Bestuursrecht: de belangrijkste vragen en antwoorden

Wat regelt het bestuursrecht?

  • Het bestuursrecht behandelt wetten, regels normen en instrumenten van de overheid op verschillende beleidsterreinen. Dit geheel brengt rechten en plichten met zich mee voor burgers, private organisaties en overheid, dit heeft invloed op hun dagelijkse activiteiten. Het bevat zowel algemene regelgeving (de Awb), bijzondere regelgeving (bijvoorbeeld de Woningwet) als Europees recht.
  • De deelterreinen kunnen inhoudelijk sterk verschillen, maar op juridisch vlak hebben zij tenminste één kenmerk gemeen: het betreft altijd eenzijdige rechtshandelingen van de overheid, gericht op een rechtsgevolg voor de (aspirant-)burger die niet het recht heeft hiermee in te stemmen of dit af te wijzen.
  • Het bestuursrecht heeft 3 functies:
    • instrumentele functie: het bestuursrecht wordt gebruikt als middel om beleidsvoornemens uit te voeren.
    • waarborgfunctie: het bestuursrecht wordt gebruikt als middel om de rechten van de burger tegenover het bestuur veilig te stellen.
    • normerende functie: het bestuursrecht normeert het bestuursoptreden.
  • Een ander belangrijk onderscheid is die naar de zogenoemde bronnen van bestuursrecht. De belangrijkste ‘makers’, ‘vormers’, ‘scheppers’ van het bestuursrecht zijn:
    • wet- en regelgeving: de nationale formele en materiële wetgevers (respectievelijk regering & Staten Generaal en provincies & gemeenten), de ‘Europese’ wetgever: Europees Parlement, de Europese Commissie en de Ministerraden van de Europese Unie (veel wetgevende taken worden nog steeds gezamenlijk gevoerd door deze instituties)
    • jurisprudentie: dat wil zeggen de rechterlijke uitspraken, van zowel nationale bestuursrechters als rechters van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM).
    • annotatie: in juridische tijdschriften wordt recente jurisprudentie besproken door wetenschappers en praktijkjuristen. Zij brengen deze in verband met wetgeving en wetenschappelijke literatuur.
    • literatuur: bestuursrecht is een relatief jong rechtsgebied dat meer dan andere rechtsgebieden beïnvloed wordt door de in wetenschappelijke literatuur geconstateerde verbanden en ontwikkelingen.

 

Beslissing of besluit?

  • Een beslissing is een mondeling of schriftelijk openbaar gemaakte uitkomst van afwegingen door een bestuursorgaan.
  • Deze definitie staat niet uitdrukkelijk in de Awb, maar wordt als werkwoord gebruikt, waardoor de betekenis binnen de tekst is af te leiden. Zo wordt duidelijk dat met beslissing vaak de voorbereidende fase van een besluit wordt bedoeld (zie bijvoorbeeld art. 6:3 Awb). Mondelinge beslissingen vallen onder bepaalde voorwaarden en omstandigheden binnen het bestuursrecht: zo mag een inspectieambtenaar onmiddellijk een eind maken aan gevaarlijke situaties, zonder dat eerst op schrift hoeven te stellen.
  • De vraag of een beslissing als een ‘besluit’ kan worden aangemerkt is van groot belang voor de toepassing van de Awb. De regels, normen en mogelijkheden tot rechtsbescherming van de Awb gelden namelijk in beginsel alleen voor besluiten. Besluiten hebben een publiekrechtelijk karakter: het zijn eenzijdige rechtshandelingen, dat wil zeggen: het bestuur staat iets toe of legt iets op aan de burger, wilsovereenstemming is niet nodig.
  • Definitie: onder een besluit wordt volgens art 1:3 lid 1 Awb verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan “inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling”. Vereisten zijn dus:
  1. schriftelijk: de beslissing moet wel schriftelijk zijn, anders kan zij niet aangemerkt worden als een besluit. Sinds kort wordt met ‘schriftelijk’ ook elektronisch vastgelegde beslissingen bedoeld.

  2. Afkomstig van bestuursorgaan;

  3. rechtshandeling: dat wil zeggen een handeling met beoogd rechtsgevolg. rechtshandelingen met onbedoeld rechtsgevolg (onrechtmatige daad) en feitelijke handelingen vallen hier in beginsel niet onder.

  4. Bevoegdheid van het orgaan volgt rechtstreeks uit een exclusief bestuursrechtelijk wettelijk voorschrift dan wel uit een beleidsregel van het orgaan of de publieke taak van het orgaan.

  • Gelijkstelling: zowel wetgever als rechter stellen sommige bestuurs-beslissingen gelijk met een besluit “het om strategische redenen als besluit behandelen, “strategisch besluitbegrip”), hoewel ze dat technisch gesproken niet zijn.

Wat zijn de formele normen voor een besluit?

  • Het besluitvormingsproces kent vijf standaard stappen. Deze stappen zijn onderhevig aan algemene regels die het nemen van besluiten door bestuurorganen inkaderen.
  • De vijf standaard stappen betreffen:
    • De voorbereiding van een besluit;
    • De besluitvorming;
    • De motivering van het besluit;
    • De materiële besluitvorming;
    • De kennisgeving van het besluit en de motivering.

Wat zijn de materiële normen voor besluitvorming?

  • Bij een belangenafweging wordt van het bestuursorgaan verwacht dat in soortgelijke gevallen een soortgelijk besluit wordt genomen. Het bestuursorgaan is gebonden aan verschillende normen, zoals het gelijkheidsbeginsel, het verbod van détournement de pouvoir en het specialiteitsbeginsel.

Hoe worden klachten door bestuur en ombudsman behandeld?

  • Klacht: “een ieder heeft het recht om over de wijze waarop een bestuursorgaan zich in een bepaalde gelegenheid jegens hem of een ander heeft gedragen, een klacht in te dienen bij dat bestuursorgaan”(art. 9:1 Awb).
  • Naast dit “interne klachtrecht” is ook extern klachtrecht mogelijk. Dit gebeurt bij een onafhankelijke instantie, de bekendste hiervan is de Nationale Ombudsman. Om daar echter een klacht in te dienen, moet eerst de interne klachtprocedure zijn doorlopen.
  • Het klachtrecht is een lichte vorm van rechtsbescherming. Het is geen échte vorm van rechtsbescherming, omdat het orgaan dat over de klacht buigt geen juridisch bindende beslissing kan nemen. Een klacht – overigens een begrip dat niet wordt gedefinieerd – betreft veelal de in de ogen van de burger onbehoorlijke behandeling door het bestuursorgaan of een vertegenwoordiger (ambtenaar) van dat orgaan (zie art. 9:2 Awb) op procedureel gebied. Het betreft niet zozeer de mogelijke onrechtmatigheid van een besluit zelf.

De bezwaarprocedure en administratief beroep

De bezwaarprocedure heeft meerdere functies:
  • zeeffunctie”: hij voorkomt dat zaken onnodig bij de rechter terecht komen;
  • rechtsbeschermingsfunctie” als zelfstandige, eenvoudige en goedkope mogelijkheid tot rechtsbescherming. Hierbij vindt een volle toetsing plaats: de besluitvorming kan worden overgedaan met inachtneming van de omstandigheden zoals die zijn op het moment van de beslissing op bezwaar (ex nunc);
  • verlenging van de bestuurlijke besluitvorming”: door deze verlenging wordt de rechtspositie van de burger tegenover het bestuur gewaarborgd;
  • dossierfunctie”: alle relevante stukken voor besluitvorming door de eventueel er later alsnog bijgehaalde administratieve rechter worden in de bezwaarfase verzameld;
  • signaleringsfunctie”: door deze procedure komen de gebreken in de bestuurlijke organisatie aan het licht, zodat ze gecorrigeerd kunnen worden.
Hoofdregel: bezwaar is altijd mogelijk. Op dit beginsel zijn echter uitzonderingen (7:1.1 Awb). Bezwaar is niet mogelijk als:
  • het in een ander (bijvoorbeeld toezicht-)kader al een keer is heroverwogen;
  • de burger bij de voorbereiding ervan al een inspraakmogelijkheid gehad heeft in het kader van een uniforme openbare voorbereidingsprocedure;
  • het bezwaar te trage besluitvorming betreft: dit zou een extra vertraging op gaan leveren! In zo’n geval is de bestuurlijke dwangsomregeling passender;
  • rechtstreeks beroep op de administratieve rechter door een bijzondere wet mogelijk is gemaakt.

Wat is de procedure bij een beroepschrift?

  • Een beroep beingt bij de indiening: het beroep bij de rechter begint met de indiening van een beroepschrift (elektronisch of op papier) bij de griffie (het secretariaat) van het bevoegde gerecht. Deze instantie controleert onder meer de tijdigheid van het beroep en beoordeelt op hoofdlijnen de ontvankelijkheid van het beroep en de bevoegdheid van de betreffende rechter. Problemen met betrekking tot bevoegdheid worden vaak opgelost door de stukken door te zenden naar de bevoegde instantie (doorzendplicht) of door toepassing van de vereenvoudigde behandeling (zie verderop).
  • De indieningstermijn van zes weken na de dag van bekendmaking van het besluit (artt. 6:5, 6:8, 6:9 Awb), wordt zeker in de beroepsfase zéér strikt door de rechter toegepast. Er zijn zaken bekend waarbij de rechter niet een beroepschrift in behandeling heeft genomen omdat deze slechts één minuut te laat per hand, post of elektronisch verkeer (e-mail, fax) is ontvangen. In hoger beroep heeft de ABRvS deze op het eerste gezicht hardvochtige en onredelijke beslissingen van de bestuursrechter bevestigd. De reden daarachter lijkt te zijn dat als men zich flexibel opstelt en procedurele uitzonderingen toelaat, op een gegeven moment het hek van de dam raakt omdat andere appellanten dezelfde uitzonderingen gaan opeisen

Wat voor nadeelcompensatie kan er zijn bij een rechtmatige overheidsdaad?

  • Door handelingen van een bestuursorgaan kan er voor een individuele burger aanzienlijke schade ontstaan, ook al zijn de handelingen van het bestuur noodzakelijk met het oog op het algemeen belang. Er kunnen nu eenmaal zwaarwegende algemene belangen zijn die niet kunnen wijken voor een relatief ondergeschikt belang van een individuele burger.
  • In een dergelijk geval kan er dan wel voor het bestuursorgaan een plicht ontstaan tot vergoeding van de schade die bij de individuele burger is ontstaan (nadeelcompensatie), ook al heeft het bestuursorgaan rechtmatig gehandeld. Bij nadeelcompensatie kan er dus voor door een burger aanspraak worden gemaakt op vergoeding van schade die door een bestuursorgaan is veroorzaakt.
  • Tegenwoordig wordt nadeelcompensatie gezien als een volwaardige vorm van schadevergoeding, waarbij alle schade wordt vergoed waarop men recht heeft. Ook bij nadeelcompensatie hoeft niet alle geleden schade voor vergoeding in aanmerking te komen. Het nadeelcompensatiebesluit is een besluit dat een bestuursorgaan kan nemen op grondslag van de bevoegdheid om nadeelcompensatie toe te kennen. Het nadeelcompensatiebesluit wordt ook wel aangeduid als (buitenwettelijk) zuiver schadebesluit of zelfstandig schadebesluit. Een onzuiver schadebesluit wordt in de literatuur ook wel aangeduid als onzelfstandig schadebesluit.

Wanneer is er recht op schadevergoeding bij een onrechtmatige overheidsdaad?

  • Op grond van art. 6:162 BW kan een ieder aansprakelijk gehouden worden voor schade die toerekenbaar is veroorzaakt. Deze hoofdregel geldt in beginsel ook voor bestuursorganen. De schade die wordt veroorzaakt door een toerekenbare onrechtmatige overheidsdaad, moet worden vergoed door de overheid.
  • Er zijn zeven eisen waaraan steeds moet zijn voldaan alvorens een vordering tegen de overheid kan slagen:
1. Onrechtmatigheid;
2. Toerekenbaarheid;
3. Relativiteit;
4. Causaliteit;
5. Schade;
6. Eigen schuld en de schadebeperkingsplicht, en
7. Verjaring.
  • Wanneer aan alle zeven eisen voldaan is, kan de gedupeerde komen tot een vordering van schadevergoeding

Welke bestraffende bestuurlijke sancties zijn er?

  • Als bestraffende bestuurlijke sancties zijn daar herstelsancties en bestraffende sancties. Herstelsancties zien er op om een overtreding terug te draaien en weer tot een legale situatie te komen. Een bestraffende sanctie ziet daar helemaal niet op, maar ziet er op om de overtreder te bestraffen en leed toe te brengen.
  • Onderliggende doelen zoals vergelding en preventie kunnen ook meetellen bij de bestraffende sanctie. De bekendste en meest belangrijke bestraffende sanctie is de bestuurlijke boete. Andere bestraffende sancties kunnen zijn het intrekken van een begunstigende beschikking, de intrekking van een financiële uitkering, ambtenarentucht en het openbaar maken van de handelingen van de overtreder. Dit zijn alleen bestraffende sancties als het doel is om leed toe te brengen aan de overtreder of dit uit de wet blijkt.
  • De regelingen voor de bestraffende sancties staan in afdeling 5.4 Awb waarvan het grootste deel in het beginsel voor bestuurlijke boetes geldt en niet voor andere sancties. Ook de algemene normen uit hoofdstuk 3 en titel 4.1. Awb zijn op bestraffende sancties van toepassing. De regelingen bieden vooral garanties en waarborgen over hoe met bestuurlijke boetes moet worden omgegaan en welke eisen er worden gesteld.
  • Bij het opleggen van bestuurlijke boetes gelden de volgende eisen voor bewijs:
    • De bewijslast van de overtreding rust op een bestuursorgaan.
    • Het bestuursorgaan dient het dragend bewijs van een overtreding bij de voltooiing van de bestuurlijke besluitvorming te leveren.
    • In geval van twijfel dient aan de betrokkene het voordeel van de twijfel te worden gegund. Deze eisen zijn strenger dan de eisen die aan het bewijs worden gesteld bij andere (niet bestraffende) besluiten van bestuursorganen.

Welke rechter is bevoegd?

  • In het eerste lid van art. 112 Gw is bepaald dat de taak van berechting van geschillen opgedragen is aan de rechterlijke macht. Maar op grond van het tweede lid kunnen in sommige gevallen ook andere gerechten, die niet tot de rechterlijke macht behoren, dit doen. Geschillen die niet uit een burgerlijke rechtsbetrekking zijn ontstaan, kunnen namelijk ook worden voorgelegd aan gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren. De rechterlijke macht is dus niet (altijd) de enige instantie die bevoegd is.
  • Op grond van art. 8:1 Awb worden bestuursrechtelijke geschillen in beginsel in eerste instantie door de rechtbank berecht. Op deze hoofdregel zijn wel uitzonderingen te maken. Op grond van art. 8:6 Awb kan er geen beroep worden ingesteld bij de rechtbank tegen een besluit waartegen beroep bij een andere administratieve rechter kan worden ingesteld. Deze kan tot de rechterlijke macht behoren, maar dit is geen vereiste; aldus blijkt uit de omschrijving van de administratieve rechter in art. 1:4 Awb. De rechterlijke macht kan optreden als administratieve rechter, omdat zij kan oordelen over bestuursrechtelijke geschillen: voor zover zij dat type geschillen berecht, is zij ook een administratieve rechter.
  • Doordat er talrijke instanties zijn die bevoegd zijn tot het berechten van bestuursrechtelijke geschillen, is er sprake van verschillende door de wetgever in het leven geroepen systemen van bestuursrechtspraak. Een systeem kan bestaan uit één of meerdere instanties. Ook kan er binnen een systeem zowel sprake zijn van concentratie (er is maar één gerecht waartoe je je kunt wenden) als spreiding (meerdere mogelijkheden).
  • Er spelen drie vragen een rol:
    • Welke van de verschillende systemen van bestuursrechtspraak is bevoegd om het beroep tegen een besluit te beoordelen? Deze vraag ziet op de algemene bevoegdheid van de bestuursrechter.
    • Welk gerecht (in een systeem dat dus meerdere instanties kent) dient te worden benaderd? Dit gaat over de absolute bevoegdheid van de bestuursrechter.
    • Bij welk gerecht in Nederland moet beroep worden ingesteld als er sprake is van spreiding? Deze vraag gaat over de relatieve bevoegdheid van de bestuursrechter.

Privaatrecht of Publiekrecht?

  • Tot het Windmill-arrest (1990) werd de tweewegenleer gehuldigd: de overheid was min of meer vrij om te kiezen of ze de privaat- of publiekrechtelijke weg wilde bewandelen om iets te bereiken. Nadelen voor de met de overheid contracterende burger was de ongelijkwaardige onderhandelingspositie, nadeel voor de andere burgers was het ondergraven van publiekrechtelijke waarborgen rond bijvoorbeeld inspraak en rechtsbescherming. In het Windmill-arrest werd deze leer bijgesteld: de Staat had – als eigenaar - lozingen van afvalstoffen in de Nieuwe Waterweg tegen een vergoeding toegestaan. Toen de Staat deze vergoeding omhoog wilde brengen, protesteerde haar wederpartij. Mocht de Staat contracteren over de Waterweg, en mocht de Staat deze tegenprestatie vragen? HR: in dit geval mocht het niet, want “gekozen dient te worden voor de publiekrechtelijke weg wanneer het gebruik van de privaatrechtelijke bevoegdheden de publiekrechtelijke regeling op onaanvaardbare wijze doorkruist.”
  • Maar wanneer kan het nog privaatrechtelijk, wanneer niet meer: wanneer is de doorkruising van een publiekrechtelijke regeling nou echt “onaanvaardbaar”?
  • Hiervoor zijn drie relevante criteria:
  1. inhoud en strekking publiekrechtelijke regeling;

  2. wijze waarop, mate waarin die regeling de belangen van burgers beschermt;

  3. kan de overheid via publiekrechtelijke weg min of meer hetzelfde bereiken?

  • Een half jaar na Windmill werd een tweede arrest (Kunst- en antiekstudio Lelystad (1991)) gewezen waardoor er een vierde criterium, bij het Windmill-rijtje kwam:
  1. de maatschappelijke gevolgen van de uitspraak die de doorkruising afkeurt.

Wat is het verband tussen Nederlands, Europees en Internationaal recht?

  • Vooral mensenrechtenverdragen en EU-recht beïnvloeden de Nederlandse bestuursrechtelijke wetgeving.
  • Europese wetgeving beïnvloedt op afstand de nationale bronnen van bestuursrecht, die van Nederland en de andere lidstaten van de Europese Unie. In Nederland moet de wetgever steeds vaker Europese regels overnemen en verwerken in nationale wetten, of deze mogen niet in strijd zijn met de eersten. In Nederland moet de nationale rechter, en dus ook de bestuursrechter, nationale wetgeving toetsen aan Europese wetgeving (maar niet aan de eigen Grondwet).
  • De beïnvloeding gaat ook de andere kant op: het Nederlandse rechtsstelsel maakt deel uit van de communautaire rechtsorde van de Europese Unie, en Europese wetgevers en rechters bestuderen, beoordelen en oordelen over onze wetgeving en jurisprudentie, wat weer hun wetgeving en jurisprudentie mede vorm geeft. Niettemin heeft het Europees recht een sterkere invloed heeft op de ontwikkeling van ons bestuursrecht dan andersom. Dit ‘eenrichtingsverkeer’ is ook nodig omdat het de bedoeling is dat regels van het EU-recht zoveel mogelijk gelijk worden toegepast in alle lidstaten, alleen al om de rechtsgelijkheid van de EU-inwoners te waarborgen.
  • Vaak moet Nederland zelfs Europese regels gewoon uitvoeren. Op vele beleidsterreinen, zoals marktwerking, mededinging, milieu en natuur, heeft de Nederlandse wetgever nauwelijks of geen bevoegdheid meer tot het zelfstandig maken van regels: die worden tegenwoordig allemaal in ‘Brussel’ gemaakt.

Relaties

  Chapters 

Teksten & Informatie

JoHo: paginawijzer

JoHo 'chapter 'pagina

 

Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?

  •   JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp

Crossroad: volgen

  • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

Crossroad: kiezen

  • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

Footprints: bewaren

  • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke  lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
  • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

Abonnement: nemen

  • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.

Abonnement: checken

  • Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee

Prints: maken

  • Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.
JoHo: footprint achterlaten