kunnen leren:

ontwikkelen, verbeteren of beheersen

 

Van signalen herkennen tot motivaties begrijpen

Van competenties opdoen tot vaardigheden verbeteren in het buitenland

van vrijwilligerswerk doen tot werkvaardigheden in binnen- en buitenland

Indeling

kunnen leren      

kunnen leren: relaties      

kunnen leren: gerelateerde termen     

wegwijzer bij competenties en motivaties      

naar het buitenland   

leervermogen en kunnen leren in binnen- en buitenland

Wat kan je doen om oordeelsvorming te verbeteren: vragen en antwoorden

Wat kan je doen om oordeelsvorming te verbeteren: vragen en antwoorden

Wat is een genuanceerd oordeel?

Wat is een genuanceerd oordeel?

Wat is genuanceerd oordelen?

  • Genuanceerd oordelen is het op basis van beschikbare informatie komen tot realistische, onderbouwde en bruikbare conclusies over mogelijke alternatieve handelwijzen.

Wat is onhankelijke oordelen?

  • Onhankelijke oordelen is niet afgaan op meningen en reacties van anderen, maar zelfstandig een mening vormen zonder je te laten beïnvloeden door anderen. Je eigen koers varen.

Wat zijn gerelateerde compenties aan oordeelsvorming?

  • Oordelen op basis van feiten en invalshoeken
  • Alternatieven kunnen afwegen
  • Standpunten kunnen innemen
  • Anderen stimuleren om tot een onderbouwd en genuanceerd oordeel te komen
Wat is oordeel vormen, standpunt innemen en in staat zijn om te nuanceren, als competentie?

Wat is oordeel vormen, standpunt innemen en in staat zijn om te nuanceren, als competentie?

Wat is het nivo waarop je oordeel vormen kunt beheersen?

De mate waarin je de competentie 'oordeel vormen' kan beheersen, is oplopend:

  1. Oordelen op basis van feiten en invalshoeken.
  2. Alternatieven kunnen afwegen en standpunten kunnen innemen.
  3. Anderen kunnen stimuleren om tot een onderbouwd en genuanceerd oordeel te komen.

Wat is een oordeel vormen op basis van feiten en vanuit verschillende invalshoeken?

  • Je kunt snel en efficiënt de juiste informatie vergaren.
  • Je weegt de alternatieven af.
  • Je staat open voor de mening van anderen.
  • Je kunt jouw eigen mening goed onderbouwen.
  • Je overziet effecten van acties en besluiten die gebaseerd zijn op je eigen mening.

Wat is alternatieven kunnen afwegen en standpunten kunnen innemen?

  • Je neemt meerdere invalshoeken of criteria in afweging, zoals klantenbelangen, kwaliteit, efficiëntie en kosten, praktische houdbaarheid, personeel, doelstellingen op zowel korte als lange termijn.
  • Je neemt ten aanzien van vraagstukken een persoonlijk standpunt in en je kunt duidelijk aangeven op basis waarvan je tot een bepaald oordeel bent gekomen.
  • Je betrekt mogelijke neveneffecten van jouw standpunt in de overwegingen.
  • Je bent in staat in complexe vraagstukken te beargumenteren waarom en in welke mate een bepaald alternatief de voorkeur verdient boven andere alternatieven.

Wat is het stimuleren van een onderbouwde en genuanceerde oordeelsvorming?

  • Je maakt onderscheid in hoofd- en bijzaken en je prioriteert hoofdzaken.
  • Je schetst de gevolgen van het oordeel op korte en lange termijn en je houdt daarbij rekening met onzekere factoren.
  • Je stimuleert interactie over meningen en oordelen.
Hoe kun je de competentie ‘oordeelsvorming’ herkennen en ontwikkelen tijdens je studie, stage, reis en op je werk in het buitenland?

Hoe kun je de competentie ‘oordeelsvorming’ herkennen en ontwikkelen tijdens je studie, stage, reis en op je werk in het buitenland?

Oordeelsvorming tijdens je reis

  • Tijdens je reis kom je in verschillende scenario's terecht waarin je een oordeel kunt vormen, bijvoorbeeld wanneer een plan niet verloopt zoals gedacht, bij het kiezen van een bestemming, of wanneer je in aanraking komt met gebruiken die je niet gewend bent. Op zulke momenten is het van belang dat je kunt nagaan of je je oordeel voor jezelf houdt, of uit.
  • Wanneer je met een reisgezelschap bent, is het belangrijk om je oordeel af te kunnen stemmen op anderen. Wat vinden zij van de volgende bestemming, van een bepaald hostel, of hoe willen zij omgaan met een probleem dat zich voordoet? Overleg en samenwerking is dan van belang.
  • Als je op reis gaat kom je vaak in aanraking met gewoontes die je niet gewend bent, en over sommige gewoontes zul je een oordeel hebben. Bedenk op zulke momenten echter of het belangrijk is dat je je mening laat horen, of dat je die voor je houdt. Wanneer je er toch over wilt praten, sta dan open voor een gesprek en veroordeel mensen niet te snel.

Oordeelsvorming tijdens je studie

  • Als je gaat studeren, zul je veel keuzes moeten maken over je studie zelf, je woonplek, verenigingen en activiteiten buiten je studie om. Door genoeg informatie te verzamelen en je te verdiepen kun je beter een oordeel vormen over welke keuzes voor jou de beste zijn.
  • Je studietijd zelf is een uitstekende periode om je oordeelsvorming te ontwikkelen; hoogstwaarschijnlijk heb je meer keuzevrijheid dan voorheen, wat ook meer ruimte geeft tot het verder ontwikkelen van je identiteit en meningen over je omgeving en de wereld. Pak deze kans door je bewust te zijn van waar je staat en je te verdiepen, om met een weloverwogen mening te kunnen komen.
  • Tijdens colleges wordt vaak van je gevraagd om een analyse of mening te hebben over de lesstof; leer van je docenten en studiemateriaal hoe je hier verder in kunt groeien.

Oordeelsvorming tijdens je werk

  • Tijdens je werk moet je vaak in teamverband werken. Er zullen momenten komen dat er beslissingen genomen moeten worden, waar verschillende meningen en oordelen aan bod komen. Zorg dat jij je standpunt goed kunt presenteren maar sta ook open voor anderen om tot een gezamelijk besluit te komen.
  • Je zult ook regelmatig een oordeel moeten kunnen geven over je eigen werk; wanneer vind jij dat je een project goed hebt voltooid en waar is nog ruimte voor verbetering? Als je goed voor ogen hebt wat het doel is, kun je je eigen bijdrages ook beter beoordelen. Sta daarbij ook open voor tips van anderen.
  • Wanneer het nodig is, is het ook van belang dat je een weloverwogen oordeel kunt vormen wanneer er bijvoorbeeld conflicten op de werkvloer zijn. Door rationeel te blijven en met heldere standpunten te komen, wordt een probleem eerder opgelost.

Oordeelsvorming tijdens je vrijwilligerswerk of stage

  • Als je vrijwilligerswerk gaat doen, is het in de eerste instantie van belang dat je weet hoe een situatie in elkaar zit en welk doel er behaald moet worden. Zo kun je beter weten welke stappen er gezet moeten worden en kun je oordelen over de manier waarop dit verloopt, waardoor je ook beter ziet waar ruimte voor verbetering is.
  • Een beeld hebben van hoe jij zelf in elkaar zit bij het doen van vrijwilligerswerk is ook van groot belang. Je kunt dan namelijk beter kiezen welk vrijwilligerswerk bij je past en welke rol jij het beste kunt vertolken om bij te dragen aan het behalen van een doel.
  • Wanneer je stage gaat lopen, is het belangrijk om je goed te verdiepen in je nieuwe werkomgeving en je functie. Dan kun je vervolgens met weloverwogen meningen en vragen komen over bijvoorbeeld de werkwijzen en jouw rol binnen de organisatie.
Studievertraging en studieproblemen voorkomen en oplossen: vragen en antwoorden

Studievertraging en studieproblemen voorkomen en oplossen: vragen en antwoorden

Hoe bestrijd je negatieve associaties met studeren?

Hoe bestrijd je negatieve associaties met studeren?

  • Je kunt de negatieve associaties die je hebt met studeren bestrijden met positieve associaties. Positieve associaties die je oproept door goede studieresultaten te behalen met een gedisciplineerde en gestructureerde studieaanpak. Je kunt ze ook direct aanpakken.
  • Een geschikte methode hiervoor, die zich ook goed leent voor zelfcoaching, is Rationeel Emotieve Therapie (RET), ontwikkeld door Albert Ellis. RET gaat uit van het principe dat niet de situatie de aanleiding is voor een bepaald gevolg, maar de gedachten die jij zelf bij deze situatie hebt. Door deze gedachten te veranderen verander je ook het gevolg. De therapie gaat uit van een ABC methode: Aanleiding, de Bril waardoor je kijkt en de Consequentie.

Stap 1. De aanleiding (“A”)

  • Waardoor wordt het gedrag of gevoel dat je juist probeert te voorkomen opgeroepen? Probeer dat te omschrijven.
  • Bijvoorbeeld: “Ik moet een essay schrijven.”

Stap 2. De consequentie (“C”)

  • Wat is de consequentie van deze aanleiding? Benoem het ongewenste gedrag of gevoel dat er wordt opgeroepen.
  • Bijvoorbeeld: “Ik blijf het werk uitstellen en doe uiteindelijk niets”

Stap 3. De bril (“B”)

  • Wat zijn de gedachten waarmee je C veroorzaakt? Beschrijf de interpretaties en vooral ook de evaluaties.
  • Bijvoorbeeld: “Ik kan dat essay toch niet maken, het is veel te moeilijk voor me.”

Stap 4. De gewenste C

  • Bedenk hoe je graag zou reageren op de aanleiding die je omschreven hebt? Wat voor gevoel wil je dat dit bij je oproept en welk gedrag hoort hierbij? Kies wel een consequentie waarvan je weet dat deze haalbaar is.
  • Bijvoorbeeld: “Ik zou willen dat ik net als de anderen het essay zou maken.”

Stap 5. Logisch redeneren

  • Stel de huidige consequentie die je ervaart ter discussie en beredeneer waarom deze irreëel zou zijn. Kijk logisch naar je eigen kunnen en hoe dit in verhouding staat met de gevoelens die je ervaart. Kloppen de gedachten die je hebt wel met de werkelijkheid?
  • Bijvoorbeeld: “Waarom zou ik dat niet kunnen? Ik ben al zo ver gekomen in mijn studie, ik heb de middelbare school gehaald en dit is echt niet het eerste essay dat ik moet schrijven. Laat ik mijn eerdere resultaten er eens bij pakken om te zien wat ik kan.”

Stap 6. Vervang je bril

  • Bij de vorige stap heb je beredeneert waarom de bril die je op hebt niet de juiste is, vervang hem dan ook. Formuleer een positievere gedachte die beter overeenkomt met de werkelijkheid.
  • Bijvoorbeeld: “Ik heb al eerder werk van vergelijkbaar niveau moeten doen, toen lukte het, dus met dezelfde inzet kan ik het nu ook..”

Stap 7. Ervaar

  • Probeer je nieuwe gedachten te ervaren door de bijbehorende situatie op te zoeken. Als dat niet kan, doe het dan in je hoofd.
  • Kijk door je nieuwe bril naar de aanleiding en ervaar hoe dit voelt.
  • Bijvoorbeeld: “Hé hé, dat geeft een voldaan gevoel!”

Stap 8. Oefenen

  • Maak een oefenprogramma en voer het uit om de meer rationele en productieve denkwijze in je gedrag in te voeren. Investeer tijd en moeite in deze oefening. Gedachten die je al heel lang hebt gaan niet zomaar weg. Je kunt bijvoorbeeld beginnen met het maken van kleine opdrachten. Als het hierbij lukt om positief naar je werk te kijken kan het later met een groter essay waarschijnlijk ook wel.
  • Blijf in jezelf geloven. Succes!

 

 

Hoe kan je leren sneller te lezen, of te snellezen?

Hoe kan je leren sneller te lezen, of te snellezen?

Wat is snellezen?

  • Snellezen is een techniek waarbij je zo snel mogelijk een tekst probeert te lezen met een zo volledig mogelijk begrip van dat wat je gelezen hebt. De techniek is niet onomstreden: sommige snellezers beweren meer dan 4.000 woorden per minuut te kunnen lezen waarbij ze minimaal de helft onthouden. Slechts 50% van een tekst onthouden is echter erg weinig en dit geldt bovendien alleen voor geoefende snellezers.
  • Mocht je toch in tijdnood komen, dan kun je altijd deze techniek toepassen, waarschijnlijk zul je hier meer aan hebben dan aan slechts de helft van de tekst lezen.

Hoe kan je leren snellezen?

  • Door met een pen of je vinger de tekst te volgen die je aan het lezen bent, maak je het makkelijk voor je ogen om de tekst te volgen. Door de pen sneller te bewegen kun je het tempo opvoeren. Het is de bedoeling dat je niet je hoofd, maar alleen je ogen beweegt, waardoor je sneller van zin naar zin kunt springen.
  • De techniek zorgt ervoor dat je het 'subvocaliseren' onderdrukt. Dit wil zeggen dat je de woorden niet in je hoofd uitspreekt, maar alleen maar aan het lezen bent. Hierdoor heb je minder tijd per woord nodig. Door de snelheid waarmee je je pen of vinger langs de woorden beweegt te variëren kun je zoeken naar een tempo dat snel genoeg is om geen afleiding toe te laten, maar niet zo snel dat er niets blijft hangen.
Hoe motiveer je jezelf voor je studie of opleiding?

Hoe motiveer je jezelf voor je studie of opleiding?

  • Als je problemen ervaart met je studiemotivatie ligt de oplossing vaak in het scheppen van voldoening. Door te blijven hangen in een studietempo dat achterblijft bij je verwachtingen creëer je een barrière voor jezelf om weer aan de slag te gaan. De studie wordt iets waar je tegenop ziet en dit creëert een vicieuze cirkel waarin jouw motivatie alsmaar lager wordt en je studieprestaties alsmaar minder.
  • De andere kant op geldt dezelfde vicieuze cirkel. Een positieve associatie met het studeren zorgt ervoor dat je met energie en plezier kunt werken en studeren. Hierdoor werk je sneller, vaker en beter en haal je de voldoening uit je studie die je voor je zag toen je er aan begon. Als je die positieve associatie nu niet hebt zal die ook niet vanzelf komen, dit is iets waar je aan moet werken.
  • Alleen het voornemen om morgen echt te beginnen is niet voldoende. Door een planning te maken zorg je ervoor dat je jezelf kunt afrekenen op het werk dat je wel of niet doet en weet je ook wanneer je moet werken en wanneer je dus rust kunt nemen zonder dat dit een schuldgevoel oplevert. Voor het maken van een goede planning is het belangrijk het hoofdstuk over timemanagement goed door te nemen en op te volgen. Dit behandelt de stappen die je moet nemen om tot een gedegen planning te komen die je helpt om al je studie-, persoonlijke en zakelijke doelen te halen.

Tip 1: Stel doelen

  • Het hebben van concrete doelen tijdens je studie helpt om je de zin in te laten zien van je werk. Als je weet waarvoor je studeert is het makkelijker om gemotiveerd te blijven. In het hoofdstuk timemanagement wordt al ingegaan op de doelen op de relatief korte termijn (één jaar/semester), maar als je niet gemotiveerd bent voor je studie kan het probleem op de langere termijn liggen.
  • Misschien sluit je studie helemaal niet aan met jouw toekomstbeeld. Je zult zelf moeten nadenken over waar je jezelf ziet in de toekomst en welke studie daarbij past. Als je hier twijfels over hebt kun je het beste eens gaan praten met je studieadviseur of een studieloopbaanbegeleider. Zij kunnen je helpen om bij de studie uit te komen die aansluit bij jouw wensen.

Tip 2: Plan realistisch

  • Als je bij het maken van een planning de lat voor jezelf te hoog legt, werk je jezelf vooral tegen. Een onrealistische planning zal ervoor zorgen dat je veel punten op je agenda niet kunt halen. Het gevolg hiervan is dat je vooral negatieve conclusies trekt uit je studieschema. Dit terwijl het doel van het maken van een planning juist is om positieve inzichten te krijgen (‘Yes, ik heb vandaag al mijn doelen gehaald!’).
  • Het niet voldoen aan je eigen planning kan ervoor zorgen dat je meer op gaat kijken tegen het studeren en het negatieve gevoel in stand houdt. Probeer je daarom bewust te zijn van het werk dat jij op één dag aan kunt, bijvoorbeeld door aan tijdschrijven te doen.

Tip 3: Ontspan

  • Het is natuurlijk de bedoeling dat je door plezier en voldoening uit je studie te halen, hier de energie en motivatie vindt om door te studeren. Maar het is ook heel belangrijk om extra energie uit je vrije tijd te halen. Door je verplichtingen in te plannen, plan je automatisch ook deze vrije tijd in. Op de tijden dat je niets gepland hebt kun je namelijk ontspannen.
  • Dat je kunt ontspannen betekent natuurlijk niet dat er niets meer te doen is. Doordat je weet dat alles dat gedaan moet worden al ingepland is op een ander tijdstip kun je echter wel echt genieten van de welverdiende rust die je in je schema hebt gezet. Deze ontspanningstijd die je inplant hoeft niet te bestaan uit op de bank zitten en naar je gordijnen staren.
  • In het schema van Covey (hoofdstuk over timemanagement) zit in het midden een hartje, bedoelt voor activiteiten die niet direct bijdragen aan je doelen, maar wel zorgen voor energie en plezier. Deze activiteiten zijn ideaal om in te plannen bij wijze van ontspanning en een welkome afwisseling op het harde werk dat je hebt geleverd.

Tip 4: Stof tot leven laten komen

  • Door extra tijd in te ruimen voor actievere manieren van studeren kun je de stof tot leven laten komen. Voor veel studenten werkt dit stimulerender dan alleen het lezen van het boek. Je zou ervoor kunnen kiezen over ieder hoofdstuk dat je leest een kort essay te schrijven waarin je de kernargumenten van het boek verdedigt of juist aanvalt.
  • Dit kost wat extra tijd, maar zorgt er wel voor dat je doelgericht aan het lezen bent en op een heel actieve manier op zoek moet naar informatie. Dit houdt je aandacht beter bij de stof en zal je ook motiveren om niet te stoppen met studeren voordat je je stelling onderbouwd hebt.

Tip 5: Niet uitstellen

  • Het nadeel van het maken van een planning is dat je dan ook kunt achterlopen op die planning. Als je dan op dag één niets doet betekent dit dat je op dag twee dubbel werk moet verrichten. Omdat er natuurlijk altijd iets tussen kan komen waardoor je niet aan je werk toekomt is het belangrijk om uitlooptijd in te plannen waarmee je dit op kunt vangen, het is echter ook belangrijk om zo min mogelijk uit te stellen.
  • Door uit te stellen stapelt het werk zich op en wordt de drempel om de volgende dag wel te beginnen alleen maar hoger, de stapel werk waar je dan tegen op moet kijken is immers ook groter geworden.
Hoe neem je kennis op en train je je geheugen?

Hoe neem je kennis op en train je je geheugen?

Hoe zit het met je capaciteit om kennis op te nemen?

  • De capaciteit van de mens om kennis op te nemen, neemt sterk af na 20 minuten. Zonder herhaling binnen enkele uren is zojuist opgedane kennis weer snel gedeeltelijk of zelfs helemaal verdwenen.
  • Dus neem om de twintig minuten/half uur een minuut/paar minuten pauze. Laat je studieritme niet verstoren. Ga dus niet ouwehoeren, maar loop bijvoorbeeld een kort rondje.
  • Studeer je langer, let dan wel op, na 40 -50 minuten studeren neemt je opname capaciteit echt af en na anderhalf uur is je brein niet meer in staat tot goede verwerking.

Is het handig om zelf aantekeningen ergens bij te krabbelen?

  • Kleine letters lezen of zelf aantekeningen ergens bijkrabbelen: hoe zit het daar nu mee?
  • Onderzoek heeft uitgewezen dat je informatie die op een vreemde manier is weergeven, beter onthoudt. Psycholoog professor Daniel Oppenheimer van de Princeton University formuleert het zo in een van zijn artikelen in News at Princeton van de Princeton University: ‘Als iets moeilijk lijkt, zijn mensen meer geneigd om goed na te denken en hun best te doen.’
  • Hij spreekt in dit verband over een subjectief gevoel van moeilijkheid. Als slecht leesbare informatie mensen ertoe aanzet meer moeite doen om teksten te lezen en begrijpen, denken ze beter na. En dat bevordert de studieresultaten.
  • Maar mag je dan ook stellen dat hoe slechter leesbaar, hoe meer studierendement?
  • Moeten we met deze conclusie ertoe overgaan lesstof in boeken en op internetsites te presenteren in Times New Roman in lichte grijstinten en klein letterformaat? Dat is op zich een goed idee, volgens Oppenheimer, maar daar zit wel een grens aan. Het is niet de bedoeling dat het zo moeilijk wordt dat mensen geïrriteerd raken, stoppen met lezen en de moed opgeven om het later opnieuw te proberen.

Hoe bevorder je de opname van kennis?

  • Probeer de stof uit te leggen aan iemand anders of spreek desnoods hardop tegen je laptop.
  • Hang memobriefjes op, op plekken waar je regelmatig komt. Bijvoorbeeld in de keuken of op het toilet.
  • Leer met een timer zoals bijvoorbeeld de pomodoro timer. Je hebt ook een pomodoro app. Je leert 25 minuten, daarna krijg je van de app 5 minuten pauze, om even op je telefoon te kijken of iets te eten of te drinken. Het gevaar van op je telefoon kijken is, teveel afleiding. Na 5 minuten hoor je de *pling* weer en weet je dat je weer 25 minuten non-stop moet leren. Je leert op deze manier veel beter.
  • Begin eens achteraan. Als je alles hebt geleerd en je wilt de stof nog een keer voor het tentamen doornemen, begin dan achteraan de stof!
  • Lees de sheets nog eens door en begin bij de laatste week. Je begint namelijk eigenlijk altijd vooraan met studeren en bent gaar aan het einde van de stof en onthoud dat dus slecht. Als je een keer andersom leert dan onthoud je die stof beter. 
  • Herhaal de stof binnen enkele uren!
Hoe stimuleer je jezelf om goede studieprestaties te leveren?

Hoe stimuleer je jezelf om goede studieprestaties te leveren?

Hoe stimuleer je jezelf om goede studieprestaties te leveren?

  • Oefenen, oefenen en oefenen…
  • Laat via apps je social media blokkeren. Als je vrijwel geen tien minuten of uur zonder je mobiel kan, dan zijn er apps die je het mogelijk maken om gedurende een specifieke tijd geen last te hebben van je social media
  • Ga sporten om je hoofd leeg te maken en ga bewegen in plaats van alsmaar met je boek achter je bureau te zitten.
  • Leren in groepen kan helpen doordat je inzichten met  anderen kan delen. Leren in groepen kan motiverend werken (en uiteraard andersom als jij de enige bent die het niet of langzamer begrijpt).
  • Stel voor jezelf een beloning in het vooruitzicht, voor als je het tentamen hebt gehaald. Dit draagt bij aan de motivatie.
  • Je kan zelfs speciale muziek om te studeren opzetten, sommige types muziek kunnen leiden tot een productievere studie.
Wat is leren, studeren en kennis opnemen?

Wat is leren, studeren en kennis opnemen?

    Wat is leren en kennis opnemen?

    • Leren bestaat voor een groot deel uit keuzes maken, veel oefenen en zo goed mogelijk voorbereiden.
    • Kennisopname-capaciteit van de mens neemt sterk af na 20 minuten. Zonder herhaling binnen enkele uren is zojuist opgedane kennis weer snel gedeeltelijk of zelfs helemaal verdwenen. Dus neem om de twintig minuten/half uur een minuut/paar minuten pauze. Laat je studieritme niet verstoren, ga dus niet ouwehoeren, maar loop bijvoorbeeld een kort rondje. Studeer je langer, let dan wel op, na 40 -50 minuten studeren neemt je opname capaciteit echt af en na anderhalf uur is je brein niet meer in staat tot goede verwerking.

    Wat is studeren?

    • Studeren is meer dan alleen het lezen van boeken. Ook het voorbereiden en volgen van colleges en werkgroepen, maken van schrijfopdrachten en tentamens horen erbij. Aankomende studenten en ook ouderejaars hebben nog wel eens moeite met het uitvoeren van één of meerdere van deze activiteiten en het behalen van goede resultaten op deze onderdelen. Dit kan zich op verschillende manieren uiten: in het niet gemotiveerd studeren, concentratieproblemen, inefficiënte tijdsindeling, uitstelgedrag bij het behalen van deadlines en tentamenvoorbereiding, faalangst en/of teveel volgens hetzelfde patroon, te oppervlakkig of te gedetailleerd studeren.
    • Herken je jezelf hierin? Dan ben je zeker niet de enige. Gelukkig kun je leren om beter met deze problemen om te gaan en zo je resultaten te verbeteren. Zo leer je steeds beter te prioriteren en keuzes te maken.
    • Studeren betekent dat je continu moet kiezen. Welk deel van de stof is belangrijk is en welk niet; in welke volgorde ga je de stof bestuderen; ga je naar college of neem je liever het boek mee naar de bieb; ga je het uittreksel zelf schrijven of neem je een bestaand exemplaar; wanneer en hoeveel ga je oefenen met oude tentamens; hoeveel tijd besteed je aan je studie; is het antwoord A, B, C of D... Deze relatieve keuzestress zal je niet vreemd zijn.

    Wat is tentamen doen?

    • Na weken zweten, zwoegen en colleges voorbereiden komt de grote test, het tentamen. De bibliotheken zitten vol, de donderdagavond-borrel wordt slecht bezocht. Iedereen die een opleiding volgt weet wat dit betekent, leren leren en nog eens leren onder het genot van vele bakjes koffie. Hoewel de leerstof van de studenten verschilt, zijn er grote overeenkomsten in de manier waarop stof getoetst wordt. Dit gebeurt eigenlijk per definitie in de vorm van een mondeling of schriftelijk examen waarbij de student moet slagen in het zelfstandig, actief dan wel passief, reproduceren van de bestudeerde boeken.
    • De twee meest gebruikte vormen van tentamens afnemen zijn de multiple choice-(MC)tentamens en de tentamens met open vragen. Het voordeel van open vragen is dat je je intellectuele ei prima kwijt kan in je eigen formuleringen. Het voordeel van het MC-tentamen is dat het goede antwoord er zeker bijstaat. Vooral dat laatste leent zich uitstekend voor het praktiseren van guerrilla-antwoord-technieken (waarmee wordt bedoeld dat er met minimale kennis maximale cijfers kunnen worden behaald).
    • Een tentamen kan eng zijn, er wordt gecheckt of je voldoet aan de norm en daarbij wil je natuurlijk een goed cijfer halen. Maar een tentamen kan ook juist motiverend werken. Je hebt niet voor niets zo hard gewerkt, eindelijk kan je laten zien wat je allemaal weet en kan. In beide gevallen moet je je zo goed mogelijk voorbereiden op het tentamen.
    Hoe krijg je een beter concentratievermogen?

    Hoe krijg je een beter concentratievermogen?

    Je concentratievermogen bevorderen door herkenning

    • Een jou onbekende geur of smaak gebruiken tijdens het studeren en die vlak voor je tentamen weer gebruiken kan je geheugen triggeren.
    • Dus bijzondere snacks een nieuwe aftershave of parfum gebruiken voor elk tentamen scheelt je mogelijk weer een tentamenpunt.

    Je concentratievermogen bevorderen door meditatie  

    • Diverse studies zouden hebben uitgewezen dat meditatie studenten helpt focussen en concentreren.
    • Daarnaast kan het studiestress verminderen.

    Moeilijke of makkelijke leesbare letters & teksten gebruiken

    • Grote letters en lettertypes als Verdana en Arial staan bekend als gemakkelijk leesbaar. Dat is dan ook de reden dat ze veel gebruikt worden op websites. Maar soms werkt moeizaam lezen beter. Dat Arial en Verdana prettig leesbaar zijn, komt omdat ze schreefloos zijn, dat wil zeggen dat er geen dwarsstreepjes zitten aan het uiteinde van de verticale en horizontale balken van de letters. Lettertypes die deze streepjes wel hebben zoals Times New Roman, Comic Sans MS en Boldoni, zijn dan ook niet populair bij websitebouwers.
    • Internetlezers scannen een tekst, zo is de achterliggende gedachte, ze lezen snel en zijn met een klik vertrokken als het ze even niet aanspreekt of niet snel genoeg te lezen is. Toch is er wat voor te zeggen om dat snelle scannen en lezen te vertragen.
    • Uit onderzoek aan de Princeton Universiteit in New Yersey blijkt dat lezers teksten in Times New Roman, Comic Sans MS en Boldoni, moeilijker te lezen vinden dan in Arial en Verdana. Hun theorie is als volgt: je zou denken dat hoe moeilijker leesbaar een tekst is, hoe lastiger het is de informatie tot je te nemen. Maar omdat er dan meer concentratie nodig is om de inhoud van een tekst in je op te nemen, krijg je tegelijk het idee dat de tekst moeilijker is geworden en dat je er dus meer moeite voor moet doen. Het tegendeel is echter waar en het gevolg is dan ook dat je de inhoud beter onthoud.

    Hoe beter en langer te concentreren?

    • Wees eerlijk tegen jezelf: je werkt elke dag effectief een uur of 5 en dat is voor een werkend iemand ook niet ongebruikelijk..
    • Maak gebruik van nieuwe geuren en smaken.
    • Studeer op verschillende plekken: het is gebleken dat je beter op verschillende plekken kunt studeren, daardoor kan je informatie beter opnemen.
    Hoe krijg je meer concentratie en meer focus?

    Hoe krijg je meer concentratie en meer focus?

    Hoe krijg je concentratie en focus?

    • Er zijn allerlei tips te vinden online over concentratie en focus, maar wat voor de een werkt, werkt juist averechts voor een ander. Ga dus vooral bij jezelf op ontdekkingstocht en ontdek wat jou helpt om jezelf te concentreren. Dit kan voor ieder mens weer anders zijn. Zo studeert de een graag met muziek op. Terwijl de ander juist volledige stilte nodig heeft.
    • Maar eerst... zet je notificaties uit! Okay, dit is echt een beetje een open deur, maar het helpt. Check de instellingen van je apps en zet je notificaties uit. Op die manier word je niet meer de hele dag getriggerd door appjes die binnenkomen of nieuwsupdates. Probeer het eens en ontdek of het jou ook helpt om bewust te kiezen voor focus en wanneer je even je mail en berichtjes checkt.
    • Maak dagelijks ruimte voor focus en concentratie. Kenniswerk vraagt focus en concentratie. Gun jezelf die tijd en het resultaat wat daaruit voortkomt. Het kan daarbij helpen om dan alle afleiding te beperkend. Zet je telefoon op vliegtuigstand en laat je mail ongeopend.
    • Ga een rondje wandelen. Denkprocessen en concentratie kunnen juist heel goed samengaan met een wandeling door de natuur. De beweging en de natuurlijke omgeving kunnen helpen om weer nieuwe linkjes te leggen.
    • Stel jezelf een haalbaar doel: bijvoorbeeld om in de komende anderhalf uur aan een project te werken. Door een doel te stellen (dit gestelde doel eventueel ook aan anderen te melden als dat voor jou helpt) en door een voor jou helpende setting te creëren (bijvoorbeeld een rustige omgeving, muziek, koffie) kun je ook met aandacht ergens aan werken.
    • Een ander aspect om te ontdekken bij jezelf is wanneer je welk soort werk het beste kunt doen. De meeste mensen geven aan dat ze best van zichzelf weten wanneer ze juist heel creatief en productief zijn op de dag of in de week. Als je type werk het toe laat, kun je je werkweek zo indelen dat je je taken plant op een moment dat dat voor jou ook het beste werkt. Als je als team samen werkt, kan het soms wat meer zoeken zijn naar de juiste timing van bijvoorbeeld een wekelijkse vergadering. Maar ga vooral zelf ook uit proberen wat voor jou het beste werkt!
    Hoe geef je een presentatie voor je studie of werk, en wat is de beste voorbereiding?

    Hoe geef je een presentatie voor je studie of werk, en wat is de beste voorbereiding?


    Het kan zijn dat je tijdens een werkgroep een presentatie moet houden. Dit kan een beetje spannend zijn en dat is maar goed ook, want met een beetje spanning in je lijf kan je een stuk beter presenteren. De goede voorbereiding kan je onzekerheid wegnemen.

    Hoe geef je een presentatie?

    Je geeft een presentatie aan een publiek, dit zijn in jouw geval waarschijnlijk je studiegenoten en een docent. Om je publiek te blijven boeien let je op de volgende punten:

    • De duur van de presentatie: de duur van je presentatie is vaak door de docent bepaald, maar wees in de dingen die je vertelt niet te langdradig.
    • De informatiedichtheid: omdat je vaak maar weinig tijd tot je beschikking hebt, beperk je je tot de hoofdzaken van je onderwerp.
    • De opbouw van de informatie: kondig van te voren aan wat je gaat vertellen. Gebruik veel structuuraanduiders en signaalwoorden, hierdoor is de presentatie gemakkelijk te volgen voor de luisteraar.
    • Aandacht: maak hier gebruik van het directe contact dat je hebt met het publiek. Las bijvoorbeeld even spreekpauzes in of verander van intonatie.

    De opbouw van een presentatie is: inleiding, kern en slot. Als voorbereiding op de presentatie probeer je al deze onderdelen in te vullen. Als je je informatie hebt verdeeld, kan je een spreekschema maken.

    Wat is een spreekschema?

    Een spreekschema is een soort spiekbriefje. Iedereen heeft zo zijn eigen manier voor het opstellen van een spreekschema. Hieronder staat een voorbeeld van een algemeen spreekschema.

    Dit spreekschema bestaat uit drie kolommen. De eerste kolom is de kolom 'Wanneer', hierin noteer je de tijd die je ongeveer per onderdeel nodig hebt. Dit voorkomt dat je over de tijdsgrens heen gaan. De kolom 'Wat' vormt de tweede kolom. Hierin noteer je steekwoorden van hetgeen dat je per onderdeel wilt vertellen. In de laatste kolom 'Hoe' schrijf je je eigen aanwijzingen door de manier waarop je gaat presenteren. Bijvoorbeeld of je een dia gaat tonen of een spreekpauze gaat inlassen.

    Een spreekschema is dus een perfect middel om op terug te vallen als je bijvoorbeeld een black-out krijgt. Schrijf je presentatie nooit helemaal uit, zo voorkom je dat je voor de zaal staat voor te lezen van een blaadje in plaats van presenteren.

    Tijd (wanneer)

    Aanpak/Opbouw (wat)

    Presentatie (hoe)

    10.00-10.04

    Toelichting structuur/programma: doel van de presentatie, uiteenzetting van het onderwerp, hoofdvragen

    Slide 1 & 2

    10.04-10.07

    Hoofdvraag 1

    Slide 3

    10.07-10.10

    Hoofdvraag 2

    Slide 4 & 5

    10.10-10.13

    Hoofdvraag 3

    Slide 6 & 7

    10.13-10.15

    Afsluiting: Samenvatting

    Slide 8

    Wat is een powerpoint bij een presentatie?

    Een PowerPoint dient jouw presentatie te ondersteunen en te verhelderen. Overdadig veel tekst of foto's kunnen rommelig overkomen en kan je daarom beter vermijden, bovendien leidt het af. Beperk je daarom tot kernbegrippen en gebruik niet te felle kleuren.

    Wat kan je doen als oefening voor een presentatie?

    Naast de inhoud van je presentatie is ook de manier van presenteren een belangrijke factor voor een effectieve presentatie. Oefen je presentatie daarom altijd met een groepje mensen, bij voorkeur geen medestudenten. Nadat je de presentatie hebt gegeven vraag je hen om jou feedback te geven op de presentatie. Dan weet je waar je extra op moet letten en kan je dit verbeteren voor de echte presentatie.

    Wat zijn beste tips voor het houden van een presentaies

    1. Blijf rustig. Spreek voor je gevoel langzaam en articuleer goed.
    2. Gebruik spreektaal en geen schrijftaal.
    3. Zoek oogcontact met mensen in je publiek.
    4. Je presentatie wordt een stuk dynamischer wanneer je rustig en regelmatig beweegt. Ben je echter erg zenuwachtig, ga dan achter een spreekstoel staan.
    5. Als je een PowerPoint gebruikt, kijk dan niet naar het projectiescherm maar naar de zaal.
    Wanneer kies je voor studiebegeleiding, bijles of een repetitor en hoe kies je de leraar of instelling?

    Wanneer kies je voor studiebegeleiding, bijles of een repetitor en hoe kies je de leraar of instelling?

    Wanneer neem je bijles of een repetitorles?

    • Een mogelijkheid om de slagingskans van studenten te vergroten, is het volgen van bijles. De meeste mensen leggen in eerste instantie een associatie tussen huiswerkbegeleiding in het basisonderwijs en op de middelbare school als het gaat om het volgen van bijles. Maar het is erg vanzelfsprekend om op hbo en universitair niveau hulp te gaan zoeken bij derden om uiteindelijk beter te kunnen presteren en goede studieresultaten te behalen.
    • Er zijn verschillende particuliere clubs of studieverenigingen die inhoudelijke cursussen aanbieden voor vakken van een specifieke studie en dat past vaak in het jasje van tentamenvoorbereiding. Dit kan op individuele basis, maar ook in groepsverband gebeuren. Deze clubs hebben repetitoren in dienst die de tentamenvoorbereiding verzorgen. Repetitoren zijn docenten, ouderejaars studenten of afgestudeerden, die bij grote en massale studies zoals Rechtsgeleerdheid of Psychologie studenten ondersteuning bieden.

    Hoe kies je een bijlesleraar of repetitor?

    • Je kunt bij je eigen onderwijsinstelling of studievereniging informeren wat er voor aanbod aan bijlessen is in het kader van jouw studie en in jouw omgeving.
    • De kosten kunnen oplopen van enkele tientjes per uur tot honderden euro's per uur, afhankelijk van de kwaliteit en reputatie van een repetitor en het volgen van bijles in groepsverband of één-op-één.

     Professionele begeleiding bij leren studeren

    • Het kan zijn dat het motivatieprobleem dat jij hebt niet is op te lossen met een strakke planning, eenstreng beloningssysteem en zelfcoaching. Je bent zeker niet de enige student die hier moeite mee heeft. Iedere universiteit of hogeschool is verplicht je hiervoor (individuele) studiebegeleiding aan te bieden. Bij je studieadviseur kun je informatie krijgen over de verschillende mogelijkheden die er zijn, hieronder geven we alvast een kort overzicht. In bijlage x vind je een lijst met websites van en groot aantal universiteiten en hogescholen waar je informatie kunt vinden over het begeleidings- en trainingsaanbod voor studenten van deze instellingen.

    Studiebegeleiding

    • Je studieadviseur kan altijd informatie en advies geven over de inrichting van je studie. Ook kan deze je doorverwijzen naar uitgebreidere begeleidingstrajecten of een specialist die meer tijd voor je heeft. Veel onderwijsinstellingen hebben ook studiebegeleiders en studieloopbaanbegeleiders in dienst. Hier kun je wat uitgebreider het gesprek mee aangaan als je studieproblemen hebt of je studiekeuze aan het heroverwegen bent.

    Begeleidingstrajecten

    • Vaak kun je als student gratis of tegen een kleine betaling trainingen en workshops volgen om je te begeleiden bij het bestrijden van je studieproblemen. Het aanbod hierin varieert per instelling. Wat vaak aangeboden wordt is faalangsttraining, een workshop timemanagement, mindmapping en een afstudeergroep. Informeer bij je studieadviseur of op de website in de bijlage naar de mogelijkheden.

    Studentenpsycholoog

    • Voor sommige problemen is individuele begeleiding de beste oplossing. De studentenpsycholoog kan je helpen door je persoonlijke of studieproblemen in één of meerdere gesprekken te bespreken en je gericht advies te geven om je problemen op te lossen.

     

    Succesvol studeren en studiepunten pakken

    Succesvol studeren en studiepunten pakken

    Effectief, slim en succesvol studeren tijdens je studie, cursus of training in binnen- en buitenland Antwoorden formuleren - Multiple choice tentamens maken - Teksten onthouden Plannen - Stress voorkomen - Voorbereiden Inhoud: o.a Hoe neem je kennis op en train je je geheugen? Hoe kan je leren sneller te lezen, of te snellezen? Hoe geef je een presentatie voor je...... lees verder op de pagina
    Hoe haal je een tentamen en hoe verbeter je je tentamenprestaties: vragen en antwoorden

    Hoe haal je een tentamen en hoe verbeter je je tentamenprestaties: vragen en antwoorden

    Wat is leren, studeren en kennis opnemen?

    Wat is leren, studeren en kennis opnemen?

      Wat is leren en kennis opnemen?

      • Leren bestaat voor een groot deel uit keuzes maken, veel oefenen en zo goed mogelijk voorbereiden.
      • Kennisopname-capaciteit van de mens neemt sterk af na 20 minuten. Zonder herhaling binnen enkele uren is zojuist opgedane kennis weer snel gedeeltelijk of zelfs helemaal verdwenen. Dus neem om de twintig minuten/half uur een minuut/paar minuten pauze. Laat je studieritme niet verstoren, ga dus niet ouwehoeren, maar loop bijvoorbeeld een kort rondje. Studeer je langer, let dan wel op, na 40 -50 minuten studeren neemt je opname capaciteit echt af en na anderhalf uur is je brein niet meer in staat tot goede verwerking.

      Wat is studeren?

      • Studeren is meer dan alleen het lezen van boeken. Ook het voorbereiden en volgen van colleges en werkgroepen, maken van schrijfopdrachten en tentamens horen erbij. Aankomende studenten en ook ouderejaars hebben nog wel eens moeite met het uitvoeren van één of meerdere van deze activiteiten en het behalen van goede resultaten op deze onderdelen. Dit kan zich op verschillende manieren uiten: in het niet gemotiveerd studeren, concentratieproblemen, inefficiënte tijdsindeling, uitstelgedrag bij het behalen van deadlines en tentamenvoorbereiding, faalangst en/of teveel volgens hetzelfde patroon, te oppervlakkig of te gedetailleerd studeren.
      • Herken je jezelf hierin? Dan ben je zeker niet de enige. Gelukkig kun je leren om beter met deze problemen om te gaan en zo je resultaten te verbeteren. Zo leer je steeds beter te prioriteren en keuzes te maken.
      • Studeren betekent dat je continu moet kiezen. Welk deel van de stof is belangrijk is en welk niet; in welke volgorde ga je de stof bestuderen; ga je naar college of neem je liever het boek mee naar de bieb; ga je het uittreksel zelf schrijven of neem je een bestaand exemplaar; wanneer en hoeveel ga je oefenen met oude tentamens; hoeveel tijd besteed je aan je studie; is het antwoord A, B, C of D... Deze relatieve keuzestress zal je niet vreemd zijn.

      Wat is tentamen doen?

      • Na weken zweten, zwoegen en colleges voorbereiden komt de grote test, het tentamen. De bibliotheken zitten vol, de donderdagavond-borrel wordt slecht bezocht. Iedereen die een opleiding volgt weet wat dit betekent, leren leren en nog eens leren onder het genot van vele bakjes koffie. Hoewel de leerstof van de studenten verschilt, zijn er grote overeenkomsten in de manier waarop stof getoetst wordt. Dit gebeurt eigenlijk per definitie in de vorm van een mondeling of schriftelijk examen waarbij de student moet slagen in het zelfstandig, actief dan wel passief, reproduceren van de bestudeerde boeken.
      • De twee meest gebruikte vormen van tentamens afnemen zijn de multiple choice-(MC)tentamens en de tentamens met open vragen. Het voordeel van open vragen is dat je je intellectuele ei prima kwijt kan in je eigen formuleringen. Het voordeel van het MC-tentamen is dat het goede antwoord er zeker bijstaat. Vooral dat laatste leent zich uitstekend voor het praktiseren van guerrilla-antwoord-technieken (waarmee wordt bedoeld dat er met minimale kennis maximale cijfers kunnen worden behaald).
      • Een tentamen kan eng zijn, er wordt gecheckt of je voldoet aan de norm en daarbij wil je natuurlijk een goed cijfer halen. Maar een tentamen kan ook juist motiverend werken. Je hebt niet voor niets zo hard gewerkt, eindelijk kan je laten zien wat je allemaal weet en kan. In beide gevallen moet je je zo goed mogelijk voorbereiden op het tentamen.
      Hoe stimuleer je jezelf om goede studieprestaties te leveren?

      Hoe stimuleer je jezelf om goede studieprestaties te leveren?

      Hoe stimuleer je jezelf om goede studieprestaties te leveren?

      • Oefenen, oefenen en oefenen…
      • Laat via apps je social media blokkeren. Als je vrijwel geen tien minuten of uur zonder je mobiel kan, dan zijn er apps die je het mogelijk maken om gedurende een specifieke tijd geen last te hebben van je social media
      • Ga sporten om je hoofd leeg te maken en ga bewegen in plaats van alsmaar met je boek achter je bureau te zitten.
      • Leren in groepen kan helpen doordat je inzichten met  anderen kan delen. Leren in groepen kan motiverend werken (en uiteraard andersom als jij de enige bent die het niet of langzamer begrijpt).
      • Stel voor jezelf een beloning in het vooruitzicht, voor als je het tentamen hebt gehaald. Dit draagt bij aan de motivatie.
      • Je kan zelfs speciale muziek om te studeren opzetten, sommige types muziek kunnen leiden tot een productievere studie.
      Hoe lees en leer je de voorgeschreven literatuur voor een studievak?

      Hoe lees en leer je de voorgeschreven literatuur voor een studievak?

      Hoe lees en leer je de voorgeschreven literatuur voor een studievak?

      • Tijdens je studie krijg je aardig wat literatuur te verwerken. In het eerste jaar zijn de voorgeschreven boeken al een stuk dikker dan die op de middelbare school en gedurende de studie wordt dit alleen maar meer. 
      • Alles één keer lezen zal niet voldoende zijn en je hebt niet genoeg tijd om ieder boek zo vaak te leren dat je het uit je hoofd kent. Het kan dus geen kwaad om jezelf een structuur aan te leren waardoor je op een effectieve manier kunt studeren.
      • Omdat iedere student op een andere manier leert en informatie verwerkt is het belangrijk een manier te vinden die aansluit bij jouw studiebehoefte.

      Lezen in rondes

      • Zoals hierboven al staat: als je alles een keer doorkijkt zal er bij veruit de meeste studenten niet genoeg blijven hangen om het tentamen goed te kunnen maken.
      • Bij het lezen in rondes lees je een tekst, zoals de naam al zegt, in verschillende rondes, waarbij je steeds meer tijd neemt om de betekenis van de tekst tot je te nemen.
      • Door op deze manier de tekst te behandelen zorg je ervoor dat de stof beter blijft hangen.
      • Als je alleen simpelweg alles blijft herhalen loop je het risico het overzicht kwijt te raken.
      • Door gebruik te maken van het rondesysteem krijg je de structuur van de tekst in je hoofd waaraan je de informatie op kunt hangen. Dit is effectiever dan alle literatuur uit je hoofd te leren.

      Oriëntatieronde

      • In de eerste ronde kijk je alleen naar de structuur van de tekst.
      • Door de titel, tussenkopjes en tabellen te bekijken krijg je al een goed beeld van de grote lijn van de tekst.
      • Neem ook even de tijd om hier over na te denken en het verloop van de tekst te voorspellen, dit helpt je om in een volgende ronde makkelijker door de tekst heen te komen, je weet dan immers als waar de schrijver heen wilt.
      • Je kunt in deze ronde ook hier en daar een paar regels lezen om een beeld te krijgen van het moeilijkheidsniveau van de tekst en de kernargumenten.

      Intensieve ronde

      • In deze ronde ga je de tekst echt lezen. Het doel is hierbij om de tekst te begrijpen. Besteed dus extra aandacht aan de alinea's die de kern van de tekst samenvatten en de delen die je moeilijk te begrijpen vindt.
      • Je kunt hierbij ook belangrijke woorden onderstrepen en aantekeningen maken. Dit kan je helpen de tekst beter te onthouden door tijdens het lezen al wat meer nadruk te leggen bij deze belangrijke onderdelen. Let er wel op dat je dit op een overzichtelijke manier doet. Het onderstrepen en opschrijven levert op dat moment al winst op omdat je langer bij deze zinnen stilstaat, maar het zou handig zijn als je dit in een later stadium ook kunt gebruiken om te studeren voor het tentamen.
      • Onderstreep daarom niet teveel, maar alleen de kernwoorden van een alinea. Of zet een uitroepteken in de kantlijn langs een deel waar je wat extra nadruk op wilt leggen.
      • Let tijdens deze ronde ook op de manier van argumenteren die in de tekst gebruikt wordt.
      • Als de schrijver een bepaald standpunt inneemt zal hij argumenten aanvoeren om dit te onderbouwen. Herken deze argumenten en bepaal of gebruik wordt gemaakt van een logisch, feitelijk of subjectief argument. Op basis hiervan kun je de waarde van de tekst inschatten, dit kan van pas komen als later op het tentamen of bij een essay gevraagd wordt om het standpunt van de auteur te onderbouwen of te ontkrachten.
      • Als je van een tekst weet wat de stelling is, hoe de auteur hier over denkt en wat de belangrijkste argumenten zijn die hij hiervoor aanvoert heb je een vrij goed beeld van de tekst. Dit gaat echter alleen op voor betogende teksten, teksten die puur informerend zijn bedoeld lenen zich minder goed voor een argumentanalyse.

      Herhalingsronde

      • Nadat je de tekst intensief hebt gelezen is het belangrijk nog wat onderdelen te herhalen. Het doel van deze ronde is om de kerndelen wat extra uit te lichten. Ga dus niet de hele tekst nog eens doorlezen. Als het goed heb je hier al genoeg basiskennis van na de intensieve ronde. Als dit niet zo is kun je de vorige ronde nog eens herhalen, maar doe dit dan niet in plaats van de herhalingsronde.
      • Na de vorige ronde zul je een beeld hebben van welke alinea's essentieel zijn voor het begrip van de tekst. Lees deze delen nog eens extra aandachtig door. Als je aantekeningen of onderstrepingen hebt gemaakt bekijk je deze ook nog een keer. Delen die je bij de eerste lezing te moeilijk vind om te begrijpen kun je nu nog eens herhalen, dit keer langzaam en gericht op het volledig bevatten van de tekst.

      Testronde

      • Om na te gaan of je de tekst ook daadwerkelijk begrepen en onthouden hebt kun je jezelf testen na het lezen van een hoofdstuk of artikel. Misschien zijn er oefenvragen beschikbaar in het boek of van eerdere tentamens die je kunt beantwoorden. Als dat niet het geval is kun je voor jezelf de tekst kort samenvatten om te zien of je hier genoeg kennis voor hebt, ook kun je jezelf wat vragen stellen over de stof. Een andere optie is om de stof met studiegenoten te bespreken, zo kom je erachter of je beide dezelfde informatie uit de tekst hebt gehaald en de stof op dezelfde manier hebt geïnterpreteerd.

      Studeren

      • Als het tentamen voor de deur staat zul je geen tijd meer hebben om alle literatuur nog eens intensief door te gaan lezen. Als je dit tijdens het vak wel gedaan hebt door gebruik te maken van het rondesysteem is dat echter geen probleem. Tijdens het studeren kun je de aantekeningen die je gemaakt hebt nog eens goed doorlezen en uit je hoofd leren. Neem hierbij ook de tijd om begrippen en feiten te stampen. Hoe vaker je dit doet hoe meer ervan zal blijven hangen op en na het tentamen. Doe dit dus gerust een paar dagen achter elkaar en misschien de eerste keer al een paar weken voor het tentamen.

      Snellezen

      • Snellezen is een techniek waarbij je zo snel mogelijk een tekst probeert te lezen met een zo volledig mogelijk begrip van dat wat je gelezen hebt. De techniek is niet onomstreden: sommige snellezers beweren meer dan 4.000 woorden per minuut te kunnen lezen waarbij ze minimaal de helft onthouden. Slechts 50% van een tekst onthouden is echter erg weinig en dit geldt bovendien alleen voor geoefende snellezers. Mocht je toch in tijdnood komen, dan kun je altijd deze techniek toepassen, waarschijnlijk zul je hier meer aan hebben dan aan slechts de helft van de tekst lezen.
      • Door met een pen of je vinger de tekst te volgen die je aan het lezen bent, maak je het makkelijk voor je ogen om de tekst te volgen. Door de pen sneller te bewegen kun je het tempo opvoeren. Het is de bedoeling dat je niet je hoofd maar alleen je ogen beweegt, waardoor je sneller van zin naar zin kunt springen. De techniek zorgt ervoor dat je het 'subvocaliseren' onderdrukt. Dit wil zeggen dat je de woorden niet in je hoofd uitspreekt, maar alleen maar aan het lezen bent. Hierdoor heb je minder tijd per woord nodig. Door de snelheid waarmee je je pen of vinger langs de woorden beweegt te variëren kun je zoeken naar een tempo dat snel genoeg is om geen afleiding toe te laten, maar niet zo snel dat er niets blijft hangen.

      De kern lezen

      • Een variatie op snellezen is alleen de kern van een tekst lezen. Als een boek of artikel goed geschreven is staat de belangrijkste informatie de eerste en laatste zin van iedere alinea. Je kunt door de tekst heen gaan door alleen deze zinnen te lezen. Het stuk dat je dan overslaat is de argumenten voor de stellingen van de auteur of de uitleg van deze argumenten. Afhankelijk van je eigen begrip en de aard en moeilijkheidsgraad van de stof kan dit een groot gemis zijn. Gebruik dit daarom niet als volwaardig alternatief voor intensief lezen, maar alleen als je niet genoeg tijd hebt of als aanvulling.

      Verschillende leerstijlen - toegepast

      • Op welke manier je de stof het beste tot je kunt nemen is voor een groot deel afhankelijk van jouw voorkeuren en leerstijl. Kijk welke leerstijl bij jou hoort en volg onderstaande tips bij die leerstijl.

      Doener

      • Jij hebt het meeste baat bij een actieve leerstijl. Hier kun je vooral in de intensieve ronde in investeren door meer te doen dan alleen lezen. Aantekeningen maken, woorden onderstrepen of markeren of tijdens het lezen een samenvatting maken zorgt ervoor dat de tekst meer tot leven komt en je actiever kunt studeren. Nog beter is om jezelf aan het begin van ieder hoofdstuk of artikel een opdracht te geven. Doe eerst de oriëntatieronde en lees de introductie. Je hebt nu een goed beeld van waar de tekst over gaat. Op basis daarvan kun je jezelf een vraag geven om te beantwoorden of jezelf de opdracht geven om het hoofdargument van de tekst samen te vatten en daar verschillende onderbouwingen voor te vinden. Als je met deze opdracht aan de slag gaat, zul je waarschijnlijk met meer energie en resultaat door de stof heen gaan.

      Bezinner

      • Actief lezen is voor jou geen vereiste om de stof in je op te kunnen nemen. Met aandachtig lezen en gedisciplineerd studeren kun je de tekst goed bestuderen. Zorg er wel voor dat je je niet laat afleiden door je eigen gedachten. Blijf bij de tekst door bijvoorbeeld de druk op te voeren met de oefening van pagina x. Als het niet lukt om gedisciplineerd te studeren kun je een strakke planning maken voor de te leren stof. Spreek me jezelf af wanneer je iedere ronde moet hebben afgerond en aan de volgende begint. Ruim hier extra tijd in om over de stof na te kunnen denken. Je kunt bijvoorbeeld ieder kwartier de wekker zetten om jezelf toe te laten vijf minuten over de theorie na te denken. Na die vijf minuten gaat de wekker weer en moet je weer aan het werk.

      Denker

      • Tijdens het lezen kun je verbanden leggen met de stof voor andere vakken en andere delen van het boek. Na de oriëntatieronde kun je waarschijnlijk wel bedenken met welke andere auteurs raakvlakken zijn. Maak een schema waarin je deze theorieën opneemt en geef tijdens het intensieve lezen in dit schema aan waar de overeenkomsten en tegenstellingen tussen de theorieën liggen.

      Beslisser

      • Probeer je tijdens het lezen af te vragen in welke praktijksituaties deze stof van pas zou komen. Voor de meeste stof die wordt voorgeschreven voor de vakken die je volgt zal er een toepassingsmogelijkheid zijn in je latere professionele leven. Als je de oriëntatieronde gehad hebt en een goed beeld hebt van waar de tekst over gaat, kun je waarschijnlijk wel zo'n toepassing bedenken. Tijdens de intensieve ronde kun je dan bedenken hoe dit in zijn werk zou gaan en op welke manier je ieder deel van de stof in de praktijk kunt brengen. Door je bezig te houden met deze praktische mogelijkheid zul je de stof beter in je op kunnen nemen en ben je gemotiveerder om het hoofdstuk uit te krijgen. Mocht een onderwerp dusdanig abstract zijn dat je geen praktische toepassing kunt bedenken, volg dan de tips voor de doener.

      Bron: 123test

      Hoe kan je leren sneller te lezen, of te snellezen?

      Hoe kan je leren sneller te lezen, of te snellezen?

      Wat is snellezen?

      • Snellezen is een techniek waarbij je zo snel mogelijk een tekst probeert te lezen met een zo volledig mogelijk begrip van dat wat je gelezen hebt. De techniek is niet onomstreden: sommige snellezers beweren meer dan 4.000 woorden per minuut te kunnen lezen waarbij ze minimaal de helft onthouden. Slechts 50% van een tekst onthouden is echter erg weinig en dit geldt bovendien alleen voor geoefende snellezers.
      • Mocht je toch in tijdnood komen, dan kun je altijd deze techniek toepassen, waarschijnlijk zul je hier meer aan hebben dan aan slechts de helft van de tekst lezen.

      Hoe kan je leren snellezen?

      • Door met een pen of je vinger de tekst te volgen die je aan het lezen bent, maak je het makkelijk voor je ogen om de tekst te volgen. Door de pen sneller te bewegen kun je het tempo opvoeren. Het is de bedoeling dat je niet je hoofd, maar alleen je ogen beweegt, waardoor je sneller van zin naar zin kunt springen.
      • De techniek zorgt ervoor dat je het 'subvocaliseren' onderdrukt. Dit wil zeggen dat je de woorden niet in je hoofd uitspreekt, maar alleen maar aan het lezen bent. Hierdoor heb je minder tijd per woord nodig. Door de snelheid waarmee je je pen of vinger langs de woorden beweegt te variëren kun je zoeken naar een tempo dat snel genoeg is om geen afleiding toe te laten, maar niet zo snel dat er niets blijft hangen.
      Hoe bereid je je het beste op tentamens voor?

      Hoe bereid je je het beste op tentamens voor?


      • Na weken zweten, zwoegen en colleges voorbereiden komt de grote test, het tentamen. Een tentamen kan eng zijn, er wordt gecheckt of je voldoet aan de norm en daarbij wil je natuurlijk een goed cijfer halen. Maar een tentamen kan ook juist motiverend werken. Je hebt niet voor niets zo hard gewerkt, eindelijk kan je laten zien wat je allemaal weet en kan. In beide gevallen moet je je zo goed mogelijk voorbereiden op het tentamen.

      Voorbereiden op tentamens

      • Alle stof die je moet lezen voor een tentamen is belangrijk. Echter is niet elk detail relevant, maak daarom altijd een onderscheid tussen hoofd- en bijzaken. Bij tentamens draait het meestal op de hoofdboodschap, maar soms kunnen er ook bijzaken ter sprake komen. Soms is de stof dermate omvangrijk dat je door de bomen het bos niet meer kan zien. Het kan dus moeilijk zijn deze hoofdboodschap eruit te halen. Let dan goed op de onderwerpen die bij de hoorcolleges zijn behandeld en lees altijd de laatste alinea van elk hoofdstuk goed. Dit is vaak de conclusie, een samenvatting van hetgeen dat in het hoofdstuk is behandeld.
      • Bedenk tijdens het leren van een tentamen wat er gevraagd zou kunnen worden. Hierdoor ga je actief met de stof om en zal je het een stuk beter onthouden. Oefen vervolgens samen met een medestudent. Leg aan elkaar uit wat je hebt geleerd en stel elkaar vragen.
      • Net voor het tentamen is het belangrijk om te ontspannen. Ga niet als een bezetene nog even een begrippenlijst uit je hoofd leren, maar eet even iets, lees een (strip)boek of maak een wandeling. Zorg ervoor dat je de nacht voor het tentamen goed slaapt en dat je dus uitgerust bent. Tijdens het tentamen zal je hier profijt van hebben, je kan je namelijk veel beter concentreren.

      Algemene tentamentips

      • Ook als je je uitstekend voorbereid hebt kan het alsnog fout gaan. Tijdens het tentamen kun je een black-out krijgen, veel te lang blijven steken bij die ene vraag die je juist niet kent of te haastig werken waardoor je het steeds net niet goed doet. Om je hierbij te helpen, hier een aantal tips geven van hoe je het beste een tentamen aan kunt pakken. We maken hierbij onderscheid tussen tentamens met open vragen en meerkeuzetentamens, maar zullen eerst wat tips geven die voor ieder tentamen van belang zijn.

      Tip 1: Steekwoorden opschrijven

      • Als je het tentamen voor je neus krijgt, begin dan met het doorlezen van alle vragen. Zet bij de vragen die je weet steekwoorden en sla de vragen die je niet weet over.

      Tip 2: Makkelijke vragen eerst

      • Je weet nu in welke vragen je meer tijd moet steken en in welke minder. Begin met de vraag waarbij je het antwoord zeker weet en eindig met de vraag die voor jou het moeilijkst te beantwoorden is.

      Tip 3: Deel je tijd in

      • Maak een inschatting hoeveel tijd je per vraag nodig hebt en kijk hoeveel tijd je beschikbaar hebt. Op deze manier kom je niet in tijdnood aan het eind van het tentamen.

      Tip 4: Rustig analyseren

      • Als een vraag een stortvloed aan informatie bevat, raak dan niet in paniek. Probeer de informatie rustig te analyseren en kijk ook of je alle gegevens uit de vraag wel nodig hebt, soms zijn bepaalde dingen er alleen maar bij gezet om te zien of jij relevante en niet-relevante informatie van elkaar kunt onderscheiden. Probeer de vraag te filteren tot je weet wat er precies van je verwacht wordt. Let hierbij op de sleutelwoorden, dat zijn de woorden die aangeven waaraan je het antwoord moet toetsen.

      Tip 5: Maak aantekeningen

      • Je kunt een kladblaadje gebruiken om dingen uit te tekenen of aantekeningen en berekeningen te maken. Dit kan je wat meer overzicht geven en de vraag verhelderen.

      Tip 6: Schrijf begrijpelijk

      • Houd in je antwoord rekening met het feit dat een ander (in dit geval de docent) het antwoord moet begrijpen. Dit betekent ook dat je je gedachtegang expliciet moet maken, zodat de docent kan zien hoe je tot je antwoord bent gekomen.

      Tip 7: Nalezen

      • Lees je antwoorden goed na, nadat je alle vragen hebt ingevuld. Is de opbouw van je antwoord logisch en compleet? Geeft het antwoord op de vraag die gesteld is?
      Hoe pak je een Multiple Choice vraag aan op het tentamen?

      Hoe pak je een Multiple Choice vraag aan op het tentamen?

      Meerkeuzevragen worden wel eens gekscherend multiple-gok vragen genoemd. Klinkt leuk, maar door te gokken kom je er niet altijd. Als je de stof niet kent zul je het ook bij meerkeuzevragen vaak moeilijk krijgen. Er zijn echter wel dingen waar je op kunt letten waardoor je ook zonder veel voorkennis beter uit de voeten kunt met bepaalde vragen.

      Tip 1: Maak eerste de makkelijk vragen

      • Begin niet meteen met vraag 1, maar loop het tentamen eerst door voor de vragen die je zeker weet. Die kun je meteen invullen. Zo loop je niet het risico dat je vast komt te zitten op de moeilijkere vragen en uiteindelijk door tijdsgebrek vragen open moet laten die je gewoon wist.

      Tip 2: Streep foute antwoorden weg

      • Je hoeft niet altijd meteen het goede antwoord te weten, misschien staat het antwoord dat volgens jou klopt er wel helemaal niet tussen. Begin daarom met het wegstrepen van de antwoorden die in ieder geval niet kloppen. Vaak houd je dan twee opties over. Kies dan degene die het minst fout/meest waar is.

      Tip 3: Altijd iets invullen

      • Bij sommige meerkeuzetentamens worden minpunten gegeven voor het fout beantwoorden van vragen. Als dit niet het geval is, vul dan altijd wat in. Je weet vast wel zeker van één antwoord dat deze het echt niet moet zijn, dan heb je nog 25%-33% kans dat je goed gokt.

      Tip 4: Lees de vraag goed

      • Maak onderscheid tussen de stam (de vraag zelf) en de verschillende opties die op die stam kunnen volgen. Zorg ervoor dat je eerst de stam goed begrepen hebt voordat je naar de antwoordopties kijkt. Laat je niet verleiden om bij een makkelijke vraag gehaast te werk te gaan. Soms hoef je maar één woordje te missen om de vraag een heel andere betekenis (en dus een ander antwoord) te geven.

      Tip 5: Lees alle antwoordopties

      • Als je dan toe bent aan het lezen van de antwoordopties, lees ze dan ook allemaal. Als het tweede antwoord al gelijk de juiste is kan het toch nog verstandig zijn de rest te bekijken. Misschien zit er nog wel een optie tussen die meer kloppend is of waarvan je weet dat je docent er de voorkeur aan zou geven.

      Tip 6: Veranderen mag

      • Een hardnekkige mythe over het maken van meerkeuzetentamens is dat het veranderen van je antwoord bijna altijd een slecht idee is. Veelvuldig wetenschappelijk onderzoek heeft echter aangetoond dat terugkomen op een antwoord voor de meeste studenten positief uitpakt. Alleen die keren dat je van goed naar fout verandert, neem je het jezelf dusdanig kwalijk dat dat je langer bijblijft. Gebruik dit niet als een excuus om altijd ieder antwoord aan te passen, maar als je goede redenen hebt voor een nieuw inzicht, ga gerust je gang.

      Tip 7: Let niet op patronen

      • Laat je niet in de war brengen doordat je al vijf keer achter elkaar ‘B’ hebt ingevuld. Er zit geen patroon in de antwoorden en soms zijn deze willekeurig door elkaar gehusseld. Zelf als de serie van vijf B’s wijst op een fout dan hoeft dit niet te betekenen dat de vijfde B fout is. Misschien zit het wel bij vraag twee en heb je eigenlijk maar drie B’s op rij.

      Tip 8: Let op grammaticale hints

      • Als een antwoordoptie grammaticaal niet aansluit op de vraag, is er een goede kans dat deze fout is. Kijk hier extra kritisch naar.

      Tip 9: Pas op voor dubbele ontkenningen

      • Een vraag kan een dubbele ontkenning bevatten, wees hierop alert en analyseer goed wat dit betekent voor het antwoord dat je wilt geven.

      Tip 10: Tegengestelde en gelijke antwoorden

      • Als twee antwoorden elkaars tegengestelde zijn, is waarschijnlijk één van beide het juiste antwoord. Betekenen twee antwoorden juist hetzelfde? Dan kun je ze waarschijnlijk beide wegstrepen.

      Tip 11: Let op detail

      • Als één van de antwoorden duidelijk specifieker is dan de anderen en meer indicatoren bevat waarop je hem kunt beoordelen, dan is er een goede kans dat deze de juiste is. Laat het antwoord echter ook niet te beperkend zijn. Als de zin begint met 'altijd' of 'nooit' is het veel moeilijker dit te verdedigen. Antwoorden die beginnen met 'over het algemeen' zijn vaker waar. De specificerende indicatoren moeten na dit 'over het algemeen' komen.

      Tip 12: Kies het beste antwoord

      • Een antwoord moet niet alleen kloppen, het moet het beste antwoord zijn van alle opties. Soms kun je het gevoel hebben dat meerdere antwoorden juist zijn, kies dan degene die het beste te bewijzen is of degene waarvan je weet dat de docent er de voorkeur aan geeft.

      Wat doe je als het antwoord op een Multiple Choice vraag niet weet?

      • Heb je geen idee, probeer dan eens synoniemen of vertalingen te geven van kreten uit de tentamenvraag.
      • Vul altijd iets in: bij sommige meerkeuzetentamens worden minpunten gegeven voor het fout beantwoorden van vragen. Als dit niet het geval is, vul dan altijd wat in. Je weet vast wel zeker van één antwoord dat deze het echt niet moet zijn, dan heb je nog 25%-33% kans dat je goed gokt.

      Oefententamen meerkeuzevragen

      Ook als je maar weinig van een bepaald onderwerp weet zul je sommige vragen met behulp van bovenstaande tips en een beetje gezond verstand kunnen beantwoorden. In een normaal tentamen zal dit niet voor alle vragen gelden, maar in onderstaand oefententamen wel. Denk bij iedere vraag rustig na en zie of je ze allemaal kunt beantwoorden. De antwoorden staan hieronder.

      1. Welke van deze steden is de hoofdstad die het meest noordelijk gelegen is.

      a) Vladiwostok

      b) Peking

      c) Moskou

      d) Tromsø

      2. Een 60-jarige man wordt met een status epilepticus opgenomen op de spoedeisende eerste hulp. Na controle van de luchtwegen moet als eerste stap toediening volgen van...

      a) dazepam

      b) CT-scan van het hoofd

      c) insuline

      d) liquorpunctie

      3. Wat is waar over RNA?

      a) RNA is net zoiets als DNA, maar bestaat afzonderlijk.

      b) RNA is één streng van het DNA.

      c) De functie van RNA is het afbreken van overbodige eiwitten.

      4. Wat zijn ‘sex-limited’ genen?

      a) Genen die uitsluiten dat je eigenschappen van zowel mannen als vrouwen hebt.

      b) Genen die bepalen of je een man of een vrouw bent.

      c) Genen die aanwezig zijn in beide seksen, maar alleen actief zijn in één sekse.

      5. Het multiplier effect houdt in dat genetische aanleg...

      a) steeds sterker tot uiting kan komen als de omgeving dat toe laat.

      b) met de jaren steeds sterker tot uiting komt.

      c) kan afnemen door omgevingsfactoren.

      6. Wat is het potentiaalverschil?

      a) Het verschil in concentratie van ionen binnen en buiten het neuron.

      b) Het verschil in concentratie van bepaalde ionen.

      c) Het verschil in concentratie tussen het ene neuron en het andere neuron.

      7. Het Romeinse recht bestaat, zo leert ons Gaius, deels uit ius civile, deels uit ius gentium. Onder het laatste begreep hij in deze tegenstelling...

      a) wetten in formele zin.

      b) alle geschreven recht.

      c) het ongeschreven recht dat de rede voorschrijft.

      d) het internationaal publiekrecht.

      8. Onder een ‘rescript’ (rescriptum) van de Romeinse keizer verstaat men het...

      a) rechtsgeleerd advies.

      b) uitspraak in hoger beroep.

      c) algemeen verbindende verordening.

      d) ambtelijke richtlijn.

      Antwoorden oefententamen

      Vraag 1: c, Moskou

      Let hier goed op de sleutelwoorden uit de vraag: er wordt gevraagd naar de stad die zowel een hoofdstad is als het meest noordelijk gelegen. Alleen een antwoord dat voldoet aan beide criteria kan het juiste antwoord zijn. Je kunt op basis hiervan c en d al weg laten vallen, dit zijn namelijk geen hoofdsteden. Als je dan van Moskou en Peking niet weet welke noordelijker ligt kun je een redelijk veilige gok maken voor Moskou. Als je een beetje topografische kennis hebt weet je namelijk dat China zuidelijker ligt dan het overgrote deel van Rusland.

      Vraag 2: a, dazepam

      De belangrijkste hint zit hier in de zinsconstructie. Een CT-scan en een punctie zijn namelijk geen dingen die je toe kunt dienen, deze vallen dus af. Vervolgens weten veel mensen wel dat insuline gebruikt wordt bij suikerziekte. Alleen dazepam blijft dan over.

      Vraag 3: b, RNA is één streng van het DNA

      Aangezien twee van de drie antwoordopties over DNA gaan zal RNA wel iets met DNA te maken hebben. De docent weet dat RNA deze herkenning bij de studenten oproept, en wil ze nog wat laten twijfelen door twee opties te geven. Van die twee opties kun je a eigenlijk vrij makkelijk laten afvallen, deze is te vaag om toetsbaar te zijn. B blijft over.

      Vraag 4: c, Genen die aanwezig zijn in beide seksen, maar alleen actief zijn in één sekse

      Door zorgvuldig de vraag te lezen en de verschillende elementen te analyseren kun je tot het juiste antwoord komen. Uit sex-limited kun je halen dat het met geslacht en beperking te maken heeft, sterker nog: het geslacht is de beperkende factor. Antwoord b valt dus sowieso af, daar wordt geen beperking opgeworpen. Bij antwoord a is er wel een beperking maar wordt die opgeworpen door de genen, alleen bij c is het het geslacht dat de genen beperkt.

      Vraag 5: a, steeds sterker tot uiting kan komen als de omgeving dat toe laat

      Antwoordoptie a en c zijn duidelijk tegengesteld, de kans is dus groot dat één van deze het juiste antwoord is, hiertussen is namelijk een echt scherpe keuze te maken. Antwoord c komt echt niet overeen met het sleutelwoord in de vraag: 'multiplier', hier gaat het juist om een fenomeen dat minder wordt. A omschrijft wel wat je mag verwachten bij een multiplier-effect.

      Vraag 6: a, Het verschil in concentratie van ionen binnen en buiten het neuron

      Alleen optie a geeft een echt gedetailleerde omschrijving van een fenomeen. Zowel b als c zijn erg vaag en zijn ook moeilijk van elkaar te onderscheiden. Kies in dit geval voor het antwoord dat een duidelijk keuze maakt.

      Vraag 7: c, het ongeschreven recht dat de rede voorschrijft

      Er wordt gevraagd naar een tegenstelling tussen ius civile en ius gentium. Gezien de context kun je aannemen dat ius 'recht' of 'wet' betekent. Aangezien de tegenstelling geschreven/ongeschreven twee keer voorkomt (alleen andersom) is de kans groot dat één van deze twee juist is. Voor de andere opties zijn ook geen duidelijke taalkundige hints te vinden in de woorden gentium en civile. Het is dan zaak om te bepalen of civile (burgerlijke) of gentium (menselijk) verwijst naar ongeschreven, het meest logische is dan om gentium aan ongeschreven te koppelen, dat heeft immers de minst geformaliseerde bijklank van de twee.

      Vraag 8: a, rechtsgeleerd advies

      'Rescript' doet nog het meeste denken aan voorschrift, maar dat brengt je niet veel verder met deze antwoordopties. De clue zit hier in het woordje 'het', dat kan namelijk alleen gebruikt worden voor de eerste optie. Voor de andere antwoorden had het lidwoord ‘de’ gebruikt moeten zijn.

      Hoe pak je een essay vraag aan op het tentamen?

      Hoe pak je een essay vraag aan op het tentamen?

      Hoe pak je een essay tentamen aan?

      • Maak eerst de makkelijke vragen. Begin niet meteen met vraag 1 maar loop het tentamen eerst helemaal door. De vragen die je zeker weet, kun je meteen invullen. Zo loop je niet het risico dat je vast komt te zitten op de moeilijkere vragen en uiteindelijk door tijdsgebrek vragen open moet laten die je gewoon wist.
      • Deel je tijd in. Maak een inschatting hoeveel tijd je per vraag nodig hebt en kijk hoeveel tijd je beschikbaar hebt. Op deze manier kom je niet in tijdnood aan het eind van het tentamen.
      • Let een beetje op de leesbaarheid en de vorm, domme spelfouten geven je bij de corrector vaak het nadeel van de twijfel
      • Steekwoorden opschrijven. Als je het tentamen voor je neus krijgt, begin dan met het doorlezen van alle vragen. Zet bij de vragen die je weet steekwoorden en sla de vragen die je niet weet over.

        Sluit je aan, log in en lees verder

        Met welk stappenplan kan je je vakken voorbereiden en je tentamen niet missen?

        Met welk stappenplan kan je je vakken voorbereiden en je tentamen niet missen?

        Stap 1: Lees de omschrijving van het vak in de studiegids

        • De studiegids geeft, als het goed is, alle informatie over het vak die je moet hebben. Je vindt hier de verplichte literatuur, de collegetijden, data van tentamen en hertentamen en een korte omschrijving van het vak. Door deze informatie weet je wat er van je verwacht wordt en weet je dus ook wat het voor je betekent om dit vak te gaan volgen.

        Stap 2: Let op instroomeisen

        • Sommige vakken vereisen voorkennis van vakken eerder in de studie. Let op deze eisen en schrijf je alleen in voor vakken waarbij je hieraan voldoet.

        Stap 3: Plan de data in

        • Zet alle college- en tentamendata in je agenda, dan weet je zeker dat je geen colleges hoeft te missen en voorkom je dat je verschillende vakken gaat volgen met overlappende collegetijden.

        Stap 4: Maak een tijdsinschatting

        • Maak een inschatting van de tijd die je nodig zult hebben om dit vak te halen. Je kunt hierbij als richtlijn nemen dat 1 ECTS staat voor 28 uur tijdsinvestering. Gaat dit lukken met de andere vakken die je wilt volgen? Neem je niet teveel hooi op de vork? In het hoofdstuk timemanagement zullen we hier uitgebreider op in gaan.

        Stap 5: Schrijf je in

        • Vakken kunnen snel vol raken. Zorg er daarom voor dat je zo snel mogelijk na het opengaan van de inschrijving jezelf inschrijft. Per vak kan het verschillen hoe je ingeschreven moet worden, via Blackboard, het secretariaat of een andere inschrijfsysteem. Ook deze informatie vind je in de studiegids. Let op: niet op tijd inschrijven kan betekenen dat je het vak helemaal niet kunt volgen en één jaar moet wachten!

        Stap 6: Bestel de boeken

        • Vaak kun je voor het begin van het nieuwe semester boeken kopen bij de studievereniging. Dit is meestal goedkoper dan de boekenwinkel, dus zorg ervoor dat je hier op tijd een bestelling doet. Als het niet mogelijk is om bij de studievereniging te bestellen, wacht dan ook niet te lang om zelf het boek te kopen. Als je goed aan het vak wilt beginnen moet je voor het eerste college de verplichte stof in huis hebben. Sommige docenten schrijven al stof voor om voor het eerste college gelezen te hebben. Loop je hier al een achterstand op, dan moet je in de volgende weken extra hard werken om het bij te kunnen benen.

        Stap 7: Zoek beschikbaar oefenmateriaal

        • Kijk of er samenvattingen en oefententamens beschikbaar zijn. Via JoHo kun je voor veel vakken samenvattingen van het boek, collegeaantekeningen en oefententamens kopen. Dit is geen vervanging van de verplichte stof, maar je kunt het wel gebruiken als een nuttige aanvulling.

        Stap 8: Maak een studieplanning

        • Lees het volgende hoofdstuk over timemanagement en volg de instructies om tot een gedegen studieplanning te komen. Je zult merken dat je meer gedaan krijgt en betere resultaten uit de geïnvesteerde tijd kunt halen.
        Hoe haal je resultaten bij je studie en wat is je leerstijl ?

        Hoe haal je resultaten bij je studie en wat is je leerstijl ?

        Leerstijlen

        • Leer je vooral door middel van doen en concrete ervaringen? Functioneer je het beste wanneer je in het diepe wordt gegooid? Of ben je iemand die eerst nadenkt en vervolgens overgaat tot actie? Houd je van structuur? Leg je makkelijk verbanden tussen theoretische kennis en de praktijk? De manier van leren verschilt nogal van student tot student. Door je eigen leer- en denkstijl te leren kennen kun je ervoor zorgen dat je studeert op een manier die voor jou het meest effectief is.
        • Jan Vermunt, een Nederlandse psycholoog, heeft de opvattingen en het gedrag van studenten onderzocht betreffende hun manier van leren. Door de leeractiviteiten, studieopvattingen en studiemotieven van studenten te bestuderen is hij tot vier leerstijlen gekomen: een betekenisgerichte, een reproductiegerichte, een toepassingsgerichte en een ongerichte leerstijl.

        Betekenisgerichte leerstijl

        • Je zoekt naar verbanden in de studiestof, probeert zelf structuur aan te brengen en staat kritisch tegenover de te bestuderen stof. Zelfsturing neemt een centrale rol in: je bepaalt zelf hoe je leert en wat je belangrijk vindt. Voor jou betekent studeren het opbouwen van kennis en inzichten en komt het voort uit persoonlijke interesse.

        Reproductiegerichte leerstijl

        • Je bent gericht op het behalen van certificaten en het uittesten van eigen capaciteiten. Je verwerkt de studiestof stapsgewijs door het vaak uit je hoofd te leren, te herhalen en door gedetailleerd te werk te gaan. Voor jou staat studeren voor het opnemen van kennis.

        Toepassingsgerichte leerstijl

        • Je probeert je opgedane kennis concreet te verwerken door het in de praktijk zodanig toe te passen, om jezelf klaar te stomen voor het toekomstige beroep. Studeren is voor jou het leren gebruiken van de kennis.

        Ongerichte leerstijl

        • Je hebt moeite met zelfstudie en je hebt weinig houvast aan de aanwijzingen in de studiestof of van docenten. Onderwijs heeft een stimulerende functie voor jou en je leert het best in groepsverband. Je hebt de neiging om aan je studiekeuze te twijfelen en of je goed genoeg bent om je studie af te ronden. Voor jou betekent studeren het volgen van colleges.

        Ontwikkel je leerstijl

        • Deze leerstijlen zijn een tool om je bewustwording van je eigen voorkeur van leren te stimuleren en om je leerresultaten te verbeteren. Deze tool helpt je ook leren de leerstijlen die je minder goed beheerst verder te ontplooien. Dan krijg je meer balans in je studiegedrag. Hieronder vind je enkele praktische tips om ook de andere leerstijlen eigen te maken. De praktische tips helpen je leren hoe je extra aandacht kunt besteden aan leeractiviteiten waarin je je minder goed thuis voelt.
        • De leerstijlen van Vermunt sluiten aan op de leerstijlen en -fasen van David Kolb, een Amerikaanse onderwijsdeskundige. De stijlen van Vermunt zijn specifiek gericht op studenten, terwijl de leerstijlen van Kolb ook wat breder te trekken zijn, bijvoorbeeld op situaties uit het dagelijkse leven. Als student gaat een groot deel van je dagelijkse bezigheden zitten in je studie. Door te achterhalen welke studiestijl de jouwe is, kun je ervoor zorgen dat je de studietijd volop benut en de studiestof eigen maakt. Daarnaast kunnen alledaagse situaties en uitdagingen, die in eerste instantie niks met je studie te maken hebben, je afleiden en belemmeren in je studie. Dit kun je voorkomen door een aantal praktische tips die hieronder volgen.

         ... leidt tot...

        Concrete ervaringen opdoen

         ... leidt tot...

        Experimenteren en actief toetsen

        DOENER

        WAARNEMER

        Observeren en reflecteren

        TOEPASSER

        NADENKER

         ... leidt tot...

        Vormen en formuleren van abstracte begrippen

        ... leidt tot...

         

        Kolb onderscheidt vier leerstijlen en -fasen.

        Deze vier leerfasen kunnen worden beschreven in termen van de volgende vaardigheden die bij die fasen horen:

        1. Concreet ervaren ('feeling')

        2. Waarnemen en reflecteren ('watching')

        3. Abstracte begripsvorming ('thinking')

        4. Actief experimenteren ('doing')

        • Kolb stelt dat deze leerfasen van elkaar afhankelijk zijn en dat deze logisch op elkaar volgen. Volgens hem vormen de fasen een cyclisch leerproces, die idealiter altijd in dezelfde volgorde (maar niet altijd vanuit hetzelfde beginpunt) wordt doorlopen. Maar dat is niet altijd het geval en het komt ook voor dat een fase overgeslagen wordt. Mensen hebben bovendien voorkeuren voor bepaalde fasen uit die cyclus: ze beginnen bij voorkeur in één bepaalde fase of besteden er de meeste tijd aan. Kolb ontdekte dat mensen geneigd zijn vooral die leerfase te ontwikkelen waar ze toch al 'sterk in zijn'. Hij pleitte er voor dat mensen ook aandacht besteden aan manieren van leren waarin ze minder goed zijn. De leercyclus kan dan meer volledig en evenwichtig doorlopen worden, waarbij elke fase de aandacht krijgt die ze verdiend. In een groep zorgt de diversiteit van bijdragen van de verschillende groepsleden er meestal voor dat dit het geval is.
        • Voorbeeld (bron: www.thesis.nl/kolb): Als je bijvoorbeeld voor het eerst een videorecorder moet bedienen, kun je op diverse manieren proberen uit te vinden hoe het ding werkt. Je kunt allerlei knoppen indrukken (experimenteren) en kijken wat er gebeurt (ervaring en waarschijnlijk ook reflectie). Je kunt ook nadenken over wat je weet over soortgelijke apparaten, bijvoorbeeld over bandrecorders, want die lijken qua bediening op een video (reflectie) en zo een idee krijgen over de bediening (begripsvorming) dat je toetst in de praktijk (experimenteren). Een andere mogelijkheid is dat je iemand vraagt om voor te doen hoe het apparaat bediend moet worden (ervaring), zodat je zelf een beeld over de bediening kan vormen (reflectie, begripsvorming) dat je vervolgens uitprobeert in de praktijk (experimenteren).
        • Bij een universitaire studie lag het accent tot voor kort vooral op overdenking en theorievorming. Je leert hoe dingen samenhangen en hoe je ze in een theoretisch kader kunt zien. Aan de andere fasen van de leercyclus, experimenteren en ervaren wordt niet altijd even veel aandacht besteed. Voor hbo-opleidingen is dit vaak omgekeerd. Door het jarenlang moeten werken volgens één bepaalde leerstijl verandert de eigen leerstijl. Hier staan een paar praktische tips om je studievaardigheden te ontplooien aan de hand van vier leerstijlen die corresponderen met de fasen in het model van Kolb (bron: www.leren.nl). Deze tips zijn ook op het model van Vermeulen te betrekken en helpen je om je studietijd te optimaliseren.

        1. Doener

        • Ga een directe ervaring opdoen.
        • Los een probleem op.
        • Spring in het diepe met een uitdagende taak.

        2. Waarnemer/Dromer

        • Maak vooraf een plan.
        • Neem de tijd voor lastige beslissingen.
        • Neem de tijd om je ervaringen te overdenken.

        3. Denker /Theoreticus

        • Zoek goed gestructureerde leermiddelen.
        • Zoek verbanden met kennis die je al hebt.
        • Zoek intellectuele uitdagingen.
        • Bestudeer theoretische concepten, modellen en systemen.

        4. Toepasser/Pragmaticus

        • Zoek naar verbanden tussen de leerstof en je werk.
        • Richt je op praktische zaken.
        • Zoek iemand die je iets kan demonstreren.

        Leerstijl

        Eigenschappen

        Je leert het beste van...

         

        Doener


        ’Wat is er nieuw? Ik ben voor alles in.’

         

        Je werkt doelgericht. Je kan je makkelijk aanpassen aan specifieke en concrete situaties. Je houdt van tastbare resultaten en van aanpakken.

         

        • directe en nieuwe ervaringen, dingen doen

        • veel afwisseling

        • het oplossen van problemen

        • in het diepe gegooid worden met een uitdagende taak

         

        Waarnemer


        ’Ik wil hier graag even over nadenken.'

        Je legt makkelijk verbanden en nadruk op concrete ervaringen. Je hebt een groot voorstellingsvermogen, goede verbeeldingskracht en fantasie waarmee je een concrete situatie vanuit verschillende uitgangspunten kunt bekijken. Je maakt gebruik van je creativiteit.

         

        • situaties wanneer je de mogelijkheid krijgt om eerst na te denken en dan pas te doen

        • activiteiten waar je gestimuleerd wordt (achteraf) na te denken over je acties

        • beslissingen nemen zonder limieten en tijdsduur

        • een visuele presentatie van de leerstof

         

        Denker


        'Hoe is dat met elkaar gerelateerd?'

        Je bent nauwkeurig en op zoek naar de logische samenhang tussen zaken. Je houdt van een abstracte en heldere benadering. Je probeert om vanuit theoretische modellen naar de werkelijkheid te redeneren.

        • gestructureerde situaties met duidelijke doelstellingen (congressen, colleges, boeken)

        • relaties leggen met verworven kennis en praktijk

        • theoretische concepten, modellen en systemen

        • gelegenheid om naar achtergronden te vragen

        • confrontatie met complexe vraagstukken (worden als uitdaging ervaren)

         

         

        Toepasser


        'Hoe kan ik dit toepassen in de praktijk?'

        Je bent gericht op probleemoplossingen en je wordt graag geconfronteerd met problemen waar één juiste oplossing voor gezocht kan worden. Je werkt met voorkeur doelgericht en planmatig.

        • duidelijke praktische voorbeelden

        • activiteiten waar:

        • een duidelijk verband is tussen leren en werken

        • je je kunt richten op praktische zaken

        • je de kans krijgt dingen uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een expert

        Hoe ga je om met tentamenstress, tentamenangst en negatieve faalangst?

        Hoe ga je om met tentamenstress, tentamenangst en negatieve faalangst?

        Positieve faalangst

        • Er zijn studenten die het maken van een tentamen altijd moeilijk vinden, ook als zij goed gestudeerd hebben. Zij voelen zich angstig en gespannen vóór en tijdens het tentamen. Voor enkelen kan dit een positief effect hebben. Sommige studenten hebben de spanning nodig om het tentamen goed te kunnen maken. Dit wordt ook wel positieve faalangst genoemd. Bij anderen werkt dit echter nadelig. De angst en spanning loopt dermate hoog op dat zij verlammen en niet meer goed na kunnen denken. Deze negatieve faalangst heeft gevolgen voor je prestaties.

        Hoe ga je om met tentamenstress en negatieve faalangst?

        • Een goede voorbereiding is voor mensen met negatieve faalangst erg belangrijk.
        • Doordat je elke dag iets doet ter voorbereiding op het tentamen, kan je tegen jezelf zeggen dat je goed hebt voorbereid en dus niet bang hoeft te zijn om het niet te halen. Zeg tegen jezelf dat je goed hebt geleerd en overtuig jezelf ervan dat je de stof weet en dat niemand je dat af kan nemen. Het hebben van zelfvertrouwen is hierbij dus zeer belangrijk. Het zal je helpen je onnodige angsten onder controle te houden.
        • Lukt het je niet om zelf van je faalangst af te komen, zoek dan hulp bij je studiecoördinator of studentpsycholoog.
        • Diverse studies hebben uitgewezen dat meditatie studenten helpt om te focussen en te concentreren. Daarnaast kan het studiestress verminderen.
          Studieresultaten boeken en tentamens halen

          Studieresultaten boeken en tentamens halen

          Studievaardigheden opdoen en studieresultaten halen Opdrachten inleveren - Studiestof leren - Tentamenstof begrijpen - Tentamens halen Inhoud: o.a Hoe neem je kennis op en train je je geheugen? Hoe kan je leren sneller te lezen, of te snellezen? Hoe geef je een presentatie voor je studie of werk, en wat is de beste voorbereiding? Wat kan je doen voor meer...... lees verder op de pagina

          Studie, kennis en wetenschap: uitgelichte chapter- en boeksamenvattingen

          Studie, kennis en wetenschap: uitgelichte chapter- en boeksamenvattingen

          Wat is kennis nou eigenlijk?
          Wat is conceptuele kennis?
          Wat is wetenschap?

          Wat is wetenschap?

          We weten dat bijvoorbeeld biologie en natuurkunde wetenschappen zijn. Maar wat maakt iets wetenschappelijk? Wetenschap lijkt te willen begrijpen, verklaren en voorspellen. Maar dit is niet genoeg, omdat dit bijvoorbeeld niet uitsluit dat religie of astrologie een wetenschap is. Wat de wetenschap echt onderscheidt, heeft mogelijk te maken met de gebruikte methoden (zoals experimenteren en observeren) en het feit dat naar een algemene theorie wordt gezocht. 


          Wat is de oorsprong van de moderne wetenschap?

          Tussen 1500 en 1750 was er de wetenschappelijke revolutie in Europa. In de perioden daarvoor was het dominante wereldbeeld het aristotelisme, gebaseerd op de ideeën van Aristoteles.    

          De Copernicaanse revolutie was de eerste stap in de ontwikkeling van het moderne wetenschappelijke wereldbeeld. Copernicus begon het geocentrische model van het universum aan te vallen (stationaire aarde met de planeten en de zon eromheen), algemeen aangenomen toen, in 1542. Copernicus kwam met het heliocentrische model en zei dat de zon het centrum was, en de planeten en de aarde was in een baan eromheen.      

          Indirect leidde het Copernicanisme tot de ontwikkeling van de natuurkunde, door het werk van Kepler en Galileo. Kepler ontdekte dat de planeten niet in cirkelvormige banen bewegen, maar in ellipsen. Dit was zijn eerste wet van planetaire beweging, zijn tweede en derde gingen over de snelheid. Galileo was een van de eerste gebruikers van een telescoop en ontdekte er veel mee, waardoor de aandacht van het aristotelisme naar het copernicanisme werd gevestigd. 

          Galileo kwam ook met het idee dat alle vrij vallende dingen in hetzelfde tempo zullen vallen, ongeacht het gewicht (maar alleen in een vacuüm, omdat luchtweerstand een rol speelt). Hij was dus tegen de aristotelische theorie dat zwaardere dingen sneller vallen. Hij kwam met de wet van vrije val en zei dat vrij vallende dingen uniform versnellen. Hij wordt vaak gezien als de eerste moderne natuurkundige, hij was ook de eerste die wiskundige taal begon te gebruiken om de fysieke realiteit te beschrijven, en hij was belangrijk in het benadrukken van experimenteel testen.    

          Descartes bedacht een nieuwe mechanische filosofie en zei dat de wereld bestaat uit inerte materiedeeltjes die met elkaar in wisselwerking staan. Hij geloofde dat de wetten die deze beweging beheersen de sleutel waren om de structuur van het universum te begrijpen. Dit werd de dominante wetenschappelijke visie aan het einde van de 17e eeuw en versloeg het aristotelisme.  

          De wetenschappelijke revolutie bereikte zijn hoogtepunt in het precieze werk van Isaac Newton. Hij verbeterde het werk van Descartes en bedacht een dynamische, mechanische theorie van grote kracht, die gebaseerd was op zijn drie bewegingswetten en zijn principe van universele zwaartekracht, dus zwaartekracht. Newton vond ook de wiskundige techniek van calculus uit. Het wetenschappelijke vertrouwen groeide door het werk van Newton, waarvan werd aangenomen dat het in feite laat zien hoe de natuur werkt.  

          Aan het begin van de 20e eeuw werd dit vertrouwen aangetast door twee nieuwe ontwikkelingen: de relativiteitstheorie en kwantummechanica. De relativiteitstheorie van Einstein toonde aan dat de ideeën van Newton niet werken wanneer ze worden toegepast op zeer massieve objecten of objecten die met zeer hoge snelheid bewegen. En kwantummechanica laat zien dat Newton's ideeën niet werken wanneer ze op zeer kleine schaal worden toegepast op subatomaire deeltjes. Deze twee theorieën zijn in strijd met gezond verstand en met het begrip van mensen, en ze veroorzaakten een soort verwarring en wending in de natuurkunde.

          In de biologie is Darwin's evolutietheorie en natuurlijke selectie de grote gebeurtenis. Een andere belangrijke revolutie is de opkomst van moleculaire biologie en genetica, die nog niet compleet is. Het begon met de ontdekking van DNA door Watson en Crick. Uiteindelijk veranderde deze revolutie ons begrip van erfelijkheid en ontwikkeling, maar er zullen waarschijnlijk nog veel opwindende ontwikkelingen op dit gebied komen.

          Er zijn veel nieuwe wetenschappelijke disciplines zoals informatica en kunstmatige intelligentie. Ook zijn de cognitieve wetenschap en de neurowetenschappen sterk ontwikkeld. Verder floreerden sociale wetenschappen zoals economie en sociologie in de 20e eeuw, hoewel sommigen zeggen dat ze nog steeds achter de natuurwetenschappen staan. 

          Wat is wetenschapsfilosofie? 

          De belangrijkste taak in de wetenschapsfilosofie is het analyseren van de onderzoeksmethoden die in de wetenschap worden gebruikt. Filosofen willen aannames in twijfel trekken die wetenschappers soms als vanzelfsprekend beschouwen. Sommige wetenschappers, zoals Newton en Einstein, waren echter ook bezig met filosofie. Moderne wetenschappers lijken niet echt geïnteresseerd, waarschijnlijk vanwege het toegenomen gespecialiseerde karakter van de wetenschap en de toegenomen scheiding tussen wetenschappen en geesteswetenschappen. 

          Wat is het verschil tussen wetenschap en pseudowetenschap?

          Popper, een 20e-eeuwse wetenschapsfilosoof, dacht dat het fundamentele kenmerk van wetenschap falsifieerbaarheid is: een wetenschappelijke theorie moet voorspellingen doen die kunnen worden getest, en als ze verkeerd blijken te zijn, is de theorie vervalst. Als aan dit criterium niet wordt voldaan, is het pseudowetenschap, aldus Popper. Popper geloofde dat Freuds psychoanalytische theorie pseudowetenschap was, omdat deze theorie alle resultaten zou kunnen hebben en nooit echt vals zou blijken. Hij dacht ook hetzelfde over de geschiedenistheorie van Marx, die beweerde dat het kapitalisme in geïndustrialiseerde samenlevingen plaats zou maken voor het socialisme en vervolgens voor het communisme. Toen dit niet gebeurde, bedachten marxisten er een nieuwe verklaring voor en geloofden ze nog steeds in hun theorie, dus beschouwde Popper het als pseudowetenschap.  

          De algemene relativiteitstheorie van Einstein (over sterrenlicht dat door de zon wordt afgebogen) was volgens Popper echte wetenschap, omdat het een zeer duidelijke voorspelling is die kan worden getest, en wanneer het onjuist zou zijn gebleken, zou de theorie zijn vervalst.    

          Veel filosofen beschouwen het criterium van Popper als te simplistisch en niet altijd accuraat: sommige gevestigde wetenschappers komen ook met nieuwe verklaringen om hun theorie bij te houden, wat soms tot wetenschappelijke verbetering leidt. 

          Heeft de wetenschap een essentieel kenmerk dat het wetenschap maakt? Dit is een moeilijke vraag, omdat wetenschap zo heterogeen is. 

          Bron: Philosophy of Science: A Very Short Introduction van Okasha

          Wat is wetenschappelijk onderzoek?

          Wat is wetenschappelijk onderzoek?


          Wetenschap is een benadering die gaat over de begrijpen en voorspellen en controleren van een fenomeen. Elke wetenschap heeft haar eigen interessante fenomenen. Wetenschap gaat gebruikelijk op basis van een theorie een interessant fenomeen onderzoeken. Op basis van een theorie stellen ze hypotheses op die ze gaan testen. Wetenschap probeert deze hypotheses niet te bevestigen, maar te ontkrachten. Het is de bedoeling om alle mogelijke verklaringen te elimineren, behalve de ware verklaring. Wetenschap is afhankelijk van data. Deze data moet worden verzameld in een context die afhangt van het doel van het onderzoek. Daarnaast moet wetenschap communiceerbaar, open en publiek toegankelijk zijn. Ook moeten wetenschappers objectief en onbevooroordeeld zijn.

          Het verschil tussen wetenschappers en niet-wetenschappers zit hem in de methoden die ze gebruiken. De kracht van de gebruikte wetenschappelijke methoden bepalen voor een groot deel de kracht van de conclusies die uit het onderzoek getrokken kunnen worden. Een geloofwaardige theorie moet aan verschillende eisen voldoen. Zo moet een theorie onderworpen zijn aan de kritieken van andere onderzoekers in het vakgebied, de resultaten van onderzoek dat de theorie bevestigd moeten gerepliceerd kunnen worden, ook door andere onderzoekers. De theorie moet bovendien erkend worden door het vakgebied als de moeite waard en de nauwkeurigheid van de theorie moet geëvalueerd worden door onderzoeksgegevens.

          Onderzoek

          Er bestaan verschillende onderzoeksdesigns. Met de keuze van een onderzoeksdesign maakt een onderzoeker ook keuzes over de plek waar het onderzoek uitgevoerd gaat worden, de gebruikte populatie en de variabelen die hij gaat meten. Grofweg gesteld kun je onderzoek in drie categorieën indelen: experimenteel onderzoek, quasi-experimenteel onderzoek en niet-experimenteel onderzoek. Een belangrijk kenmerk van experimenteel onderzoek is dat de deelnemers random worden toegewezen aan de verschillende condities. Random toewijzing is nodig om zo veel mogelijk de individuele verschillen tussen individuen te middelen over de condities. Soms is het echter niet mogelijk om de deelnemers random toe te wijzen aan verschillende condities. Als ze wel worden verdeeld over verschillende condities, maar dit niet op random wijze gebeurt, dan spreken we van quasi-experimenteel onderzoek. Bij niet experimenteel worden deelnemers niet verdeeld over verschillende condities. Experimenteel onderzoek klinkt alsof het in een laboratorium wordt uitgevoerd. En hoewel dit zeker soms het geval, is dit lang niet altijd zo. Vooral in organisatiepsychologisch onderzoek worden er ook veel experimenten uitgevoerd in het veld.

          De conditie of de behandeling wordt ook wel de onafhankelijke variabele genoemd. Het gedrag dat de deelnemer vertoont naar aanleiding van de conditie of behandeling noemen we ook wel de afhankelijke variabelen. Dit is de variabele die gemeten wordt. Twee veel voorkomende vormen van niet-experimenteel onderzoek zijn observationeel onderzoek en vragenlijst onderzoek.

          Bij observationeel onderzoek wordt gedrag systematisch geobserveerd en vastgelegd. Vragenlijst onderzoek kan zowel gaan om pen en papier vragenlijsten als om internetvragenlijsten. Elk onderzoeksdesign heeft zijn voor en nadelen.

          Ook bestaan er verschillende methoden voor het verzamelen van data. Het belangrijkste onderscheid dat gemaakt kan worden is dat tussen kwantitatieve en kwalitatieve methoden. Onder kwantitatieve methoden vallen tests, beoordelingsschalen, vragenlijsten en dergelijke. Het komt erop neer dat de uitkomsten als cijfers gescoord kunnen worden. Kwalitatieve methoden zijn bijvoorbeeld interviews, observaties, case studies en analyses van persoonlijke documenten zoals dagboeken. De uitkomsten van kwalitatieve methoden zijn beschrijvend. Vaak gaat de voorkeur uit naar kwantitatieve methoden omdat deze gegevens makkelijker te verwerken zouden zijn. Kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden sluiten elkaar echter niet uit en kunnen soms goed gecombineerd worden. Vaak wordt als groot nadeel van kwalitatief onderzoek gezien dat het subjectief zou zijn. Dit is echter niet helemaal juist. Want of het nu gaat om kwalitatief of kwantitatief onderzoek gaat, er is altijd een behoorlijke rol weggelegd voor de interpretatie van de onderzoeker. In de vroege jaren van de psychologie werd introspectie gezien als het experimentele methode. De onderzoekers was ook de proefpersoon en hij of zij voerde een experimentele handeling uit en schreef zijn of haar ervaringen op. Tegenwoordig wordt dit niet als een goede methode gezien. Triangulatie wordt gezien als een goede methode voor het verzamelen van onderzoeksgegevens. Bij triangulatie komt het er op neer dat de onderzoeker gegevens uit verschillende bronnen samenbrengt om op die manier een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van het onderzochte fenomeen.

          Kwalitatief onderzoek heeft ook een belangrijk voordeel, namelijk dat het de onderzoeker helpt om de onderzoeksgegevens te zien in de context waarin het bestudeerde fenomeen plaatsvindt. Bij gedrag is het namelijk erg belangrijk om dit te zien in de context waarin het gedrag voorkomt. Om gedrag als geïsoleerd fenomeen te zien, maakt het onderzoek kunstmatig en daardoor vaak minder relevant. Bovendien kunnen de resultaten van een onderzoek een vertekend beeld geven als de context niet wordt meegenomen in de interpretatie.

          Niet alle onderzoeksresultaten zijn generaliseerbaar naar andere settingen. De generaliseerbaarheid van een onderzoek is dan ook een belangrijke graadmeter voor de bruikbaarheid van een onderzoek. Er zijn verschillende factoren die invloed hebben op de generaliseerbaarheid. Een van deze factoren is de onderzoekspopulatie. Hoe representatiever de onderzoeksgroep is voor de algehele populatie die interessant is voor de onderzoekers, hoe meer kun conclusies gegeneraliseerd kunnen worden naar deze populatie. Als de gegevens verzameld worden op meerdere momenten in de tijd, vergroot dit de generaliseerbaarheid. Een andere mogelijkheid om resultaten meer generaliseerbaar te maken is om gegevens te verzamelen in verschillende representatieve settingen. Vaak moeten er echter compromissen gesloten worden als het gaat om generaliseerbaarheid omdat een onderzoek anders te lang duurt en teveel geld kost.

          Veel mensen vragen zich ook af of de onderzoeken die studenten als deelnemers gebruikten wel goed generaliseerbaar zijn. Vooral studies die te maken hebben met stereotypering en werk. De sociale psychologie heeft uitgewezen dat vrouwen, ouderen en etnische minderheden strenger worden behandeld als het gaat om promoties. De meeste onderzoeken hiernaar hadden echter studenten als proefpersonen. Deze proefpersonen moesten beslissingen maken over fictieve werknemers. Sommige onderzoekers denken dat er andere uitkomsten uit zouden zijn gekomen als de onderzoekers echte managers en echte situaties bestudeerd hadden. De beslissingen van studenten hebben geen effect op de personen waar het over gaat (het zijn toch allemaal fictieve personen), hun beslissingen worden niet openbaar gemaakt en ze hoeven zich geen zorgen te maken over de consequenties van hun beslissingen. Managers moeten dit wel. Het is makkelijker om onderzoeken uit te voeren met studenten, maar het is maar de vraag of deze onderzoeker te ver van de werkelijkheid staan.

          Er zijn vaak veel variabelen die invloed hebben op de afhankelijke variabele. Om deze invloed te verminderen, en dus er meer zeker van te zijn dat de veranderingen in de afhankelijke variabelen veroorzaakt worden door de manipulaties van de onafhankelijke variabele, worden deze variabelen vaak onder experimentele controle geplaatst. Dit geeft een zuiverder beeld van de veranderingen in de afhankelijke variabelen en waar deze door veroorzaakt worden, maar het geeft ook een kunstmatig beeld omdat in de echte wereld deze verstorende variabelen wel aanwezig zijn. Een andere vorm van controle is statistische controle, door het gebruik van bepaalde statistische methoden kun je namelijk ook controleren voor de invloed van bepaalde variabelen, zoals geslacht en leeftijd.

          Zoals alle professies heeft ook de organisatiepsychologie haar eigen ethische richtlijnen. Het is moeilijk om richtlijnen op te stellen voor een vak dat zo divers is als organisatiepsychologie. Toch zijn er bepaalde richtlijnen die voor elke organisatiepsycholoog gelden. Hierbij kun je denken aan richtlijnen voor het gebruiken van testen, seksuele intimidatie en vertrouwelijkheid. Bovendien zijn er voor de verschillende beroepen binnen de organisatiepsychologie aparte richtlijnen die op hen van toepassing zijn. Een complicerende factor voor het opstellen van ethische richtlijnen is het feit dat ondernemingen steeds meer multicultureel worden en steeds meer ondernemingen vestigingen open in andere landen. Wat in een bepaalde cultuur een teken is van beleefdheid kan in een andere cultuur een belediging zijn, dit soort problemen maken het moeilijk een eenduidig beleid te maken.

          Statistiek

          Na het verzamelen van de data is het tijd voor de analyse hiervan. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van statistiek. Bij beschrijvende statistiek worden de onderzoeksdata samengevat en georganiseerd. Op deze manier wordt de verdeling van scores beschreven. Scores kunnen normaal verdeeld zijn of scheef verdeeld zijn. Bij een normale verdeling liggen de meeste scores rond de gemiddelde score met een gelijkmatige spreiding van de scores naar de extremen.

          Bij een scheve verdeling liggen de scores dan wel meer naar het hoge extreem dan wel naar het lage extreem qua scores. Variatie van de scores gaat over de mate waarin de scores verdeeld zijn over de mogelijke scores. Een aantal andere belangrijke begrippen zijn het gemiddelde (de som van alle scores gedeeld door het aantal scores), de mediaan (de middelste score in de verdeling) en de modus (de meest voorkomende score). De standaard deviatie is een maat die de mate waarin een score afwijkt van het gemiddeld aangeeft.

          Statistiek wordt niet allen gebruikt om gegevens te beschrijven, maar ook om conclusies te trekken uit deze gegevens. Deze statistiek noemen we ook wel inferentiële statistiek. Inferentiële statistiek kan gebruikt worden om te onderzoek of groepen deelnemers van elkaar verschillen op de variabele van interesse, in sterkere mate dan op basis van toeval verwacht mag worden. De kans dat een verschil slechts gebaseerd is op toeval wordt van tevoren op een bepaalde waarde gesteld. Als na het onderzoek blijkt dat het verschil groter is dan die waarde, dan noemen we het verschil statistisch significant. Vaak wordt het significantieniveau op .01 of .05 gesteld. Dat betekent dat respectievelijk 1 op de 100 of 5 op de 100 keren het gevonden verschil slechts gebaseerd is op toeval. Hoe lager het significatieniveau, hoe groter de kans dat het gevonden verschil een werkelijk verschil is.

          Let wel, ook onderzoeken die geen statistisch significante verschillen vinden kunnen voor de praktijk significant zijn. Statistische kracht, ook wel power genoemd, is de kans dat er statistisch significant verschil gevonden wordt als deze ook werkelijk bestaat. De vuistregel is dat hoe groter de steekproef, hoe sterker de power. Binnen psychologie kan dat een probleem zijn, omdat er vaak met relatief kleine steekproeven gewerkt wordt. Hierdoor wordt een verschil dat wel degelijk bestaat soms niet gevonden. Het is mogelijk om van tevoren een power niveau vast te stellen en vervolgens hierop de steekproefgrootte te baseren.

          Correlatie

          Tijdens metingen worden volgens van tevoren opgestelde regels getallen toegewezen aan de eigenschappen van individuen of objecten. Deze getallen geven weer in hoeverre de persoon of het object de eigenschap bezit. Denk bijvoorbeeld maar aan IQ-scores of scores op een vragenlijst. Met behulp van deze cijfers kunnen verbanden tussen twee variabelen berekend worden. Deze verbanden kunnen ons helpen de score op de ene variabele te voorspellen aan de hand van de andere variabele. De sterkte van het verband geven we aan met de correlatie coëfficiënt. Dit is een maat om de onderlinge, lineaire samenhang tussen twee variabelen weer te geven. Bovendien geeft de correlatie coëfficiënt informatie over de richting van het verband. De correlatie coëfficiënt heeft altijd een waarde tussen –1 en 1. Bij een coëfficiënt dicht bij de –1 spreken we van een sterk negatief verband, bij een score rond de 0 is er geen verband tussen de variabelen gevonden en een score rond +1 geeft een sterk positief verband weer.

          De correlatie wordt vaak het makkelijkst duidelijk als deze grafisch wordt weergeven, dit gebeurt meestal in een scatterplot. In een scatterplot staat een regressielijn, dit is een rechte lijn die het beste past in het scatterplot (dat alle punten in het plot op of zo dicht mogelijk bij de lijn liggen. Een verband tussen twee variabelen hoeft niet perse lineair te zijn. Bij een niet-lineair verband is de correlatie coëfficiënt vaak erg laag, terwijl er zeker een verband is. Dit verband zal dan ook naar voren komen in een scatterplot. Veel variabelen kunnen niet voorspeld worden uit een enkele andere variabelen, maar hebben meerdere voorspellers. Daarvoor kunnen we de multipele correlatie coëfficiënt gebruikt. Deze maat geeft een algeheel lineair verband aan tussen verschillende variabelen en een andere variabele. Correlatie toont een samenhang aan tussen variabelen. Het zegt echter niets over oorzaak en gevolg relaties.

          Vaak zijn er over een onderwerp veel verschillende onderzoeken beschikbaar die allemaal (net iets) andere resultaten gevonden hebben. Meta-analyse is een statistische methode om de resultaten van meerdere verschillende onderzoeken te combineren en te analyseren om uit dit (enorme) gegevensbestand conclusies te trekken. Meta-analyse gaat er vanuit dat gevonden scores op een variabele beïnvloed zijn door statistische artefacten. Dit zijn kenmerken van een bepaald onderzoek die de resultaten vertekenen. Omdat een meta-analyse verschillende onderzoeken met elk hun eigen artefacten combineert, kan deze controleren voor deze artefacten. Een duidelijk voorbeeld van een statistisch artefact is de steekproefgrootte. Tegenwoordig worden er steeds vaker meta-analyses uitgevoerd. Micro-onderzoek gaat over individueel gedrag, macro-onderzoek over collectief gedrag. Meso-onderzoek is er op gericht micro en macro onderzoek te combineren. Meso-onderzoek wordt ook wel multi-level of cross-level onderzoek genoemd.

          Interpretatie van onderzoek

          De interpretatie van de onderzoeksresultaten is vaak het belangrijkste gedeelte van het onderzoek. De data vertellen een verhaal en het is de taak van de onderzoeker om dit verhaal te vertalen en te vertellen. Metingen zijn nooit volledig en nooit perfect, het is immers niet mogelijk om perfecte omstandigheden te creëren en werkelijk iedereen te testen. Wel moeten de gegevens compleet en goed genoeg zijn om er waardevolle conclusies uit te trekken.

          Betrouwbaarheid

          De betrouwbaarheid is hiervoor een belangrijke maat, de betrouwbaarheid geeft de consistentie van een meting aan. Daar wordt mee bedoeld dat als gegevens betrouwbaar zijn, de gegevens ongeveer hetzelfde zouden zijn als het onderzoek op een ander moment opnieuw zou worden uitgevoerd, net als wanneer het onderzoek door iemand anders zou worden uitgevoerd. Consistentie over tijd (dus over verschillende meetmomenten) wordt weergegeven door de test-hertest betrouwbaarheid. Een andere vorm van betrouwbaarheid is de parallelle test betrouwbaarheid. Deze vorm van betrouwbaarheid kan berekend worden door een de scores van individuen op twee parallelle tests met elkaar te correleren.

          De interne consistentie van een test geeft de mate weer waarin alle items van een test hetzelfde construct meten. De interne consistentie wordt weergegeven door de Cronbach’s alfa. Nog een andere vorm van betrouwbaarheid is de interbeoordelaar betrouwbaarheid. Hierbij gaat het om de mate van overeenstemming van verschillende beoordelaars, die allen hetzelfde gedrag beoordelen. Hoe hoger de overeenstemming tussen verschillende beoordelaars, hoe betrouwbaarder. Betrouwbare resultaten zijn generaliseerbaarder dan niet betrouwbare resultaten. Een test is nooit 100% betrouwbaar, dus een score van 1.00 zal eigenlijk nooit voorkomen. Afhankelijk van het onderzoek wordt een score van .70 tot .80 al gezien als betrouwbaar.

          Validiteit

          Een andere belangrijke term in deze context is validiteit. De validiteit geeft de mate aan waarin het onderzoek daadwerkelijk gemeten heeft wat het beoogd te meten. Als gegevens niet betrouwbaar zijn en/of niet valide, dan zijn er over het algemeen geen zinvolle conclusies uit te trekken. Net als bij de betrouwbaarheid, zijn er ook verschillende vormen van validiteit. Ook validiteit heeft te maken met de waarde die we kunnen hechten aan de conclusies van een onderzoek. De predictor is de test die gekozen wordt als middel om eigenschappen te meten die van belang zijn voor het maken van een beslissing. In de organisatiepsychologie heeft een dergelijke beslissing bijvoorbeeld vaak te maken met het wel of niet aannemen van een sollicitant. Deze predictor wordt gebruikt om een andere variabele te voorspellen, bijvoorbeeld succes op het werk. Het criterium is een uitkomstvariabele die bijvoorbeeld belangrijke kenmerken van een baan beschrijft. Het criterium wordt gebruikt om te bepalen of de predictor al dan niet valide is.

          Criterium validiteit wordt bepaald door een testscore te correleren met een prestatiemeting. Het gaat dus om de correlatie tussen een testscore en een prestatiemeting, deze maat wordt ook wel de validiteitscoëfficiënt genoemd. Er zijn twee designs om criterium validiteit te meten. Bij het gelijktijdige validiteit design is er geen tijdsverloop tussen het verzamelen van de testscores en het verzamelen van de prestatiegegevens. Dit design wordt gebruikelijk gebruikt om huidige werknemers van een bedrijf te beoordelen, omdat het bij sollicitanten vaak niet mogelijk is om de testscore en de prestatiemeting snel achter elkaar of gelijktijdig te verzamelen omdat ze nog niet is ingewerkt. Op deze manier kunnen eigenschappen en vaardigheden worden bepaald die nieuwe werknemers moeten bezitten.

          Het andere design is het predictieve validiteit design. In dit design is er wel tijdsverloop tussen het verzamelen van de testscore en het verzamelen van prestatiegegevens. In dit design worden alle sollicitanten getest voor ze aangenomen worden. Vervolgens worden sollicitanten aangenomen zonder daarbij te kijken naar hun test scores. Na een bepaalde periode wordt bij deze mensen hun prestatie gemeten. Als dan blijkt dat er een samenhang is tussen de testscores en het prestatieniveau, dan kan bij toekomstige sollicitanten deze test gebruikt worden om te bepalen welke kandidaten wel en niet geschikt zijn.

          Een andere vorm van validiteit is de inhoud validiteit. Deze vorm gaat er over of een selectieprocedure een adequate afspiegeling is van de gedragingen en eigenschappen die nodig zijn voor een bepaalde functie (als voorbeeld binnen de organisatiepsychologie). De conclusie over of een selectieprocedure wel of niet adequaat is, gebeurt gebruikelijk door logische redeneren en niet zozeer door het berekenen van correlaties tussen testscores en prestatie. De derde vorm van validiteit is eigenlijk niet echt een vorm van validiteit, maar wordt wel zo genoemd. Het gaat hier om construct validiteit. Hierbij gaat het om het construct, een psychologisch concept of kenmerk. Het concept is een predictor die gemeten moet worden.

          Om uitspraken te kunnen doen over de construct validiteit proberen onderzoekers te bewijzen dat hun test de bedoelde eigenschappen meet. Dit kun je bijvoorbeeld doen door aan te tonen dat de test correleert met andere test die hetzelfde construct beoogt te meten. Afhankelijk van hoe belangrijk de beslissing is die gemaakt moet worden op basis van de resultaten, hoe meer bewijs we nodig hebben dat de gegevens betrouwbaar en valide zijn. Lange tijd is criterium validiteitsonderzoek de maatstaf geweest als bewijs van validiteit. Nog steeds wordt het vaak gezien als de gouden standaard, maar tegenwoordig is er ook meer aandacht voor het belang van inhoud en construct validiteit.

          Competenties en vaardigheden ontwikkelen in binnen- en buitenland: uitgelichte thema's
          Argumentatie & Logica: van cliché naar redenering
          Carrièreplanning & Loopbaan kiezen of beroep veranderen

          Carrièreplanning & Loopbaan kiezen of beroep veranderen

          Het plannen van je carrière, het switchen van loopbaan en het aanvaarden van toeval Beroepskeuze - Carrièreswitch - Functies - Werkrollen - Werksectoren Collega's kiezen - Levenspad volgen - Werktoekomst bepalen - Zelf bijdragen Inhoud o.a. Carrièreplanning & Verkenning Wat is werk, wat is een carrière en waarom werken wij? Werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in binnen- en buitenland per activiteit...... lees verder op de pagina
          Competenties en vaardigheden om te leren, te werken en te leven

          Competenties en vaardigheden om te leren, te werken en te leven

          Competenties en vaardigheden voor je studie, je werk, je reizen en je leven Alle eigenschappen, kwaliteiten, waarden, vaardigheden, competenties, talenten en contenties die bijdragen aan een zingevende en succesvolle leer-, werk en leefomgeving Inhoud: o.a. Wat zijn competenties of kwaliteiten? Wat zijn eigenschappen, kwaliteiten, waarden, vaardigheden, competenties, talenten en contenties? Hoe ga je om met de mening van een ander...... lees verder op de pagina
          Vraag stellen en antwoord zoeken: van probleem naar oplossing gaan
          Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil

          Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil

          Tevreden voelen met je studie, je werkzaamheden en de invulling van je leven Een content gevoel, geluksgevoel en goed gevoel via: behulpzaamheid, betrokkenheid, inlevingsvermogen, onafhankelijkheid, stabiliteit, stapgerichtheid, vrijheid, zelfbewustzijn en zingeving Inhoud: o.a. Wat is contentheid, wat zijn contenties en de bronnen van een goed of gelukkig gevoel? Behulpzaamheid & Onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen Betrokkenheid &...... lees verder op de pagina
          Gesprek & Overleg: van discussie naar overeenstemming
          Kennis uitwisselen, kennis overdragen en communiceren met begrip

          Kennis uitwisselen, kennis overdragen en communiceren met begrip

          Boodschappen overdragen, begrip kweken en betrokkenheid versterken Argumentatie - Communicatie - Overtuigingskracht - Redenatie - Tekstgebruik - Schrijfvaardigheden inhoud: o.a. Argumentatie en logica, van cliché's tot redeneringen Gedachte en ideevorming, van brainstorm naar briljant idee Communicatiestudie & Communicatiewetenschap Internationale communicatie en cross-culturele wetenschap Communicatievaardigeheden, taal en tekstgebruik Gesprekken en dicussies bij studie en werk Taal en tekstgebruik om kennis over...... lees verder op de pagina
          Keuze & Twijfel: van keuzestress naar een goede beslissing
          Studiekeuze maken en master kiezen

          Studiekeuze maken en master kiezen

          Studie, master of cursus zoeken en kiezen voor je opleiding en toekomst Van motivatie, plezier, specialisatie, talent en toekomstperspectief naar zingeving of zelfinzicht Inhoud : o.a Wat is talent en wat zijn talenten? Wat zijn de stappen die je kan nemen als je een studie, een master, een cursus of een opleiding wil kiezen? Welke studies kan je doen: Wat...... lees verder op de pagina
          Talent & Aanleg om te leren, te werken en te leven
          Emoties, indicaties en motivaties: uitgelichte thema's

          Behulpzaamheid versus onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen

          Behulpzaamheid versus onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen

          Behulpzaam zijn, anderen helpen, geven in plaats van nemen Altruïsme - Dankbaarheid - Gewetensvolheid - Respect - Sociaal gedrag Inhoud: o.a. Wat is onbehulpzaam zijn en onbehulpzaamheid? Wat houdt dankbaarheid in? Wat betekent servicegericht zijn en wat is klantgericht zijn? Wat is gewetensvol, en wat is naar je geweten handelen? Wat is respect en respectloosheid? Wat is asociaal zijn, en...... lees verder op de pagina
          Beleving versus verveling: creëer perspectief door het openen van nieuwe deuren
          Betrokkenheid versus onverschilligheid: geef niet op maar ergens om
          Inlevingsvermogen versus onbegrip: maak gebruik van je empathische vaardigheden
          Onafhankelijkheid versus afhankelijkheid: blijf bij jezelf en laat die kudde achter je

          Onafhankelijkheid versus afhankelijkheid: blijf bij jezelf en laat die kudde achter je

          Onafhankelijkheid: je eigen weg vinden, jezelf weren tegen oneigenlijk gedrag en afstand nemen van kuddegedrag en meeloperij Afhankelijkheid - Authenticiteit - Beïnvloeding - Betrouwbaarheid - Jezelf zijn - Integriteit Inhoud: o.a. Wat is onafhankelijkheid en wat houdt onafhankelijk zijn in? Wat is een genuanceerd oordeel? Wat is integer zijn en over integriteit beschikken? Wat is bescheidenheid en wat houdt bescheiden...... lees verder op de pagina
          Stap voor stap versus ongefocussed: richt je op je reis en niet op je bestemming
          Stabiliteit versus stress: ga actief om met je negatieve emoties

          Stabiliteit versus stress: ga actief om met je negatieve emoties

          Stress voorkomen, met spanning omgaan en je stabiliteit te versterken Angst overwinnen - Burnout bestrijden - Drukte dimmen - Emotie erkennen - Evenwichtigheid versterken - Relaxed reageren - Spanning positief inzetten Inhoud: o.a. Wat is stress, wat is gestresst zijn, en wat is stressbestendigheid? Wat is stabiliteit en wat betekent je mentaal stabiel en in balans voelen? Wat houdt instabiliteit...... lees verder op de pagina
          Succes versus teleurstelling: waardeer en vier je kleine succes

          Succes versus teleurstelling: waardeer en vier je kleine succes

          Stilstaan bij behaalde doelen, vieren van de eigen kleine en grote successen Waardering van de ander voelen, zonder die ook nodig te hebben Inhoud: o.a. Wat is trots en waar bestaat trots zijn uit? Wat houdt dankbaarheid in? Wat is doorzettingsvermogen, volhoudendheid en volharding? Wat is teleurstelling en wat betekent teleurgesteld zijn? Wat is spijt en wat betekent spijtvol zijn?...... lees verder op de pagina
          Tolerantie versus onverdraagzaamheid: laat de ander zijn eigen weg bewandelen
          Verbondenheid versus eenzaamheid: leg en onderhoud sociale contacten
          Vrijheid versus beperking: voel je onbeperkt en niet begrensd

          Vrijheid versus beperking: voel je onbeperkt en niet begrensd

          Onbeperktheid en vrijheid van geest Je vrij voelen, je niet begrensd voelen, jezelf weren tegen wenselijk gedrag zonder gronden Inhoud o.a. Wat is je onbeperkt voelen? Wat houdt vrijheid en je vrij voelen in? Wat is onafhankelijkheid en wat houdt onafhankelijk zijn in? Wat is energiek zijn, en betekent energie hebben? Wat is tolerantie en tolerant zijn? Wat houdt je...... lees verder op de pagina
          Zelfbewust zijn versus onzekerheid: ontdek je kwaliteiten, verkrijg zelfinzicht en omzeil je klippen

          Zelfbewust zijn versus onzekerheid: ontdek je kwaliteiten, verkrijg zelfinzicht en omzeil je klippen

          Zelfbewust zijn, zelfkennis en zelfinzicht opdoen, kwaliteiten ontdekken, kansen benutten en klippen omzeilen Eigen bestemming vinden - Onzekerheid plek - Zelfvertrouwen versterken Inhoud: o.a. Wat betekent zelfbewustheid en wat wordt verstaan onder zelfbewust zijn? Wat betekent onzekerheid en je onzeker voelen, en wat is vertrouwen en vertrouwen hebben? Wat betekent zelfverzekerdheid en wat wordt verstaan onder zelfwaardering? Wat betekent negativiteit...... lees verder op de pagina
          Zingeving en motivatie: zoek voldoening bij studie, werk, reizen en de wereld om je heen
          Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil

          Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil

          Tevreden voelen met je studie, je werkzaamheden en de invulling van je leven Een content gevoel, geluksgevoel en goed gevoel via: behulpzaamheid, betrokkenheid, inlevingsvermogen, onafhankelijkheid, stabiliteit, stapgerichtheid, vrijheid, zelfbewustzijn en zingeving Inhoud: o.a. Wat is contentheid, wat zijn contenties en de bronnen van een goed of gelukkig gevoel? Behulpzaamheid & Onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen Betrokkenheid &...... lees verder op de pagina

          JoHo WorldSupporter: tips en suggesties
          Bied aanvullende zorg, therapie en begeleiding aan kinderen in Latijns-Amerika die een vaste woon- en verblijfplaats hebben gekregen - Activities Abroad Supporter
          Je levert een bijdrage aan het leven van kinderen, die nu in één van de projecten verblijven. Afhankelijk van...
          Doe ervaring op bij een verzekeringskantoor op Curacao. Je werk bestaat uit het ontvangen van klanten, adviseren en administratieve werkzaamheden - Activities Abroad Supporter
          Doe ervaring op bij een verzekeringskantoor op Curacao. Je werk bestaat uit het ontvangen van klanten, adviseren en...
          Coördineer een project dat gericht is op het bieden van onderwijs en gezondheidszorg aan kwetsbare kinderen in Malawi - Activities Abroad Supporter
          Je assisteert de Nederlandse manager van een project in het noorden van Malawi dat gericht is op het bieden van...
          Tijdelijk werken via JoHo: als auteur van JoHo samenvattingen - JoHo Foundation
          Het schrijven, updaten of controleren van samenvattingen, stamplijsten, oefenvragen en college-aantekeningen. Lees...
          Doe juridisch onderzoek naar de status van kinderrechten - Activities Abroad Supporter
          Doe juridisch onderzoek naar de status van kinderrechten....
          Do you want to be an au pair? Start working in a Dutch family - Activities Abroad Supporter
          Do you want to be an au pair? Start working in a Dutch family...
          Vrijwilligerswerk in Nederland: wat is het, waarom zou je het doen en waar kan je het doen? - Activities Abroad Supporter
          Wat is vrijwilligerswerk? Vrijwilligerswerk wil zeggen dan je voor bepaalde tijd bij een project of organisatie aan...
          Legal work abroad: why should you do legal work abroad and what do you gain? - Activities Abroad Supporter
          Why should you do legal work...
          Ervaar het Franse landleven en help mee in het onderhoud van een mystiek landgoed in de Dordogne - Activities Abroad Supporter
          Dit landhuis zoekt regelmatig vrijwilligers die kunnen helpen met het behoud van het landgoed en restauratiewerk.Zo...
          Werken met straat- en weeskinderen in Kampala - Activities Abroad Supporter
          Werken met straat- en weeskinderen in...
          JoHo WorldSupporter: samenvattingen en studiehulp
          Study Guide for summaries with Critical thinking: A concise guide by Bowell and Kemp - Psychology Supporter
          Study Guide...
          Argumenteren en argumentatie: begrippen en definities - Vintage Supporter
          1. Standpunten en verschillende meningen Meningsverschil (1.1): Een standpunt wordt niet gedeeld door...
          Samenvatting bij de 10e druk van Critical Thinking van Moore en Parker - Psychology Supporter
          Hoofdstuk 1. Kritisch denken Denken Het is voor ons van belang om kritisch na te denken zodat we goede...
          1. What is critical thinking? - Emy
          Why is the importance of critical thinking? For us humans, there is an importance in critical thinking...
          Artikelsamenvatting bij Moral Identity van Hardy & Carlo - 2011 - Vintage Supporter
          Socrates en Plato waren van mening dat wanneer men het goede kent, ook het goede doet. Kohlberg sluit zich...
          Why do people so often jump to conclusions? - Chapter 7 - Psychology Supporter
          One of the characteristics of System 1 is jumping to conclusions. Jumping to a conclusion is efficient if the...
          Moral identity: what is it, how does it develop, and is it linked to moral action? - Hardy et al. - Universiteit Utrecht - AnnevanVeluw
          Moral identity: what is it, how does it develop, and is it linked to moral action?  Hardy & Carlo ...
          Hoe door je eigen denken je zelfwaardering te verhogen - Lisalotte van der Tas
          Samenvatting van het boek 'Denk je sterk', Fred Sterk, 25e druk (2015). 1. Zelfwaardering, wat is dat?...

          Wegwijzer bij competentie en motivatie
          Competentie en kwaliteit
          Samenvattingen en studiehulp
          Studie in het buitenland
          Stage en werkervaring
          Vrijwilligerswerk
          Werk
          JoHo Worldsupporter doelstellingen
          • Zie de doelstellingen van JoHo WorldSupporter voor: het versterken van begrip voor andere culturen en personen, het stimuleren van tolerantie in de wereld om je heen, het wereldwijd delen van kennis en knowhow, en het stimuleren van persoonlijke ontwikkeling in binnen- en buitenland
          Samenvattingen en studiehulp: per studie en vakgebied

            Vertrekken naar het buitenland

            Probleemloos wonen of tijdelijk verblijven in het buitenland?

            Betaald werk, vrijwilligerswerk en stages in het buitenland per werkveld en vakgebied

            Pagina onderwerp:

            leervermogen en kunnen leren in binnen- en buitenland

            JoHo: Bereikbaarheid - Concept – FAQ - Gegevens - Winkelwagen - Zoeken