Hoe verhoudt de constructivistische visie zich tot het geven van instructie en het opdoen van kennis?


Wat houdt constructivisme in?

Het constructivisme kent een aantal substromingen. Bij het cognitief constructivisme bestaat er nog steeds een objectieve externe werkelijkheid. Deze werkelijkheid kan echter niet direct gekend worden, maar alleen via het opdoen van ervaringen met de concrete werkelijkheid komen we tot kennis (empirisme). De verwerking gebeurt via interne cognitieve processen (rationalisme). Alles is afhankelijk van de toevallige persoonlijke ervaringen.

Bij het sociaal constructivisme/sociocultureel constructivisme ligt de nadruk op het feit dat kennisconstructie gebeurt in interactie met andere lerenden. Kennis bestaat niet los van eigen ervaringen. Door taal wordt kennis gedeeld. De kennisontwikkeling gebeurt in en is afhankelijk van een sociale setting. Er bestaat wel een vorm van werkelijkheid buiten de lerende, maar die kunnen we enkel via sociale interacties verkennen, ervaren en dus leren kennen (realisme)

Bij de gesitueerde theorie staat de situatie/context centraal. Kennis kan daar niet los van gezien worden. de lerende is onlosmakelijk met de context verbonden. Het is eigenlijk een radicale versie van het sociaal constructivisme.

Het constructivisme is dus een soort paraplubegrip, omdat het gebruikt wordt voor een veelheid aan opvattingen, stromingen en visies. De theorie en het begrippenkader is weinig concreet operationeel uitgewerkt, waardoor er veel critici zijn. assumpties zijn ook lastig te onderzoeken. Vooral een helder beeld van hoe kennis precies wordt geconstrueerd ontbreekt. Constructivisme is in die zin soms eerder een filosofisch referentiekader.

Lerenden worden verantwoordelijk gehouden voor hun eigen leerproces. Zelfsturing staat centraal, net zoals zelfstandig informatie opzoeken door middel van communicatie- en informatietechnologieën.

Welke soorten constructivisme bestaan er?

  • Exogeen constructivisme: kennisconstructie leidt tot kennis die een reconstructie is van de fysische werkelijkheid. Deze externe wereld beïnvloedt onze ervaringen enz.

  • Endogeen constructivisme: kennis is afgeleid van eerder verworven kennis en dus niet bepaald door directe interactie met de omgeving. Kennis is niet een spiegel van de werkelijkheid, de kennis ontwikkelt zich door cognitieve abstractie.

  • Dialectisch constructivisme: kennis ontstaat door de interactie tussen de mens en zijn omgeving. Kennis ontstaat door het oplossen van mentale conflicten naar aanleiding van de confrontatie tussen de eigen kennis en de omgeving.

Basisassumpties van het constructivisme zijn:

  1. Elke lerende brengt bij een leerproces eigen kennis in, die gebaseerd is op eerdere leerprocessen.

  2. De kern van de kennis kan onmogelijk overgedragen worden naar een andere lerende omdat kennis het resultaat is van een persoonlijke interpretatie van ervaringen.

  3. Alhoewel elke lerende een eigen interpretatie heeft van de werkelijkheid en zeer persoonlijke kennis opbouwt kunnen we toch met elkaar samenwerken. We kunnen standpunten verzoenen en in overeenstemming komen.

  4. Kennis ontwikkelt zich en verandert. Dit gebeurt door het uitwisselen van perspectieven op kennis van andere lerenden.

Wat is de constructivistische opvatting over leren en instructie geven?

Hier volgen een aantal constructivistische benaderingen:

  1. Kennis is niet een product maar een proces waarbij elke lerende probeert betekenis te geven aan zijn/haar werkelijkheid en ervaringen.

  2. Kennis wordt op een zeer persoonlijke manier verwerkt en dit afhankelijk van de context waarin deze verworven wordt. Kennis is dus geïndexeerd door de ervaringscontext.

  3. Elkaar begrijpen en kennis delen volgt uit een directe interactie tussen lerenden en/of tussen de lerende en een instructieverantwoordelijke.

In de cognitivistische visie is alle kennis van de lerende een afgeleide van de instructieactiviteiten van de instructieverantwoordelijke. In de constructivistische visie is te zien dat de lerende eigen ervaringen inbrengt en verwerkt bij de constructie van kennis.

Het constructivisme is omgevormd tot leertheorie, wat het constructionisme genoemd wordt. Dit is in tegenstelling tot het instructionisme. Epistemologisch pruralisme, kennis als sharable objects en een revaluatie van de concrete ervaringen als basis voor kennisopbouw staan centraal. Het constructivisme resulteert in indirect teaching methods: de rol van de instructieverantwoordelijke verschuift van een figuur met een directe impact op het mentale processen, naar een rol als mediator.

Instructie naar aanleiding van het constructivisme is gebaseerd om de ervaringen, leerdoelen en actieve betrokkenheid van lerenden. Het probleemoplossend nadenken moet benadrukt worden en instructie bouwt verder op samenwerkend leren. Toetsing is hierbij een geïntegreerd proces. Fouten hoeven niet vermijden te worden, omdat ze een ideaal uitgangspunt zijn voor leren. De toetsingscriteria moeten aangepast worden aan de leerdoelen. Er wordt veel aandacht geschonken aan de leeromgeving.

Wat voor instructie-uitwerkingen zijn er?

Concreet – Iconic – Symbolic (CIS)

Het leerproces start met concrete ervaringen. In een latere levensfase kunnen de representaties pas iconisch worden. Pas later kan er geleerd worden met abstracte materialen. Hierdoor kan een rijk schematische structuur opgebouwd worden. In de concrete fase is de kennisrepresentatie tastbaar. In de iconische fase wordt de representatie tweedimensionaal. In de symbolische fase doen de perceptuele karakteristieken van de voorwerpen er niet meer toe.

Experiential learning

Kolb is de voornaamste vertegenwoordiger van deze benadering. De volgende principes zijn eraan ontleend: ontwikkeling is een continu, levenslang proces. De assimilatie- en accommodatiemechanismen zijn basisprocessen om uit ervaring te leren. Er is een subjectivistische epistemologische relatie tussen leren en kennisverwerving. Kolb onderscheidt vier leerstijlen (concreet, reflectief, abstract en actief) waarbij bepaalde optimale leeromgevingen passen.

  • Concrete leerstijl: De nadruk op ervaringen en als optimale omgeving een affectieve omgeving. Reflectieve leerstijl:De nadruk op observatie en een perceptuele omgeving.

  • Abstracte leerstijl: conceptualiseren, opbouwen van begrippen met een symbolische omgeving. Actieve leerstijl: experimenteren met een gedragsomgeving. Het doorlopen van deze leerstijlen vormt de ervaringscyclus (zie blz 261). Er is veel kritiek op deze cyclus. Onder andere de noodzakelijkheid van het doorlopen van alle stappen krijgt kritiek.

Situated learning

De context staat centraal. Kennis is sociaal gesitueerd en kan niet los staan van haar toepassing, omdat ze anders geen waarde heeft. Het begrip ‘legitimate peripheral participation’ wordt gebruikt, dit wijst op het actief mogen meewerken in een praktijkcontext, samen met een ‘meester’. Peripheral wil zeggen dat er slechts beperkt actief wordt ingegrepen. De sociale context wordt als de sociale periferie aangeduid.

Gesitueerd leren is dus een levenslang proces. Hierbij wordt ook wel het begrip stolen knowlegde gebruikt, omdat iedereen leert door gewoon mee te functioneren in de realiteit en zonder dat dit een bewuste actie vereist. Kritiek op het gesitueerde leren is dat er voldoende is aangetoond dat veel kennis losstaat van de concrete context. Kennis kan ook te gesitueerd zijn, omdat de toepasbaarheid niet gegeneraliseerd wordt. Dan blijft het dus bij de oorspronkelijke context. Bij de gesitueerde aanpak is het van belang dat lerenden de praktijk leren kennen.

Anchored instruction

Verankerde instructie is een bijzondere vorm van gesitueerd leren, waarbij de nadruk ligt op een aantal andere constructivistische assumpties. De nadruk ligt op een leercontext die zintuiglijk zo rijk en zo realistisch mogelijk is uitgewerkt. De macrocontext is van belang. Wanneer een realistisch probleem achter de te leren stof wordt geplaatst, wordt het veel beter onthouden. Hiervoor worden vooral videogebaseerde leermaterialen ontwikkeld. Zo is er een video’s ontwikkeld, waarin Jasper en zijn vrienden allerlei problemen oplossen (the Jasper Series). De verankerde instructie verloopt zeer gestructureerd. De lerenden volgen een leerpad. Deze vorm van instructie blijkt te werken en ook generaliseerbaar te zijn.

Cognitive apprenticeship: leerling-gezel-meester

Dit is ook een variant van gesitueerd leren. lerenden worden geplaatst in leer-en werksituaties onder begeleiding van een expert/een meester. Het is vergelijkbaar met een stage. Geleidelijk krijgen de lerenden meer verantwoordelijkheid over steeds complexere taken. Het gaat hierbij om het leren van cognitieve en metacognitieve vaardigheden. De rol van de instructieverantwoordelijke is modelleren. Ook scaffolding staat centraal in deze aanpak (indirect sturend gedrag). Cognitive apprenticeship vinden hun uitwerking ook in virtuele bedrijven die soms als leerbedrijven of micro-companies worden aangeduid. Een voorbeeld komt uit de verenigde staten, waar studenten juridisch advies geven aan arme amerikanen. Ze krijgen dan dus opdrachten van reële klanten en worden vaak gebufferd door instructieverantwoordelijken.

Samenwerkend leren

Met het constructivisme is het samenwerkend leren opnieuw sterk onder de aandacht komen te staan. Groepswerk blijkt een efficiënte en effectieve instructiestrategie. Het sluit direct aan bij het sociaal constructivisme. Er moet aan strikte voorwaarden voldaan worden om tot productief samenwerkend leren te komen. Computer supported collaborative learning (CSCL) is een succesvolle manier van samenwerkend leren. scripting staat hierbij centraal, dit verwijst naar het belang van structuur en doelgerichtheid om samenwerkend leren succesvol te maken. Inhoudsgerichte scripts helpen de lerende vooral om de concrete taak en de onderliggende kennisbasis helder te krijgen. Communicatiegerichte scripts bevorderen de concrete samenwerking in de groep en geven ondersteuning bij de verschillende manieren van samenwerken (bijvoorbeeld het toewijzen van rollen). De scripts moeten een vorm van metacognitieve regulatie uitlokken m.b.t. de concrete samenwerking. Peer tutoring is een vorm van samenwerkend leren. Lerenden leggen aan elkaar uit wat ze denken, vinden, doen, zien, verklaren enz. Peers of tutors nemen de rol van instructieverantwoordelijke over. Een tutor kan de volgende strategieën gebruiken:

  • Hinting: de tutor geeft voldoende extra informatie zodat de tutee verder kan werken in de juiste richting. Dit wordt vooral gedaan als de tutee een verkeerde weg inslaat.

  • Prompting: de tutor start een zin die aangevuld wordt door de tutee.

  • Splicing: tutor en tutee onderbreken de ander om elkaar zinnen aan te vullen.

  • Pumping: bij deze strategie stelt de tutor een reeks vragen om aan meer informatie van de tutee te komen.

  • Summarizing: wanneer de oplossing van een probleem is uitgewerkt, herhaalt de tutor alle stappen die doorlopen zijn in het oplossingsproces.

Naast peer tutoring is er ook student tutoring. Studenten uit het hoger onderwijs gaan dan lerenden uit het lager onderwijs begeleiden bij individuele processen.

Computergebaseerde leeromgevingen

Een groot aantal assumpties van het constructivisme blijken met computer- en informatietechnologieën (ICT) gemakkelijker te implementeren. De logo-programeertaal is een voorbeeld van een microwereld. Hiermee kunnen meetkundige figuren op een scherm getekend worden. Computers en internet kunnen vrijwel alle kenmerken van het constructivisme helpen realiseren. Computergames en OpenLeerOmgevingen (OLO) kunnen dit realiseren. In een OLO kunnen lerenden samenwerken. De verschillende componten van een OLO:

  • Contexten: externe contexten (het probleem wordt sterk voorgestructureerd en krijgt de lerenden beperkte kansen om zeer zelfstandig de cases te doorlopen) en individueel gegenereerde contexten(zijn door de lerende zelf aangebracht en gebaseerd op eigen interesses).

  • Informatiebronnen: elektronisch, audiovisueel en/of gedrukte teksten.

  • Tools: tools om informatie te verzamelen (internet/bibliotheek), verwerkingstools (ondersteunen de cognitieve verwerking van informatie), manipulatietools (de nieuw geconstrueerde kennis wordt zo getest), projectondersteuningstools (helpen het totale project te monitoren) en communicatietools (ideeën uitwisselen, discussiëren, vragen stellen enz.).

  • Scaffolding: ondersteunen van het leerproces. Er zijn vier typen ondersteuningen: conceptueel, metacognitief, procedureel en strategisch. Het lijkt alsof de instructieverantwoordelijke geen rol meer heeft in een OLO. Dit is echter niet het geval. Een instructieverantwoordelijke heeft nog drie ondersteunende strategieën: modeleren, coaching, scaffolding en implementatieondersteuning.

Probleemgestuurd onderwijs (PGO)

Het PGO is geworteld in een poging uit de vijftiger en zestiger jaren om het geneeskunde-onderwijs aan de Indiana-universiteit te hervormen. Groepjes lerenden moeten in dit onderwijs zelfstandig aan oplossingen voor problemen werken. Het leren wordt verankerd in grote taken of probleemsituaties; de lerende moet zelf eigenaar worden van dit probleem; op het eigen niveau; voldoende complex; lerende komt zelf met oplossingen.

Voorkennis is hierbij van belang. Kennis is gestructureerd in netwerken. Elaboratie is belangrijk.

Kernaspecten van de PGO-principes zijn:

  • Taakanalyse: docenten bepalen welke onderwerpen essentieel zijn. Dit leidt tot het bepalen wat lerenden kunnen doen en tot het toepassen van metacognitieve kennis.

  • Genereren van problemen: de kwaliteit van de probleemstellingen staat voorop.

  • De leersequentie: samenwerkend leren en zelfstudie wisselen elkaar af.

  • De rol van de facilitator: hij treedt op als een metacognitief model en hij daagt de lerenden uit om het probleem aan te pakken.

  • Assessment: dit kan op verschillende manieren.

Een variant op PGO is het ‘Integrated Contextual Medical Curriculum’ (ICMC). Dit is een curriculumontwerp, waarbij er blokken zijn van vier tot zes weken. Er worden vier lijnen uitgewerkt die gedurende de drie eerste opleidingsjaren de volledige opleiding doorsnijden.

Meer lezen over studie, stage en samenvattingen

Gerelateerde pagina's

Relaties en meer lezen

  Chapters 

Teksten & Informatie

JoHo: paginawijzer

JoHo 'chapter 'pagina

 

Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?

  •   JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp

Crossroad: volgen

  • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

Crossroad: kiezen

  • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

Footprints: bewaren

  • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke  lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
  • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

Aanmelden

  • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.

Aanmelding: checken

  • Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee

Prints: maken

  • Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.
JoHo: footprint achterlaten
 
   

Account - Bereikbaarheid - Contact - Dienstenwijzer - Gegevens - Vacatures - Zoeken