Welke sociale processen kunnen de productiviteit van groepen beïnvloeden?


Wat is brainstormen?

In 1953 suggereerde Alex Osborn een methode om verschillende oplossingen voor problemen te bedenken: brainstorming. Brainstorming kan ingezet worden om oplossingen te vinden voor problemen waarbij er vele potentiële oplossingen zijn die niet makkelijk als goed of slecht te classificeren zijn. Al snel werd brainstormen erg populair. Het is gebaseerd op twee principes:

  1. Deferment of judgment (het uitstellen van een oordeel).
  2. Quantity breeds quality (kwantiteit leidt tot kwaliteit).

Volgens Osborn zijn er twee redenen waarom mensen niet creatief kunnen zijn: ze oordelen te snel en geven te snel op. Daarom stelde hij met brainstorming voor dat het opperen van ideeën en de beoordeling ervan gesplitst werden. Daarnaast moesten mensen volgens hem zoveel mogelijk ideeën bedenken, en dat is makkelijker in een groepje dan alleen. Onderzoek bood steun voor de ideeën van Osborn. Brainstormen in een groep van 12 bleek het best te werken, vanwege cognitieve stimulatie: groepsleden kunnen voort bouwen op elkaars ideeën. Dit werkt het best in een groep die niet te klein en niet te groot is.

Wat zijn oorzaken van verlies van productiviteit?

In een onderzoek van Diehl en Stroebe (1987) werd gevonden dat nominale groepen (groepen die geen ware groep vormen maar wiens ideeën gepoold worden) productiever zijn dan ‘ware’ groepen. Hier zijn een aantal mogelijke redenen voor aan te wijzen. Zo kan het te wijten zijn aan motivationele factoren. Free-riding kan bijvoorbeeld een verklaring bieden. Er is echter geen sterk bewijs gevonden dat de aanname ondersteund dat motivatieverlies bij groepen die brainstormen voortkomt uit motivationele factoren. De reden hiervoor is waarschijnlijk dat de meeste mensen het genereren van ideeën een leuke taak vinden en zich hier voor dus wel willen inzetten.

Het lijkt dus aannemelijk dat het aan verlies van coördinatie ligt. Een mogelijkheid is angst voor evaluatie: wanneer iemand bang is dat zijn ideeën door de andere groepsleden negatief zullen worden beoordeeld verhoogt dit de drempel om ideeën uit te spreken aanzienlijk. Dit leidt er toe dat individuen die niet beoordeeld kunnen worden onbevangener zijn in hun uiting van ideeën. Uit de studie van Camacho en Paulus (1995) kan geconcludeerd worden dat angst voor evaluatie een rol speelt in de productiviteitsverliezen van groepen, speciaal voor mensen met sociale angsten. Er speelt echter nog een belangrijke factor mee: productie-blokkade. Diehl en Stroebe (1987) stelde de hypothese dat dit de oorzaak was van verlies van productiviteit: wanneer mensen in een groep werken, spreekt er meestal één persoon tegelijk. De anderen moeten op hun beurt wachten en terwijl ze wachten bedenken ze mogelijk geen nieuwe ideeën of vergeten ze wat ze al bedacht hadden. Later onderzoek toonde aan dat de reden voor dit effect gelegen is in cognitieve interferentie: de ideeën kunnen niet meteen geuit worden nadat ze zijn bedacht. Dit leidt tot vergeten en inhibeert ook de generatie van andere nieuwe ideeën.

Hoe kan cognitieve stimulatie productiviteit verhogen?

Een implicatie van de bevindingen van Diehl en Stroebe (1987) is dat wanneer deze blokkering opgeheven wordt, er geen productiviteitsverlies meer zou optreden. Het biedt ook mogelijkheden om manieren te vinden het genereren van ideeën juist te stimuleren. De blokkering kan opgeheven worden door mensen niet te laten verbaliseren wat ze bedenken, maar het op te schrijven. Vervolgens worden de ideeën gedistribueerd onder de anderen en kunnen zij er inspiratie uit op doen of op verder bouwen. Op deze manier kunnen ideeën van anderen juist stimulerend werken, bijvoorbeeld in een Electronic Brainstorm System (EBS). Deze systemen zijn effectief, maar ook duur. Daarnaast vereist het dat alle groepsleden een computer hebben en toegang tot het EBS via een intern netwerk dat de verschillende groepsleden onderling ook verbindt.

De vraag rest: waarom zijn de ideeën van andere stimulerend? Nijstadt, Stroebe en Lodewijkx (2002) stelden dat ideeën niet gegenereerd kunnen worden uit ijle lucht: ze ontstaan meestal uit een combinatie van bestaande kennis. Wanneer kennis is geactiveerd door de ideeën van anderen, is deze makkelijker te combineren tot nieuwe inzichten.

Kortom, Osborn had gelijk: ideeën van anderen zijn stimulerend. Zijn methode, klassieke brainstorm, bleek echter niet de ideale manier om hier gebruik van te maken.

Wat is de illusie van groepsproductiviteit?

Ook al is dus aangetoond dat de klassieke methode van brainstormen niet optimaal is, toch gebeurt dit nog steeds op grote schaal en is aangetoond dat mensen meer tevredenheid ervaren met nieuwe ideeën wanneer deze voort zijn gekomen uit een brainstorm dan wanneer deze voortkomen uit een individuele denksessie. Hoe komt het dat deze illusie van groepsproductiviteit heerst?

Er zijn verschillende verklaringen voor deze illusie. Paulus (1993) stelt dat mensen in een brainstorm de mogelijkheid hebben om hun eigen prestatie met die van andere te vergelijken en dat de meeste groepsleden de conclusie zullen trekken dat zij evenveel hebben bijgedragen als ander groepsleden. Dit leidt er toe dat zij tevredener zijn. Individuen die alleen werken hebben meer last van onzekerheid over hun prestatie. Stroebe et al (1992) stelde dat mensen hun eigen prestatie in een groepssituatie overschatten en dat zij zichzelf credits geven voor de ideeën van anderen. Brainstormen in een groep maakt het genereren van ideeën subjectief gezien makkelijker: ook wanneer een individu even niets bij te dragen heeft worden er ideeën gegenereerd, in tegenstelling tot wat het geval is bij een individuele brainstorm. Dit leidt ook tot hogere tevredenheid na afloop van een groeps-brainstorm in vergelijking met een solo-brainstorm.

Hoe wordt de kwaliteit van ideeën beoordeeld?

De twee dimensies waarop de kwaliteit van ideeën meestal beoordeeld wordt, zijn originaliteit en haalbaarheid. Een idee kan hoog of laag scoren op beide dimensies, waardoor er vier categorieën ontstaan:

  • Slechte ideeën (lage originaliteit, lage haalbaarheid).
  • Conventionele ideeën (lage originaliteit, hoge haalbaarheid).
  • Gekke ideeën (hoge originaliteit, lage haalbaarheid).
  • Goede ideeën (hoge originaliteit, hoge haalbaarheid).

Ook creativiteit is op een dergelijke manier in te delen: ideeën zijn creatief in zoverre dat ze nieuw (origineel) en bruikbaar (haalbaar) zijn. De kwaliteit van een brainstormsessie wordt meestal gemeten met behulp van het aantal goede ideeën. Het aantal goede ideeën correleert sterk met het totale aantal ideeën: hoe meer ideeën gegenereerd worden, hoe meer goede ideeën er onder hen gevonden zullen worden.

Een vraag die recentelijk onderzocht is, betreft hoe goed groepen en individuen zijn in het selecteren van de goede ideeën. Na het divergente proces van het bedenken van de ideeën is het tijd voor het convergente proces waarin mensen de beste ideeën kiezen. De kwaliteit van de uiteindelijk gekozen ideeën hangt volgens Rietzschel, Nijstad en Stroebe (2006) van twee factoren af:

  • De kwaliteit van de gegenereerde ideeën.
  • De effectiviteit van het selectieproces (de mate waarin de juiste ideeën zijn gekozen).

Rietzschel et al. (2006) stelden dat nominale groepen in het algemeen meer goede ideeën genereren in een brainstormsessie en dat zij dus meer keus hebben. Het zou echter zo kunnen zijn dat interactieve groepen er beter in zijn om de goede ideeën te selecteren.

Rietzschel et al. (2006) hebben een experiment gedaan waarin proefpersonen eerst ideeën bedachten en vervolgens de vier beste kozen. De proefpersonen waren psychologiestudenten die of wel in een groepje ofwel individueel als leden van een nominale groep werkten. Gevonden werd dat echte groepen minder ideeën bedachten dan de nominale groepen, en dat de ideeën van de echte groepen minder origineel maar haalbaarder waren dan de ideeën van de nominale groepen. In de kwaliteit van de ideeën die geselecteerd werden door de verschillende groepen, werden echter geen verschillen gevonden. Het meest opvallend was dat de gemiddelde originaliteit en haalbaarheid van de geselecteerde ideeën niet hoger was dan de gemiddelde originaliteit en haalbaarheid van de gegenereerde ideeën. Hoewel er betere ideeën voor handen waren, koos men die niet, in nominale noch in echte groepen. De effectiviteit van selectie was zelfs zo slecht dat de groepen net zo goed random hun ideeën hadden kunnen selecteren.
Een van de problemen waar men tegen aan loopt bij het selecteren van ideeën is dat originaliteit en haalbaarheid negatief aan elkaar gerelateerd zijn. Veel ideeën zijn of origineel of haalbaar en niet beiden. Dit leidt er toe dat mensen meer op de haalbaarheid focussen. Rietzschel et al. vonden dat mensen wel overtuigd kunnen worden om originele ideeën te kiezen wanneer ze expliciet deze instructie kregen, maar dit leidde wel tot meer ontevredenheid. Over het algemeen kiezen mensen dus liever haalbare ideeën ten kosten van originaliteit, dan andersom.

Hoe ziet creativiteit in groepen eruit?

Recentelijk heeft onderzoek aangetoond dat de creativiteit van groepen afhangt van de mate waarin groepsleden onafhankelijk denken in plaats van zich te conformeren aan de groepsnormen of de groepsharmonie voor onafhankelijk denken te stellen.

  • Beersma en De Dreu (2005) vonden dat groepen die net competitief overlegd hadden creatiever waren dan groepen die net een coöperatief overleg hadden gehad
  • Nemeth en Ormiston (2007) lieten twee groepen een sessie ideeëngeneratie houden. Na de eerste sessie bleven de groepen ofwel intact, ofwel ervoeren een verandering van leden. Na deze verandering bleken groepen creatiever dan groepen waar de leden stabiel waren gebleven. De mensen in de stabiele groepen voelden zich echter wel meer comfortabel dan de mensen in de veranderde groepen.
  • Goncalo en Staw (2006) vonden dat groepen waarin individualistische waarden geactiveerd waren creatiever waren dan groepen waarin in collectivistische waarden geactiveerd waren.

Deze voorbeelden lopen sterk uiteen maar hebben wel iets gemeen: groepen verschilden in de mate waarin ze zich richten op gelijkheid onder leden en harmonie of op verschillen en uniciteit. Om creativiteit te maximaliseren moeten groepen verschillende benaderingen gebruiken en geen druk ervaren om te voldoen aan groepsnormen of uniform te zijn. De kans hierop is groter na een competitief overleg, na een verandering van leden en wanneer individualistische waarden geactiveerd zijn. Ook belangrijk bij het faciliteren van creativiteit zijn effectieve groepsprocessen: deze zijn nodig om individuele creativiteit optimaal in te zetten om een creatieve groep te worden.

Gerelateerde pagina's

Relaties en meer lezen

  Chapters 

Teksten & Informatie

JoHo: paginawijzer

JoHo 'chapter 'pagina

 

Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?

  •   JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp

Crossroad: volgen

  • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

Crossroad: kiezen

  • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

Footprints: bewaren

  • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke  lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
  • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

Aanmelden

  • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.

Aanmelding: checken

  • Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee

Prints: maken

  • Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.
JoHo: footprint achterlaten
 
   

Account - Bereikbaarheid - Contact - Dienstenwijzer - Gegevens - Vacatures - Zoeken