren dus empatische stress. Pas in het tweede jaar van het leven zien we een verandering van de empatische zorgen naar de empathie voor een ander. Dit noemen we ook wel sympathie. Kinderen proberen wel iemand op te vrolijken die verdrietig is, maar dit doen ze soms wel op een egocentrische manier. Zo proberen ze iemand op te vrolijken op de manier waarop ze zelf opgevrolijkt kunnen worden.
Jonge kinderen zijn gevoelig voor de schending van morele codes en andere normen. Wanneer kinderen tien jaar zijn, begrijpen de kinderen niet alleen de plichten van individuen, maar ook van groepen mensen. Dit begrip verandert nog meer tijdens de tienerjaren en volwassenheid, als de persoon een coherente set van attitudes en gedragingen volgens een morele of politieke beweging inneemt.
Volgens een onderzoek helpen kinderen van 12 maanden al een volwassene, als ze zien dat deze hulp nodig heeft en als ze zich met hem willen associëren. Kinderen van 12 maanden helpen dus alleen maar iemand als die persoon aardig is. Kinderen hebben een voorkeur voor mensen die pro-sociaal gedrag vertonen. Het lijkt er dus op dat kinderen op jonge leeftijd al sociale beoordelingen maken en dat deze beoordelingen hun eigen pro-sociale gedrag beïnvloeden.
Volgens Haidt en Joseph bestaat moraliteit uit vijf fundaties die geëvolueerd zijn als aanpassingen voor uitdagingen in onze vroege evolutionaire geschiedenis. Deze principes zijn verzorging (bescherming en verzorging voor kinderen/familieleden), eerlijkheid (het verkrijgen van voordelen door interactie met mensen die geen familie zijn), ingroep loyaliteit (voordelen krijgen door samenwerking met de groep), autoriteit en respect (overleggen over hiërarchie) en puurheid en verzorging (het vermijden van parasieten). Deze dingen geven een grote rol aan emotie en emotie speelt een grote rol bij morele beslissingen. Door emotionele contact zijn veel van onze morele gedachten veranderd. Vroeger werd slavernij door de meerderheid niet als iets ernstigs gezien, maar tegenwoordig vinden de meeste mensen het erg. Morele emoties, intuïtie, goed nadenken en contact met anderen moeten allen een rol spelen bij een raamwerk van moraliteit. Vandaag de dag bestaat er helaas niet zo’n raamwerk en er moet meer onderzoek gedaan worden hiernaar.
- Hoe ontstaan prosociale neigingen, antisociaal gedrag en moraliteit?
- Hoe verloopt de morele ontwikkeling?
- Prosociaal gedrag: waarom helpen we anderen?
- Wat zorgt voor verstoring van de sociaal-emotionele ontwikkeling?
- Hoe ontstaat het zelfconcept?
- Hoe leer je een kind omgaan met leeftijdsgenoten?
- Behulpzaamheid & Onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen
- 1 van 2
- volgende ›
Chapters
Teksten & Informatie
JoHo 'chapter 'pagina
Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?
- JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp
Crossroad: volgen
- Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website
Crossroad: kiezen
- Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.
Footprints: bewaren
- Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
- Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.
Abonnement: nemen
- Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.
Abonnement: checken
- Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee
Prints: maken
- Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.