Het lichaamsbeeld ontwikkelt zich geleidelijk met leeftijd. In iedere ontwikkelingsfase zijn er specifieke aspecten van het lichaamsbeeld die veranderen aan de hand van ervaringen van het kind. In dit hoofdstuk staat de ontwikkeling van lichaamsbeeld van pasgeboren baby’s tot basisschoolkinderen centraal.
Pasgeboren baby’s
Liefdevolle aanrakingen, in de ontwikkelingspsychologie ‘affectief bevestigende aanrakingen’ genoemd, spelen een basale rol bij pasgeboren baby’s. Het samengaan van de blik, stem en aanrakingen van een persoon is heel belangrijk omdat deze het fundament vormen voor het te ontwikkelen lichaamsbeeld. De tast is het zintuig waarmee baby’s de meest directe ervaringen kunnen opdoen; andere zintuigen zijn nog niet optimaal ontwikkeld. Affectief bevestigende aanraking leidt tot het vormen van een band en een gevoel van veiligheid vanwaaruit de baby de wereld en zichzelf kan exploreren.
Het belang van liefdevolle aanrakingen en de behoefte van baby’s hieraan wordt ondersteund door het bekende experiment van Harlow. Hij liet babychimpansees kiezen tussen twee surrogaatmoeders. De kleintjes bleken een warme, zachte surrogaatmoeder van kussens te verkiezen boven een ijzeren frame waar ze melk konden halen. De behoefte aan voedsel werd dus gedomineerd door de behoefte aan een warm en zacht gevoel.
Peuters
Rond de leeftijd van 2 jaar hebben de meeste kinderen zelfbesef ontwikkeld. Dit kan aangetoond worden doordat ze zichzelf bijvoorbeeld in de spiegel herkennen.
Waarschijnlijk hebben mensen een aangeboren eigenschap om dit ‘ik-gevoel’, oftewel lichaamsego, te ontwikkelen. Er is een specifiek gebied in de hersenschors waar het lichaam gerepresenteerd wordt. Leerervaringen, zoals aanrakingen, kijkrichting en benoemingen van anderen, activeren het aangeboren vermogen om een lichaamsego te ontwikkelen. Het lichaamsbeeld ontwikkelt dus in interactie met anderen. Anderen zijn als het ware een spiegel.
Geleidelijk ontwikkelt een kind cognitieve schema’s over het lichaam. Schema’s verlenen betekenis aan ervaring, maar zijn ook voortdurend aan verandering onderhevig door nieuwe ervaringen. Een normaal lichaamsbeeld wordt opgebouwd door drie typen ervaring:
1. Spiegeling. De manier waarop de ouders op het kind reageren beïnvloedt de ontwikkeling van het lichaamsbeeld van het kind. Meestal is het de moeder die als spiegel voor het kind fungeert.
2. Eigen gedrag. De ervaringen van het kind met het eigen gedrag in relatie tot anderen en de gevolgen ervan dragen bij tot het ontstaan van het lichaamsbeeld.
3. Interne lichaamssensaties. De ervaringen van het kind met de eigen interne lichaamssensaties zijn belangrijk bij het ontwikkelen van het lichaamsbeeld. Omdat de peuter nog geen taal kent, vallen emotionele en lichamelijke sensaties samen met het lichaamsego.
Rond het eerste jaar begint een kind te leren lopen. Doordat een kind zich nu beter in de ruimte kan voortbewegen, leert een kind zijn lichaam in te schatten qua lengte en omvang ten opzichte van de omringende ruimte.
Kindertijd
Naarmate een kind ouder wordt leert het meer lichaamsfuncties te beheersen, bijvoorbeeld door zindelijkheidstraining. Het leren van lichaamsfuncties gaat samen met het leren van controle over het lichaam, dus gaat het ten koste van het lichamelijk genot. Het kind leert welke delen van het lichaam heimelijke delen zijn en welke functies ondeugend, lelijk en beschaamd zijn. Volwassenen stimuleren het kind om zijn lichaam onder controle te krijgen. Het lichaam als bron van plezier en genot verandert in een vies lichaam dat in bedwang gehouden moet worden. Kinderen kunnen enkel onderscheid maken tussen prettig en onprettig. Het is de taak van de ouders om het kind te leren wat de culturele betekenis van de verschillende lichaamsdelen is. Volwassenen geven een andere reactie aan het kind, afhankelijk van welk lichaamsdeel aangeraakt wordt. Het niet leren van dergelijke ‘regels’ kan er voor zorgen dat het kind zichzelf buiten de groep voelt staan en dat kan veel gevoelens van schaamte geven.
Kinderen leren ook al snel onderscheid maken tussen jongens en meisjes. Het socialiseringsproces zorgt ervoor dat mensen, of ze het nu willen of niet, jongens en meisjes op verschillende manieren opvoeden.
Jongens hebben bijvoorbeeld meer bewegingsruimte dan meisjes. Hierdoor worden jongens minder vaak aangeraakt door hun moeder. Impliciet leren we kinderen hierdoor dat koestering en aangeraakt worden gepaard gaat met gebrek aan bewegingsruimte. En, omgekeerd, meer bewegingsvrijheid hangt samen met minder aangeraakt worden. Ouders reageren anders, maar ook de cultuur vindt sekse een belangrijke indelingscriterium tussen mensen.
Rond het derde levensjaar is een kind in staat ‘ik’ en ‘jij’ uit elkaar te houden. Het maken van dit onderscheid is een belangrijke stap in de ontwikkeling van het zelfbewustzijn van het kind. Door ‘ik’ te kunnen zeggen kan het kind zichzelf afgrenzen van anderen. Het woordje ‘nee’ wordt in deze periode veel gebruikt. Ook het woord ‘nee’ is van belang, omdat nee- zeggen helpt het kind om te leren wat van hem is en wat niet. Daarnaast leren kinderen in deze periode woorden om naar zichzelf te verwijzen.
Basisschoolleeftijd
De meeste kinderen beginnen met school als ze 4 zijn. Op school moeten ze veel stilzitten, waardoor het lichaam als bron van plezier en kennis op de achtergrond raakt. De nadruk gaat liggen op intellectuele ontwikkeling.
Naast intelligentie en schoolprestaties draag het uiterlijk bij aan de populariteit van een kind in de klas, en daardoor aan het zelfvertrouwen. Onbewust worden positievere eigenschappen toegekend aan aantrekkelijke kinderen.
Ook sportiviteit draagt bij aan het mogen meedoen in een groep en erbij horen. Kinderen die wel goed zijn in sport, behoren tot de populaire kinderen. Motorisch wat onhandig zijn, betekent eigenlijk je lichamelijk niet makkelijk in de wereld begeven. Het kennen van de eigen lichaamsgrenzen is van belang voor het motorisch soepel bewegen. Nieuwe vaardigheden zijn in het begin van het leerproces altijd ongecoördineerd. Wanneer het automatisch lijkt te zijn geworden, is het ingebed in het lichaamsbeeld.
Het lichaamsbeeld is het referentiepunt voor ruimtelijke oriëntatie. Het is hierbij belangrijk om te weten waar het lichaam begint en waar het ophoudt.
Motorisch onhandige kinderen hebben wellicht moeite met zelf ruimte innemen. Ook kan het zijn dat ze geen vast referentiepunt nemen. Omdat het lichaamsbeeld uit meerdere dimensies bestaat, kunnen er verschillende factoren ten grondslag liggen aan motorische onhandigheid.
Speelgoed en kleding
Spelen is een onderdeel van de socialisering. Het aanbod van speelgoed heeft invloed op het lichaamsbeeld. Poppen zijn hier een duidelijk voorbeeld van. Poppen voor meisjes zijn in de loop der jaren steeds dunner geworden, jongenspoppen steeds gespierder. Het zijn culturele modellen van het lichaamsideaal.
Daarnaast is het aanbod gescheiden voor jongens en meisjes. Voor meisjes is er meer ruimte om ook jongensspeelgoed te gebruiken, dan andersom. Dit hoort bij de socialisatie van mannelijkheid of vrouwelijkheid.
Verschillende vormen van spelen hebben invloed op het lichaamsbeeld. Bewegingsspelen dragen bij aan het leren kennen van het lichaam. Kinderen in steden spelen steeds minder buiten; de vraag is wat de consequentie is voor hun lichaamsbeeld. Constructiespelen helpen bij het ontwikkelen van logisch redeneren en ruimtelijke oriëntatie. Competitiespelen hebben betrekking op de vergelijking van zelf en anderen.
Net als bij speelgoed, is er bij kleding sprake van een duidelijk onderscheid tussen wat voor jongens en wat voor meisjes bedoeld is. Kleding is een uitdrukkingsmiddel dat belangrijk is voor de ontwikkeling van zelfbeeld. Het drukt uit bij welke groep je hoort en het lichaam kan ermee geaccentueerd of juist verborgen worden.
Kennis over het lichaam
Kennis over het eigen lichaam neemt sterk toe tijdens de lager schoolperiode. Volgens sommige onderzoekers drukken jongere kinderen de kennis over hun lichaam uit in termen van wat er in het lichaam wordt gestopt en wat eruit komt. Ook verwijzen jonge kinderen meer naar de psychologische of sociale betekenis van lichaamsdelen, door bijvoorbeeld het hart te zien als symbool voor liefde. Oudere kinderen noemen eerder de biologische functies.
Onderzoek over lichaamskennis vanaf 12 jaar is helaas schaars. Dit is precies het moment dat secundaire geslachtsontwikkeling begint. Er vindt dus een grote verandering in het lichaamsbeeld plaats.
Ook onderzoek naar verschillen in lichaamsbeeld tussen jongens en meisjes ontbreekt.
Wel is er enig onderzoek naar de invloed van seksueel misbruik. Hieruit blijkt dat misbruikte kinderen vaak een minder goed besef hebben van hun eigen lichaam en een lagere globale zelfwaardering hebben.
Aanrakingen
Het lichaamsbeeld wordt ontwikkeld door het samenzijn en het samenleven van een kind met andere mensen. Hierbij gaat het niet alleen om aangeraakt worden, maar ook om de duur, de locatie, de intensiteit en de sensatie van de aanraking. Uit onderzoek komt een aantal bevindingen naar voren:
Langdurige en intense aanrakingen zorgen voor een groeiend besef van het eigen lichaam;
Hoe regelmatiger en hoe meer mensen worden aangeraakt, hoe accurater het lichaamsbeeld is;
Pijnlijke aanrakingen verstoren het functioneren van het perceptuele systeem;
Prettige aanrakingen zijn van wezenlijk belang voor een gezond en positief lichaamsbeeld.
Het aantal aanrakingen dat kinderen krijgen neemt af naarmate ze ouder worden. Dit komt onder meer doordat de emotionele afstand tussen hen en hun ouders groter wordt.
Aanrakingen blijven belangrijk gedurende het leven. Oudere mensen ontvangen helaas weinig aanrakingen, bijvoorbeeld doordat ze hun partner verloren hebben en doordat lichamelijke kenmerken van ouderdom als onaantrekkelijk gezien worden.
Een laatste punt is dat aanrakingen invloed hebben op hechting. Er is sprake van veilige hechting wanneer een kind zichzelf als waardevol ziet en anderen als betrouwbaar. Het gevoel waardevol te zijn wordt bevorderd door affectief bevestigende aanrakingen, die in het begin van het hoofdstuk besproken zijn.
- ‹ vorige
- 2 of 2
Chapters
Teksten & Informatie
JoHo 'chapter 'pagina
Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?
- JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp
Crossroad: volgen
- Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website
Crossroad: kiezen
- Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.
Footprints: bewaren
- Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
- Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.
Abonnement: nemen
- Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.
Abonnement: checken
- Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee
Prints: maken
- Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.