Gezondheidspsychologie gaat over factoren die van invloed zijn op het welzijn en op ziekte. Daarnaast gaat het over maatregelen die genomen kunnen worden om de gezondheid te verbeteren en ziekte te voorkomen.
Stressoren zijn veeleisende of bedreigende situaties. Stress is een patroon van cognitieve beoordelingen, fysiologische reacties en gedragingen die voorkomen als reactie op een onbalans tussen situationele eisen en de middelen die nodig zijn om die het hoofd te bieden. Stressoren verschillen in ernst. Er kan sprake zijn van microstressoren; het dagelijkse gedoe en kleine ergernissen, zoals lastige collega’s, files en academische deadlines. Grote negatieve gebeurtenissen, zoals de dood of het verlies van een dierbare, een academische mislukking, een ernstige ziekte of slachtoffer worden van een misdaad, hebben veel invloed op ons en vereisen veel inspanning om deze het hoofd te bieden. Catastrofische gebeurtenissen gebeuren vaak onverwacht en hebben grote invloed op heel veel mensen. Voorbeelden zijn de tsunami of terroristische aanslagen. Alle drie typen stressoren kunnen belangrijke negatieve effecten hebben op het psychologische en fysieke welzijn. De stressrespons heeft cognitieve, fysiologische en gedragscomponenten. Stel dat je een belangrijk sollicitatiegesprek hebt. Eerst komt dan de primaire beoordeling; je interpreteert de situatie als onschuldig, neutraal/irrelevant of bedreigend op basis van wat er van je verlangd wordt en hoe belangrijk dat is voor je welzijn (hoe hard heb je die baan nodig?). Tegelijkertijd komt de secundaire beoordeling; je bekijkt of jij het vermogen hebt om de situatie het hoofd te bieden en de middelen waar je mee om moet gaan. Omgangsmiddelen zijn kennis en vermogens, je verbale vaardigheden en je sociale middelen, zoals mensen die je emotionele steun geven en je aanmoedigen. Wanneer je gelooft dat de eisen van het interview groter zijn dan de middelen die je hebt, ervaar je waarschijnlijk stress. Je denkt ook na over de potentiële consequenties wanneer het je niet lukt om om te gaan met de situatie, inclusief de ernst van de consequenties en de kans dat ze gebeuren. Tenslotte is ook de psychologische betekenis van de consequenties gerelateerd aan je overtuigingen over jezelf en de wereld.
Selye omschreef een fysiologisch reactiepatroon op sterke en langdurige stressoren. Het algemene (general) adaptatie syndroom (GAS) bestaat uit drie fases: alarm, weerstand en uitputting. Als reactie op een fysieke of psychologische stressor, stijgt bij organismen meteen de fysiologische opwinding, omdat het lichaam zichzelf klaar maakt om te reageren op de bedreiging. Deze alarmreactie komt door de plotselinge activatie van het sympathische zenuwstelsel en het vrijkomen van stresshormonen door het endocriene systeem. Deze alarmfase kan niet oneindig doorgaan. Het lichaam heeft de natuurlijke neiging om een gebalanceerde innerlijke homeostase te houden, waardoor het parasympathische zenuwstelsel wordt geactiveerd en de opwinding vermindert. Het lichaam blijft wel alert, maar reageert met de tweede fase, weerstand. Tijdens weerstand worden de voorraden van het lichaam gemobiliseerd door de continue uitstoting van stresshormonen door het endocriene systeem, voornamelijk de bijnieren. Weerstand kan relatief lange tijd duren, maar de voorraden van het lichaam raken op en de werking van het immuunsysteem wordt deels onderdrukt door de stresshormonen. Wanneer de stressor erg intens is en lang duurt, komt het lichaam uiteindelijk in de fase van uitputting. Daarbij is er een verhoogde vatbaarheid voor ziekten en in sommige gevallen instorting en de dood. Selye stelde dat het zwakste lichaamssysteem (bijvoorbeeld cardiovasculair, ademhaling, gastro-intestinaal) hier het meeste last van heeft.
Het feit dat mensen zo anders reageren op stressvolle gebeurtenissen heeft veel gezondheidspsychologen ertoe aangezet om te zoeken naar persoonlijke factoren en factoren uit de omgeving die mensen meer of minder vatbaar voor stressvolle gebeurtenissen maken. Het is namelijk zo dat wanneer stress lang aanhoudt, het erg schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Ook kan stress al bestaande kwaaltjes verergeren. Dit komt doordat acute stress het imuunsysteem activeert, maar chronische stress het imuunsysteem juist plat legt.
Kwetsbaarheidfactoren verhogen de vatbaarheid van mensen voor stressvolle gebeurtenissen. Dit zijn weinig sociale steun, neigingen om angstig of pessimistisch te worden, veel negatieve gevoelens en andere factoren die de weerstand tegen stress verlagen. Beschermende factoren zijn factoren uit de omgeving of persoonlijke middelen die mensen helpen om te gaan met stressvolle gebeurtenissen. Dit zijn fysiologische reactiviteit, sociale steun, goede manieren om ermee om te gaan en persoonlijke factoren zoals taaiheid, optimisme en het vermogen om de betekenis van stressvolle gebeurtenissen te zien. Mensen met een type A gedragspatroon hebben de neiging om onder grote druk te leven en veel van zichzelf en anderen te vragen. Veel type A mensen zijn workaholics die continu streven om meer gedaan te krijgen in minder tijd. Type A mensen worden ook gekarakteriseerd door een hoog niveau van concurrentievermogen en ambitie, wat agressie en vijandigheid op kan wekken wanneer dingen hun in de weg staan. Mensen die een type B gedragspatroon hebben laten het tegenovergestelde zien: geduld, kalmte en ze geven niets om tijdsurgentie. Zowel het lichaam als de geest kan de mens minder kwetsbaar of kwetsbaarder maken voor stressoren. Ook ons geloof in situaties en in onszelf is een belangrijke beschermende factor of kwetsbaarheidfactor.
Taaiheid omvat drie overtuigingen van verbintenis, controle en uitdaging, wat stressbeschermende factoren zijn. Taaie mensen zijn toegewijd aan hun werk, hun familie en andere dingen waarin ze betrokken zijn. Zij geloven dat het belangrijk is wat ze doen. Ook vinden ze dat ze de controle hebben over hun uitkomsten, in plaats van dat ze zich machteloos voelen om gebeurtenissen te beïnvloeden. Ten slotte zien ze veeleisende situaties als uitdagingen of kansen, in plaats van bedreigingen. Daardoor worden situaties niet zo stressvol en kunnen ze een hoger niveau van het vermogen stimuleren en uiteindelijk kunnen ze bijdragen aan het welzijn van de persoon. Wanneer we geconfronteerd worden met een stressor is een van de belangrijkste afwegingen die we maken, of we voldoende middelen hebben om om te gaan met die stressor. Coping self-efficacy is het geloof dat we dat gedrag kunnen uitvoeren, dat nodig is om succesvol met de situatie om te gaan en is een belangrijke beschermende factor. Zelfs gebeurtenissen waarvan we denken dat ze erg veeleisend zijn kunnen weinig stress opleveren als we geloven dat we het vermogen hebben om ermee om te gaan.
Hoewel er ontelbare manieren zijn waarop mensen reageren op een stressor, kunnen coping strategieën ingedeeld worden in drie algemene klassen. Probleem gefocust coping strategieën proberen om de eisen van de situatie meteen te confronteren en er meteen mee om te gaan, of om de situatie zo te veranderen dat deze niet meer stressvol is. Bij emotie gefocust coping probeert men de emotionele reacties als gevolg van de stressvolle situatie in de hand te houden. Sommige vormen van emotie gefocuste coping omvat het beoordelen van de situatie op een manier dat de emotionele impact geminimaliseerd wordt. De derde klasse van coping strategieën is het zoeken van sociale steun; je op anderen richten voor hulp en emotionele steun in tijden van stress. Een student kan zich bijvoorbeeld richten op een klasgenoot bij het voorbereiden van een tentamen.
Geen enkele coping strategie is in alle gevallen even effectief. De effectiviteit van de verschillende mechanismen hangen af van de eigenschappen van de situatie, de geschiktheid van het toepassen van de techniek, en de vaardigheid waarmee de techniek wordt uitgevoerd. Ook is het zo dat vaak wordt gedacht dat we met mensen moeten praten over stressvolle gebeurtenissen, met het idee dat dit zorgt voor ontlading. Blootstelling en het erkennen van de stressor zorgt er inderdaad voor dat extinctie van de stimulus op kan treden, en de emotionele impact van de stressor verminderd wordt. Naast dat niet iedere copingstrategie altijd even effectief is, is het ook nog zo dat sekse en cultuur invloed uitoefenen. Ondanks dat mannen en vrouwen allebei probleem gefocust coping hanteren, gebruiken mannen dit vaker als eerste strategie. Vrouwen hebben vaak grotere sociale netwerken, en zoeken meer sociale steun. Ten slotte is het ook nog zo dat vrouwen, meer dan mannen, emotioneel gerichte coping gebruiken. Ook bij de coping-strategieën komt cultuur weer om de hoek kijken. In verschillende culturen worden verschillende coping-strategieën gewaardeerd en gehanteerd.
Wanneer mensen de techniek van cognitieve herstructurering om systematisch irrationele ideeën op te sporen, te trotseren en vervangen, kunnen hun gevoelens dramatisch veranderen. Met zelfinstructie training leren mensen om tegen zichzelf te praten en om hun gedrag te leiden op een manier die helpt om effectiever met situaties om te gaan. Ze ontwikkelen verschillende zelfinstructies die gebruikt kunnen worden tijdens vier stadia van de stressvolle situatie: voorbereiden op de stressor, de stressor confronteren, omgaan met het gevoel van overweldiging en het beoordelen van de coping effecten na de stressvolle situatie. Coping vaardigheidstraining kan mensen ook helpen om hun fysiologische reacties in stressvolle situaties te controleren. Omdat relaxatie onverenigbaar is met opwinding, is somatische relaxatie training een middel om vrijwillig hoge opwinding te verminderen of te voorkomen. Om dit te leren spannen mensen verscheidene delen van hun lichaam aan en koppelen ze ontspanning aan een triggerwoord. Het doel is om relaxatie aan het triggerwoord en uitademing te koppelen, zodat men meteen in een staat van relaxatie komt, zodra men in een stressvolle situatie komt, door uit te ademen en mentaal het triggerwoord te zeggen. Een andere manier van relaxatie kan opgewekt worden door meditatie. Meditatie ontspant niet alleen het lichaam, maar produceert ook cognitieve relaxatie. Dit is een vredige en rustige status. In de ene aanpak zit de persoon rustig in een comfortabele positie met de ogen gesloten en hij concentreert zich op het woord ‘een’ bij elke uitademing. Deze procedure houdt men 20 minuten vol en wanneer men de techniek beheerst, zorgt dit voor snelle ontspanning van lichaam en geest. Het belangrijke verschil tussen meditatie en somatische relaxatie is dat de laatste op elk moment kan worden toegepast, dus ook meteen tijdens de stressvolle situatie. Meditatie werkt het beste in een rustige, persoonlijke ruimte. Veel mensen die mediteren oefenen de techniek dagelijks.
Pijnreceptoren bevinden zich in alle lichaamsweefsels, behalve de hersenen, botten, het haar, de nagels en de niet-levende delen van de tanden. Vrije zenuwuiteinden in de huid en interne organen reageren op intense mechanische, thermische of chemische stimulatie. Vervolgens sturen ze zenuwimpulsen naar het ruggenmerg, waar sensorische banen de pijninformatie naar de hersenen leiden. Wanneer dit in de hersenen is aangekomen, wordt de sensorische informatie over de pijnintensiteit en de locatie doorgegeven door de thalamus aan het somatosensorische en aan frontale delen van de cerebrale cortex. Andere banen vanaf de thalamus sturen zenuwimpulsen naar het limbische systeem, die betrokken is bij motivatie en emotie. Deze banen hebben controle over het emotionele onderdeel van pijn. Pijn heeft dus zowel een sensorisch als een emotioneel onderdeel. Iemand gaat lijden wanneer zowel pijnvolle sensaties als negatieve emotionele reacties aanwezig zijn. De poort controle theorie stelt dat de ervaring van pijn zorgt voor het openen en sluiten van poortmechanismen in het zenuwstelsel. Gebeurtenissen in het ruggenmerg kan een systeem van ruggenmerg ‘poorten’ openen en zenuwimpulsen in staat stellen om naar de hersenen te gaan. Andere sensorische input kan de poorten gedeeltelijk of geheel sluiten en onze ervaring van pijn afstompen. Volgens poort controle theoristen heeft acupunctuur pijnverlichtende effecten omdat de naalden vooral tactiele receptoren stimuleren, die de pijnpoorten sluiten.
Endorfine is een endogeen (intern) geproduceerde morfine. Endorfines hebben pijnverlichtende effecten door de neurotransmitters te blokkeren die betrokken zijn bij de synaptische transmissie van pijnimpulsen van het ruggenmerg naar de hersenen. Sommige endorfines zijn meer dan 200 keer zo krachtig als morfine. Een fenomeen dat veroorzaakt wordt door endorfine is stressgeïnduceerde verdoving; een reductie in (of afwezigheid van) waargenomen pijn, wat gebeurt onder stressvolle omstandigheden. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat ongeveer 65% van de soldaten die gewond raken tijdens een gevecht, geen pijn voelden tijdens hun verwonding. In een levensbedreigende situatie moet fight-of-flight verdedigend gedrag de prioriteit hebben boven normale reacties op pijn, waarbij men ook vaak immobiel is. Door de pijnsensaties te verminderen of te blokkeren door het mechanisme van endorfine vrijlating, helpt stressgeïnduceerde verdoving dit pijngerelateerde gedrag te onderdrukken zodat de persoon of het dier de acties kan uitvoeren die nodig zijn om te overleven, zoals vluchten, vechten of help zoeken. Placebo’s zijn fysiologisch bewegingsloze substanties die geen medische waarde hebben, maar waarvan de patiënt wel denkt dat het helpt.
Gezondheid gerelateerd gedrag is onder te verdelen in twee hoofdcategorieën. Gezondheid-vermeerdering gedrag (health-enhancing behaviour) zorgt voor het behoud en vermeerdering van gezondheid. Onder deze gedragingen vallen bijvoorbeeld sporten en gezonde voeding. Gezondheidschadend gedrag (health-impairing behaviour) bevordert de ontwikkeling van ziektes. Hieronder valt bijvoorbeeld roken en te vet eten. De meeste theorieën over gezondheidsgedrag richten zich op cognitieve variabelen zoals geloof, attitudes, percepties van zelfkracht en de intenties om gezondheidsgedrag te verklaren. Volgens deze cognitieve theorieën bepalen de gedachtes, attitudes en verwachtingen van een persoon over toekomstige uitkomsten het gezondheidsgedrag.
De meest onderzochte cognitieve theorie is de theorie van gepland gedrag (theory of planned behaviour), ook wel TPB genoemd. Volgens deze theorie is de beste voorspeller van gedrag de intentie van de persoon om het gedrag uit te voeren. Intentie wordt hier gedefinieerd als de motivatie van een persoon om zich op een bepaalde manier te gedragen. Dit indiceert hoeveel moeite een persoon zou willen investeren om het gedrag uit te voeren. De intentie wordt bepaald door middel van drie determinanten (zie fig. 16.19 op blz. 635). De eerste is de attitude over het bepaalde gedrag, de tweede is de subjectieve norm of waargenomen sociale druk om het gedrag uit te voeren en de derde is de waargenomen gedragscontrole. Stagetheorieën nemen aan dat gedragsverandering niet een doorgaand proces is, maar iets dat passeert tussen onderscheiden verschillende stages. Het gedrag is dus verschillend per fase. De bekendste stagetheorie is het transtheoretisch model dat zes belangrijke fases in het veranderingsproces identificeert.
Voorbeschouwing: de persoon ziet niet in dat hij/zij een gezondheidsprobleem heeft, ontkent dat het iets is wat zijn/haar welzijn in gevaar brengt, of voelt zich te machteloos om er iets aan te veranderen.
Beschouwing: de persoon ziet het probleem of wil zijn/haar gedrag veranderen, maar heeft nog niet het besluit genomen om actie te ondernemen. Sommige rokers zijn zich goed bewust van de gezondheidsrisico’s, maar zijn nog niet klaar om het besluit te nemen om te stoppen. Totdat de voordelen van verandering opwegen tegen de kosten of de moeite, zullen ze nog geen actie ondernemen.
Voorbereiding: de persoon heeft besloten om het gedrag te veranderen en maakt voorafgaande plannen om dat te doen. Voorafgaande stappen zouden kunnen zijn het aantal gerookte sigaretten per dag verlagen.
Actie: de persoon verandert actief zijn/haar gedrag. Succes tijdens deze fase is afhankelijk van de gedragscontrole vaardigheden die nodig zijn om het plan van actie uit te voeren. De actie fase vereist de grootste inzet van inspanningen en energie.
Handhaving: de persoon heeft terugval kunnen voorkomen voor minstens zes maand. Dit betekent niet dat het gevecht over is. Veel mensen vallen een aantal keren terug naar hun voormalige gedrag, maar ze houden toch vast aan hun inspanningen voor verandering.
Beëindiging: de verandering in gedrag is zo geïntegreerd en onder persoonlijke controle, dat het oorspronkelijke probleem niet meer terug komt.
Sport wordt geassocieerd met fysieke gezondheid en een lang leven. Aerobics is een ononderbroken activiteit, zoals joggen, zwemmen en fietsen, dat de hartslag activeert en de behoefte aan zuurstof van het lichaam verhoogt. Deze manier van sporten heeft veel fysieke voordelen. Door de aerobics wordt de hartslag op den duur langzamer en efficiënter, zuurstof wordt beter gebruikt, er komen meer langzame slaapgolven, cholesterolniveau wordt lager, snellere fysieke aanpassing aan stressoren en meer calorieverbranding. Wanneer rokers, probleemdrinkers, drugsmisbruikers, mensen die onveilig seks hebben, etc. willen veranderen, moeten ze eerst hun problemen inzien, actie willen ondernemen en geloven dat ze kunnen veranderen. In plaats van de persoon met zijn of haar probleem te confronteren (wat juist vaak averechts werkt), leidt de techniek van motivationeel interviewen de persoon naar zijn of haar eigen conclusie, door vragen te stellen die focussen op verschillen tussen de huidige stand van zaken en het ideale zelfbeeld van de persoon, verlangd gedrag en verlangde uitkomsten. Focussen op deze verschillen kan gemotiveerde verandering teweegbrengen. De verschillende factoren die stimuleren om te roken, drinken of drugs te gebruiken, maken het moeilijk om deze gedragingen te veranderen. Psychologen combineren daarom alles dat bewezen is effectief te zijn. Deze Multi-modal behandelingen voegen vaak biologische middelen (zoals nicotinepleisters) samen met psychologische middelen, zoals:
Aversie therapie. Daarbij wordt het ongewenste gedrag geassocieerd met een onprettige stimulus, zoals een elektrische schok of een misselijkmakend medicijn, om een negatieve emotionele reactie te creëren.
Relaxatie en stressmanagement training, dat helpt de persoon om zich aan te passen en om te gaan met stressvolle situaties.
Zelfcontrole procedures die de persoon helpen om de nadelen en consequenties van het misbruikgedrag in te zien.
Coping en sociale vaardigheden training om om te gaan met hoge-risico-situaties die misbruik uitlokken.
Huwelijks- en familie begeleiding om ruzies te verminderen en sociale steun te verbeteren.
Positieve bekrachtigingprocedures om de verandering te versterken.
Misbruik heeft niet alleen negatieve effecten op het fysieke welzijn, maar heeft vaak ook andere consequenties, zoals zelfvernietigend seksueel en agressief gedrag. Schadebeperking is een preventiestrategie die niet ontwikkeld is om een probleem te laten verdwijnen, maar om de schadelijke effecten van het gedrag te verminderen. Terugval preventie is ontwikkeld om de kans op terugval te verminderen. Bij een onthouding overtreding effect raakt de persoon overstuur en geeft hij/zij zichzelf de schuld van een misstap. Hij ziet dit als bewijs dat hij nooit sterk genoeg zal zijn om de verleiding te weerstaan. Dit gevoel van hopeloosheid zorgt ervoor dat mensen een nog grotere kans hebben om alle pogingen om te veranderen overboord te gooien. In veel gevallen heeft dit een complete terugval tot gevolg.
bron: Psychology: The science of Mind and Behaviour - Holt