Dit hoofdstuk beslaat een korte geschiedenis van wetenschappelijk onderzoek rondom affect, om vast te stellen wat er over het algemeen bedoeld wordt met emoties, gevoelens en stemmingen. Het gaat hier vooral om de verschillende methodes die gebruikt zijn om deze verschillende aspecten van affect te meten.
Hoe worden emoties en stemmingen gedefiniërd?
Emotie
Er is geen eenduidige definitie van emotie. Veel theorieën zijn het er echter wel over eens dat elke emotie bestaat uit een aantal verschillende componenten: subjectieve rapportage, fysiologische respons, cognitieve evaluatie enzovoorts. Elke component vervult een bepaalde functie in het omgaan met een emotionele situatie.
Een veelgestelde vraag is of cognitieve evaluaties een oorzaak zijn van emotie of er eerder een component ervan zijn. Het component process model stelt dat evaluaties belangrijke componenten zijn en dat emoties alleen ervaren worden als meerdere subsystemen gecoördineerd worden om een adaptieve reactie te veroorzaken op een gebeurtenis die als significant wordt gezien voor het welzijn van een persoon. Vanuit dit perspectief wordt emotie gezien als een voorval van onderling gerelateerde, gesynchroniseerde veranderingen in de toestand van de subsystemen, in reactie op de evaluatie van een interne of externe stimuluswaarneming die relevant is voor het organisme.
Het erkennen van een cognitieve component in emotie is erg controversieel omdat veel onderzoekers aannemen dat emotie en cognitie compleet aparte – maar interacterende – systemen zijn. Izard stelt bijvoorbeeld dat een onderscheid gemaakt moet worden tussen een emotie en een emotieschema. Een emotie is enkel een respons op een gebeurtenis en vereist volgens hem geen evaluatie, maar een emotieschema integreert de emotionele respons met ingewikkelde cognitieve evaluaties.
Het component process model stelt dat alle vijf de componenten (cognitief, lichamelijk, actieneiging, uitdrukking en gevoelens) het grootste deel van de tijd apart van elkaar opereren. Om een emotie te kunnen vormen, moeten deze componenten gedurende een korte tijd gecoördineerd en gesynchroniseerd zijn, en dit proces wordt gedreven door evaluatieprocessen.
Emoties kunnen begrepen worden als gecoördineerde reacties op een aantal verschillende objecten en situaties, die emotioneel-competente stimuli worden genoemd. De vraag is of elke stimulus die geëvalueerd wordt emotioneel-competent is, of dat er stimuli zijn die eerder als significant beoordeeld worden door hun belangrijke biologische of sociale invloed. Een mogelijkheid is dat stimuli die emoties uitlokken opgedeeld kunnen worden in de categorieën beloningen en straffen. Deze versimpelde verdeling van emotioneel-competente stimuli is een elegante manier om de oorzaak van emoties te beschrijven maar geeft de complexiteit van de stimuli en evaluaties niet goed weer.
Sommigen stellen dat emoties het beste begrepen kunnen worden als actieneigingen die een organisme voorbereiden om op een bepaalde manier te handelen. Vanuit een evolutionair perspectief kunnen emoties gezien worden als de regelaars van gedrag dat bedoeld is om ons te helpen om te gaan met de eisen van de evolutie.
Emoties hebben drie unieke eigenschappen:
Emoties zijn geïmplementeerd in het lichaam, ze zijn duidelijk te herkennen aan gedragspatronen, gezichtsuitdrukking en opwinding
Emoties zijn minder gevoelig voor onze intenties dan andere psychologische toestanden
Emoties hebben een grotere reikwijdte dan andere psychologische toestanden, wat duidelijk wordt in hun globale effecten
Stemming
Stemming (mood) beschrijft een breed scala aan gevoelens. Stemmingen worden over het algemeen gezien als evaluaties van ons algemene welzijn. Ze kunnen gezien worden als toestanden die iemands algemene positie in het leven weerspiegelen. Dit verklaart waarom een situatie soms wel een verandering in emotie teweeg kan brengen, maar niet per sé in stemming. Stemmingen zijn dus eigenlijk emoties die over een langere periode zijn uitgespreid. Volgens Damasio betekent dit dat de gevoelens en lichamelijke veranderingen die met de emotie verbonden zijn, ook over de tijd worden uitgespreid.
Hoe worden stemmingen en emoties onderscheiden?
Emoties zijn van korte duur, ontstaan in reactie op specifieke gebeurtenissen en zijn ze relatief intens met de bijkomende fysiologische opwinding. Dit bevestigt dat het een belangrijke functie van emoties is om aanpassing aan belangrijke gebeurtenissen mogelijk te maken. Tegenover emoties staan stemmingen, die worden gekarakteriseerd als van langere duur en minder intens. De fysiologische opwinding is meer diffuus en stemmingen hebben meer invloed op cognities (in plaats van acties). Stemmingen kunnen ontstaan door de invloed van emoties.
Emoties zijn gerelateerd aan specifieke objecten of gebeurtenissen, terwijl stemmingen deze duidelijke focus missen. Dit kan verklaard worden door het feit dat een stemming ook wel wordt gezien als een emotie zonder de cognitieve evaluatie van de eigenschappen van een stimulus. Er is dus geen directe stimulus nodig om een stemming te veroorzaken.
Een andere theorie stelt dat stemming altijd aanwezig is als een soort affectieve achtergrond voor ons dagelijks leven. Het kleurt onze cognitieve processen, terwijl emoties gezien kunnen worden als verstoringen in deze achtergrond. Emoties zorgen dus meer voor kortdurende veranderingen in de manier waarop we de wereld zien.
Hoe wordt affect in het algemeen gemeten?
Er is een breed scala aan meetinstrumenten voor zowel emoties als stemmingen. Sommigen focussen op subjectieve zelf-rapportage: aan iemand vragen hoe deze zich voelt. Anderen focussen op fysiologische- en gedragsindicators, terwijl weer anderen direct hersenactiviteit meten. Een uitdaging is om stemmingen en emoties op te wekken in een laboratoriumsetting. Dit kan bijvoorbeeld met de mood induction procedure, een techniek waarbij mensen een lijst met stellingen over zichzelf lezen die ofwel verdrietig, ofwel blij zijn. Dit is een effectieve techniek, maar het is niet altijd duidelijk of het een stemming is of een emotie die wordt opgewekt. Om echte emoties op te wekken worden vaak emotioneel competente stimuli gebruikt, zoals een boos gezicht. Meer cognitieve taken (bijvoorbeeld het herinneren van een traumatisch voorval) hebben eerder de neiging om een stemming op te wekken.
Hoe worden emoties gemeten?
Emoties worden vaak vergezeld door een gevoel. Deze bewuste gevoelens kunnen alleen gerapporteerd worden uit de eerste hand, deze zelf-rapportage kan dus niet vervangen worden door alle andere componenten die we meten van emotie. We kunnen echter ook geen volledig beeld van emoties krijgen zonder fysiologische- en gedragsmetingen uit te voeren.
Meten van de gedragsaspecten van emoties
Een vorm van gedrag die duidelijk gelinkt is aan emotie is gezichtsuitdrukking. Andere gedragingen zijn bijvoorbeeld schreeuwen bij angst, of bij woede. Een probleem voor onderzoekers is echter dat mensen goed zijn in het onderdrukken van deze gedragingen: een verdrietig persoon kan zijn best doen om vrolijk over te komen op zijn omgeving. Daarnaast verschilt het per cultuur of het gepast is om een bepaalde emotie te tonen. In Japan is het bijvoorbeeld ongepast om boosheid of agressie te laten zien.
Observatietechnieken worden gebruikt om kinderen of dieren te observeren in hun natuurlijke omgeving, waardoor verschillende gedragsreacties bekeken kunnen worden in relatie tot de aanwezigheid van een bepaalde stimulus. Veel diersoorten laten een reeks gedragingen zien die indicatief zijn voor emotionele toestand, vooral angst.
Charles Darwin was één van de eersten die gezichtsuitdrukkingen bestudeerde. Zijn conclusie was dat soortgelijke gezichtsuitdrukkingen over de hele wereld soortgelijke emoties aanduidden. Ekman vond hetzelfde door zijn onderzoek met een geïsoleerde groep mensen uit Papua Nieuw-Guinea, die in staat bleken om emoties af te leiden van de gezichtsuitdrukkingen van blanke Amerikanen. Dit wijst erop dat gezichtsuitdrukkingen universeel in plaats van cultureel bepaald zijn.
Meten van de fysiologische aspecten van emoties
Behalve met gedragsresponsen, zijn emoties ook geassocieerd met een scala aan fysiologische reacties, zoals een verhoogde hartslag, zweethanden of de afgifte van grote hoeveelheden hormonen. Bij een extreme angstreactie wordt bloed weggevoerd van langzame processen zoals vertering en aangevoerd bij spieren en in de hersenen, om een snelle vecht- of vluchtreactie mogelijk te maken. Al deze fysiologische veranderingen worden gestuurd door het autonome zenuwstelsel. Dit stelsel zorgt voor de functieregulatie van het interne milieu van het lichaam en bestaat uit twee delen. Het sympathische zenuwstelsel controleert de effecten van opwinding, het parasympatische zenuwstelsel controleert de effecten die optreden wanneer we ons in rusttoestand bevinden. Algemene technieken die worden gebruikt bij het meten van fysiologische responsen in emotion science zijn: skin conductance response (SCR), meten van hartslag (HR), meten van bloeddruk (BP), meten van cortisolwaarde, elektromyografie (EMG) en meten ademhalingsritme.
Meten van de neurale aspecten van emoties
Ondanks dat bepaalde structuren die deel uitmaken van het limbisch systeem (cingulate cortex, hippocampus, thalamus, hypothalamus, amygdala) belangrijk zijn voor emoties, wijst recent onderzoek uit dat verschillende hersencircuits verschillende aspecten van emoties controleren. Daarnaast zijn veel van deze hersendelen naast bij emotie ook betrokken bij andere functies.
Veel van wat we weten over de hersenen en emotie komt van dierstudies, waarbij specifieke delen van de hersenen werden verwijderd en er vervolgens gekeken werd welke veranderingen er optraden. Een andere veelgebruikte techniek is single cell recording. Hierbij wordt een elektrode diep in de hersenen ingebracht die direct de activiteit van een enkel neuron of een kleine groep neuronen kan meten.
De meeste vooruitgang in het onderzoek naar de neurale basis is echter geboekt door de ontwikkeling van functional imaging van het brein. Verschillende technieken zijn positron emission tomography (PET), functional magnetic resonance imaging (fMRI), electroencephalography (EEG) en magnetoenchephalography (MEG). PET en fMRI werken beide door het meten van veranderingen in de bloedstroom in verschillende hersendelen. Actievere delen gebruiken meer zuurstof en krijgen dus meer bloed. EEG werkt door elektrische activiteit in het brein te meten. Hieruit kunnen we een meting verkrijgen genaamd event-related potential (ERP), een specifiek elektrisch signaal dat optreedt in reactie op een specifieke stimulus. MEG maakt gebruik van een apparaat dat het magnetische veld kan meten dat ontstaat door de elektrische activiteit in de hersenen.
Meten van de subjectieve aspecten van emoties
Veel mensen vinden dat de subjectieve component van emoties het belangrijkst is, omdat hoe een emotie voelt vaak het meest saillant voor ons is. Introspectie (‘de eigen geest inkijken’) is lange tijd een belangrijke methode geweest om emoties te onderzoeken. Tegenwoordig wordt het bijna niet meer gebruikt omdat het geen betrouwbare methode blijkt te zijn. Mensen hebben namelijk vaak geen goed beeld van de oorzaken van hun eigen gedrag. We hebben een natuurlijke neiging om te zoeken naar een redelijke verklaring voor ons gedrag, ook al is deze verklaring vaak fout. Daarnaast hebben we ook geen goed beeld van de oorzaken van onze emoties; stimuli die we onbewust binnenkrijgen kunnen nog steeds ons gedrag beïnvloeden.
Backward masking is een techniek waarbij een targetstimulus heel kort te zien is, waarna vrijwel meteen een maskerende stimulus wordt getoond. De proefpersoon is zich niet bewust dat hij de targetstimulus gezien heeft maar wanneer dit een angstopwekkend beeld is, ontstaat er toch een lichamelijke angstreactie. Dit bewijst dat een emotionele reactie kan ontstaan zelfs wanneer er geen bewuste herkenning van de stimulus plaatsvindt.
Het is belangrijk om methodes te ontwikkelen voor het meten van subjectieve ervaringen. Het bijhouden van een dagboek is een voorbeeld van een veelbelovende techniek maar deze wordt nog niet vaak gebruikt. Wat op dit moment wel vaak gebruikt wordt zijn vragenlijsten, ontwikkeld om mensen de mogelijkheid te geven hun subjectieve gevoelstoestand te rapporteren.
Vragenlijsten om emoties mee te meten
Bij een vragenlijst is het belangrijk om onderscheid te maken tussen state en trait-aspecten van emotie. Dat betekent dat van tevoren goed bedacht moet worden of er gevraagd gaat worden naar de gevoelens op het moment dat de vragen worden gesteld (state), of naar meer algemene gevoelens (trait). State-emoties hebben vaak een bredere range van intensiteit dan trait-emoties en refereren naar een specifieke gebeurtenis van beperkte duur. Als iemand een bepaalde trait-emotie bezit, betekent dit dat hij of zij geneigd is die emotie vaker te ervaren in verschillende situaties.
Meten van de cognitieve aspecten van emoties
Wanneer we het hebben over de cognitieve aspecten van emoties, bedoelen we de fundamentele neigingen in de perceptie, aandacht en het geheugen. De meest gebruikte meting is simpelweg reactietijd, die heel precies aangeeft hoe snel iemand een motorische of verbale reactie kan geven op een bepaalde stimulus. Het blijkt dat de verwerking van negatief geladen woorden (zoals ‘kanker’ of ‘falen’), sneller gaat dan bij positief geladen woorden (zoals ‘vakantie’ of ‘prijs’).
Naast reactietijd wordt geheugen ook gebruikt als meetbaar concept. Wanneer mensen bijvoorbeeld een aantal positief geladen en negatief geladen woorden te zien krijgen en we ze later vragen zo veel mogelijk van deze woorden te herhalen, blijkt dat mensen over het algemeen de negatieve woorden beter onthouden.
Samengevat wordt voor het meten van emoties dus vooral gekeken naar de gedrags-, fysiologische-, en neurale componenten ervan. Er bestaat wat controverse over of de cognitieve factoren (evaluaties en neigingen) ook componenten van emoties zijn, of toch oorzaken van emoties. Ook de subjectieve aspecten zijn belangrijk, hoewel er onenigheid bestaat over de kwaliteit van de bestaande metingen hiervan.
Hoe worden stemmingen gemeten?
De termen emoties en stemmingen worden vaak door elkaar gebruikt, dit gebrek aan een duidelijke scheidslijn zou wel eens een remmend effect gehad kunnen hebben op de ontwikkeling van het onderzoek naar de twee fenomenen. De meeste van de bovengenoemde metingen kunnen gebruikt worden voor zowel emoties als stemmingen. Het is dan ook niet altijd duidelijk welke van de twee precies gemeten wordt.
Meten van de fysiologische en neurale aspecten van stemmingen
De eerder genoemde brain-imagingtechnieken EEG, PET, fMRI en de fysiologische metingen van hartslag en cortisol-afgifte zijn ook te gebruiken voor het bestuderen van stemmingen. Dit heeft zelfs voordelen; omdat stemmingen van langere duur zijn, is er meer tijd om de effecten te bekijken. Een probleem is echter dat het meeste dat we weten van stemmingen afkomstig is uit onderzoek naar stemmingsstoornissen zoals depressie.
Uit dit onderzoek blijkt dat een verminderde aanwezigheid van neurotransmitters zoals dopamine en serotonine in het lichaam een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van depressie. Volgens de monoamine hypothesis of mood disorders is een depressieve stemming gerelateerd aan een verminderde aanwezigheid van monoamine neurotransmitters (met name serotonine en noradrenaline) in de hersenen. Andersom leidt een verhoogde aanwezigheid van deze transmitters in de hersenen tot een positieve stemming. De hypothalamic-pituitary-adrenal (HPA) as is verantwoordelijk voor de afgifte van de neurotransmitters (vooral cortisol) die te maken hebben met stress. Een overactieve HPA-as wordt in verband gebracht met angststoornissen en stemmingsstoornissen, die vaak samen voorkomen.
Een interessant feit is dat de HPA-as gereguleerd wordt door de amygdala en de hippocampus, die beide van groot belang zijn voor affect. Activiteit in de amygdala (vaak gerelateerd aan angst) stimuleert de HPA-as, terwijl activiteit in de hippocampus deze onderdrukt. De hippocampus bevat glucocorticoïd receptoren, die cortisol uit de HPA-as binden. Hierdoor weet de hippocampus wanneer de activiteit in de HPA-as onderdrukt moet worden. Een reductie van het aantal van deze receptoren verklaart dan ook een deel van de te hoge activiteit van de HPA-as bij depressie en angststoornissen. Deze reductie van de receptoren kan een gevolg zijn van verwaarlozing en mishandeling in de kindertijd. Dit heeft grotere gevolgen voor stemmingstoestanden dan voor emoties.
Uit onderzoek naar neurale structuren, blijkt dat emoties met name gemedieerd worden door onder andere de amygdala en de anterieur cingulate cortex (ACC). Deze structuren werken strak samen met motorcircuits en kunnen daardoor actie-georiënteerde responsen veroorzaken, getriggerd door perceptie. Stemmingen daarentegen worden in verband gebracht met een meer verfijnde cognitief-georiënteerde respons, getriggerd door complexe cognitieve processen. Deze zijn voornamelijk gelokaliseerd in de prefrontale cortex (PFC).
Meten van de cognitieve aspecten van stemmingen
De meest gebruikte onderzoeksstrategie in dit veld is om de effecten van stemming op geheugen of sociale oordelen te meten. Dit wordt gedaan door het veroorzaken van een bepaalde stemming, waarna een geheugentaak gedaan moet worden waarin negatief of positief geladen woorden onthouden moeten worden. Deze moeten later, wanneer de persoon weer in een neutrale stemming is, herhaald worden. Uit dit soort onderzoek is mood congruent encoding gevonden, wat betekent dat mensen in een bepaalde stemming meer geneigd zijn om informatie te herinneren die consistent is met die stemming. Met andere woorden, de huidige stemming bepaalt ook of mensen neigen een positieve of negatieve voorspelling over hun toekomst te maken. Stemming bepaald door het weer, kan van invloed zijn op ons gevoel van welzijn en onze tevredenheid met het leven. Wanneer mensen in een goede stemming zijn, identificeren ze sneller blije woorden, maar wanneer ze in een slechte stemming zijn identificeren ze eerder verdrietige woorden.
De ervaring van emoties en stemmingen
Een belangrijke component van emoties en stemmingen is de bewuste ervaring van affect; de gevoelstoestanden die zulke essentiële ingrediënten zijn van menselijke emotie. Wanneer we in het dagelijks leven over emoties praten, hebben we het eigenlijk altijd over hoe we ons voelden in deze situaties. Sommigen stellen zelfs dat affectieve responsen (emoties en stemmingen) en gevoelens zo dicht bij elkaar liggen dat het geen zin heeft om ze van elkaar te onderscheiden. Damasio is het daar echter niet mee eens. Volgens hem zijn gevoelens de mentale representatie van de fysiologische veranderingen die optreden tijdens een emotie, of tijdens een stemming.
Wat en hoe voelen we?
Het is nog niet zo lang geleden dat emoties en gevoelens voor het eerst als aparte concepten behandeld werden in het onderzoek naar affect. Dat dit eerder niet gebeurde, zou te wijten kunnen zijn aan het feit dat onderzoekers gebruik moeten maken van de onbetrouwbare introspectietechnieken. Er komt steeds meer bewijs dat emoties en stemmingen alleen in het bewustzijn gevoeld worden als toestanden van ofwel genoegen ofwel ongenoegen. De mentale representatie van een emotie geeft dan aan of de mate van genoegen (of ongenoegen) hoog of laag is. Gevoel is een complexe combinatie van informatie uit allerlei verschillende systemen, die de valentie en opwinding representeert in het bewustzijn.
Damasio bedacht de first-order bodily representations: zowel het eigen lichaam en een extern object zijn opgeslagen als neurale patronen, dit zijn de first-order maps. Op basis van veranderingen in deze maps die gerelateerd zijn aan veranderingen in het lichaam, kunnen second-order maps gevormd worden. Deze geven de relatie tussen het externe object en het lichaam weer. Second-order bodily representations houden in dat de neurale patronen uit de second-order maps mentale afbeeldingen vormen die de relatie beschrijven; dit zijn volgens Damasio de gevoelens. Ze helpen om geïntegreerde feedback te geven, die weer aangepast kan worden door voortdurende ervaringen. Volgens Damasio zijn gevoelens dus het bewustzijn van de biologische functies en dit bewustzijn zorgt dat we de verschillende emoties kunnen onderscheiden. Gevoelens zijn daarmee dus afhankelijk van bewustzijn.
Meten van de neurale en fysiologische aspecten van gevoelens
De moeilijkheid in het ontdekken van de neurale basis van gevoelens is dat gevoelens per definitie privé mentale toestanden zijn. Daarnaast ontstaan gevoelens pas na emoties, waardoor het moeilijk is om de functionele neuroanatomie van emoties te scheiden van die van gevoelens. Velen hebben geprobeerd gevoelens te onderzoeken door mensen herinneringen op te laten halen van emotioneel beladen momenten. Helaas werd er bij vrijwel geen van deze studies een significant verschil gevonden tussen de hersenactiviteit bij verschillende gevoelens.
Wanneer de activiteit werd vergeleken met een baseline, werd er wel gevonden dat bij alle verschillende stemmingen sprake was van een verhoogde activiteit in de ponsen hypothalamus. Deze vinding ondersteunt de theorie dat gevoelens geassocieerd zijn met veranderingen in de autonome zenuwfuncties, die gecontroleerd worden door dezelfde hersendelen.
Gebaseerd op hoofdstuk 2 van Emotion Science van Fox
Relaties
- Wat zijn werkgerelateerde waarden, houdingen en emoties?
- Hoe ontwikkelen emoties, attitudes en stress zich op de werkvloer?
- Hoe verhouden motivatie en emotie zich tot elkaar?
- Op welke manieren kunnen emoties ervaren en uitgedrukt worden?
- Wat zijn motivatie en emoties?
- Wat is de relatie tussen emotie en persoonlijkheid?
- Hoe kunnen emoties, stemmingen en gevoelens gemeten worden?
- Stressbestendig zijn: leren of versterken
- 1 van 2
- volgende ›
Chapters
Teksten & Informatie
JoHo 'chapter 'pagina
Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?
- JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp
Crossroad: volgen
- Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website
Crossroad: kiezen
- Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.
Footprints: bewaren
- Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
- Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.
Abonnement: nemen
- Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.
Abonnement: checken
- Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee
Prints: maken
- Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.