Assessment center doorlopen en assessment tests doorstaan: van voorbeelden tot voorbereiding

 

Assessment center doorlopen en assessment tests doorstaan

Voorbereiden - veelgebruikte tests - voorbeelden

Inhoud.o.a.

  • Wat is een assessment center methode voor je werk of sollicitatie?
  • Wat zijn voorbeelden van de assessment center methode en hoe werken ze?
  • Wat zijn veelgebruikte persoonlijkheidtests en psychologische tests en wat kan je ermee?
  • Psychologische Test & Intelligentietest: van voorbeelden tot voorbereiding
  • Wat zijn de aandachtspunten bij het invullen en analyseren van je persoonlijkheidtest en psychologische test , waar moet je rekening mee houden?
  • Waar moet je aan denken als je van tests en andere tools gebruik maakt om persoonlijkheid te testen?
  • Wat zijn voorbeelden van sollicitatie opdrachten en assessment centers in de marketing - en communicatiesector?

Lees verder voor antwoorden, inspiratie, inzichten en oplossingen

Wat is een assessment center methode voor je werk of sollicitatie?

Wat is een assessment center methode voor je werk of sollicitatie?

Wat is een assessment center methode?

  • Regelmatig wordt als aanvulling op de psychologische test gebruik gemaakt van de assessment center methode, een arbeidsproef.
  • Dit geldt voor allerlei functies en met name voor managementfuncties.
  • Een assessment center is een simulatie van een werksituatie, je wordt in een situatie geplaatst waarin de werkelijkheid wordt nagebootst.
  • Bedrijven krijgen een goed totaalbeeld van sollicitanten door hen in de meest verschillende situaties te observeren. Door gebruik te maken van de assessment center methode kan een voorspelling gemaakt worden van het toekomstig gedrag van de potentiële nieuwe medewerker. 
  • Een groep van ongeveer acht sollicitanten wordt met een aantal observatoren één à twee dagdelen bij elkaar gezet. Men houdt zich bezig met rollenspelen en schijnvergaderingen, hierbij wordt het gedrag van de kandidaten nauwlettend in de gaten gehouden en beoordeeld door observanten, een psycholoog en soms toekomstige collega's: wie neemt de initiatieven, wie durft creatief te zijn, wie doet zijn mond te weinig of juist teveel open, enzovoorts.
    Wat zijn voorbeelden van de assessment center methode en hoe werken ze?

    Wat zijn voorbeelden van de assessment center methode en hoe werken ze?

    : Twee voorbeelden van een assessment methode

    Postmap

    • Je moet een postmap afhandelen en daaruit de prioriteiten destilleren, je moet een vergadering voorbereiden, een memorandum opstellen of een brief dicteren.
    • Ook is het mogelijk dat je gedrag in een groep wordt getoetst, vaak gebeurt dat in de vorm van een rollenspel.
    • Je moet bijvoorbeeld een conflict tussen twee medewerkers oplossen, een slechtnieuwsgesprek voeren, onderhandelen of een klacht afhandelen.
    • Je tegenspelers zijn acteurs of mededeelnemers.

    Videotest

    • De assessment center methode is een dure en tijdrovende methode , en bovendien moeilijk te standaardiseren, voor iedere sollicitant is de gesimuleerde situatie anders. Daarom maakt men tegenwoordig veelvuldig gebruik van de videotest. Dit is een gestandaardiseerde test - iedere sollicitant wordt met dezelfde situaties geconfronteerd – die geflmd wordt en slechts een half uur in beslag neemt.
    • Op deze manier worden je communicatieve vaardigheden beoordeeld en kunnen veel van je gedragingen aan de orde komen, afhankelijk van de functie, te denken valt aan leidinggeven, empathie, onderhandelen en assertiviteit.
    • De taak van een manager bestaat bijvoorbeeld uit het motiveren van mensen.
    • Een leidinggevende functionaris beïnvloedt zijn personeel actief om een bepaald gedrag te bewerkstelligen en in een commerciële functie moet een koper actief worden beïnvloed om daadwerkelijk tot de koop over te gaan.
    • Daarnaast neemt de camera ook non-verbale communicatie waar.
    • Denk bijvoorbeeld aan gezichtsuitdrukkingen die boosheid, irritatie of enthousiasme uitstralen, of aan eigenaardige gewoonten van mensen tijdens een gesprek die de aandacht doen verslappen.
    • Deze non-verbale elementen wegen mee met de beoordeling.
    • Door dit gedrag vooraf te testen, kan het risico worden verminderd dat iemand in de praktijk niet tegen zijn taak opgewassen blijkt te zijn.
    • Het gedrag dat iemand laat zien in de videotest moet verder vooral worden gezien als een aanvulling, het geeft kleur aan andere informatie uit een psychologische test en de gesprekken.
    • Je moet bijvoorbeeld schriftelijk of mondeling commentaar geven bij een op video gepresenteerde situatie, gespeeld door professionele acteurs en actrices.
    • Na iedere scène krijg je enkele minuten de tijd om te reageren. Recht voor je staat een monitor, rechts naast je een videorecorder en links van je een camera die feilloos je reacties registreert.
    • De volgende denkbeeldige situatie kan je bijvoorbeeld worden aangeboden via een videorecorder.
      • Een kennis van je geeft wekelijks een lokaal advertentieblad uit. Als eigenaar van een zaak in elektronica heeft hij daar zelf ook baat bij. Jij maakt puzzels voor een puzzeltijdschrift. Je kennis heeft je gevraagd om een puzzelhoek in zijn advertentieblad te verzorgen. Je bent op zijn verzoek ingegaan. Het kostte je twee uur, maar je deed het voor niets omdat je het leuk vond. Je wilt het wel vaker doen, maar dan tegen de normale uurvergoeding voor dat soort zaken van €50,- , alles inbegrepen. Een week later komt je kennis bij je langs en vraagt of je elke week zo'n puzzelhoek wil verzorgen, hij heeft zulke leuke reacties gehad en het kost je waarschijnlijk vrijwel geen tijd en als je je naam erbij zet, is dat meteen reclame voor jou, zo stelt hij. Hoe pak je deze zaak aan?
    • De video-opnamen die zijn gemaakt, worden eventueel aan je werkgever getoond. Je mag de band altijd zien en deze mag niet worden gebruikt voor derden. Eventueel kun je eisen dat de band direct na gebruik wordt vernietigd. Een videotest biedt voordelen voor beide partijen. Worden er bij een bepaalde kandidaat zwakke plekken ontdekt, maar is hij verder prima geschikt voor de functie, dan wordt de opdrachtgever hierover geïnformeerd. Bij aanstelling van de kandidaat kan hier dan rekening mee worden gehouden. De eventuele leerpunten/tekortkomingen kunnen via praktische trainingen worden aangepakt. Uiteindelijk is niemand perfect! Oefenen met een geleende videocamera is goed mogelijk.
    Wat zijn veelgebruikte persoonlijkheidtests en psychologische tests en wat kan je ermee?

    Wat zijn veelgebruikte persoonlijkheidtests en psychologische tests en wat kan je ermee?


    Wat zijn veelgebruikte (persoonlijkheids)tests?

    • Myers-Briggs (16 uitkomsten)
    • Belbin (9 groepsrollen)
    • Disc (4 kleuren)
    • The Big Five (5 persoonlijkheden)
    • TMA talentenanalyse

    Andere varianten zijn:

    • De vier temperamenten
    • SWOT analyse
    • Kernkwaliteiten

    Big Five

    • Extraversie: de mate waarin een persoon behoefte heeft aan contact met anderen. Extraverte mensen zijn sociaal, actief, praatgraag, gericht op personen, optimistisch. Introverte mensen werken het liefst alleen of in een rustige omgeving.
    • Inschikkelijkheid (vriendelijkheid): gedraagt iemand zich meestal meegaand, tolerant en hulpvaardig? Of juist wat meer competitief en weinig medewerkend?
    • Zorgvuldigheid: Gaat een persoon georganiseerd en doelgericht te werk of ongestructureerd en doelloos?
    • Emotionele stabiliteit: Dit is het andere uiterste van neuroticisme. Neurotische mensen maken zich veel zorgen, zijn onzeker en nerveus. Emotioneel stabiele mensen zijn tevreden met zichzelf, ontspannen en weinig emotioneel.
    • Openheid voor ervaring/ideeën: Openheid in de zin van het op zoek gaan naar nieuwe ervaringen. Mensen die hoog scoren op deze schaal zijn nieuwsgierig en fantasievol. Mensen die laag scoren zijn down-to-earth en houden zich het liefst bezig met de feiten van het hier en nu.

    DISC

    De DISC methode brengt iemands voorkeursstijlen, sterke kanten, communicatie en groeimogelijkheden in kaart. DISC bestaat uit 4 verschillende hoofdstijlen (D, I, S, en C) en is krachtig door zijn eenvoud

    • Dominant extravert en controlerend direct, gedreven, prestatiegericht, hoog tempo, neemt leiding.
    • Interactief extravert en relaterend hartelijk, enthousiast, prater, impulsief, verbaal.
    • Stabiel introvert en relaterend betrokken, vriendelijk, attent, teamplayer, harmonie, gesloten.
    • Consciëntieus introvert en controlerend denker, observator, afwachtend, precies, gesloten, privacy.

    Belbin Groepsrollentest

    • Deze test is geen echte persoonlijkheidstypologie zoals bijvoorbeeld de Big Five. Teamrolmanagement gaat om de manier waarop mensen zich in een groep gedragen. Deze test plaatst mensen niet in één vak maar geeft aan in welke (meerdere) teamrollen men zich het beste voelt. De meeste mensen hebben twee à drie teamrollen die hen van nature goed liggen en nog een aantal teamrollen die zij gemakkelijk kunnen aannemen. De negen teamrollen van Belbin zijn:
      • De Bedrijfsman
      • De Brononderzoeker
      • De Plant
      • De Monitor
      • De Vormer
      • De Voorzitter
      • De Zorgdrager
      • De Groepswerker
      • De Specialist

    Myers Briggs Type Indictor

    De naam zegt het al, de Myers Briggs Type Indictor (MBTI) verdeelt de samenleving onder in verschillende types. Deze types zijn gebaseerd op de vier psychologische concepten van psycholoog Jung, te weten:

    • Meer naar buiten of naar binnen gericht (Extravert of Introvert)
    • Haalt informatie uit feiten of ervaringen (Sensing of Intuition)
    • Neemt beslissingen op basis van logica of gevoel (Thinking of Feeling)
    • Is iemand flexibel en open of houdt degene liever vast aan plannen en oordelen (Perceiving of Judging).r

    De TMA talentenanalyse

    • Met de TMA Talentenanalyse worden 22 drijfveren en 44 talenten uitvoerig in kaart gebracht. Ook krijgt je inzicht in de ontwikkelbaarheid van 48 TMA Competenties. 
    • De talentenanalyse neemt circa een uur in beslag welke je besteed achter een computer. De vragenlijst voor bestaat uit stellingen, gedragsitems waaruit je steeds dient te kiezen welke het beste bij passen. Op genuanceerde wijze worden zo je drijfveren ontrafelt. 
    • De uitkomsten van de talentenanalyse worden systematisch met elkaar in verband gebracht en geanalyseerd op elkaar versterkende en neutraliserende talenten.

    SWOT analyse

    Hoe kun je de kernkwadranten voor jezelf opstellen? Je kunt bij verschillende kwadranten 'instappen':

    1. Begin met het inventariseren van je sterke punten en werk deze uit via de valkuil, de uitdaging en de allergie, zoals in het voorbeeld.

    2. Begin met je uitdagingen, redeneer terug naar je valkuil en herken de kwaliteit die erachter zit. Een mooie methode om te gebruiken als voorbereiding op een functioneringsgesprek?

    3. Vraag vrienden, familie of collega´s naar je valkuilen. Ze weten er vast wel een aantal op te noemen. Werk terug van valkuil naar kwaliteit en ontdek vervolgens jouw uitdagingen en allergieën.

    4. Stoor je je mateloos aan die collega? Kijk ook eens naar de kwaliteit die erachter zit en wat je ervan kunt leren. Daarmee kun je ook een uitdaging, valkuil en kwaliteit bij jezelf ontdekken. Het is een aanrader om eens samen met je collega´s kernkwadranten op te stellen en openlijk allergieën te bespreken. Zo kun je de samenwerking verbeteren.

    Solliciteren, procedures en werk zoeken: thema's en startpagina's

    Solliciteren, procedures en werk zoeken: thema's en startpagina's

    Arbeidsovereenkomst tekenen en loon krijgen in binnen- en buitenland

    Arbeidsovereenkomst tekenen en loon krijgen in binnen- en buitenland

    Arbeidscontract, arbeidsloon, arbeidsovereenkomst en stage-overeenkomst in binnen en en buitenland Aanstellingsovereenkomst - Contract voor bepaalde tijd of onbepaalde tijd - Werkvoorwaarden Inhoud: o.a Wat is een arbeidsovereenkomst of een arbeidscontract? Wat betekenen onderwerpen die in een arbeidscontract zijn opgenomen en hoe ga je er mee om? Wat is er in de arbeidsovereenkomst of aanstellingsovereenkomst opgenomen? Wat zijn voorbeelden van een...... lees verder op de pagina
    Assessment center doorlopen en assessment tests doorstaan: van voorbeelden tot voorbereiding

    Assessment center doorlopen en assessment tests doorstaan: van voorbeelden tot voorbereiding

    Assessment center doorlopen en assessment tests doorstaan Voorbereiden - veelgebruikte tests - voorbeelden Inhoud.o.a. Wat is een assessment center methode voor je werk of sollicitatie? Wat zijn voorbeelden van de assessment center methode en hoe werken ze? Wat zijn veelgebruikte persoonlijkheidtests en psychologische tests en wat kan je ermee? Psychologische Test & Intelligentietest: van voorbeelden tot voorbereiding Wat zijn de...... lees verder op de pagina
    Je curriculum vitae maken en je cv als voetafdruk op deze werkende en levende aarde
    Psychologische test of intelligentietests maken en interpreteren

    Psychologische test of intelligentietests maken en interpreteren

    Psychologische tests en intelligentietests doorlopen, duiden en relativeren Assessment - grafologisch onderzoek - Intelligentietest - Persoonlijkheidstest Inhoud: o.a Wat houdt een psychologische test in en wat is een persoonlijkheidstest bij een sollicitatie of persoonlijk onderzoek? Wat is een psychologische test voor het verkrijgen van een baan of stage? Wanneer krijg je een psychologische test of een assessment bij je sollicitatie?...... lees verder op de pagina
    Solliciteren en sollicitatieprocedures doorlopen in binnen- en buitenland

    Solliciteren en sollicitatieprocedures doorlopen in binnen- en buitenland

    Solliciteren, sollicitaties en sollicitatieprocedures in binnen- en buitenland Arbeidscontract - Arbeidsovereenkomst - Arbeidsvoorwaarden - Assessment Center - Sollicitatiebrief - Sollicitatiegesprek - Sollicitatiemail -Stagegesprek - Stagemail Inhoud o.a. Wat is je CV of een Curriculum Vitae? Wat is het belang van je CV en waar let je op? Wat wil je laten zien met je Curriculum Vitae (CV)? Sollicitatiebrief: Hoe schrijf...... lees verder op de pagina
    Sollicitatiebrief schrijven, sollicitatieformulieren invullen en sollicitatiemails opstellen

    Sollicitatiebrief schrijven, sollicitatieformulieren invullen en sollicitatiemails opstellen

    Sollicitatiebrief schrijven, sollicitatiemail opstellen en sollicitatieformulieren invullen Voor sollicitatie in Nederland of het buitenland Inhoud o.a. Wat zijn de tips en trucs voor succesvolle sollicitatiebrief of sollicitatiemail? Is er een succesformule voor een sollicitatiebrief voor een stage of baan? Hoe schrijf je een open sollicitatiebrief of sollicitatiemail? Hoe kun je je eigen sollicitatiebrief checken of laten checken? Wat zijn de...... lees verder op de pagina
    Sollicitatiegesprek voeren en stagegesprek voorbereiden

    Sollicitatiegesprek voeren en stagegesprek voorbereiden

    Op sollicitatiegesprek of stagegesprek komen Gesprekken voorbereiden en tot een goed einde brengen Inhoud o.a. Hoe verloopt een sollicitatiegesprek? Wat moet je wel of niet doen tijdens een sollicitatiegesprek? Hoe bereid je je voor op een selectie of sollicitatiegesprek? Wat zijn veelgestelde sollicitatievragen en wat zijn de aandachtspunten bij beantwoording ervan? Hoe kan je je verbale en nonverbale communicatievaardigheden tijdens...... lees verder op de pagina
    Werkloos zijn, uitkering regelen, en weer baan vinden in binnen- of buitenland

    Werkloos zijn, uitkering regelen, en weer baan vinden in binnen- of buitenland

    Uitkeringen en WW van 'in between jobs' naar op weg naar werk Inhoud Vragen: o.a. Wat is werkloosheid? Wat zijn werkloosheidsuitkeringen? Wat zijn de verplichtingen voor WW-uitkering? Wat is verwijtbare werkeloosheid? Wat is sollicitatieplicht en passende arbeid? Wat zijn sancties van het UWV? Wat betekent betaling van de uitkering? Wat zij re-integratie maatregelen? Wanneer heb je recht op een uitkering?...... lees verder op de pagina
    Wat zijn de aandachtspunten bij het invullen en analyseren van je persoonlijkheidtest en psychologische test, waar moet je rekening mee houden?

    Wat zijn de aandachtspunten bij het invullen en analyseren van je persoonlijkheidtest en psychologische test, waar moet je rekening mee houden?

    Wat zijn aandachtspunten bij het invullen en analyseren van de resultaten?

    De DISC:

    • dit model geeft een persoonlijke profiel volgens de vier stylen die hierboven bij puntje 3 terug te vinden zijn. Dit is prima instrument om in te zetten bij het werven van kandidaten. De resultaten komen uit in procenten en schetsen zo een beeld wat de stijl is van de kandidataat omtrent zijn persoonlijkheid. Er is uiteraard geen goed of fout bij de invulling hiervan. Er moet goed gekeken worden welke stijl van persoonlijkheid uitblinkt bij de netwerk waar diegene mogelijk zijn rol inneemt. Mocht dit op papier overeenkomen, dan kun je tijdens het 2e-3e gesprek dit assessen. Zo kun je bijvoorbeeld door gerichte vragen erachter komen of het beeld van de gemaakte DISC model overeenkomt met de kandidaat zelf. Hieruit kun je makkelijker een koppeling maken naar de rollen. Echter biedt dit model 4 typeringen en zal er moeten gekeken worden of dit voldoende is voor JoHo!

    Big Five:

    • slaat op de vijf karaktertrekken die het onderscheidt (zie puntje 3). Tegenwoordig is de Big Five onder psychologen algemeen geaccepteerd als het belangrijkste persoonlijkheidsmodel in zijn soort. Het is de basis van veel psychologische onderzoeken bij personeelsselectie en studiekeuze. Een belangrijk kenmerk van de Big Five is dat de scores op de karaktertrekken normaal verdeeld zijn. Dat wil zeggen dat je volgens de test niet per se óf extravert óf introvert bent. Je kunt ook iets er tussenin zijn. Hierdoor voelen deelnemers aan de test minder weerstand als ze de testscore zien. Ze hebben minder het gevoel dat ze in een hokje zijn gestopt. De Big Five persoonlijkheidstest schets op de 5 dimensies die het onderscheidt. De uitslag bestaat uit een schaal van ieder van deze eigenschappen. Er wordt dus niet gezegd: deze persoon is introvert. Er wordt een stip op de schaal van Extraversie gezet. Deze stip kan helemaal aan de linkerkant tegen Introvert aanliggen, maar ook in het midden; net meer Introvert dan Extravert dus.

    Myers Briggs:

    • Deze vier concepten (zie puntje 3) geven weer hoe iemand in de wereld staat. Iemand is vier keer het één of het ander. Op basis van deze neigingen verdeelt de MBTI diegene onder in één van de 16 types. De test geeft u dus een gedetailleerder beeld van een sollicitant dan een DISC test (die werkt met vier types). In dit opzicht heeft de MBTI echter wel dezelfde valkuil als de DISC: binnen de types kan er nog zoveel variatie zijn dat het eigenlijk niet mogelijk is om een conclusie over iemand te baseren op deze test. Echter moet er in het achterhoofd gehouden worden dat MBTI niet bedoeld is om mensen te selecteren. De MBTI geeft inzicht in je natuurlijke persoonlijkheidsvoorkeuren en meet bijvoorbeeld geen vaardigheden, intelligentie of de kans op succes.

    Belbin:

    • Het teamrolmodel van Belbin, bijvoorbeeld, helpt de verschillende persoonlijkheidstypen te herkennen en begrijpen. De testresultaten geven ook inzicht in hoe een organisatie het verschil in stijl en temperament van medewerkers optimaal kan benutten. Echter moeten de teams en verschillende rollen duidelijk zijn voordat je belbin kunt inzetten voor optimaal gebruik.

    SWOT analyse:

    • Wanneer kun je deze methode gebruiken?
    • Bij het doen van zelfonderzoek, bijvoorbeeld door het opstellen van een persoonlijke swot-analyse.
    • Bij het analyseren van conflicten in de voorbereiding van een conflicthanteringsgesprek.
    • Als je een functioneringsgesprek voorbereidt.
    • Bij het opstellen van een persoonlijk ontwikkelingsplan.
    • Als methode bij teambuildingsbijeenkomsten.
    • Als je je competenties wilt verbeteren om je carrière te versnellen
    Waar moet je aan denken als je van tests en andere tools gebruik maakt om persoonlijkheid te testen?

    Waar moet je aan denken als je van tests en andere tools gebruik maakt om persoonlijkheid te testen?

    Waar moet je aan denken als je van persoonlijkheidstests en andere tools gebruik maakt?

    • De praktijk en de ontwikkeling van mensen is niet echt in een wetenschappelijk of computer gestuurd systeem te vatten. Tests zijn gebaseerd op bepaalde aannames, vaste informatie en beperken zich tot de grote lijn omdat er ander geen systeem van gemaakt kan worden. Als studie- of beroepskeuze tests echt goed zouden werken dan zou de wereld er heel anders uit zien.
    • Er is geen enkele studie- of beroepskeuze test die rekening houdt met de cultuur van een bedrijf of organisatie terwijl dat uiteindelijk van doorslaggevend belang kan zijn.
    • Er is geen enkele studiekeuze test die rekening houdt met alle verschillende mogelijkheden op de arbeidsmarkt of jouw ontwikkeling op latere leeftijd.
    • Dus houd er rekening mee dat je de ervaringen met tests stevig relativeert en alleen gebruikt om je eigen onderzoek mee aan te vullen. Laat het niet leidend zijn.

     

    Wat zijn voorbeelden van sollicitatie opdrachten en assessment centers in de marketing- en communicatiesector?

    Psychologische tests, assessments en intelligentie: uitgelichte chapter- en boeksamenvattingen

    Psychologische tests, assessments en intelligentie: uitgelichte chapter- en boeksamenvattingen

    Welke soorten psychologische testen zijn er?

    Welke soorten psychologische testen zijn er?

    Aannames over testen

    Psychologische trekken en staten bestaan

    Een belangrijke aanname voor psychologische testen is dat wat gemeten wordt, namelijk psychologische trekken en staten, ook daadwerkelijk bestaan. Een trek is een onderscheidbaar, relatief stabiele manier waarop een individu verschilt van een ander. Trekken kunnen geobserveerd worden door een steekproef van gedrag te onderzoeken. Een staat is ook een kenmerk dat mensen van elkaar onderscheidt, maar is in tegenstelling tot een trek tijdelijk van aard. Psychologische trekken zijn psychologische kenmerken die bijvoorbeeld cognitieve capaciteiten, persoonlijkheid of attitudes beschrijven. Er zijn zeer veel woorden die trekken beschrijven en de kans is aanwezig dat er nog nieuwe bij zullen komen. Er bestaat enige controverse over de aard van psychologische kenmerken. Zijn ze fysiek van aard of zijn het slechts constructen? Hier wordt aangenomen dat het constructen zijn, wetenschappelijke concepten die gedrag kunnen beschrijven of uitleggen. Constructen zelf zijn niet observeerbaar, maar ze leiden wel tot overt gedrag; observeerbare acties of het product daarvan. Hieronder vallen ook test gerelateerde responsies. Psychologische trekken zijn relatief stabiel, maar de situatie waarin het gedrag zich voordoet speelt ook een rol. Hoe een bepaalde trek tot uitdrukking komt hangt af van de situatie. Ook is de context belangrijk om vast te stellen hoe een gedraging geïnterpreteerd moet worden; er moet bijvoorbeeld bekeken worden of het gedrag gepast is in de gegeven situatie. Ook de vergelijkingsgroep is belangrijk. Of iemand als verlegen of als erg verlegen wordt gezien, hangt er van af hoe verlegen andere, vergelijkbare mensen in dezelfde situatie zou zijn. Wat als vergelijkingsgroep wordt gebruikt (bijvoorbeeld mensen van dezelfde sekse of mensen van dezelfde leeftijd) is dus belangrijk voor de interpretatie van de mate waarin een trek aanwezig is.

    Psychologische trekken en staten kunnen gemeten worden

    Een tweede aanname is dat deze kenmerken ook meetbaar gemaakt kunnen worden. De eerste stap hierin is het definiëren van de trekken die je wilt meten. Welke gedragingen vind je kenmerkend voor een bepaalde trek, zoals agressie? Als deze gedragingen gedefinieerd zijn, kunnen er testitems uit gecreëerd worden. Naar welke specifieke gedragingen ga je vragen om de trek te meten? Op een intelligentietest kun je bijvoorbeeld iemands kennis meten of zijn sociaal beslissingsvermogen. Welke items neem je, en moeten die allemaal even zwaar wegen? Antwoorden op deze vragen worden gevormd op basis van veel verschillende factoren, waaronder technische en maatschappelijke overwegingen. Na de testafname moeten de responsies gescoord en geïnterpreteerd worden. Dit gebeurt vaak door cumulatieve scoring, waarbij het aantal responsies dat in een bepaalde richting gegeven wordt opgeteld wordt. Het idee is dat als iemand vaak in overeenstemming met een bepaalde trek antwoordt, de kans groot is dat hij die trek bezit.

    Responsies op een test reflecteren gedrag in het dagelijks leven

    Het idee van een test is dat het gedrag dat de testafnemer wil meten nagebootst wordt en op die manier gemeten kan worden. Daarom zouden testresultaten toekomstig gedrag moeten kunnen voorspellen of gedrag uit het verleden kunnen uitleggen (zoals in rechtszaken).

    Testen hebben sterke en zwakke punten

    Het is essentieel dat de testafnemers de testen kennen en op de hoogte zijn van de beperkingen. Ze weten hoe de testen ontwikkeld zijn, in welke omstandigheden ze afgenomen kunnen worden, hoe en bij wie dat moet gebeuren en hoe de resultaten geïnterpreteerd moeten worden. Ze kennen de beperkingen van de test en weten hoe ze die eventueel kunnen compenseren.

    Testen bevatten een bepaalde mate van error

    ‘Error’ is de mate waarin factoren die niet zijn meegenomen in het onderzoek invloed hebben op de resultaten. In iedere test is sprake van error en men moet zich altijd afvragen in welke mate de resultaten erdoor vertekend zijn. Errorvariantie is de component van de resultaten die aan error toe te schrijven zijn. Error kan door veel verschillende factoren veroorzaakt worden. Error kan voortkomen uit de persoon die de test ondergaat, bijvoorbeeld als hij slecht geslapen heeft, of uit de persoon die de test afneemt, bijvoorbeeld of hij zich aan het protocol houdt. Ook de gebruikte instrumenten kunnen error veroorzaken. Volgens de klassieke of de ware scoretheorie heeft iedereen een ware, niet-vertekende score die hij zou krijgen als er geen error was.

    Testen kunnen op eerlijke en niet vertekende wijze afgenomen worden

    Een test moet zo eerlijk mogelijk zijn. Regelmatig ontstaat er discussie over rechtvaardigheid van de test, bijvoorbeeld als de test bij een andere groep wordt afgenomen dan waarvoor hij was ontwikkeld. Controverse is vaak politiek van aard. Men vraagt zich niet zozeer af of de test (het instrument) eerlijk is, maar wat de maatschappij wil bereiken met een test en wat de gedachte erachter precies is.

    Testen is zinvol voor de maatschappij

    Testen is van essentieel belang voor de maatschappij. Zonder zouden we bijvoorbeeld niet kunnen bepalen of iemand geschikt is voor een bepaalde taak en zouden we niet kunnen diagnosticeren.

    Kenmerken van een goede test

    Of een test goed is hangt af van allerlei kenmerken, waaronder de technische criteria van validiteit en betrouwbaarheid.

    Betrouwbaarheid

    Een meetinstrument is betrouwbaar als hij consistent hetzelfde resultaat geeft als je herhaaldelijk hetzelfde meet. Stel dat instrument A voortdurend hetzelfde resultaat krijgt; dat maakt hem betrouwbaar. Instrument C krijgt de hele tijd verschillende resultaten en is dat dus niet. Instrument B krijgt de hele tijd een verkeerd resultaat, maar daarin is hij wel consistent. Hij geeft bijvoorbeeld standaard drie punten te hoog aan. Omdat hij consistent is in zijn meting, is hij niettemin betrouwbaar.

    Validiteit

    Een test is valide als hij meet wat hij moet meten. Instrument B, hoewel consistent, kreeg steeds een verkeerd resultaat en is dus niet valide. Bij controversiële onderwerpen is validiteit meer discutabel. Wanneer is een intelligentietest bijvoorbeeld valide? Welke definitie van intelligentie moet dan aangehouden worden? Bij het meten van validiteit wordt gekeken naar de testitems: dekken zij bijvoorbeeld de gehele lading van het gemeten construct? Ook wordt gekeken naar de interpretatie van de testscores: zeggen zij bijvoorbeeld echt iets over het construct? Vragen over de validiteit van een test worden in het hele proces dat de test ondergaat gesteld. In hoofdstuk 6 wordt het concept validiteit uitvoeriger behandeld.

    Overige criteria

    Een test moet verder makkelijk te gebruiken en van nut zijn voor de persoon die de test afneemt of voor de maatschappij als geheel. Een voor de hand liggend maar belangrijk criterium is dat de test aansluit op wat jij wilt gaan meten en op welke manier je dat wilt doen. Wat is het doel van de test, hoe is het construct gedefinieerd en voor wie is de test bedoeld? Of de test aansluit bij jouw doelen kun je onderzoeken door er standaardwerken, handleidingen of reviews op na te slaan. Een ander criterium is of er richtlijnen gepubliceerd zijn met betrekking tot het gebruik van de test. Soms stellen richtlijnen dat er naast de test in kwestie nog andere testen toegepast moeten worden. Vaak wordt in dergelijke richtlijnen ook vastgesteld of de test voldoet aan vastgestelde standaards, bijvoorbeeld aan de Daubert-standaards in de rechtsgang. Een derde criterium is al eerder genoemd, namelijk betrouwbaarheid. Of een test betrouwbaar is kun je ook weer afleiden uit eerdere publicaties en handleidingen. Ook kun je het meten door test-hertest betrouwbaarheidsmetingen, waarbij je kijkt of je bij herhaaldelijke metingen hetzelfde resultaat krijgt. Dit kan problematisch zijn. In de BPS moet een kind bijvoorbeeld aangeven hoe hij zijn ouders beschouwt. Als je dezelfde test later nog eens afneemt en je krijgt andere resultaten, dan kan dat zijn omdat de test niet betrouwbaar is, maar het kan natuurlijk ook zijn dat de mening van het kind veranderd is. Betrouwbaarheid kan dus niet altijd gemeten worden. Validiteit is ook een criterium. Ook dit kan lastig zijn om vast te stellen. Vaak wordt er gekeken welke combinatie van instrumenten het beste meet wat er gemeten moet worden. Een volgend criterium is hoe kosteneffectief een test is. Is het de moeite waard om een kostbare test af te nemen? In de Tweede Wereldoorlog werd bijvoorbeeld overgegaan op groepsintelligentietesten, omdat individuele testen simpelweg niet zinvol en erg duur waren. Tenslotte is het van belang welke conclusies er uit testen getrokken kunnen worden. Zal het afdoende antwoord geven op de onderzoeksvraag? En zullen de resultaten algemeen geldig zijn? Of resultaten generaliseerbaar zijn, hangt af van de populatie op basis waarvan de test ontwikkeld is, voor welke groepen de test begrijpelijk is en hoe hij afgenomen wordt.

    Evaluatie van testscores: normen

    Testen en assessment met normreferenties kun je definiëren als het evalueren van testscores door die te vergelijken met scores van andere personen die de test gemaakt hebben. Op deze manier wordt er relatieve betekenis toegekend aan een score. Een norm is een standaard, verwachte gedraging. De term normen wordt in de psychometrie gebruikt om de testresultaten aan te geven die gebruikt worden om individuele scores aan af te meten. Normen dienen als vergelijkingsmateriaal. Een normatieve steekproef is de groep mensen wiens testscores worden gebruikt als normen. Dit kan een brede groep zijn (de Nederlandse bevolking) of een heel smalle (vrouwen tussen de 20-25 met een bepaalde vorm van reuma van een ziekenhuisafdeling). De scores van deze groep zijn allemaal typisch en representatief voor de populatie die onderwerp van onderzoek is.

    Normeren

    Normeren is het vaststellen van een norm. Bij rasnormering, wat vroeger legaal was, werden voor verschillende rassen verschillende normen gesteld. Een minderheidsgroep moest bijvoorbeeld beter scoren voordat hij werd aangenomen voor een baan. Het op formele wijze vaststellen van normen kan behoorlijk duur uitpakken. Daarom zijn er gebruikersnormen, ook wel programmanormen genoemd, die bestaan uit descriptieve statistieken (gegevens) over een bepaalde groep mensen. Als er geen gebruik gemaakt wordt van dergelijke normen, moeten normen vastgesteld worden via formele standaardisatie.

    Standaardisatie

    Standaardisatie of test standaardisatie is het afnemen van een test bij een representatieve steekproef teneinde standaard normen vast te stellen aan de hand waarvan latere testscores geëvalueerd kunnen worden. Je kunt ook meeteenheden standaardiseren, zoals vaststellen wanneer iets een ‘een glas’ alcohol genoemd kan worden. Definities kunnen ook gestandaardiseerd worden; bijvoorbeeld bij het vaststellen van de definitie van de term agressie. Dan zijn er nog standaardscores, namelijk z-scores (zie hoofdstuk 3). Deze zijn niet hetzelfde als gestandaardiseerde scores, die naar een schaal met een willekeurig gemiddelde en standaardafwijking overgezet zijn. Een gestandaardiseerde test is volgens de traditionele definitie een test met specifiek geformuleerde gestandaardiseerde test- en scoringsprocedures en gestandaardiseerde normen. Tegenwoordig wordt de term ook wel gebruikt voor een test met alleen gestandaardiseerde normreferenties. Hoe gaat het standaardiseren van normreferenties precies in zijn werk?

    Steekproeftrekken voor standaardiseren

    Om een test te kunnen standaardiseren, moet je dus een normgroep hebben. Die kan bestaan uit de complete populatie van mensen voor wie de test ontwikkeld is. Als die populatie echter groot is, kan het onmogelijk, onpraktisch of te duur zijn om dat te doen. Dan wordt er een steekproef genomen, een deel van een populatie die representatief is voor die populatie. Dit proces wordt steekproeftrekking genoemd. De steekproef is meestal groter dan één persoon, omdat de kans op error afneemt naarmate de steekproef groter wordt. Soms kan het wenselijk zijn om alle subgroepen (strata) in een populatie in gelijke proporties voor te laten komen in de steekproef. Als 80% van de populatie christen is en religie is belangrijk voor het gemeten construct, is het handig om een steekproef te hebben waarvan eveneens 80% christen is. Een op die manier ontstane steekproef wordt een gestratificeerde steekproef genoemd. Als ieder lid van de populatie een even grote kans heeft om in de steekproef terecht te komen, wordt de steekproef een aselecte (willekeurige) gestratificeerde steekproef genoemd. Soms worden bepaalde groepen juist uitgesloten van de steekproef. Bij het nemen van een normatieve steekproef voor een intelligentietest worden bijvoorbeeld mensen uitgesloten die de taal niet volledig meester zijn of die een lichamelijk of ernstig psychiatrisch probleem hebben. Als we willekeurig een steekproef nemen waarvan we denken dat die wel representatief zal zijn, wordt dat een doelgerichte steekproef genoemd. Een voorbeeld is het openen van één winkel, om aan de hand van het functioneren daarvan te bepalen of andere winkels nationaal succes zullen hebben. Bij een incidentele steekproef, ook wel gemakssteekproef genoemd, bestaat de steekproef uit een groep mensen die het gemakkelijkst beschikbaar is. Psychologiestudenten zijn bijvoorbeeld vaak lid van een steekproef omdat zij het eerst voor handen zijn. Het is mogelijk dat een doelgerichte of incidentele steekproef niettemin niet representatief is en dat de resultaten niet generaliseerbaar zijn. Onderzoekers moeten dus altijd een afweging maken tussen wat praktisch is en wat de ideale testsituatie is.

    Vaststellen van normen voor gestandaardiseerde testen

    Nadat de steekproef is getrokken, wordt de test afgenomen. Hierbij wordt een standaard set van instructies vastgesteld betreffende de omstandigheden waaronder de test afgenomen moet worden. Als de test later nog eens afgenomen wordt, worden dezelfde omstandigheden gecreëerd. Op die manier kunnen eventuele verschillen met de normatieve steekproef niet veroorzaakt zijn door de omstandigheden waarin de test afgenomen is. Als de test is afgenomen, beschrijft de onderzoeker in een publicatie op welke manier zijn steekproef representatief was, hoe hij die genomen heeft, welke data verzameld zijn en welke conclusies daaruit getrokken kunnen worden. In de praktijk blijkt dat testontwikkelaars terughoudend zijn in het beschrijven van de tekortkomingen van de normatieve steekproef. Daarom moet een testgebruiker altijd kritisch zijn bij het bepalen of de normatieve steekproef voldoende representatief is om te gebruiken als normgroep. Soms wordt voor een gestandaardiseerde test later opnieuw normatieve informatie verzameld, bijvoorbeeld omdat de oorspronkelijke standaardisatiesteekproef belangrijke subgroepen uitsloot. Een standaardisatiesteekproef is dan de aanvankelijke steekproef die gebruikt wordt om de test te standaardiseren. Een normatieve steekproef kan ook op een later tijdstip genomen worden.

    Verschillende typen normen

    Percentiele normen

    Eén norm aan de hand waarvan je score geëvalueerd kan worden is het percentiel waarop je score viel. Een percentiel is een uitdrukking van het percentage mensen dat onder een bepaalde score vielen op een test. Een score die valt op het 15de percentiel betekent dat 15% van de mensen lager scoorde dan dat punt. Een voordeel van percentiele normen is dat ze makkelijk berekenbaar zijn. Een nadeel is dat de verschillen tussen scores in het midden van de verdeling veel groter lijken dan die aan de uiteinden van de verdeling. Een andere, gerelateerde manier waarop je een score kan evalueren is door te kijken naar het percentage correct, de proportie antwoorden op een test die goed beantwoord werden.

    Ontwikkelingsnormen

    Ontwikkelingsnormen zijn normen die gebaseerd zijn op iedere vaardigheid die verandert over de tijd. Welke kenmerken zou je moeten bezitten in een bepaalde ontwikkelingsfase? Leeftijdsnormen en klasnormen vallen hieronder. Piaget heeft bijvoorbeeld veel normen vastgesteld betreffende de vaardigheden die op bepaalde leeftijden beheerst moeten worden. Bij leeftijdequivalente scores, ook wel leeftijdsnormen genoemd, wordt een prestatie vergeleken met de prestatie die normaal is voor iedere leeftijdsgroep. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij de Stanford-Binet intelligentietest. Hierbij wordt de ‘mentale leeftijd’ van een kind berekend: bij welke leeftijdsnormen sluit zijn prestatie het beste aan? Het probleem van dit concept is dat de mentale leeftijd nog niets zegt over andere mentale leeftijden (een kind kan bijvoorbeeld qua intelligentie ouder zijn dan zijn werkelijke leeftijd, maar jonger qua sociale vaardigheden). Het is dus een misleidend concept en wordt niet veel meer gebruikt. Bij klas (grade) normen worden individuele prestaties vergeleken met de prestatie die normaal is voor kinderen in een bepaalde klas. Als iemand op een bepaalde test hetzelfde scoort als de gemiddelde persoon uit groep 6, wil dit nog niet zeggen dat hij dezelfde capaciteiten heeft als de gemiddelde persoon uit groep 6. Je weet niet op welke items hij goed en op welke slecht scoorde. Een ander nadeel van klasnormen is dat ze alleen van toepassing zijn op schoolkinderen.

    Nationale en plaatselijke normen

    Als individuele scores worden vergeleken met die van een normatieve steekproef die op alle belangrijke terreinen representatief is voor het hele land, is er sprake van nationale normen. De normatieve steekproef moet representatief zijn, bijvoorbeeld in termen van etniciteit, leeftijd en locatie. Op welke terreinen de steekproef precies gelijk moet zijn aan de populatie hangt af van het doel van het onderzoek. Als je educatieonderzoek doet moet je normatieve steekproef representatieve scholing hebben. Testontwikkelaars zijn geneigd om snel te beweren dat hun standaardisatie steekproef nationaal representatief was. Testgebruikers doen er goed aan om te bekijken hoe representatief dat is.

    Bij lokale normen wordt een individuele score vergeleken met de scores van een plaatselijke populatie. Dit kan bijvoorbeeld zinvol zijn als een lokale bevolking op een bepaald punt verschilt van de nationale bevolking. Iemand kan in zijn eigen plaats bijvoorbeeld relatief eigenwijs zijn, maar doordat de hele plaats in het algemeen relatief meegaand is, valt dat in het niet bij de nationale normen.

    Nationale ankernormen

    Als je twee verschillende testen die hetzelfde meten met elkaar wilt vergelijken moet je twee testen hebben met dezelfde scoringsprocedure. Je kunt echter ook een equivalentietabel gebruiken, waarin staat welke scores aan elkaar gelijk staan. Dit worden nationale ankernormen genoemd. Vanwege technische overwegingen kunnen de testen niettemin nooit als volledig aan elkaar gelijk worden beschouwd. Om te bepalen welke scores gelijk zijn, wordt gebruik gemaakt van de equipercentiele methode. Hierbij wordt gekeken naar welke scores horen bij welk percentiel. Als het 96ste percentiel op de ene test 5 is en het 96ste percentiel op de andere test 10, dan staan de scores 5 en 10 aan elkaar gelijk. Strikt genomen moet één steekproef beide testen maken om ankernormen vast te kunnen stellen.

    Subgroep normen

    Op basis van de criteria waarop aanvankelijk een normatieve steekproef genomen werd, kan de steekproef in subgroepen verdeeld worden. Voor elk van die subgroepen kunnen dan eigen normen worden berekend; de subgroep normen. Een testgebruiker kan dan zelf bepalen welke normreferentie hij het meest zeggend vindt.

    Vaste referentiegroep scoringssysteem

    Bij een scoringssysteem met vaste referentiegroep vormen de scores van één groep testmakers de basis voor het later berekenen van scores. De beroemde SAT-test maakt gebruik van een dergelijk systeem. De referentiegroep wordt eens in de zoveel tijd vervangen door een nieuwe. De scores worden steeds aangepast aan de moeilijkheid van de test. Ieder nieuw item op een nieuwe versie van de test wordt onderworpen aan een procedure (‘ankering’) om de scores in vaste referentiegroepscores te veranderen. Vaak gebruiken instellingen hun eigen vaste referentiegroepen. Zo vergelijkt een school de SAT-scores van een klas van dit jaar met die de klas van vorig jaar.

    Criteriumreferentie evaluatie

    Een individuele testscore kun je dus evalueren door hem te vergelijken met de resultaten van een normgroep. Een andere manier om scores te evalueren is door ze af te meten aan een bepaald criterium; een standaard waarop een beslissing of beoordeling gebaseerd kan worden. Testen die gebruik maken van dergelijke evaluatiemethoden, vallen onder testen en assessment met criteriumreferentie. Dit wordt ook wel testen en assessment met domein- of inhoudreferentie genoemd. Een criterium is een vaste standaard die onafhankelijk is van de scores van anderen. Je haalt bijvoorbeeld alleen je rijbewijs als je aan alle punten van het CBR voldoet, ongeacht hoe andere mensen gereden hebben. Testen die gebruik maken van criteriumreferenties richten zich vaak op het leren van vaardigheden. Ze zetten een criterium vanaf welk punt iemand de vaardigheden goed genoeg kent. Als die criteriumscore 85% is, maakt het niet uit of iemand een score van 84% of van 20% heeft; hij is in beide gevallen afgewezen. Kritiek op criteriumreferentie is dat belangrijke informatie over hoe iemand scoort ten opzichte van anderen verloren gaat. Ook is deze evaluatiemethode niet geschikt om extreme scorers te identificeren; daarvoor zijn normreferenties zinniger. Criteriumreferentie deelt alle mensen in twee groepen in: mensen die wel voldoen aan het criterium en mensen die dat niet doen. Criteriumreferentie en normreferentie sluiten elkaar overigens niet uit.

    Waar vinden persoonlijkheidstesten hun oorsprong?

    Waar vinden persoonlijkheidstesten hun oorsprong?


    Waaruit bestaan de persoonlijkheidstheorieën en projectieve technieken?

    Persoonlijkheidsbegrip

    Persoonlijkheid is een vaag begrip, maar we kunnen twee kenmerken onderscheiden. Ten eerste is elk persoon tot een bepaalde hoogte consistent, we hebben coherentie eigenschappen en actiepatronen die herhaaldelijk voorkomen en ten tweede is elk persoon onderscheidend tot een bepaalde hoogte. Persoonlijkheid beschrijft de verschillen in gedrag tussen personen en de consistentie van gedrag binnen een persoon.

    Psychoanalytische theorieën

    Psychoanalyse was een creatie van Sigmund Freud. Tijdens het onderzoeken van hysteria ontwikkelde Freud zijn algemene theorie van het psychologisch functioneren. Zijn theorie gaat over het onderbewuste als fundament. Hij zei dat ons onderbewuste bestaat uit gedachten en wensen die te onacceptabel zijn om het bewustzijn te betreden. De meest significante motivaties liggen dus niet in ons bewustzijn. Freud dacht ook dat deze motivaties in dromen op een verborgen manier naar voren kwamen. In die tijd is er een groot scala aan testen ontwikkeld om dit onderbewustzijn bloot te leggen, zoals inkblot testen, woordassociatie benaderingen en storytelling testen. Deze testen konden het onderbewustzijn bloot leggen door de dubbelzinnige en ongestructureerde antwoorden van de cliënt op de juiste manier te interpreteren. Deze testen hebben een grote invloed gehad op persoonlijkheidstesten.

    De geest bestaat volgens Freud uit drie onderdelen:

    1. Id: ligt volledig in je onderbewustzijn en is het deel dat gaat over instinctmatige behoefte zoals eten, drinken, seksuele bevrediging en het ontwijken van pijn. Het id heeft één doel en dat is het onmiddellijk voldoen in deze behoeftes volgens het pleasure principle. Dit principe houdt in dat er een impuls richting het onmiddellijk voldoen in de behoefte zonder rekening te houden met waardes, goed of fout of sterfelijkheid bestaat. Het id heeft ook geen logica of besef van tijd (we worden ermee geboren).

    2. Ego: dit is ons bewustzijn. Het doel van het ego is het bemiddelen tussen het id en de realiteit. Het is een onderdeel van het id en een dienaar ervan. Het ego is dus grotendeels bewust en werkt volgens het realiteitsprincipe. Het zoekt realistische en veilige manieren om de impulsen die vanaf het id komen te ontladen (dit ontwikkelt zich vlak na de geboorte).

    3. Superego: het ethische deel van onze persoonlijkheid dat zich ontwikkelt in de eerste 5 jaar van ons leven. Het ego en superego moeten met elkaar strijden om acties wel of niet naar boven te laten. Het superego gaat over de maatschappelijke standaarden van goed en fout die we leren van onze ouders. De superego is deels bewust maar grotendeels onbewust. Het probeert de acties van het id en ego te onderdrukken en zijn grootste wapen is schuld. Het ego moet dus niet alleen een veilige en realistische weg zoeken om in behoeften te voorzien, maar ook een moreel juiste om straf van het superego te ontlopen. Het superego heeft ook te maken met het ideale ego. Het ego meet zichzelf met dit ideaalbeeld en probeert daar zo dicht mogelijk bij in de buurt te komen. Het ideaal bevat onze doelen en streven. Wanneer dit niet lukt kunnen we ons schuldig voelen. We voelen onszelf dan minderwaardig.

    Het ego kan zijn werk doen door dat het beschikking heeft over verschillende mentale strategieën: verdedigingsmechanismen. Verdedigingsmechanismen hebben drie algemene kenmerken. Ten eerste onderdrukt het angst dat voortkomt uit conflicterende eisen van het id, superego en de realiteit. Angst en defensiemechanismen zijn complementaire concepten voor Freud. Ten tweede opereren verdedigingsmechanismen allemaal onbewust, ondanks dat ze uitgevoerd worden door het bewuste ego. Ten derde vervormen ze de innerlijke en uiterlijke werkelijkheid, waardoor angst verminderd kan worden.

    Psychotische verdedigingsmechanismen zijn het minst gezond, omdat ze de realiteit extreem vervormen. Het omvat het ontkennen van de werkelijkheid en het extreem vervormen van de werkelijkheid (wanen). De tweede groep mechanismen is ‘acting out’ en bestaat uit onaangepaste gedragingen, zoals agressief of impulsief gedrag. Borderline mechanismen zorgen dat het beeld van anderen (of van de zelf) veranderen van heel goed naar heel slecht. Het omvat het splitten van persoonlijkheidskenmerken en een schizoïde fantasie. De vierde groep, neurotische mechanismen, en omvatten kleine veranderingen van de werkelijkheid. Er wordt gebruik gemaakt van repressie en verplaatsing. Obsessieve mechanismen komen veel voor en omvatten bijvoorbeeld het isoleren van affect of intellectualisatie. De laatste groep, ‘mature’ mechanismen, hebben de minste verandering van de werkelijkheid en houden gemakkelijke waarden in stand. Het omvat gedragingen als altruïsme, humor, suppressie, anticipatie of sublimatie.

    Er is een test uitgebracht om de verdedigingsmechanismen te kunnen scoren: DMRS. Het wordt kwantitatief gescoord en er komt een Overall Defensive Functioning Score uit. Instrumenten als de DMRS kunnen empirische validatie leveren voor psychoanalytische theorieën, maar het gebruik ervan vergt veel training en tijd.

    Typetheorieën van persoonlijkheid

    Friedman en Rosenman onderzochten psychische variabelen die de kans op hart- en vaatziekten vergroten. Ze concludeerden dat mensen met een Type A gedragspatroon vatbaarder zijn voor dit soort ziektes. Type-A personen zijn altijd onzeker, onafhankelijk van hun prestaties, geven vaak niet om de gevoelens van concurrenten, zijn vijandig en snel geïrriteerd. Ze voelen daarnaast ook een soort van druk om dingen snel gedaan te hebben. Vaak maken ze gebruik van multitasking. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan om verder bewijs te vinden dat type-A gedragingen samenhangen met een verhoogd risico op CHD maar hier zijn verschillende uitkomsten van. Het sterkste bewijs wordt gevonden in blanke werkende mensen.

    Het is echter al door meerdere studies aangetoond dat Type A gedrag geen op zichzelf staande risicofactor is voor hart- en vaatziekten maar dat het meer specifieke componenten van het type A gedrag zijn die dit kunnen veroorzaken. Het gedrag kan gemeten worden door middel van interviews of vragenlijsten. Vragenlijsten zijn alleen minder goed, omdat non-verbaal gedrag niet opgemerkt kan worden,terwijl dat juist vaak kenmerken laat zien van type A gedrag.

    Fenomenologische persoonlijkheidstheorieën

    Rogers heeft de meeste invloed gehad binnen deze benadering. Zijn bijdrage aan de persoonlijkheidstheorie, bekend als de self-theory, is uitgebreid en wordt bewonderd door veel psychologiestudenten. Daarnaast heeft hij geholpen met het populair maken van de Q-techniek.

    Deze techniek is een procedure om veranderingen in het zelfconcept te bestuderen. De test bestaat uit veel kaarten waar statements opstaan. De cliënt moet dan van 100 van deze kaarten 9 stapels maken waarvoor de hoeveelheid kaarten per stapel vast staat, om een soort normaalverdeling te creëren. De kaarten die het meest op de cliënt slaan moet hij aan de ene kant leggen en de kaarten die het minst op hem slaan aan de andere kant. De kaarten waar hij onverschillig over is of niet over kan beslissen belanden in het midden. De onderzoeker kan zelf de items vormen naar de behoefte van de cliënt. Het scoren van deze test gaat door middel van het vergelijken van de verdeling met een al gevormde norm. De test kan ook worden gescoord zoals Rogers het deed: de verdeling vergelijken met de ideale manier van sorteren van de cliënt. De discrepantie wordt dan gebruikt als index voor aanpassing. Zijn cliënten moesten de stapel dan twee keer verdelen met de volgende instructies: 1) self-sort, sorteer de kaarten om jezelf te beschrijven zoals je jezelf vandaag ziet. 2) Ideal sort, sorteer de kaarten nu om de ideale persoon te beschrijven, de persoon zoals je zelf graag wil zijn.

    Gedragstheorieën en sociale leertheorieën

    Een belangrijke assumptie is dat veel van de gedragingen die de persoonlijkheid kenmerken aangeleerd zijn. Behavioristen stellen dat de omgeving gedragingen vormt en in stand houdt. Ze zijn het fundamenteel oneens met de rol die cognities spelen in gedrag. Sociale leertheorieën stellen dat we verwachtingen en regels over de omgeving leren en niet alleen stimulus-respons connecties. Moderne sociale leertheorieën stellen dat cognities invloed hebben op acties.

    Rotter ontwikkelde de Internal – External Scale (I-E Scale) om de interne/externe locus van controle te meten. De locus van controle verwijst naar de bron van dingen die mensen overkomen. De I-E Scale meet dus of de participanten voelen dat zij de controle over gebeurtenissen hebben (interne locus of control) of dat de controle niet bij hun ligt (externe locus of control). Een interne locus is vaak positiever dan een externe locus van controle.

    Bandura stelde het begrip zelf-efficiëntie op. Zelf-efficiëntie gaat over in hoeverre mensen denken dat ze in staat zijn om op bepaalde situaties te reageren/te handelen. Het verklaart waarom goede kennis niet altijd efficiënte acties oplevert. Hij heeft ook meetschalen voor zelf-efficiëntie opgesteld, waarbij participanten moeten aangeven hoe goed zij zichzelf vinden functioneren op bepaalde taakjes.

    Karaktertrekken opvattingen over persoonlijkheid

    Een karaktertrek is elke manier waarop een individu op lange termijn verschilt van een ander. De theorieën hierover verschillen of ze persoonlijkheid indelen in categorieën of dimensies. Cattell maakte onderscheid tussen ‘surface traits’ en ‘source traits’. ‘Surface traits’ zijn duidelijke aspecten van persoonlijkheid die makkelijk te zien zijn in gedragingen. ‘Source traits’ zijn de stabiele en constante bronnen van gedrag. Ze zijn minder zichtbaar, maar wel belangrijker voor verklaring van gedrag. Hij analyseerde onderliggende persoonlijkheidstrekken door middel van factor analyse. Hieruit volgden 16 persoonlijke karaktertrekken, waarmee hij de Sixteen Personality Factor Questionnaire (16PF) opstelde.

    Het vijf factor model van persoonlijkheid stelt dat vijf dimensies de basis vormen voor persoonlijkheid. Ze zijn verklaard door middel van een fundamentele lexicale hypothese: termen van karaktertrekken zijn in de taal blijven staan, omdat ze belangrijke informatie geven over ons gedrag met anderen. Daarnaast is er ook evolutionaire ondersteuning voor deze theorie. De 5 trekken bevatten verschillen tussen individuen die gerelateerd zijn aan basis evolutionaire functies zoals overleven en voortplanting. Volgens Goldbert stellen mensen zichzelf 5 vragen als het gaat om hun interactie met anderen:

    1. Is X active en dominant of passief en een volgeling?

    2. Is X agreeable?

    3. Kan ik vertrouwen op X?

    4. Is X gek of stabiel?

    5. Is X slim of dom?

    Al deze evaluaties hebben direct of indirect iets te maken met overleven en voortplanten. Ze komen ook overeen met de 5 karaktertrekken.

    In het Engels zijn de dimensies te onthouden met acroniem OCEAN:

    1. Openness to Experience

    2. Conscientiousness

    3. Extraversion

    4. Agreeableness

    5. Neuroticism

    Hieruit zijn meerdere persoonlijkheidstests gekomen zoals de NEO-PI-R en de NEO-FFI. Er bestaan verschillende kanttekeningen over karaktertrek-theorieën. Ten eerste is het niet duidelijk of ze gedrag veroorzaken of alleen gedrag beschrijven. Ten tweede hebben de theorieën een lage voorspellende validiteit.

    Projectieve hypotheses

    Bij projectieve tests krijgen participanten onduidelijke stimuli aangeboden en moeten ze reageren met hun eigen constructies. De projectieve hypothese stelt dat persoonlijke interpretatie van ambigue stimuli de onderbewuste behoeften, motieven en conflicten van de participant reflecteren. Projectieve tests moeten hieruit onderliggende persoonlijkheidsprocessen zien af te leiden. Ze zijn ingedeeld in associatietests, constructietests, voltooiingstests, en expressietests.

    Associatietechnieken

    De bekendste associatietest is de Rorschachtest, waarbij participanten plaatjes met inktvlekken te zien krijgen en daarbij moeten zeggen wat ze erin zien. Er is een systeem voor ontwikkeld genaamd de Rorschach Performance Assessment (R-PAS). Deze schrijft precies voor hoe de test moet worden afgenomen, gescoord en geïnterpreteerd. Zo is de test goed gestandaardiseerd is. Daarnaast blijkt uit interbeoordeelaar correlaties dat de test betrouwbaar is.

    De validiteit is echter twijfelachtig. Een onderzoek vindt correlaties tussen subscore Complexiteit en coping vaardigheden en toont hiermee de validiteit van de test aan. Anderen stellen dat het formeel scoren onzinnig is, en dat de test enkel goed is als aanvulling op een diagnostisch interview. De antwoorden kunnen namelijk inzicht geven in persoonlijke, onlogische en vreemde associaties.

    Daarnaast zijn er ook andere valide scoringsytemen voor de Rorschachtest. De RPRS heeft een ingewikkeld puntensysteem waar bij goede antwoorden punten gegeven worden en slechte worden afgetrokken. De RPRS geeft de uiteindelijke scores aan in termen van hoe succesvol een behandeling zal zijn.

    De TDI is vooral te gebruiken bij patiënten met mentale wanorde, van licht verwarrende gedachten tot bizarre, schizofrene disorganisatie. De TDI scoort de antwoorden op hoe vreemd en onsamenhangend deze zijn.

    Toch is de Rorschachtest erg controversieel. In 1980 deden onderzoekers een studie naar de vatbaarheid voor vervalsers. Zowel geïnformeerde als ongeïnformeerde studenten, die speelden alsof ze schizofrenie hadden, werden vergeleken met personen die echt schizofrenie hadden. Het bleek dat de geïnformeerde studenten vaker gediagnosticeerd werden dan de echte patiënten (72 tegenover 48 procent) en van de ongeïnformeerde studenten werd 42% gediagnosticeerd. De test is ooit ontwikkeld voor kinderen, maar wordt voornamelijk bij volwassenen afgenomen.

    Voltooiingstechnieken

    Bij zin-voltooiingstests krijgen participanten 40-100 die ze moeten aanvullen. Deze zinnen kunnen bepaalde thema’s bevatten die dus onbewust beschreven worden. De tests kunnen zowel subjectief en kwalitatief als objectief en kwantitatief gescoord worden.

    De Rotter Incomplete Sentences Blank (RISB) is er voor middelbare school scholieren, studenten en volwassenen. In de objectieve scores krijgt elk antwoord een score van 0 (positieve aanvulling) tot 6 (negatieve aanvulling). De betrouwbaarheid is goed, zelfs bij mensen die weinig psychologische kennis hebben. De validiteit is ook goed, want een bepaalde cut-off score schijnt goed de eventuele pathologie bij de participant te voorspellen.

    Een probleem is wel, net zoals bij andere self-reports dat je alleen te weten komt wat de cliënt wil dat je weet en een enkele score kan nooit de nuances van het persoonlijk functioneren omvatten.

    Constructietechnieken

    De Thematic Apperception Test (TAT) bestaat uit 30 afbeeldingen over verschillende onderwerpen en thema’s. De afbeeldingen zijn in het zwart-wit en één is blanco. Sommige afbeeldingen worden alleen voor een bepaalde doelgroepen gebruikt zoals volwassen vrouwen, volwassen mannen, jongens, meisjes of een combinatie hiervan.

    Voor elke doelgroep bestaan 20 afbeeldingen. De participant moet dan een verhaal vertellen wat over wat er op de afbeelding gebeurt. Vaak wordt gezien dat bepaalde thema’s terugkomen in de verhalen. Deze terugkerende thema’s zeggen dan iets over de persoon. Er zijn veel scoringssystemen maar meestal komt het neer op de kwalitatieve interpretatie van de testafnemer. Het feit dat er geen gestandaardiseerde manier is maakt het dat deze test eigenlijk alleen gebruikt kan worden als aanvulling. Het is lastig om iets te zeggen over psychometrische kenmerken van deze test omdat er zo veel scoringssystemen zijn. Over het algemeen heeft de TAT een lage test-hertest betrouwbaarheid (.28). Daarnaast wordt er vaak op intuïtie een uitspraak gedaan over de antwoorden van de cliënt en dit kan snel leiden tot over-diagnose. De test is wel heel bruikbaar door onderzoeksdoeleinden.

    De Picture Projective Test (PPT) was een verbetering op de TAT, want er werden andere afbeeldingen gebruikt die van zichzelf al minder duister en deprimerend zijn. De afbeeldingen die hiervoor zijn gebruikt moesten voldoen aan 4 criteria:

    • De afbeelding moest de belofte wekken voor betekenisvol projectief materiaal.

    • De meeste, maar niet alle, afbeeldingen moesten meer dan één menselijk karakter bevatten.

    • Ongeveer de helft van de afbeeldingen moesten bij de afgebeelde personen positieve affectieve expressies laten zien.

    • Ongeveer de helft van de afbeeldingen moest mensen bevatten die bewegen en niet simpel staan, zitten of liggen.

    Het bleek ook dat de participanten positievere verhalen vertellen bij de PPT. Daarnaast legt de PPT meer nadruk op interpersoonlijke thema’s in plaats van intra-persoonlijke thema’s en hierom dus ook meer nadruk op gezonde persoonlijkheidsaanpassing.

    Vergeleken met de TAT was de PPT beter in het onderscheid tussen psychotische patiënten en normale/depressieve participanten. Wel moet er nog meer onderzoek komen naar de psychometrische kwaliteiten van deze test.

    Voor kinderen is er de Children’s Apperception Test (CAT). Deze test bestaat uit 10 plaatjes en is geschikt voor kinderen tussen de 3 en 10 jaar. De afbeeldingen zijn dieren in typisch menselijke setting (CAT-A). Het idee hierachter is dat kinderen zich beter kunnen identificeren met dieren dan met mensen. Voor oudere kinderen is wel een versie beschikbaar met mensen (CAT-H). Er is geen vaste manier voor scoren en is ook geen statistische informatie over validiteit en betrouwbaarheid. De diagnose wordt gesteld aan de hand van 10 variabelen die worden opgenomen in elk verhaal:

    1. Main theme;

    2. main hero;

    3. main needs and drives for hero;

    4. conception of environment;

    5. perception of parental, contemporary and junior figures;

    6. conflicts;

    7. anxieties;

    8. defences;

    9. adequacy of superego;

    10. integration of ego.

    Ook zijn er andere varianten op de TAT ontwikkeld voor etnische, ras en taal minderheden. De T-TAT is geschikt voor Afro-Amerikanen maar er waren onbedoelde veranderingen in gezichtsuitdrukkingen en situaties waardoor het eerder een nieuwe versie van de TAT is.

    De TEMAS is bedoeld voor Spaans-Amerikaanse mensen en bestaat uit 23 kleurrijke afbeeldingen. De test bevat 18 cognitieve functies, 9 persoonlijkheidsfuncties en 7 affectieve functies als thema. Via deze test kun je ook verschillende objectieve indexen zoals reactietijd meten. De test heeft wel een inconsistente betrouwbaarheid en validiteit.

    Expressietechnieken

    Bij deze tests wordt de participanten gevraagd een tekening te maken. Bij de DAP wordt gevraagd een persoon te tekenen. De interpretatie gebeurt geheel intuïtief door de testafnemer. Deze test wordt echter slecht empirisch onderbouwd. De House-Tree-Person test (HTP) wordt de participant gevraagd een huis, boom en een persoon te tekenen. Bij het interpreteren van de tekeningen moet het huis het thuisleven voorstellen, de boom representeert de ervaring van de omgeving en de persoon reflecteert de interpersoonlijke relaties. Het is echter een invalide meetinstrument. Al met al gebruiken de meeste clinici de projectieve technieken niet meer als test, maar als aanvulling op het klinische interview.

    Waaruit bestaan zelfrapportage en gedragsassessment van psychopathologie?

    Eerder zijn de protectieve persoonlijkheidstesten besproken. Er bestaan ook structurele testen. Deze testen hebben specifieke regels over het afnemen, scoren, interpreteren en beschrijven van de test en haar resultaten. Deze testen worden ook wel objectief genoemd maar daar mag je eigenlijk pas van spreken na uitgebreid onderzoek. Er zijn drie tactieken voor het ontwikkelen van gestructureerde persoonlijkheidstesten: theorie gebonden, factoranalyse en criterion-key. Veelal wordt een combinatie van deze methodes gebruikt.

    Theorie gestuurde tests

    Dit soort tests worden ontwikkeld rondom een bestaande theorie.

    Personality Research Form (PRF)

    De PRF is gebaseerd op Murray’s theorie over manifeste behoefte, de behoeften waarin een persoon wilt voorzien. Voorbeelden hiervan zijn autonomie, dominantie, impulsiviteit en verandering. De PRF reflecteert 20 van dit soort behoeften in 20 persoonlijkheidsschalen. Elke schaal heeft ongeveer 20 waar-onwaar items. Er zijn meerdere versies beschikbaar met meer of minder items. Het opvallende is dat de verschillende schalen weinig overlap hebben. Toch is de betrouwbaarheid en validiteit van deze test hoog.

    State-Trait Anxiety Inventory (STAI)

    De STAI is een zelfrapportage voor het meten van angst. Het doel van de test is onderscheid te maken tussen een tijdelijke staat van angst (stait-anxiety) en een langdurende, stabiele staat van angst (trait-anxiety). De staat-schaal bevat 20 items over hoe de participant zich op het moment voelt. De kenmerk-schaal bevat 20 items over hoe de participant zich over het algemeen voelt. De test-hertest betrouwbaarheden zijn logischerwijs laag voor de staat-schaal en hoog voor de kenmerk-schaal. Verder zijn andere betrouwbaarheden zoals de interne consistentie ook hoog. Daarnaast is de inhoud, convergente, discriminant, en constructvaliditeit hoog. Daarom is de STAI is een veelgebruikt instrument in de klinische en onderzoeksector.

    Tests voortgekomen uit factoranalyse

    Eysenck Personality Questionnaire (EPQ)

    De EPQ was ontwikkeld om de grote dimensies van normale en abnormale persoonlijkheidsdimensies te meten. Uit de analyse volgden drie dimensies: Psychoticisme (P), Extraversie (E), en Neuroticisme (N). Daarnaast werd een Lieg-schaal (L) toegevoegd voor de validiteit. Een hoge score op de psychotische schaal wijst op agressieve en vijandige kenmerken, impulsiviteit, een voorkeur voor ongewone dingen en empathische beperkingen. Antisociale en schizoïde patiënten hebben vaak een hoge score op deze schaal. Een hoge score op de extraversie schaal wijst op luide, gezellige, extraverte, van plezier houdende kernmerken. Een lage score wijst juist op introverte kenmerken. De schaal van neuroticisme staat voor de emotionele dimensies die variëren van nerveus, slecht aangepast en overemotioneel (een hoge score) tot stabiel en zelfverzekerd (een lage score).

    Er is ook een Junior-EPQ beschikbaar voor kinderen van 7 tot 15 jaar. De betrouwbaarheden en validiteit van de EPQ zijn hoog. De EPQ is een zeer goed instrument voor zelfrapportage.

    Comrey Personality Scales

    De CPS is een korte zelfrapportage en is vooral goed bruikbaar voor studenten en andere volwassenen. De betrouwbaarheid is hoog. Over de validiteit is meer onenigheid. Zo is de cross-culturele validiteit uitmuntend en is het ook een acceptabele voorspeller voor klinische doeleinden. Het ontbreekt echter aan de correlatie met de biografische data.

    De test bestaat uit 8 schalen met 20 items en 20 items voor validiteit (eerste 2 schalen):

    1. Validiteitscheck: test voor tegensprekende antwoorden.

    2. Responsbias: test voor de neiging om goed over te komen.

    3. Vertrouwen vs. defensief: hoge scores is een eerlijk en betrouwbaar persoon.

    4. Orde vs. gebrek aan dwang: voorzichtig, ordelijk en georganiseerd.

    5. Sociaal acceptabel vs. rebellerend: aan regels houden, accepteren van maatschappij.

    6. Actief vs. gebrek aan energie: veel energie om hard te werken en presteren.

    7. Extraversie vs. introversie: makkelijk in de omgang, nieuwe vrienden zoeken.

    8. Emotioneel stabiel vs. neurotisch: optimistisch, zelfverzekerd en relaxed.

    9. Mentaal sterk vs. gevoelig: zijn taai en laten weinig emoties zien.

    10. Empathie vs. egoïstisch: behulpzaam, gul en sympathiek.

    Criterium gebaseerde tests

    Bij de criterium gebaseerde manier worden testitems alleen gebruikt wanneer ze een criterium-groep van een controlegroep kunnen onderscheiden.

    Minnesota Multiphasic Personality Inventory-2 (MMPI-2)

    De MMPI is een zelfrapportage die goed bruikbaar is in psychiatrische onderzoek en normaal persoonlijkheidsonderzoek. In de eerste versie was de controle normgroep niet goed representatief. Daarnaast was het taalgebruik van sommige items niet objectief en te sturend. Als laatst was de MMPI niet breed genoeg.

    Daarom kwam de MMPI-2 die op veel punten verbeterd was. De test bestaat uit 567 waar-onwaar items die pathologische thema’s bevatten. De test is gestandaardiseerd op normgroepen van verschillende psychische patiënten. De MMPI-2 wordt gescoord op 4 validiteitsschalen, 10 standaard klinische schalen en nog veel aanvullende schalen.

    De eerste validiteitsschaal is de Cannot Say schaal. De score is het aantal items dat de participant niet, of dubbel heeft aangevinkt. De tweede validiteitsschaal is de L-schaal. Dit zijn items die een attitude aangeven die bijna nooit gezien wordt in onze cultuur. Het zijn items die iedereen hetzelfde zou invullen (zoals ik word nooit boos, ik hou van iedereen). Hoge scores op de F-schaal betekenen ernstig onaangepast gedrag. Het lijkt psychopathologie aan te tonen, maar zelfs patiënten scoren zelden hoog. De K-schaal wordt gebruikt om subtiele vormen van verweerbaarheid te ontdekken. Combinaties van F en K schaal kunnen gebruikt worden om voorgewende ziektes of neppe profielen te ontdekken.

    De MMPI-2 wordt altijd gescoord op zijn tien klinische schalen, met daarbij mogelijke interpretaties.

    1. Hs. Hypochondria, vooringenomenheid over fysieke condities.

    2. D. Depression, verdrietige gevoelens en hopeloosheid.

    3. Hy. Hysteria, onvolwassenheid, gebruik van dwang of ontkenningsgedrag

    4. Pd. Psychpathic deviate, autoriteitsconflicten en impulsiviteit.

    5. Mf. Masculity-feminity, mannelijke/vrouwelijke interesses.

    6. Pa. Paranoia, achterdocht en vertrouwen.

    7. Pt. Psychasthenia, angst en obsessieve gedachten.

    8. Sc. Schizophrenia, Vervreemding, ongebruikelijke gedachtegangen.

    9. Ma. Hypomania, veel energie en mogelijk nerveuze spanningen (agitatie).

    10. Si. Social introversion, verlegenheid en introversie

    De MMPI-2 kan per schaal geïnterpreteerd en gescoord worden door middel van T-scores. Daarnaast is er een configurele methode waarbij van de schalen codetypes worden gemaakt. Hierbij zijn twee of meer schalen boven een bepaald criterium (‘elevation’) en verschillen twee of meer schalen significant van de anderen (‘definition’). Deze scoringmethodes kunnen ook via de computerprogramma’s gedaan worden.

    De MMPI-2 beschikt over een aardige betrouwbaarheid. Interne consistentie coëfficiënten zijn boven .70 en test-hertests boven de .50 en .90. Een nadeel is echter dat de inter-correlaties van de schalen erg hoog zijn. De validiteit van de MMPI-2 is ook goed. De MMPI-2 zal dan ook nog voor vele jaren een vooraanstaand testinstrument blijven.

    Er bestaat ook een gecomputeriseerde manier van interpreteren en daarvan is het Minnesota Report de beste. Deze vormt een 16 pagina's lang report over de validiteit van het profiel, symptoom patronen, interpersoonlijke relaties, diagnostische overwegingen en overwegingen voor behandeling. Ook bevat het meerdere tabellen en figuren om deze resultaten te illustreren. Het is in principe een goed programma, maar men moet er rekening mee houden dat het door mensen is gemaakt en dat er dus fouten in kunnen zitten. Er kan dus sprake zijn van foutieve interpretaties.

    Millon Clinical Multiaxial Inventory-III (MCMI-III)

    De MCMI-III is net als de MMPI-2 goed bruikbaar voor psychiatrisch onderzoek, maar de MCMI-III is ten eerste korter (175 items) en kan ten tweede gebruikt worden in combinatie met de DSM-IV. De test bestaat uit 5 groepen van schalen:

    • Klinische persoonlijkheid patronen: 1. Schizoïde, 2a. Vermijdend, 2b. Depressief, 3. Afhankelijk, 4. Theatraal, 5. Narcistisch, 6a. Antisociaal, 6b. Agressief/sadistisch, 7. Compulsief, 8a. Passief-agressief/negativistisch, 8b. Zelfvernietigend.

    • Ernstige persoonlijkheid pathologie: S. Schizotype, C. Borderline, P. Paranoïde.

    • Klinische syndromen: A. Angst, H. Somatoform, N. Bipolar: manisch, D. Disthyme depressie, B. Alcohol afhankelijk, R. Post-traumatische stress stoornis.

    • Ernstige syndromen: SS. Gedachtenstoornis, CC. Grote depressie, PP. Waanstoornis.

    • Validiteit indexen: X. Disclosure, Y. Desirability, Z. Debasement.

    De ontwikkeling van de schalen werd gedaan op bestaande patiëntengroepen, zodat de schalen verschillende patiënten konden onderscheiden. De intercorrelaties waren echter ietwat te hoog. Ook was het controversieel dat hij alleen maar patiënten als normgroep heeft gebruikt.

    Personality Inventory for Children (PIC-2)

    De PIC-2 is ontwikkeld voor kinderen van 5 tot 19 jaar oud. De test bestaat uit een onderdeel dat door het kind zelf wordt ingevuld (PIY) en een onderdeel dat door de leraar wordt ingevuld (SBS). De PIC-2 heeft drie validiteitsschalen: inconsistentie, dissimulatie (nep doen) en weerbaarheid. Daarnaast heeft de test 9 aanpassingsschalen met ieder 2 of 3 subschalen:

    • Cognitieve achterstand: ontoereikende vaardigheden, slechte prestaties, ontwikkelingsachterstand.

    • Impulsiviteit en afleiding: probleemgedrag en angst loosheid.

    • Delinquent gedrag: antisociaal gedrag, geen controle, ongehoorzaam.

    • Familie disfunctie: ruzie met familieleden, onaanpassend gedrag richting ouders.

    • Werkelijkheid verdraaiing: ontwikkelingsafwijking, hallucinaties en wanen.

    • Somatische zorgen: psychosomatische vooringenomenheid, spierspanning en angst.

    • Psychologisch incomfortabel: angst en zorgen, depressie, slapeloosheid.

    • Sociale terughoudendheid: sociale introversie, isolatie.

    • Sociale vaardigheden problemen: weinig vrienden, ruzie met leeftijdsgenootjes.

    De PIC-2 wordt gescoord via T-scores. De betrouwbaarheid is goed met test-hertest van .82 of hoger en interne consistentie van .81 of hoger. De validiteitscores zijn ook hoog. De PIC-2 is dus een goed instrument dat goed gebruikt kan worden voor gedrags- emotioneel onderzoek bij kinderen.

    Gedragsassessment/onderzoek

    Gedragsonderzoek concentreert zich op gedrag zelf en niet op onderliggende kenmerken, oorzaken of dimensies van persoonlijkheid. Het moet snel, direct en gemakkelijk zijn en overeenkomen met de behandeling. Er worden verschillende instrumenten gebruikt, zoals zelfrapportage, beoordeling van ouders of (semi) gestructureerde interviews. Daarnaast is een nieuwe vorm populair de laatste jaren: ecologisch kortstondig onderzoek. Gedragsonderzoek kan een onderdeel zijn van gedragstherapie, waarbij het doel is om de duur, frequentie of intensiteit van een bepaald gedrag te veranderen. De manier van gedragsonderzoek is daarom vaak afhankelijk van de doelen en procedures van de therapie.

    Gedragstherapie

    Gedragstherapie kan in vier categorieën ingedeeld worden: blootstellingsmethodes, cognitieve gedragstherapie, zelfcontrole procedures en trainingen voor sociale vaardigheden.

    Blootstelling

    Deze methode kan goed gebruikt worden om fobieën tegen te gaan. Hierbij wordt de patiënt systematisch blootgesteld aan het beangstigde object of situatie. Dit gebeurt door middel van desensitisatie. De patiënt leert kalm te blijven bij het object, wat in kleine stapjes gebeurt. Een andere manier is implosie. Dan wordt de patiënt direct blootgesteld aan het beangstigde object.

    De therapeut heeft als eerst een gedragsonderzoek nodig om een fobie te behandelen. Een voorbeeld hiervan is de Behavorial Avoidance Test (BAT), waarbij de therapeut meet hoe lang de patiënt de angststimulus kan tolereren. Scores op deze test zijn sterk gerelateerd aan zelfrapportage van catastrofale gedachten. Dat betekent dus dat er een cognitieve component is die meespeelt. Er moet echter altijd rekening met de situationele context worden gehouden.

    Bij een angst-overzichtsschema moeten participanten de aanwezigheid en intensiteit van hun angsten aangeven in relatie tot verschillende stimuli. De validiteit is echter niet goed, dus moeten dit soort instrumenten met terughoudendheid gebruikt worden.

    Cognitieve gedragstherapie

    Het doel van cognitieve gedragstherapieën is om het beeld van de overtuigingen te veranderen. Een van dit soort therapieën is Ellis’ Rationeel Emotieve Therapie (RET). Verstoord gedrag wordt veroorzaakt door irrationele overtuigingen, die veranderd moeten worden door logische argumenten en aansporingen. Als tweede is Meichenbaums zelf-instructie training. Daarbij wordt de patiënt geleerd coping-vaardigheden aan te leren voor stressvolle situaties. De derde is Beck’s cognitieve therapie die vooral gericht is op depressie. Hierbij worden de pessimistische cognitieve structuren van het zicht op de wereld, het zelfconcept en de toekomst opnieuw gestructureerd.

    De Beck Depression Inventory (BDI) is een zelfrapportage vragenlijst die veel cognitieve componenten van depressie meet. Het is een simpel en snel in te vullen vragenlijst, omdat het uit slechts 21 items bestaat. De betrouwbaarheid van de test is heel goed. Alleen de test-hertest resultaten vielen tegen bij gezonde participanten, maar dat is niet onverwacht, omdat gevoelens van depressie veel veranderen in korte tijd. Ook de validiteit van de BDI is erg goed. De test kan daarom goed gebruikt worden in gedragsonderzoek en voor andere klinische settings. Het enige nadeel is dat de BDI te transparant is, dus dat de antwoorden gemakkelijk te neppen zijn.

    Zelfmonitoren

    Bij het zelfmonitoren wordt de patiënt geacht zijn eigen doelen te kiezen en actief mee te doen in het leiden, in kaart brengen en opnemen van de vooruitgang richting het einddoel van de therapie. De therapeut fungeert als een consultant. Het is vooral nuttig bij de behandeling van depressies. Zo ontdekte Lewinsohn dat depressie gepaard gaat met verminderde ervaring van plezierige gebeurtenissen. Om dit tegen te gaan heeft hij de Pleasant Events Schedule (PES) ontworpen. Het eerste doel van dit instrument is om een baseline van plezierige, alledaagse gebeurtenissen op te stellen. Het tweede doel is om de vooruitgang tijdens de therapie te meten. Hoe vaker de frequentie van plezierige gebeurtenissen, hoe beter de symptomen. De PES is dus een handig instrument voor zelfcontrole tegen depressies.

    Gestructureerde interviews

    Gestructureerde interviews zijn vaak gebaseerd op DSM-IV. Deze bestaat uit vijf assen. As I omvat klinische stoornissen. As II omvat persoonlijkheidsstoornissen. As III omvat algemene medische condities. As IV omvat psychosociale en omgevingsproblemen. As V omvat de ‘Assessment of Function’, een meetschaal van 1-100 om het alledaagse functioneren te identificeren. Problemen met de DSM-IV zijn dat het stellen van een diagnose lang duurt, een vaste methode ontbreekt en de betrouwbaarheid is wisselvallig.

    Hiervoor zijn semi-gestructureerde en gestructureerde interviews ontwikkeld. De Schedule for Affective Disorders and Schizoprenia (SADS) is een semi-gestructureerd diagnostisch interview voor As I stoornissen. Het bestaat uit standaardvragen en aanvullende vragen die gebruikt kunnen worden om iets duidelijker te krijgen. De betrouwbaarheid en validiteit van de SADS zijn goed.

    Daarnaast is er ook de Structured Clinical Interview for DSM-IV (SCID) voor de DSM-IV beschikbaar. Dit is een semi-gestructureerd interview die ook vragen voor As II van de DSM-IV bevat.

    Assessment door directe observatie

    Observatiemethodes worden vooral gebruikt bij kinderen. Het doel is om specifieke gedragingen te meten. Deze zijn van tevoren vastgesteld. De observaties worden onder objectieve gestandaardiseerde procedures gedaan. Daarom zijn de tijd en plaats goed gespecificeerd. Als laatst is de scoring gestandaardiseerd en is dus niet anders voor andere observatoren.

    Een van de manieren is om simpelweg de frequentie van het gedrag te tellen. Een andere manier is om de duur van de gedragingen op te nemen. Een doel van interventie kan zijn om zowel de frequentie als de duur van gedragingen te verminderen. Hiervoor zijn ook voor gespecificeerde schema’s beschikbaar, die tijd en moeite besparen. Een voorbeeld is de Behavior Observation of Students in Schools (BOSS).

    Belangrijk is om te onthouden dat er zich problemen kunnen voordoen bij directe observatie. Observator drift is het probleem dat de observator na een tijdje minder oplettend wordt en daardoor gedragingen kan missen. Een ander probleem is coderingscomplexiteit. Dit gebeurt wanneer er teveel gedragingen moeten worden geobserveerd, of wanneer de gedragingen slecht gedefinieerd zijn. Ook moet je rekening houden met het moment waarop je observeert. Op verschillende momenten van de dag kunnen problemen juist wel of niet aanwezig zijn. Je kunt dus niet altijd uitgaan van een enkele observatie.

    Analoge gedragsassessment

    Bij directe observatie wordt het kind onderzocht in zijn natuurlijke setting, zoals een klaslokaal. Bij analoge gedragsassessment worden de kinderen geobserveerd in een gestandaardiseerde omgeving, maar wel op een manier dat het kind zich op zijn gemak voelt. Het kind voert relevante taken uit voor de geobserveerde gedragingen. Een kind moet dan bijvoorbeeld huiswerk maken in een kamer die ingericht is als klaslokaal, terwijl de observator het kind door een spiegelraampje observeert. Ook kan analoge gedragsassessment gebruikt worden voor ouder-kind interacties. Voor volwassenen wordt de Rapid Couples Interaction Scoring System gebruikt om bij huwelijkstherapie of andere therapieën.

    Ecologisch kortstondig onderzoek

    Hierbij krijgen patiënten een apparaatje mee en moeten ze op willekeurig gegeven momenten van de dag een heel kort lijstje invullen. De antwoorden worden direct doorgestuurd naar een centrale computer. Het is een accurater en betrouwbaardere manier om de ervaring van de patiënt te onderzoeken. Het kan inzichten geven die met normaal onderzoek veel moeilijker zijn te verkrijgen.
     

    Samenvatting van Testtheorie: Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen van Drenth and Sijtsma

    Samenvatting van Testtheorie: Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen van Drenth and Sijtsma

    Study guide with Testtheorie: Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen

    Online summaries and study assistance with the Testtheorie: Inleiding in de theorie van de psychologische test en zijn toepassingen by Drenth & Sijtsma

    Related content on joho.org

    Persoonlijkheid en karakter: uitgelichte boek- en chaptersamenvattingen

    Persoonlijkheid en karakter: uitgelichte boek- en chaptersamenvattingen

    Waar vinden persoonlijkheidstesten hun oorsprong?

    Waar vinden persoonlijkheidstesten hun oorsprong?


    Waaruit bestaan de persoonlijkheidstheorieën en projectieve technieken?

    Persoonlijkheidsbegrip

    Persoonlijkheid is een vaag begrip, maar we kunnen twee kenmerken onderscheiden. Ten eerste is elk persoon tot een bepaalde hoogte consistent, we hebben coherentie eigenschappen en actiepatronen die herhaaldelijk voorkomen en ten tweede is elk persoon onderscheidend tot een bepaalde hoogte. Persoonlijkheid beschrijft de verschillen in gedrag tussen personen en de consistentie van gedrag binnen een persoon.

    Psychoanalytische theorieën

    Psychoanalyse was een creatie van Sigmund Freud. Tijdens het onderzoeken van hysteria ontwikkelde Freud zijn algemene theorie van het psychologisch functioneren. Zijn theorie gaat over het onderbewuste als fundament. Hij zei dat ons onderbewuste bestaat uit gedachten en wensen die te onacceptabel zijn om het bewustzijn te betreden. De meest significante motivaties liggen dus niet in ons bewustzijn. Freud dacht ook dat deze motivaties in dromen op een verborgen manier naar voren kwamen. In die tijd is er een groot scala aan testen ontwikkeld om dit onderbewustzijn bloot te leggen, zoals inkblot testen, woordassociatie benaderingen en storytelling testen. Deze testen konden het onderbewustzijn bloot leggen door de dubbelzinnige en ongestructureerde antwoorden van de cliënt op de juiste manier te interpreteren. Deze testen hebben een grote invloed gehad op persoonlijkheidstesten.

    De geest bestaat volgens Freud uit drie onderdelen:

    1. Id: ligt volledig in je onderbewustzijn en is het deel dat gaat over instinctmatige behoefte zoals eten, drinken, seksuele bevrediging en het ontwijken van pijn. Het id heeft één doel en dat is het onmiddellijk voldoen in deze behoeftes volgens het pleasure principle. Dit principe houdt in dat er een impuls richting het onmiddellijk voldoen in de behoefte zonder rekening te houden met waardes, goed of fout of sterfelijkheid bestaat. Het id heeft ook geen logica of besef van tijd (we worden ermee geboren).

    2. Ego: dit is ons bewustzijn. Het doel van het ego is het bemiddelen tussen het id en de realiteit. Het is een onderdeel van het id en een dienaar ervan. Het ego is dus grotendeels bewust en werkt volgens het realiteitsprincipe. Het zoekt realistische en veilige manieren om de impulsen die vanaf het id komen te ontladen (dit ontwikkelt zich vlak na de geboorte).

    3. Superego: het ethische deel van onze persoonlijkheid dat zich ontwikkelt in de eerste 5 jaar van ons leven. Het ego en superego moeten met elkaar strijden om acties wel of niet naar boven te laten. Het superego gaat over de maatschappelijke standaarden van goed en fout die we leren van onze ouders. De superego is deels bewust maar grotendeels onbewust. Het probeert de acties van het id en ego te onderdrukken en zijn grootste wapen is schuld. Het ego moet dus niet alleen een veilige en realistische weg zoeken om in behoeften te voorzien, maar ook een moreel juiste om straf van het superego te ontlopen. Het superego heeft ook te maken met het ideale ego. Het ego meet zichzelf met dit ideaalbeeld en probeert daar zo dicht mogelijk bij in de buurt te komen. Het ideaal bevat onze doelen en streven. Wanneer dit niet lukt kunnen we ons schuldig voelen. We voelen onszelf dan minderwaardig.

    Het ego kan zijn werk doen door dat het beschikking heeft over verschillende mentale strategieën: verdedigingsmechanismen. Verdedigingsmechanismen hebben drie algemene kenmerken. Ten eerste onderdrukt het angst dat voortkomt uit conflicterende eisen van het id, superego en de realiteit. Angst en defensiemechanismen zijn complementaire concepten voor Freud. Ten tweede opereren verdedigingsmechanismen allemaal onbewust, ondanks dat ze uitgevoerd worden door het bewuste ego. Ten derde vervormen ze de innerlijke en uiterlijke werkelijkheid, waardoor angst verminderd kan worden.

    Psychotische verdedigingsmechanismen zijn het minst gezond, omdat ze de realiteit extreem vervormen. Het omvat het ontkennen van de werkelijkheid en het extreem vervormen van de werkelijkheid (wanen). De tweede groep mechanismen is ‘acting out’ en bestaat uit onaangepaste gedragingen, zoals agressief of impulsief gedrag. Borderline mechanismen zorgen dat het beeld van anderen (of van de zelf) veranderen van heel goed naar heel slecht. Het omvat het splitten van persoonlijkheidskenmerken en een schizoïde fantasie. De vierde groep, neurotische mechanismen, en omvatten kleine veranderingen van de werkelijkheid. Er wordt gebruik gemaakt van repressie en verplaatsing. Obsessieve mechanismen komen veel voor en omvatten bijvoorbeeld het isoleren van affect of intellectualisatie. De laatste groep, ‘mature’ mechanismen, hebben de minste verandering van de werkelijkheid en houden gemakkelijke waarden in stand. Het omvat gedragingen als altruïsme, humor, suppressie, anticipatie of sublimatie.

    Er is een test uitgebracht om de verdedigingsmechanismen te kunnen scoren: DMRS. Het wordt kwantitatief gescoord en er komt een Overall Defensive Functioning Score uit. Instrumenten als de DMRS kunnen empirische validatie leveren voor psychoanalytische theorieën, maar het gebruik ervan vergt veel training en tijd.

    Typetheorieën van persoonlijkheid

    Friedman en Rosenman onderzochten psychische variabelen die de kans op hart- en vaatziekten vergroten. Ze concludeerden dat mensen met een Type A gedragspatroon vatbaarder zijn voor dit soort ziektes. Type-A personen zijn altijd onzeker, onafhankelijk van hun prestaties, geven vaak niet om de gevoelens van concurrenten, zijn vijandig en snel geïrriteerd. Ze voelen daarnaast ook een soort van druk om dingen snel gedaan te hebben. Vaak maken ze gebruik van multitasking. Er zijn verschillende onderzoeken gedaan om verder bewijs te vinden dat type-A gedragingen samenhangen met een verhoogd risico op CHD maar hier zijn verschillende uitkomsten van. Het sterkste bewijs wordt gevonden in blanke werkende mensen.

    Het is echter al door meerdere studies aangetoond dat Type A gedrag geen op zichzelf staande risicofactor is voor hart- en vaatziekten maar dat het meer specifieke componenten van het type A gedrag zijn die dit kunnen veroorzaken. Het gedrag kan gemeten worden door middel van interviews of vragenlijsten. Vragenlijsten zijn alleen minder goed, omdat non-verbaal gedrag niet opgemerkt kan worden,terwijl dat juist vaak kenmerken laat zien van type A gedrag.

    Fenomenologische persoonlijkheidstheorieën

    Rogers heeft de meeste invloed gehad binnen deze benadering. Zijn bijdrage aan de persoonlijkheidstheorie, bekend als de self-theory, is uitgebreid en wordt bewonderd door veel psychologiestudenten. Daarnaast heeft hij geholpen met het populair maken van de Q-techniek.

    Deze techniek is een procedure om veranderingen in het zelfconcept te bestuderen. De test bestaat uit veel kaarten waar statements opstaan. De cliënt moet dan van 100 van deze kaarten 9 stapels maken waarvoor de hoeveelheid kaarten per stapel vast staat, om een soort normaalverdeling te creëren. De kaarten die het meest op de cliënt slaan moet hij aan de ene kant leggen en de kaarten die het minst op hem slaan aan de andere kant. De kaarten waar hij onverschillig over is of niet over kan beslissen belanden in het midden. De onderzoeker kan zelf de items vormen naar de behoefte van de cliënt. Het scoren van deze test gaat door middel van het vergelijken van de verdeling met een al gevormde norm. De test kan ook worden gescoord zoals Rogers het deed: de verdeling vergelijken met de ideale manier van sorteren van de cliënt. De discrepantie wordt dan gebruikt als index voor aanpassing. Zijn cliënten moesten de stapel dan twee keer verdelen met de volgende instructies: 1) self-sort, sorteer de kaarten om jezelf te beschrijven zoals je jezelf vandaag ziet. 2) Ideal sort, sorteer de kaarten nu om de ideale persoon te beschrijven, de persoon zoals je zelf graag wil zijn.

    Gedragstheorieën en sociale leertheorieën

    Een belangrijke assumptie is dat veel van de gedragingen die de persoonlijkheid kenmerken aangeleerd zijn. Behavioristen stellen dat de omgeving gedragingen vormt en in stand houdt. Ze zijn het fundamenteel oneens met de rol die cognities spelen in gedrag. Sociale leertheorieën stellen dat we verwachtingen en regels over de omgeving leren en niet alleen stimulus-respons connecties. Moderne sociale leertheorieën stellen dat cognities invloed hebben op acties.

    Rotter ontwikkelde de Internal – External Scale (I-E Scale) om de interne/externe locus van controle te meten. De locus van controle verwijst naar de bron van dingen die mensen overkomen. De I-E Scale meet dus of de participanten voelen dat zij de controle over gebeurtenissen hebben (interne locus of control) of dat de controle niet bij hun ligt (externe locus of control). Een interne locus is vaak positiever dan een externe locus van controle.

    Bandura stelde het begrip zelf-efficiëntie op. Zelf-efficiëntie gaat over in hoeverre mensen denken dat ze in staat zijn om op bepaalde situaties te reageren/te handelen. Het verklaart waarom goede kennis niet altijd efficiënte acties oplevert. Hij heeft ook meetschalen voor zelf-efficiëntie opgesteld, waarbij participanten moeten aangeven hoe goed zij zichzelf vinden functioneren op bepaalde taakjes.

    Karaktertrekken opvattingen over persoonlijkheid

    Een karaktertrek is elke manier waarop een individu op lange termijn verschilt van een ander. De theorieën hierover verschillen of ze persoonlijkheid indelen in categorieën of dimensies. Cattell maakte onderscheid tussen ‘surface traits’ en ‘source traits’. ‘Surface traits’ zijn duidelijke aspecten van persoonlijkheid die makkelijk te zien zijn in gedragingen. ‘Source traits’ zijn de stabiele en constante bronnen van gedrag. Ze zijn minder zichtbaar, maar wel belangrijker voor verklaring van gedrag. Hij analyseerde onderliggende persoonlijkheidstrekken door middel van factor analyse. Hieruit volgden 16 persoonlijke karaktertrekken, waarmee hij de Sixteen Personality Factor Questionnaire (16PF) opstelde.

    Het vijf factor model van persoonlijkheid stelt dat vijf dimensies de basis vormen voor persoonlijkheid. Ze zijn verklaard door middel van een fundamentele lexicale hypothese: termen van karaktertrekken zijn in de taal blijven staan, omdat ze belangrijke informatie geven over ons gedrag met anderen. Daarnaast is er ook evolutionaire ondersteuning voor deze theorie. De 5 trekken bevatten verschillen tussen individuen die gerelateerd zijn aan basis evolutionaire functies zoals overleven en voortplanting. Volgens Goldbert stellen mensen zichzelf 5 vragen als het gaat om hun interactie met anderen:

    1. Is X active en dominant of passief en een volgeling?

    2. Is X agreeable?

    3. Kan ik vertrouwen op X?

    4. Is X gek of stabiel?

    5. Is X slim of dom?

    Al deze evaluaties hebben direct of indirect iets te maken met overleven en voortplanten. Ze komen ook overeen met de 5 karaktertrekken.

    In het Engels zijn de dimensies te onthouden met acroniem OCEAN:

    1. Openness to Experience

    2. Conscientiousness

    3. Extraversion

    4. Agreeableness

    5. Neuroticism

    Hieruit zijn meerdere persoonlijkheidstests gekomen zoals de NEO-PI-R en de NEO-FFI. Er bestaan verschillende kanttekeningen over karaktertrek-theorieën. Ten eerste is het niet duidelijk of ze gedrag veroorzaken of alleen gedrag beschrijven. Ten tweede hebben de theorieën een lage voorspellende validiteit.

    Projectieve hypotheses

    Bij projectieve tests krijgen participanten onduidelijke stimuli aangeboden en moeten ze reageren met hun eigen constructies. De projectieve hypothese stelt dat persoonlijke interpretatie van ambigue stimuli de onderbewuste behoeften, motieven en conflicten van de participant reflecteren. Projectieve tests moeten hieruit onderliggende persoonlijkheidsprocessen zien af te leiden. Ze zijn ingedeeld in associatietests, constructietests, voltooiingstests, en expressietests.

    Associatietechnieken

    De bekendste associatietest is de Rorschachtest, waarbij participanten plaatjes met inktvlekken te zien krijgen en daarbij moeten zeggen wat ze erin zien. Er is een systeem voor ontwikkeld genaamd de Rorschach Performance Assessment (R-PAS). Deze schrijft precies voor hoe de test moet worden afgenomen, gescoord en geïnterpreteerd. Zo is de test goed gestandaardiseerd is. Daarnaast blijkt uit interbeoordeelaar correlaties dat de test betrouwbaar is.

    De validiteit is echter twijfelachtig. Een onderzoek vindt correlaties tussen subscore Complexiteit en coping vaardigheden en toont hiermee de validiteit van de test aan. Anderen stellen dat het formeel scoren onzinnig is, en dat de test enkel goed is als aanvulling op een diagnostisch interview. De antwoorden kunnen namelijk inzicht geven in persoonlijke, onlogische en vreemde associaties.

    Daarnaast zijn er ook andere valide scoringsytemen voor de Rorschachtest. De RPRS heeft een ingewikkeld puntensysteem waar bij goede antwoorden punten gegeven worden en slechte worden afgetrokken. De RPRS geeft de uiteindelijke scores aan in termen van hoe succesvol een behandeling zal zijn.

    De TDI is vooral te gebruiken bij patiënten met mentale wanorde, van licht verwarrende gedachten tot bizarre, schizofrene disorganisatie. De TDI scoort de antwoorden op hoe vreemd en onsamenhangend deze zijn.

    Toch is de Rorschachtest erg controversieel. In 1980 deden onderzoekers een studie naar de vatbaarheid voor vervalsers. Zowel geïnformeerde als ongeïnformeerde studenten, die speelden alsof ze schizofrenie hadden, werden vergeleken met personen die echt schizofrenie hadden. Het bleek dat de geïnformeerde studenten vaker gediagnosticeerd werden dan de echte patiënten (72 tegenover 48 procent) en van de ongeïnformeerde studenten werd 42% gediagnosticeerd. De test is ooit ontwikkeld voor kinderen, maar wordt voornamelijk bij volwassenen afgenomen.

    Voltooiingstechnieken

    Bij zin-voltooiingstests krijgen participanten 40-100 die ze moeten aanvullen. Deze zinnen kunnen bepaalde thema’s bevatten die dus onbewust beschreven worden. De tests kunnen zowel subjectief en kwalitatief als objectief en kwantitatief gescoord worden.

    De Rotter Incomplete Sentences Blank (RISB) is er voor middelbare school scholieren, studenten en volwassenen. In de objectieve scores krijgt elk antwoord een score van 0 (positieve aanvulling) tot 6 (negatieve aanvulling). De betrouwbaarheid is goed, zelfs bij mensen die weinig psychologische kennis hebben. De validiteit is ook goed, want een bepaalde cut-off score schijnt goed de eventuele pathologie bij de participant te voorspellen.

    Een probleem is wel, net zoals bij andere self-reports dat je alleen te weten komt wat de cliënt wil dat je weet en een enkele score kan nooit de nuances van het persoonlijk functioneren omvatten.

    Constructietechnieken

    De Thematic Apperception Test (TAT) bestaat uit 30 afbeeldingen over verschillende onderwerpen en thema’s. De afbeeldingen zijn in het zwart-wit en één is blanco. Sommige afbeeldingen worden alleen voor een bepaalde doelgroepen gebruikt zoals volwassen vrouwen, volwassen mannen, jongens, meisjes of een combinatie hiervan.

    Voor elke doelgroep bestaan 20 afbeeldingen. De participant moet dan een verhaal vertellen wat over wat er op de afbeelding gebeurt. Vaak wordt gezien dat bepaalde thema’s terugkomen in de verhalen. Deze terugkerende thema’s zeggen dan iets over de persoon. Er zijn veel scoringssystemen maar meestal komt het neer op de kwalitatieve interpretatie van de testafnemer. Het feit dat er geen gestandaardiseerde manier is maakt het dat deze test eigenlijk alleen gebruikt kan worden als aanvulling. Het is lastig om iets te zeggen over psychometrische kenmerken van deze test omdat er zo veel scoringssystemen zijn. Over het algemeen heeft de TAT een lage test-hertest betrouwbaarheid (.28). Daarnaast wordt er vaak op intuïtie een uitspraak gedaan over de antwoorden van de cliënt en dit kan snel leiden tot over-diagnose. De test is wel heel bruikbaar door onderzoeksdoeleinden.

    De Picture Projective Test (PPT) was een verbetering op de TAT, want er werden andere afbeeldingen gebruikt die van zichzelf al minder duister en deprimerend zijn. De afbeeldingen die hiervoor zijn gebruikt moesten voldoen aan 4 criteria:

    • De afbeelding moest de belofte wekken voor betekenisvol projectief materiaal.

    • De meeste, maar niet alle, afbeeldingen moesten meer dan één menselijk karakter bevatten.

    • Ongeveer de helft van de afbeeldingen moesten bij de afgebeelde personen positieve affectieve expressies laten zien.

    • Ongeveer de helft van de afbeeldingen moest mensen bevatten die bewegen en niet simpel staan, zitten of liggen.

    Het bleek ook dat de participanten positievere verhalen vertellen bij de PPT. Daarnaast legt de PPT meer nadruk op interpersoonlijke thema’s in plaats van intra-persoonlijke thema’s en hierom dus ook meer nadruk op gezonde persoonlijkheidsaanpassing.

    Vergeleken met de TAT was de PPT beter in het onderscheid tussen psychotische patiënten en normale/depressieve participanten. Wel moet er nog meer onderzoek komen naar de psychometrische kwaliteiten van deze test.

    Voor kinderen is er de Children’s Apperception Test (CAT). Deze test bestaat uit 10 plaatjes en is geschikt voor kinderen tussen de 3 en 10 jaar. De afbeeldingen zijn dieren in typisch menselijke setting (CAT-A). Het idee hierachter is dat kinderen zich beter kunnen identificeren met dieren dan met mensen. Voor oudere kinderen is wel een versie beschikbaar met mensen (CAT-H). Er is geen vaste manier voor scoren en is ook geen statistische informatie over validiteit en betrouwbaarheid. De diagnose wordt gesteld aan de hand van 10 variabelen die worden opgenomen in elk verhaal:

    1. Main theme;

    2. main hero;

    3. main needs and drives for hero;

    4. conception of environment;

    5. perception of parental, contemporary and junior figures;

    6. conflicts;

    7. anxieties;

    8. defences;

    9. adequacy of superego;

    10. integration of ego.

    Ook zijn er andere varianten op de TAT ontwikkeld voor etnische, ras en taal minderheden. De T-TAT is geschikt voor Afro-Amerikanen maar er waren onbedoelde veranderingen in gezichtsuitdrukkingen en situaties waardoor het eerder een nieuwe versie van de TAT is.

    De TEMAS is bedoeld voor Spaans-Amerikaanse mensen en bestaat uit 23 kleurrijke afbeeldingen. De test bevat 18 cognitieve functies, 9 persoonlijkheidsfuncties en 7 affectieve functies als thema. Via deze test kun je ook verschillende objectieve indexen zoals reactietijd meten. De test heeft wel een inconsistente betrouwbaarheid en validiteit.

    Expressietechnieken

    Bij deze tests wordt de participanten gevraagd een tekening te maken. Bij de DAP wordt gevraagd een persoon te tekenen. De interpretatie gebeurt geheel intuïtief door de testafnemer. Deze test wordt echter slecht empirisch onderbouwd. De House-Tree-Person test (HTP) wordt de participant gevraagd een huis, boom en een persoon te tekenen. Bij het interpreteren van de tekeningen moet het huis het thuisleven voorstellen, de boom representeert de ervaring van de omgeving en de persoon reflecteert de interpersoonlijke relaties. Het is echter een invalide meetinstrument. Al met al gebruiken de meeste clinici de projectieve technieken niet meer als test, maar als aanvulling op het klinische interview.

    Waaruit bestaan zelfrapportage en gedragsassessment van psychopathologie?

    Eerder zijn de protectieve persoonlijkheidstesten besproken. Er bestaan ook structurele testen. Deze testen hebben specifieke regels over het afnemen, scoren, interpreteren en beschrijven van de test en haar resultaten. Deze testen worden ook wel objectief genoemd maar daar mag je eigenlijk pas van spreken na uitgebreid onderzoek. Er zijn drie tactieken voor het ontwikkelen van gestructureerde persoonlijkheidstesten: theorie gebonden, factoranalyse en criterion-key. Veelal wordt een combinatie van deze methodes gebruikt.

    Theorie gestuurde tests

    Dit soort tests worden ontwikkeld rondom een bestaande theorie.

    Personality Research Form (PRF)

    De PRF is gebaseerd op Murray’s theorie over manifeste behoefte, de behoeften waarin een persoon wilt voorzien. Voorbeelden hiervan zijn autonomie, dominantie, impulsiviteit en verandering. De PRF reflecteert 20 van dit soort behoeften in 20 persoonlijkheidsschalen. Elke schaal heeft ongeveer 20 waar-onwaar items. Er zijn meerdere versies beschikbaar met meer of minder items. Het opvallende is dat de verschillende schalen weinig overlap hebben. Toch is de betrouwbaarheid en validiteit van deze test hoog.

    State-Trait Anxiety Inventory (STAI)

    De STAI is een zelfrapportage voor het meten van angst. Het doel van de test is onderscheid te maken tussen een tijdelijke staat van angst (stait-anxiety) en een langdurende, stabiele staat van angst (trait-anxiety). De staat-schaal bevat 20 items over hoe de participant zich op het moment voelt. De kenmerk-schaal bevat 20 items over hoe de participant zich over het algemeen voelt. De test-hertest betrouwbaarheden zijn logischerwijs laag voor de staat-schaal en hoog voor de kenmerk-schaal. Verder zijn andere betrouwbaarheden zoals de interne consistentie ook hoog. Daarnaast is de inhoud, convergente, discriminant, en constructvaliditeit hoog. Daarom is de STAI is een veelgebruikt instrument in de klinische en onderzoeksector.

    Tests voortgekomen uit factoranalyse

    Eysenck Personality Questionnaire (EPQ)

    De EPQ was ontwikkeld om de grote dimensies van normale en abnormale persoonlijkheidsdimensies te meten. Uit de analyse volgden drie dimensies: Psychoticisme (P), Extraversie (E), en Neuroticisme (N). Daarnaast werd een Lieg-schaal (L) toegevoegd voor de validiteit. Een hoge score op de psychotische schaal wijst op agressieve en vijandige kenmerken, impulsiviteit, een voorkeur voor ongewone dingen en empathische beperkingen. Antisociale en schizoïde patiënten hebben vaak een hoge score op deze schaal. Een hoge score op de extraversie schaal wijst op luide, gezellige, extraverte, van plezier houdende kernmerken. Een lage score wijst juist op introverte kenmerken. De schaal van neuroticisme staat voor de emotionele dimensies die variëren van nerveus, slecht aangepast en overemotioneel (een hoge score) tot stabiel en zelfverzekerd (een lage score).

    Er is ook een Junior-EPQ beschikbaar voor kinderen van 7 tot 15 jaar. De betrouwbaarheden en validiteit van de EPQ zijn hoog. De EPQ is een zeer goed instrument voor zelfrapportage.

    Comrey Personality Scales

    De CPS is een korte zelfrapportage en is vooral goed bruikbaar voor studenten en andere volwassenen. De betrouwbaarheid is hoog. Over de validiteit is meer onenigheid. Zo is de cross-culturele validiteit uitmuntend en is het ook een acceptabele voorspeller voor klinische doeleinden. Het ontbreekt echter aan de correlatie met de biografische data.

    De test bestaat uit 8 schalen met 20 items en 20 items voor validiteit (eerste 2 schalen):

    1. Validiteitscheck: test voor tegensprekende antwoorden.

    2. Responsbias: test voor de neiging om goed over te komen.

    3. Vertrouwen vs. defensief: hoge scores is een eerlijk en betrouwbaar persoon.

    4. Orde vs. gebrek aan dwang: voorzichtig, ordelijk en georganiseerd.

    5. Sociaal acceptabel vs. rebellerend: aan regels houden, accepteren van maatschappij.

    6. Actief vs. gebrek aan energie: veel energie om hard te werken en presteren.

    7. Extraversie vs. introversie: makkelijk in de omgang, nieuwe vrienden zoeken.

    8. Emotioneel stabiel vs. neurotisch: optimistisch, zelfverzekerd en relaxed.

    9. Mentaal sterk vs. gevoelig: zijn taai en laten weinig emoties zien.

    10. Empathie vs. egoïstisch: behulpzaam, gul en sympathiek.

    Criterium gebaseerde tests

    Bij de criterium gebaseerde manier worden testitems alleen gebruikt wanneer ze een criterium-groep van een controlegroep kunnen onderscheiden.

    Minnesota Multiphasic Personality Inventory-2 (MMPI-2)

    De MMPI is een zelfrapportage die goed bruikbaar is in psychiatrische onderzoek en normaal persoonlijkheidsonderzoek. In de eerste versie was de controle normgroep niet goed representatief. Daarnaast was het taalgebruik van sommige items niet objectief en te sturend. Als laatst was de MMPI niet breed genoeg.

    Daarom kwam de MMPI-2 die op veel punten verbeterd was. De test bestaat uit 567 waar-onwaar items die pathologische thema’s bevatten. De test is gestandaardiseerd op normgroepen van verschillende psychische patiënten. De MMPI-2 wordt gescoord op 4 validiteitsschalen, 10 standaard klinische schalen en nog veel aanvullende schalen.

    De eerste validiteitsschaal is de Cannot Say schaal. De score is het aantal items dat de participant niet, of dubbel heeft aangevinkt. De tweede validiteitsschaal is de L-schaal. Dit zijn items die een attitude aangeven die bijna nooit gezien wordt in onze cultuur. Het zijn items die iedereen hetzelfde zou invullen (zoals ik word nooit boos, ik hou van iedereen). Hoge scores op de F-schaal betekenen ernstig onaangepast gedrag. Het lijkt psychopathologie aan te tonen, maar zelfs patiënten scoren zelden hoog. De K-schaal wordt gebruikt om subtiele vormen van verweerbaarheid te ontdekken. Combinaties van F en K schaal kunnen gebruikt worden om voorgewende ziektes of neppe profielen te ontdekken.

    De MMPI-2 wordt altijd gescoord op zijn tien klinische schalen, met daarbij mogelijke interpretaties.

    1. Hs. Hypochondria, vooringenomenheid over fysieke condities.

    2. D. Depression, verdrietige gevoelens en hopeloosheid.

    3. Hy. Hysteria, onvolwassenheid, gebruik van dwang of ontkenningsgedrag

    4. Pd. Psychpathic deviate, autoriteitsconflicten en impulsiviteit.

    5. Mf. Masculity-feminity, mannelijke/vrouwelijke interesses.

    6. Pa. Paranoia, achterdocht en vertrouwen.

    7. Pt. Psychasthenia, angst en obsessieve gedachten.

    8. Sc. Schizophrenia, Vervreemding, ongebruikelijke gedachtegangen.

    9. Ma. Hypomania, veel energie en mogelijk nerveuze spanningen (agitatie).

    10. Si. Social introversion, verlegenheid en introversie

    De MMPI-2 kan per schaal geïnterpreteerd en gescoord worden door middel van T-scores. Daarnaast is er een configurele methode waarbij van de schalen codetypes worden gemaakt. Hierbij zijn twee of meer schalen boven een bepaald criterium (‘elevation’) en verschillen twee of meer schalen significant van de anderen (‘definition’). Deze scoringmethodes kunnen ook via de computerprogramma’s gedaan worden.

    De MMPI-2 beschikt over een aardige betrouwbaarheid. Interne consistentie coëfficiënten zijn boven .70 en test-hertests boven de .50 en .90. Een nadeel is echter dat de inter-correlaties van de schalen erg hoog zijn. De validiteit van de MMPI-2 is ook goed. De MMPI-2 zal dan ook nog voor vele jaren een vooraanstaand testinstrument blijven.

    Er bestaat ook een gecomputeriseerde manier van interpreteren en daarvan is het Minnesota Report de beste. Deze vormt een 16 pagina's lang report over de validiteit van het profiel, symptoom patronen, interpersoonlijke relaties, diagnostische overwegingen en overwegingen voor behandeling. Ook bevat het meerdere tabellen en figuren om deze resultaten te illustreren. Het is in principe een goed programma, maar men moet er rekening mee houden dat het door mensen is gemaakt en dat er dus fouten in kunnen zitten. Er kan dus sprake zijn van foutieve interpretaties.

    Millon Clinical Multiaxial Inventory-III (MCMI-III)

    De MCMI-III is net als de MMPI-2 goed bruikbaar voor psychiatrisch onderzoek, maar de MCMI-III is ten eerste korter (175 items) en kan ten tweede gebruikt worden in combinatie met de DSM-IV. De test bestaat uit 5 groepen van schalen:

    • Klinische persoonlijkheid patronen: 1. Schizoïde, 2a. Vermijdend, 2b. Depressief, 3. Afhankelijk, 4. Theatraal, 5. Narcistisch, 6a. Antisociaal, 6b. Agressief/sadistisch, 7. Compulsief, 8a. Passief-agressief/negativistisch, 8b. Zelfvernietigend.

    • Ernstige persoonlijkheid pathologie: S. Schizotype, C. Borderline, P. Paranoïde.

    • Klinische syndromen: A. Angst, H. Somatoform, N. Bipolar: manisch, D. Disthyme depressie, B. Alcohol afhankelijk, R. Post-traumatische stress stoornis.

    • Ernstige syndromen: SS. Gedachtenstoornis, CC. Grote depressie, PP. Waanstoornis.

    • Validiteit indexen: X. Disclosure, Y. Desirability, Z. Debasement.

    De ontwikkeling van de schalen werd gedaan op bestaande patiëntengroepen, zodat de schalen verschillende patiënten konden onderscheiden. De intercorrelaties waren echter ietwat te hoog. Ook was het controversieel dat hij alleen maar patiënten als normgroep heeft gebruikt.

    Personality Inventory for Children (PIC-2)

    De PIC-2 is ontwikkeld voor kinderen van 5 tot 19 jaar oud. De test bestaat uit een onderdeel dat door het kind zelf wordt ingevuld (PIY) en een onderdeel dat door de leraar wordt ingevuld (SBS). De PIC-2 heeft drie validiteitsschalen: inconsistentie, dissimulatie (nep doen) en weerbaarheid. Daarnaast heeft de test 9 aanpassingsschalen met ieder 2 of 3 subschalen:

    • Cognitieve achterstand: ontoereikende vaardigheden, slechte prestaties, ontwikkelingsachterstand.

    • Impulsiviteit en afleiding: probleemgedrag en angst loosheid.

    • Delinquent gedrag: antisociaal gedrag, geen controle, ongehoorzaam.

    • Familie disfunctie: ruzie met familieleden, onaanpassend gedrag richting ouders.

    • Werkelijkheid verdraaiing: ontwikkelingsafwijking, hallucinaties en wanen.

    • Somatische zorgen: psychosomatische vooringenomenheid, spierspanning en angst.

    • Psychologisch incomfortabel: angst en zorgen, depressie, slapeloosheid.

    • Sociale terughoudendheid: sociale introversie, isolatie.

    • Sociale vaardigheden problemen: weinig vrienden, ruzie met leeftijdsgenootjes.

    De PIC-2 wordt gescoord via T-scores. De betrouwbaarheid is goed met test-hertest van .82 of hoger en interne consistentie van .81 of hoger. De validiteitscores zijn ook hoog. De PIC-2 is dus een goed instrument dat goed gebruikt kan worden voor gedrags- emotioneel onderzoek bij kinderen.

    Gedragsassessment/onderzoek

    Gedragsonderzoek concentreert zich op gedrag zelf en niet op onderliggende kenmerken, oorzaken of dimensies van persoonlijkheid. Het moet snel, direct en gemakkelijk zijn en overeenkomen met de behandeling. Er worden verschillende instrumenten gebruikt, zoals zelfrapportage, beoordeling van ouders of (semi) gestructureerde interviews. Daarnaast is een nieuwe vorm populair de laatste jaren: ecologisch kortstondig onderzoek. Gedragsonderzoek kan een onderdeel zijn van gedragstherapie, waarbij het doel is om de duur, frequentie of intensiteit van een bepaald gedrag te veranderen. De manier van gedragsonderzoek is daarom vaak afhankelijk van de doelen en procedures van de therapie.

    Gedragstherapie

    Gedragstherapie kan in vier categorieën ingedeeld worden: blootstellingsmethodes, cognitieve gedragstherapie, zelfcontrole procedures en trainingen voor sociale vaardigheden.

    Blootstelling

    Deze methode kan goed gebruikt worden om fobieën tegen te gaan. Hierbij wordt de patiënt systematisch blootgesteld aan het beangstigde object of situatie. Dit gebeurt door middel van desensitisatie. De patiënt leert kalm te blijven bij het object, wat in kleine stapjes gebeurt. Een andere manier is implosie. Dan wordt de patiënt direct blootgesteld aan het beangstigde object.

    De therapeut heeft als eerst een gedragsonderzoek nodig om een fobie te behandelen. Een voorbeeld hiervan is de Behavorial Avoidance Test (BAT), waarbij de therapeut meet hoe lang de patiënt de angststimulus kan tolereren. Scores op deze test zijn sterk gerelateerd aan zelfrapportage van catastrofale gedachten. Dat betekent dus dat er een cognitieve component is die meespeelt. Er moet echter altijd rekening met de situationele context worden gehouden.

    Bij een angst-overzichtsschema moeten participanten de aanwezigheid en intensiteit van hun angsten aangeven in relatie tot verschillende stimuli. De validiteit is echter niet goed, dus moeten dit soort instrumenten met terughoudendheid gebruikt worden.

    Cognitieve gedragstherapie

    Het doel van cognitieve gedragstherapieën is om het beeld van de overtuigingen te veranderen. Een van dit soort therapieën is Ellis’ Rationeel Emotieve Therapie (RET). Verstoord gedrag wordt veroorzaakt door irrationele overtuigingen, die veranderd moeten worden door logische argumenten en aansporingen. Als tweede is Meichenbaums zelf-instructie training. Daarbij wordt de patiënt geleerd coping-vaardigheden aan te leren voor stressvolle situaties. De derde is Beck’s cognitieve therapie die vooral gericht is op depressie. Hierbij worden de pessimistische cognitieve structuren van het zicht op de wereld, het zelfconcept en de toekomst opnieuw gestructureerd.

    De Beck Depression Inventory (BDI) is een zelfrapportage vragenlijst die veel cognitieve componenten van depressie meet. Het is een simpel en snel in te vullen vragenlijst, omdat het uit slechts 21 items bestaat. De betrouwbaarheid van de test is heel goed. Alleen de test-hertest resultaten vielen tegen bij gezonde participanten, maar dat is niet onverwacht, omdat gevoelens van depressie veel veranderen in korte tijd. Ook de validiteit van de BDI is erg goed. De test kan daarom goed gebruikt worden in gedragsonderzoek en voor andere klinische settings. Het enige nadeel is dat de BDI te transparant is, dus dat de antwoorden gemakkelijk te neppen zijn.

    Zelfmonitoren

    Bij het zelfmonitoren wordt de patiënt geacht zijn eigen doelen te kiezen en actief mee te doen in het leiden, in kaart brengen en opnemen van de vooruitgang richting het einddoel van de therapie. De therapeut fungeert als een consultant. Het is vooral nuttig bij de behandeling van depressies. Zo ontdekte Lewinsohn dat depressie gepaard gaat met verminderde ervaring van plezierige gebeurtenissen. Om dit tegen te gaan heeft hij de Pleasant Events Schedule (PES) ontworpen. Het eerste doel van dit instrument is om een baseline van plezierige, alledaagse gebeurtenissen op te stellen. Het tweede doel is om de vooruitgang tijdens de therapie te meten. Hoe vaker de frequentie van plezierige gebeurtenissen, hoe beter de symptomen. De PES is dus een handig instrument voor zelfcontrole tegen depressies.

    Gestructureerde interviews

    Gestructureerde interviews zijn vaak gebaseerd op DSM-IV. Deze bestaat uit vijf assen. As I omvat klinische stoornissen. As II omvat persoonlijkheidsstoornissen. As III omvat algemene medische condities. As IV omvat psychosociale en omgevingsproblemen. As V omvat de ‘Assessment of Function’, een meetschaal van 1-100 om het alledaagse functioneren te identificeren. Problemen met de DSM-IV zijn dat het stellen van een diagnose lang duurt, een vaste methode ontbreekt en de betrouwbaarheid is wisselvallig.

    Hiervoor zijn semi-gestructureerde en gestructureerde interviews ontwikkeld. De Schedule for Affective Disorders and Schizoprenia (SADS) is een semi-gestructureerd diagnostisch interview voor As I stoornissen. Het bestaat uit standaardvragen en aanvullende vragen die gebruikt kunnen worden om iets duidelijker te krijgen. De betrouwbaarheid en validiteit van de SADS zijn goed.

    Daarnaast is er ook de Structured Clinical Interview for DSM-IV (SCID) voor de DSM-IV beschikbaar. Dit is een semi-gestructureerd interview die ook vragen voor As II van de DSM-IV bevat.

    Assessment door directe observatie

    Observatiemethodes worden vooral gebruikt bij kinderen. Het doel is om specifieke gedragingen te meten. Deze zijn van tevoren vastgesteld. De observaties worden onder objectieve gestandaardiseerde procedures gedaan. Daarom zijn de tijd en plaats goed gespecificeerd. Als laatst is de scoring gestandaardiseerd en is dus niet anders voor andere observatoren.

    Een van de manieren is om simpelweg de frequentie van het gedrag te tellen. Een andere manier is om de duur van de gedragingen op te nemen. Een doel van interventie kan zijn om zowel de frequentie als de duur van gedragingen te verminderen. Hiervoor zijn ook voor gespecificeerde schema’s beschikbaar, die tijd en moeite besparen. Een voorbeeld is de Behavior Observation of Students in Schools (BOSS).

    Belangrijk is om te onthouden dat er zich problemen kunnen voordoen bij directe observatie. Observator drift is het probleem dat de observator na een tijdje minder oplettend wordt en daardoor gedragingen kan missen. Een ander probleem is coderingscomplexiteit. Dit gebeurt wanneer er teveel gedragingen moeten worden geobserveerd, of wanneer de gedragingen slecht gedefinieerd zijn. Ook moet je rekening houden met het moment waarop je observeert. Op verschillende momenten van de dag kunnen problemen juist wel of niet aanwezig zijn. Je kunt dus niet altijd uitgaan van een enkele observatie.

    Analoge gedragsassessment

    Bij directe observatie wordt het kind onderzocht in zijn natuurlijke setting, zoals een klaslokaal. Bij analoge gedragsassessment worden de kinderen geobserveerd in een gestandaardiseerde omgeving, maar wel op een manier dat het kind zich op zijn gemak voelt. Het kind voert relevante taken uit voor de geobserveerde gedragingen. Een kind moet dan bijvoorbeeld huiswerk maken in een kamer die ingericht is als klaslokaal, terwijl de observator het kind door een spiegelraampje observeert. Ook kan analoge gedragsassessment gebruikt worden voor ouder-kind interacties. Voor volwassenen wordt de Rapid Couples Interaction Scoring System gebruikt om bij huwelijkstherapie of andere therapieën.

    Ecologisch kortstondig onderzoek

    Hierbij krijgen patiënten een apparaatje mee en moeten ze op willekeurig gegeven momenten van de dag een heel kort lijstje invullen. De antwoorden worden direct doorgestuurd naar een centrale computer. Het is een accurater en betrouwbaardere manier om de ervaring van de patiënt te onderzoeken. Het kan inzichten geven die met normaal onderzoek veel moeilijker zijn te verkrijgen.
     

    Persoonlijkheidstests: Hoe kan persoonlijkheid worden gemeten?

    Persoonlijkheidstests: Hoe kan persoonlijkheid worden gemeten?


    Persoonlijkheidstests worden ingedeeld in twee groepen.

    • Maximale prestatie tests meten de hoogst mogelijke prestatie van een persoon. Items worden meestal als juist/onjuist gescoord. Een voorbeeld van een maximale prestatie test is een intelligentietest.
    • Typische respons tests meten constructen als persoonlijkheid, gedrag en interesses.

    Gray (1999) definieerde persoonlijkheid als een relatief consistent patroon van gevoelens, gedachten en gedragingen dat ieder persoon kenmerkt als zijnde uniek. Sommige tests meten nauwe constructen van persoonlijkheid (zoals depressieve gevoelens of angstigheid) terwijl andere tests een bredere focus hebben.

    Het meten van persoonlijkheid

    Iedereen kent in het dagelijks leven persoonlijkheidseigenschappen toe aan andere mensen. In 1918 ontwikkelde Robert Woodworth de eerste manier om persoonlijkheid te meten, waarmee hij de deuren opende naar een tijd van persoonlijkheidsonderzoek (net als Binet in 1905 een era inluidde van intelligentietests). Het doel van de Woodworth Personal Data Sheet was om persoonlijke karakteristieken van onszelf en anderen te begrijpen. Persoonlijkheidstests worden tegenwoordig voor verschillende doeleinden gebruikt. Ze vergemakkelijken onder andere het stellen van diagnoses en het bedenken van een behandelplan. Uit het herhalen van de metingen blijkt wat de patiënt kan helpen en wat niet. Verder worden persoonlijkheidstests bijvoorbeeld ingezet om te kijken welke sollicitant geschikt is voor een baan of om een iemands zelfbegrip en zelf-actualisatie te verhogen. Persoonlijkheid is een complex, multidimensionaal construct en wordt daarom gemeten door middel van meerdere meetschalen.

    Wat zijn responssets en dissimilatie?

    Responssets en dissimilatie zijn antwoorden op tests die de ware persoonlijkheidskenmerken van een persoon verkeerd weergeven. Een responsset is het (onbewust) positief of negatief beantwoorden van items op een test. Als iemand bij een sollicitatie bijvoorbeeld alle vragen op een sociaal wenselijke manier beantwoordt, is er sprake van een verkeerde weergave van de eigenlijke persoonlijkheidskenmerken. Dissimilatie houdt in dat een persoon zich met opzet anders voordoet dan hij eigenlijk is. Als een persoon bijvoorbeeld een rechtszaak wil winnen, kan hij zijn verdriet met opzet versterken om de zaak te winnen. Ook hiermee worden de ware persoonlijkheidskenmerken van een persoon verkeerd weergegeven. De validiteit van een test kan gevaar lopen als er sprake is van responssets of dissimilatie. De resultaten van de test zijn namelijk irrelevant voor het construct dat gemeten wordt. Om te voorkomen dat de validiteit een gevaar loopt, zijn validiteitschalen ontwikkeld. Validiteitschalen laten zien welke individuen niet accuraat hebben geantwoord.

    Welke factoren hebben invloed op betrouwbaarheid en validiteit?

    Het ontwikkelen en gebruiken van persoonlijkheidstests is erg uitdagend. Constructen die bij persoonlijkheidstests worden gemeten zijn minder stabiel dan constructen die bij maximale prestatie tests worden gemeten. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen persoonlijkheidskenmerken en persoonlijkheidstoestanden. Persoonlijkheidskenmerken zijn stabiele, interne karakteristieken zoals introversie en extraversie. Persoonlijkheidstoestanden wisselen meer over tijd. De test-hertest betrouwbaarheidscoëfficiënten van constructen die persoonlijkheidskenmerken meten zullen dan ook hoger zijn dan de betrouwbaarheidscoëfficiënten die persoonlijkheidstoestanden meten. De test-hertest betrouwbaarheidscoëfficiënten van resultaten op persoonlijkheidstests moeten over het algemeen voorzichtig worden geïnterpreteerd. Het is namelijk lastig te zeggen of een meting op een bepaald moment wel het onderliggende attribuut heeft gemeten.

    Welke objectieve persoonlijkheidstests zijn er?

    De meest gebruikte manier om persoonlijkheid te meten zijn objectieve zelfrapportage metingen en projectieve technieken. Bij objectieve zelfrapportage metingen beoordeelt een persoon geselecteerde respons items om zijn karakteristieken met betrekking tot gedrag, gevoelens en gedachten te bepalen. Antwoord op items kan vaak gegeven worden in de vorm van juist/onjuist of op een schaal van nooit-soms-vaak-bijna altijd. Bij projectieve technieken krijgt een persoon een onduidelijke stimulus te zien, waarop hij de eerste gedachten moet uitspreken die naar boven komen. Een voorbeeld van een projectieve techniek is dat een persoon een inktvlek te zien krijgt en moet vertellen wat hij hier in ziet en dus zijn of haar gevoelens, behoeftes, angsten, conflicten e.d. op projecteert.

    Er zijn verschillende manieren om objectieve persoonlijkheidsschalen te ontwikkelen. Hieronder worden vier manieren besproken. Hoewel deze manieren apart worden behandeld, worden ze vaak gecombineerd door testontwikkelaars.

    Inhoud rationele benadering

    De inhoud rationele benadering was de eerste benadering om objectieve persoonlijkheidsschalen te ontwikkelen. Vanuit de inhoud rationele benadering werden items ontwikkeld die een duidelijke relevantie leken te hebben met het te meten construct. De empirische analyse van de items speelt hierin een minder grote rol dan het idee dat de testontwikkelaar over het te meten construct heeft. Een voorbeeld van de inhoud rationele benadering is dat bij het meten van het construct depressie, items worden ontwikkeld die bedroefdheid, eenzaamheid en hopeloosheid meten. De Woodworth Personal Data Sheeth is een voorbeeld van een persoonlijkheidstests die is gemaakt vanuit de inhoud rationele benadering. Hoewel het op het eerste gezicht logisch kan lijken, kan alleen aan zorgvuldige statistische analyse uitwijzen of een item werkelijk meet wat jij wilt dat het meet.

    Empirische benadering (empirical criterion keying)

    Bij de empirische benadering wordt een grote hoeveelheid items toegewezen aan twee groepen. De ene groep is een klinische groep met een specifieke diagnose, de andere groep is een controle groep die representatief is voor de populatie. Daarna wordt gekeken welke items verschillen tussen de groepen. Een voorbeeld van een test vanuit deze empirische benadering is de Minnesota Multiphasic Personality Inventory (MMPI). De originele MMPI was in de jaren ’40 ontwikkeld om psychiatrische stoornissen te onderzoeken. De herziene versie, de MMPI-2, werd ontwikkeld in 1989 en was een moderne versie van de MMPI. De structuur van de MMPI en MMPI-2 komen sterk overeen. De MMPI-2 bestaat uit tien Klinische Hoofdschalen. Voorbeelden van deze schalen zijn depressie, sociale introversie, schizofrenie en paranoia.  Naast de hoofdschalen zijn er ook nog bijna 60 aanvullende schalen. Normaliter worden de twee schalen waar een participant het hoogst op scoort, nauwkeuriger bekeken en gemeten. Eén van de grootste voordelen van de MMPI en MMPI-2 is dat ze validiteitschalen bevatten (de MMPI-2 heeft er zeven in totaal). Op deze manier kunnen responssets gevonden worden. Voor jongvolwassenen tussen de 14 en 18 jaar is er een andere versie (MMPI-A). De betrouwbaarheid van de MMPI-2 is adequaat vergeleken met andere persoonlijkheidstests. Omdat de structuur van de MMPI en MMPI-2 sterk overeen komen, is de validiteit van de MMPI-2 nagenoeg hetzelfde als voor de MMPI. Echter, de MMPI-2 heeft hierdoor ook de problemen van haar voorganger meegenomen:

    1. De MMPI komt uit de jaren ’30 en is gebaseerd op een taxonomie van psychopathologie dat tegenwoordig duidelijk uit de tijd is
    2. De “normale” (controle) groep bestond uit ziekenhuisbezoekers, wat duidelijk geen representatieve steekproef van de populatie is in verband met stressfactoren.
    3. Er zijn een aantal psychometrische problemen, bijvoorbeeld veel overlap in items tussen de klinische schalen.

    Factoranalyse

    In hoofdstuk 5 kwam al naar voren dat factoranalyse een manier van validiteitsbewijs is op basis van de interne structuur van een test. Factoranalyse speelt echter ook een belangrijke rol in de ontwikkeling van persoonlijkheidstests. Raymond Cattell publiceerde de 16 Personality Factor Questionnaire (16 PF) waarin 16 persoonlijkheidskenmerken worden gemeten zoals emotionele stabiliteit, dominantie en gevoeligheid. Een nadeel van de 16 PF is dat de factoren statistisch niet onafhankelijk van elkaar zijn. Toch is de 16 PF een populaire manier om persoonlijkheid te meten. Na factoranalyse blijven er uiteindelijk vijf globale factoren over: extraversie, angst, vasthoudendheid (“tough-mindedness”), onafhankelijkheid en zelfcontrole.

    Het vijf factor model van persoonlijkheid (FFM) wordt steeds meer gebruikt in de afgelopen jaren. Het FFM stelt dat er vijf grote factoren zijn die ten grondslag liggen aan persoonlijkheid:

    1. Neuroticisme: Individuen die hoog op neuroticisme scoren, voelen zich relatief vaak depressief, angstig en boos. Individuen die laag op neuroticisme scoren, zijn emotioneel stabieler.
    2. Extraversie: Individuen met een hoge score op extraversie zijn actief en houden van gezelschap. Individuen met een lage score op extraversie zijn meer gereserveerd en doen liever dingen alleen.
    3. Openheid: Individuen die hoog scoren op openheid zijn nieuwsgierig en vaak op zoek naar uitdagingen. Individuen met een lage score op openheid bevinden zich liever in bekende en gebruikelijke situaties.
    4. Vriendelijkheid: Individuen met een hoge score op vriendelijkheid zijn relatief tolerant, meelevend en beleefd. Individuen met een lage score op vriendelijkheid zijn vaker egocentrisch, vijandig en slecht gehumeurd.
    5. Consciëntieusheid: Individuen die hoog scoren op consciëntieusheid hebben relatief veel discipline en verantwoordelijkheid. Individuen die laag scoren op consciëntieusheid zijn minder betrouwbaar en hebben minder zelfdiscipline.

    De NEO Personality Inventory-Revised (NEO PI-R) bestaat uit 240 items die resulteren in de bovenstaande vijf domeinen. Elk domein heeft zes subscores. De NEO PI-R heeft een goede betrouwbaarheid en er is voldoende bewijs voor valide score interpretaties. Een probleem is dat het wat beperkt toepasbaar is; het heeft een rol in basisonderzoek naar persoonlijkheid, maar het is niet bewezen dat de NEO PI-R gebruikt kan worden in klinische of andere toegepaste situaties.

    Theoretische benadering

    Als een objectieve persoonlijkheidsschaal wordt ontwikkeld op basis van een specifieke theorie over persoonlijkheid, wordt gesproken van de theoretische benadering. Hieronder worden twee voorbeelden van deze benadering gegeven.

    Myers-Briggs Type Indicator

    Een voorbeeld van een persoonlijkheidsschaal vanuit de theoretische benadering is de Myers-Briggs Type Indicator (MBTI). Tegenwoordig is de MBTI de meest gebruikte persoonlijkheidstest. De MBTI was gebaseerd op de theorie dat dichotomieën van persoonlijkheid bestaan. Een dichotomie is een persoonlijkheidstype dat opgesplitst kan worden in twee delen. De dichotomieën die de MBTI meet zijn:

    • Introversie – Extraversie. Iemand die introvert is, geeft voorkeur aan gedachten en gevoelens terwijl iemand die extravert is voorkeur geeft aan de externe wereld van mensen en objecten.
    • Voelen – Intuïtie. Een gevoelsmens richt zich vooral op waarnemingen die gedaan worden aan de hand van de vijf zintuigen, terwijl iemand die afgaat op zijn intuïtie zich vooral bezig houdt met complexe relaties en patronen.
    • Denken – Voelen. Denken verwijst naar de voorkeur om beslissingen te maken aan de hand van logische feitenanalyses, terwijl voelen verwijst naar de voorkeur om beslissingen te maken aan de hand van persoonlijke waarden en omgevingsfactoren.
    • Oordelen – Waarnemen. Oordelen verwijst naar de voorkeur naar structuur en vastberadenheid, terwijl waarnemen verwijst naar de voorkeur voor flexibiliteit en aanpassing.

    De scores die iemand op bovenstaande dichotomieën heeft, vormen samen een code zoals IVDO. IVDO geeft aan dat een persoon voorkeuren heeft met betrekking tot introversie, voelen, denken en oordelen. De handleiding van de MBTI beschrijft persoonlijkheidskarakteristieken voor elke code. Het IVDO type is bijvoorbeeld verantwoordelijk, realistisch en praktisch. Een voordeel van de MBTI is dat de meeste onderzoekers vinden dat de test gebruikt kan worden voor klinische doeleinden. Een nadeel van de MBTI is dat participanten die dezelfde code van dichotomieën toegeschreven krijgen, nog veel van elkaar kunnen verschillen in allerlei opzichten. Ook is er kritiek op de stabiliteit van de MBTI codes.

    Millon Clinical Multixial Inventory – Third Edition

    Een ander voorbeeld van een persoonlijkheidsschaal die ontwikkeld is vanuit de theoretische benadering, is de Millon Clinical Multixial Inventory – Third Edition (MCMI-III). De MCMI-III werd net als de MMPI-2 ontwikkeld om het meten en diagnosticeren van persoonlijkheidsstoornissen makkelijker te maken. De MCMI-III bestaat uit 175 items die een participant door middel van zelfrapportage moet beantwoorden met juist of onjuist. De schalen waarin de resultaten van de MCMI-III kunnen worden opgedeeld zijn 14 Klinische Persoonlijkheidspatronen, 3 Ernstige Persoonlijkheidspathologie schalen, 7 Klinische Syndroom schalen en 3 Ernstige Klinische Syndroom schalen. In tegenstelling tot veel andere persoonlijkheidsmetingen, gebruikt de MCMI-III ook de base rate in plaats van alleen genormaliseerde standaardscores. Hierdoor is het mogelijk om de base oftewel de prevalentie van stoornissen in verschillende settings mee te nemen in de overwegingen, waardoor diagnoses met meer accuratesse kunnen worden gesteld. Scores op de MCMI-III hebben een hoge betrouwbaarheid en validiteit. Een nadeel is dat scores, net als bij de MMPI-2, onderling een hoge correlatie hebben. Dit maakt het moeilijk om de test voor differentiaaldiagnoses te gebruiken.

    Hoe wordt persoonlijkheid gemeten bij kinderen en adolescenten?

    Het meten van persoonlijkheid wordt bij kinderen en adolescenten met meer voorzichtigheid gedaan dan bij volwassenen. Persoonlijkheid is bij kinderen en adolescenten namelijk minder stabiel dan bij volwassenen. Persoonlijkheid moet bij kinderen en adolescenten meer gezien worden als iets wat zich nog ontwikkelt en daarom veranderlijk is. Eerst werden geen objectieve persoonlijkheidsmetingen gedaan bij kinderen, omdat men dacht dat kinderen niet tot zelfrapportage in staat waren. Tegenwoordig zijn veel succesvolle zelfrapportage persoonlijkheidstests ontwikkeld voor kinderen en adolescenten. Hieronder worden twee voorbeelden van deze tests gegeven.

    Self-Report of Personality

    De Self-Report of Personality (SRP) uit 2004 is de meest populaire zelfrapportage test voor kinderen op scholen. Er zijn drie versies: voor kinderen van 6 en 7 (interview vorm), 8 t/m 11, en 12 t/m 18. Als men twijfelt over de lees- en begrijpvaardigheid van een kind, kan de SRP auditief worden afgenomen. De SRP bestaat uit korte, beschrijvende items die het kind moet beantwoorden met juist/onjuist of nooit-soms-vaak. Dit hangt van het type item af. De SRP meet verschillende subschalen waaruit vijf samengestelde scores komen. De meest globale samengestelde score is de Emotional Symptoms Index (ESI) wat de schalen angst, depressie, interpersoonlijke relaties, eigenwaarde, inadequatie en sociale stress bevat. Hoge T-scores reflecteren pathologie, waarbij scores van 41-59 gemiddeld zijn. Scores tot en met 69 zijn geclassificeerd als ‘loopt risico’ is en daarboven staat voor klinisch significant verhoogd.

    Single-Domain Self-Report Measures

    De meeste tests meten persoonlijkheid in de brede zin van het woord. Er zijn ook kortere tests die meer specifieke aspecten van persoonlijkheid meten. Meestal wordt bij psychologisch meten begonnen met een brede test zoals de MMPI-2. Op deze manier krijgt de clinicus een idee waar de problemen van de cliënt liggen. Hierna volgt een domein specifieke test, bijvoorbeeld de Beck Depression Inventory – Second Edition (BDI-II). De BDI-II is een zelfrapportage test voor mensen tussen de 13 en 80 jaar oud en meet de aanwezigheid en ernst van depressieve gevoelens. De test bestaat uit 21 items. De resultaten op de BDI-II hebben een hoge (test-hertest) betrouwbaarheid en het is daarmee de meest gebruikte zelfrapportage test voor depressieve klachten. Voor kinderen tussen de 7 en 17 jaar is de 27-item Children’s Depression Inventory (CDI), als parallel van de BDI, beschikbaar.

    Wat zijn projectieve persoonlijkheidstests?

    Bij projectieve technieken krijgt de participant een ongestructureerde of onduidelijke stimulus te zien die op een oneindig aantal mogelijke manieren geïnterpreteerd kan worden. De centrale hypothese van projectieve technieken houdt in dat bij het interpreteren van onduidelijke stimuli onbewuste aspecten van het psychologisch functioneren naar voren komen.

    Er is al decennia een debat gaande over het gebruik van projectieve technieken. Projectieve technieken zijn erg populair onder clinici en educatieve instellingen. Zo wordt beweerd dat ze noodzakelijk zijn om een individu door en door te kunnen begrijpen. Bij zelfrapportage geeft een cliënt namelijk alleen de informatie die hij zelf wil geven. Verder is er bij projectieve technieken nauwelijks sprake van responssets omdat de participant niet kan weten welk antwoord sociaal gewenst is. Bij het meten van persoonlijkheid is er echter meer discussie over het gebruik van projectieve technieken. Er is namelijk relatief weinig empirisch bewijs voor het nut ervan. Daarom is het belangrijk projectieve technieken met veel voorzichtigheid te gebruiken. Hieronder worden enkele voorbeelden van de meest gebruikte projectieve technieken gegeven.

    Projectieve tekentechnieken

    Bij projectieve tekentechnieken moet een participant zelf een tekening maken. Het gebruik hiervan is vooral populair onder kinderen omdat er bij deze test minimale of geen verbale vaardigheden nodig zijn. Verder wordt deze test niet als bedreigend gezien door kinderen, omdat ze het meestal leuk vinden om te tekenen. Verschillende projectieve tekentechnieken zijn de Draw-A-Person (DAP) Test, de House-Tree-Person (H-T-P) Test en de Kinetic Family Drawing (KFD). Bij de DAP wordt gevraagd om een geheel persoon te tekenen. Afhankelijk van de persoon die de participant tekent, kunnen uitspraken gedaan worden over hoe het kind zichzelf ziet. Bij de HTP moet de participant een huis, boom en persoon op afzonderlijke papieren tekenen. De clinicus stelt daarna over elke tekening enkele vragen. Aan de hand van de antwoorden van het kind kunnen onbewuste gevoelens duidelijk worden. Bij de KFD moet een participant een tekening maken van elke persoon in zijn gezin, inclusief zichzelf. Elke persoon in de tekening moet ergens mee bezig zijn. Na het tekenen vertelt het kind wie en wat hij heeft getekend. Aan de hand hiervan komt naar voren hoe de participant tegenover zijn familie en hun interacties staat.

    Het aanvullen van zinnen

    Een andere vorm van een projectieve techniek is een test waarin de participant onvolledige zinnen moet aanvullen, bijvoorbeeld: “Mijn moeder _ _ .” Bij deze techniek komt meer structuur kijken dan bij het maken van een tekening of het interpreteren van een inktvlek. Daarom vinden sommige critici dat het aanvullen van zinnen eerder een gestructureerd interview is dan een projectieve techniek.

    Apperceptie tests

    Een andere vorm van projectieve technieken is een apperceptie test. Met deze techniek moet de participant een verhaal bedenken bij een gegeven plaatje. De Thematic Apperception Test (TAT) is de meest populaire apperceptie test. Net als voor de meeste projectieve technieken is er weinig empirische ondersteuning voor de apperceptie test en kunnen de gegeven antwoorden op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Ook voor kinderen tussen de 6 en 18 is een dergelijke test aanwezig, genaamd de Robert-2.

    Inktvlektests

    Het interpreteren van onduidelijke inktvlekken is een andere vorm van projectieve technieken. De Rorschach is de meest gebruikte inktvlektest. De Rorschach werd in de jaren ’20 ontwikkeld, waarna er nog veel aan werd toegevoegd. Bij het tonen van de ambigue inktvlek wordt de persoon gevraagd wat hij of zij hierin ziet.

    Welke verschillende soorten beroepstesten bestaan er?

    Welke verschillende soorten beroepstesten bestaan er?

    Beroepentests meten onder andere vaardigheden, attitudes, meningen, interesses en kennis. In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van instrumenten, zoals vragenlijsten, die worden toegepast in werkomgevingen. Eerst volgt een kort overzicht van de geschiedenis achter personeelsselectie tests.


    Hoe is de Industrieelorganisatorische (I-O) psychologie ontstaan?

    Al aan het begin van 1900 werd psychologie toegepast in bedrijven. De nadruk lag vooral op de vaardigheden die nodig waren voor het uitvoeren van een bepaalde baan. De I-O psychologie groeide door de economische omgeving van kapitalisme en industrialisatie op dat moment. Vooral de Eerste Wereldoorlog had een grote invloed op de groei van de I-O psychologie. Na de Eerste Wereldoorlog werden belangrijke psychologische organisaties opgericht. De I-O psychologie heeft vanaf dat moment bijgedragen in veel bekende onderzoeken op wetenschappelijk gebied, zoals de Hawthorne onderzoeken. Hoewel de bevindingen van de Hawthorne onderzoeken vaak bekritiseerd worden, moet niet vergeten worden dat deze studies wel al gecontroleerde, wetenschappelijke veldonderzoeken waren. Na de Tweede Wereldoorlog groeide de I-O psychologie nog verder, doordat honderden psychologen werkzaam werden bij leger- en burgerinstanties.

    Wat zijn personeelsselectietests?

    Personeelselectietests zijn bedoeld om werknemers in te huren die succesvol zullen zijn in hun werk. Het doel hiervan is dat organisaties geld besparen doordat werknemers worden ingehuurd die hun werk goed doen en tevreden zijn in de werkomgeving. Hieronder worden de meest gebruikte methoden behandelt voor het selecteren van personeel.

    Cognitieve vaardigheidstests

    Cognitieve vaardigheidstests worden als sinds de Eerste Wereldoorlog toegepast. Ze meten onder andere beredenering, verbale vaardigheden en probleemoplossend vermogen. Het gebruik ervan heeft geleid tot veel discussie in de toegepaste psychologie, terwijl onderzoek heeft aangetoond dat resultaten op cognitieve vaardigheidstests een goede voorspeller zijn voor werkprestaties. Volgens Wagner (1997) waren vernieuwde statistische methodes, zoals de opkomst van meta-analyses, verantwoordelijk voor een nieuw tijdperk van cognitieve vaardigheidstests. Doordat een grote hoeveelheid cognitieve vaardigheidstests werd samengevoegd, ontstond een hoge betrouwbaarheid en daarmee een goede toepassing op nieuwe werknemers. John Hunter en Frank Schmidt deden verschillende meta-analyses en kwamen tot onder andere deze conclusies:

    • Cognitieve vaardigheid is over het algemeen een goede voorspeller voor werkprestatie. Het validiteitscoëfficiënt tussen cognitieve vaardigheid en werkprestatie is namelijk r = 0.53. Hogere validiteitscoëfficiënten zijn gevonden voor professionele functies en lagere coëfficiënten voor functies die minder vaardigheden vereisen.
    • De mogelijkheid van cognitieve vaardigheidstests om werkprestatie te voorspellen, kan verbeterd worden door andere variabelen in test toe te voegen.
    • Scores op cognitieve vaardigheidstest voorspellen het te bereiken beroepsniveau.
    • Vakkennis bemiddelt (“mediates”) de relatie cognitieve vaardigheden – werkprestaties.

    Voordelen van cognitieve vaardigheidstests zijn de validiteit van de scores, het gemak waarmee de test afgenomen kan worden zonder dat hier training voor nodig is, het is kosteneffectief en het is niet onderhevig aan pogingen om impressies of onechte reacties te fabriceren. Een nadeel is dat deze tests duur zijn en dat er veel tijd gaat zitten in het ontwikkelen van deze tests. Een tweede nadeel is dat prestatie sterk verschilt tussen verschillende etnische groepen en geslachten. Zo scoren minderheidsgroepen tot één standaarddeviatie onder scores van meerderheidsgroepen. Dit is alleen het geval bij cognitieve vaardigheidtests: niet bij de volgende methodes. Om dergelijke prestatieverschillen te vermijden, hebben Sackett en collega’s een aantal strategieën bedacht:

    • Het combineren van cognitieve vaardigheidstests met niet-cognitieve, valide voorspellers voor werkprestatie.
    • Het verwijderen van testitems die cultureel bevooroordeeld zijn.
    • Presenteer testitems zodanig dat verbale- en leesvaardigheden de resultaten niet kunnen vertekenen. Gebruik bijvoorbeeld een auditieve of visuele presentatie van de items.
    • Een motiverende instructie zorgt voor het compleet invullen van de vaardigheidstest.
    • Biedt coaching aan en studeer- en oefenmateriaal.

    De toepassing van elke strategie heeft echter slechts een klein (verwaarloosbaar) effect op het verminderen van de prestatieverschillen. Er lijkt meer en meer consensus te komen tussen I-O psychologen en onderzoekers dat de scores op cognitieve vaardigheidstests zowel valide als eerlijk zijn. Dit wordt geconcludeerd uit veel meta-analytische studies.

    De meest gebruikte cognitieve vaardigheidstest is de Wonderlic Personnel Test (WPT). De WPT bestaat uit 50 meerkeuze items die onder andere gaan over rekenen, vocabulaire en probleemoplossend vermogen. De participant heeft twaalf minuten om de test in te vullen. De WPT heeft verschillende toepassingen.

    Interviews

    Werknemerinterviews zijn één van de meest gebruikte methoden om kandidaten voor een baan te evalueren. De interviewer gebruikt een ongestructureerde of gestructureerde benadering in het gesprek. Bij een ongestructureerde benadering past de interviewer zijn vragen aan de sollicitant of op de inhoud van het gesprek aan. De resultaten op een ongestructureerd interview zijn subjectief en kunnen moeilijk vergelijkbaar zijn. Bij de gestructureerde benadering worden de vragen voorafgaand aan het interview bedacht. Alle sollicitanten krijgen dezelfde vragen en de antwoorden hierop kunnen objectief gescoord en makkelijk vergeleken worden.

    De mate waarin interviews werkprestatie kunnen voorspellen, is nog onduidelijk. Verschillende onderzoeken tonen verschillende validiteitcoëfficiënten tussen interviews en werkprestatie. Gestructureerde interviews zouden over het algemeen een hoger validiteitcoëfficiënt hebben dan ongestructureerde interviews. De oorzaak hiervan kan zijn dat gestructureerde interviews een hogere betrouwbaarheid hebben, hoewel een hogere betrouwbaarheid ook niet altijd geassocieerd hoeft te zijn met een hoger validiteitscoëfficiënt. Meer onderzoek is zeker nodig.

    Voordelen zijn dat het gebruik van interviews gunstig is voor sollicitanten (zij verwachten een interview) en dat het de mogelijkheid biedt tot verbale communicatie tussen de interviewer en de sollicitant. Nadelen zijn dat het wel gevoelig is voor verschillende meetfouten en/of vooroordelen. Ook is het een tijdrovend proces, kan het duur zijn om interviewers te trainen en kunnen sollicitanten sociaal wenselijk antwoorden.

    Persoonlijkheidstests

    Persoonlijkheid beschrijft de unieke karakteristieken van een persoon die hem/haar definieren en die gebruikt worden door het individu wanneer hij/zij communiceert met anderen. Voorbeelden van deze karakteristieken zijn flexibiliteit, intuïtie en agressie. Persoonlijkheid wordt in werkomgevingen meestal gemeten door middel van zelfrapportage vragenlijsten. Persoonlijkheidstests die geen informatie geven over de mentale gezondheid van een persoon worden over het algemeen geschikt bevonden voor werkomstandigheden. Op deze manier wordt geen inbreuk gepleegd op de privacy van de persoon.

    Uit meta-analytisch onderzoek van Barrick en Mount in 1991, die de Big-5 persoonlijkheidsdimensies met de werkprestaties vergeleken, blijkt dat persoonlijkheidstests een goede voorspeller zijn van werkprestatie. Zo vonden zij dat personen die hoog scoren op consciëntieusheid, zowel verantwoordelijk als georganiseerd zijn. Deze mensen leveren over het algemeen een betere werkprestatie dan mensen die laag op consciëntieusheid scoren. Verder bleek uit het onderzoek dat extraversie een valide voorspeller was voor banen als managers en verkopers. Openheid voor nieuwe ervaringen was een significante voorspeller voor personen die trainingen op hun werk ondergingen, terwijl emotionele stabiliteit en vriendelijkheid geen valide voorspellers lijken te zijn voor werkprestatie. Tett, Jackson en Rothstein (1991) vonden met hun meta-analyse zelfs nog sterkere relaties tussen persoonlijkheid en werkprestaties.

    Echter, de laatste paar jaar is er een tweedeling gekomen in de onderzoekers die de resultaten interpreteren. Morgeson en collega’s (2007) beargumenteerde dat er drie voornaamste problemen waren:

    1. De lage validiteitcoëfficiënten.
    2. De afhankelijkheid van meta-analyses die de werkelijke relatie tussen persoonlijkheid en werkprestatie overschatten door de hoeveelheid statistische correcties.
    3. De onduidelijke effecten op een persoonlijkheidstest en de relatie tot werkprestatie wanneer een sollicitant zich anders voordoet op de persoonlijkheidstest.

    Andere onderzoekers zijn juist weer erg overtuigend in het weerleggen van deze beweringen. Een veel gebruikte, niet klinische persoonlijkheidstest die veel in werkomgevingen wordt gebruikt is de Hogan Personality Inventory – Revised (HPI-R). De HPI-R is gebaseerd op het vijf-factor model van persoonlijkheid en bestaat uit 206 juist/onjuist items. De resultaten op de HPI-R meten Aanpassing (Adjustment), Ambitie (Ambition), Sociale vaardigheden (Sociability), Interpersoonlijke gevoeligheid (Interpersonal Sensitivity), Voorzichtigheid (Prudence), Creativiteit (Inquisitive) en Leerbenadering (Learning Approach). Verder laten de resultaten de sterke en zwakke punten van de persoon zien. Ook komen karakteristieken naar voren die relevant zijn voor succes in werkomstandigheden en wordt duidelijk of de persoon de juiste kandidaat is voor de werkpositie.

    Het voordeel van persoonlijkheidstests is dat de scores valide zijn en de tests gemakkelijk zijn af te nemen. Nadelen zijn dat deze methode niet geliefd is bij sollicitanten en zij sociaal wenselijk kunnen antwoorden.

    Integriteittests

    Integriteittests, als alternatief van de leugendetectortest die niet meer in werkomgevingen mogen worden toegepast, zijn zelfrapportage tests die meten of iemand geneigd is om niet eerlijk te antwoorden. Integriteit gaat over het adequaat uitoefenen van een functie. Integriteitstests hebben een validiteitscoëfficiënt van r = 0.41 met werkprestatie en hebben hiermee de grootste validiteitscoëfficiënt in het voorspellen van werkprestatie op basis van cognitieve vaardigheidstests. Er zijn twee verschillende soorten integriteitstests. Open integriteitstests bestaan uit vragen met betrekking tot algemene aannames en attitudes tegenover onder andere diefstal en andere overtredingen, en bekentenissen aangaande dergelijke overtredingen. Persoonlijkheid-georiënteerde integriteitstests bestaan uit vragen over persoonlijkheidskenmerken die gerelateerd zijn aan diefstal, zoals sensatiezoekend gedrag. Sackett en collega’s analyseerden integriteittests en concludeerden het volgende:

    • Integriteit reflecteert een complexe mix van de Big 5 persoonlijkheidsdimensies, hoewel een groot deel van variatie van integriteit nog onverklaard blijft.
    • Integriteit heeft sterke correlaties met cognitieve vaardigheden.
    • Criteriumgerelateerde onderzoeken laten positieve correlaties zien tussen integriteit testscores en werkprestatie.
    • Het is nog onduidelijk welk effect responssets hebben op integriteit testscores.

    De Personnel Selection Inventory (PSI) is één van de meest gebruikte integriteitstests. De PSI bestaat uit een groot aantal werkgerelateerde domeinen. Elk antwoord op een directe of indirecte vraag heeft een waarde, en alle waarden opgeteld resulteren in een totale schaalscore voor eerlijkheid. Een voorbeeld van een indirecte vraag: “Het is OK om wat van de regels af te wijken – nooit, zelden, soms, vaak of bijna altijd”. Een voorbeeld van een directe vraag: “Geef een schatting van de waarde van de koopwaar die je gebruikt hebt voor persoonlijk gebruik: €0, €5, €15, €25, €100, €500, €1000, €2000, of meer”.

    Integriteittests leveren valide scores en geven sollicitanten de boodschap dat integriteit belangrijk is. Daarnaast zijn deze tests makkelijk af te nemen (pen en papier of op de computer). Ook hier kunnen sollicitanten echter sociaal wenselijk antwoorden en de methode is bij hen niet geliefd.

    Assessment centers

    Een assessment center is een samenstelling van taken of oefeningen waarmee een werkomgeving wordt gesimuleerd. Voorbeelden van assessment centers zijn groepsdiscussies, mondelinge presentatie oefeningen en rollenspellen. De participanten worden geobserveerd en beoordeeld op verschillende dimensies zoals communicatie, motivatie en stress tolerantie. Onderzoek toont aan dat de relatie tussen dimensies op een assessment center en cognitieve vaardigheden en persoonlijkheid relatief laag is, namelijk r = 0.30 of kleiner. Meer onderzoek is nodig.

    Assessment centers leveren valide resultaten op en worden, vanwege de inhoudelijke relevantie tot het werk, als positief ervaren door sollicitanten. Ook biedt deze methode de mogelijkheid tot feedback. Nadelen zijn de kosten en de tijd die erin gaat zitten om het te ontwikkelen. De afname tijd is aanzienlijk langer dan bij voorgaande methodes.

    Werkvoorbeeld tests

    Werkvoorbeeld tests worden ook wel prestatiegebaseerde tests of simulaties genoemd. Ze worden al tientallen jaren gebruikt om werknemers voor banen te selecteren. Bij werkvoorbeeld tests moeten deelnemers taken uitvoeren die gerelateerd zijn aan de functie die ze willen gaan vervullen, zoals het beantwoorden van telefoontjes of het schrijven van een brief naar een klant. Door middel van een werkvoorbeeld test wordt direct bewijs geleverd voor de vaardigheden van de deelnemer. Deze tests worden gezien als één van de meest effectieve methoden om toekomstige werkprestaties te voorspellen, hoewel een recente meta-analyse van Roth en collega’s (2005) laat zien dat r = 0.33, in tegenstelling tot r=0.54 in eerdere studies). De test heeft een hoge face validity. Er worden meerdere nadelen van werkvoorbeeld tests genoemd. Het is bijvoorbeeld moeilijk om een representatieve steekproef aan taken te selecteren. Verder nemen werkvoorbeeld tests aan dat deelnemers de kennis en vaardigheden voor de baan al bezitten. Ook is dat deze test duur in vergelijking met andere selectiemethoden. Verder meten deze tests niet de bekwaamheid van de sollicitant tot het uitvoeren van complexe taken, en is de methode ongeschikt voor banen die slechts een kleine training vereisen waarna de functie goed uitgevoerd kan worden. De test wordt wel als positief ervaren door de sollicitant, vanwege de werkrelevantie.

    Biografische data

    Biografische data refereert naar de persoonlijke ervaringen en achtergrond van deelnemers. De beste voorspeller voor toekomstig gedrag is namelijk gedrag dat in het verleden heeft plaatsgevonden. Biografische data kan onder andere door middel van een gestructureerd interview of zelfrapportage vragenlijsten verkregen worden. Biografische data blijkt voorspellend te zijn voor werkprestatie. De correlatie tussen biografische data en werkprestatie is r = 0.37. Deze vorm van data is een valide voorspeller voor werkprestatie in verschillende organisaties en omgevingen. Het verkrijgen van biografische data is gemakkelijk en kosteneffectief. Nadelen zijn dat sollicitanten zichzelf veel positiever kunnen presenteren en dat het geen informatie geeft over het huidige gedrag en functioneren.

    Hoe kies je een personeelselectie benadering?

    Bij het kiezen van een geschikte personeelselectie benadering moet onder andere rekening gehouden worden met effectiviteit, kosten en beschikbare tijd. Ook de reactie van de deelnemers is een factor waar rekening mee gehouden moet worden. Hausknecht en collega’s (2004) geven verschillende redenen waarom de reacties van toekomstige werknemers op de gekozen methode belangrijk zijn:

    • Als deelnemers vinden dat de personeelselectie benadering inbreuk pleegt op hun privacy, kunnen topkandidaten afvallen, omdat ze het bedrijf als minder aantrekkelijk beschouwen.
    • Deelnemers die negatief tegenover de gekozen benadering staan, kunnen andere mensen afraden voor het bedrijf te werken.
    • Sollicitanten kunnen ze een aangeboden baan om dezelfde reden afwijzen.
    • Negatieve reacties kunnen leiden tot aangiftes of klachten.
    • Ook kunnen negatieve reacties leiden tot het boycotten van (producten van) dat bedrijf.

    Ook blijkt uit hetzelfde onderzoek dat interviews en werkvoorbeeld tests als positief worden gezien door participanten. Cognitieve vaardigheidstests, persoonlijkheidstests en biografische data zijn methoden die een middelmatige voorkeur hadden voor participanten. Eerlijkheidstests hadden de minste voorkeur.

    Baananalyse

    Voordat een methode wordt gekozen om een werknemer te selecteren, moet een duidelijk beeld bestaan van de kennis en vaardigheden waarover een toekomstige werknemer moet beschikken. Baananalyse is het proces dat gebruikt wordt om een baan te definiëren. Volgens Harvey (1991) zijn de drie belangrijkste karakteristieken van baananalyse het beschrijven van waarneembaarheden, het beschrijven van werkgedrag dat onafhankelijk is van persoonlijke karakteristieken, en het alleen bijvoegen van observaties die te verifiëren en te herhalen zijn. Hieronder worden de meest gebruikelijke manieren behandeld om informatie over banen te verzamelen.

    • Het interview is één van de meest gebruikte methoden om informatie over een baan te verzamelen. Interviews zijn over het algemeen goedkoop, maar de kwaliteit van de data kan vertekend zijn door de (tekortschietende) vaardigheden van de interviewer.
    • Door werknemers direct te observeren wordt ook informatie over de baan verkregen. Vooral banen waar handarbeid bij komt kijken zijn geschikt voor directe observatie.
    • Een duurdere vorm van baananalyse is het inzetten van experts, genaamd SMEs (subject-matter experts). In groepen van 5 tot 10 SMEs stellen zij de baaninhoud samen. Op deze manier wordt veel informatie gegeven over de baan, zonder dat deze wordt geïnterpreteerd door een interviewer of observator.
    • Vragenlijsten kunnen een grote verscheidenheid aan werktaken bevatten. Een werknemer die al langer werkzaam is in zijn functie, kan de relevantie van elk item op de vragenlijst beoordelen met betrekking tot zijn baan. Op deze manier ontstaat een lijst van de items die de baan het best definiëren.

    Hoe wordt werkprestatie geevalueerd?

    Onderzoek naar de criteria voor werkprestatie zijn net zo controversieel als onderzoek naar personeelselectie. Het criteriumprobleem refereert naar de moeilijkheid om prestatiecriteria, die mutidimensionaal en afhankelijk van bepaalde situaties zijn, te meten. Zodra een sollicitant is gekozen en werkzaam is, moet zijn werkprestatie op een bepaalde manier gemeten worden. Hieronder volgen de meest gebruikte methoden om werkprestatie te meten.

    Benaderingen voor prestatiebeoordelingen

    De belangrijkste bronnen in het verzamelen van prestatiebeoordelingen zijn de leidinggevende, de leeftijdsgenoot, de directe supervisor, en de persoon zelf. Meestal wordt de beoordeling van de leidinggevende gebruikt omdat deze verantwoordelijk is voor het succes of falen van zijn werknemers. Werknemers zien de beoordeling door leeftijdsgenoten over het algemeen als negatief. Het beoordelen van een directe supervisor door een ondergeschikte wordt als betrouwbaar gezien, omdat het voor verbetering van het gedrag van de supervisor zorgt. Ook neemt de effectiviteit van de supervisor toe door de informele feedback die hij op zijn gedrag krijgt. Bij zelfrapportage beoordeelt een werknemer zichzelf op een aantal prestatiedimensies. Hoewel deze vorm van beoordeling goedkoop is, kan het voor een vertekend en dus onbetrouwbaar beeld zorgen. Volgens Cascio (1991) kan de effectiviteit van zelfrapportages toenemen wanneer (i) werknemers zichzelf moeten vergelijken met andere werknemers, (ii) als zij meerdere mogelijkheden krijgen tot zelfevaluatie (waarbij zelfevaluatie gezien wordt als een trainbare vaardigheid) en (iii) als de betrouwbaarheid van gegevens wordt verzekerd.

    Het vergelijken van beoordelingsbenaderingen

    Harris en Schaubroeck (1988) kwamen door middel van meta-analytisch onderzoek tot de conclusie dat het gebruik van meerdere beoordelaars voor werkprestatie een aantal voordelen met zich meebrengt. Meerdere beoordelaars hebben allemaal een verschillende kijk op de baan, waardoor de betrouwbaarheid wordt vergroot. Hoewel er wel significante correlaties bestaan tussen de beoordelingen, wordt een relatief lage hoeveelheid van de algehele variatie gedeeld. Dit houdt in dat elke beoordeling unieke informatie oplevert. Onderzoek van Hoffman en collega’s toonde aan dat subjectieve prestatiebeoordelingen een validiteit van rond de r = 0.00 had. De onderzoekers concludeerden verder dat subjectieve en objectieve prestatieresultaten een gelijk niveau van validiteit hadden. Dit betekent echter niet dat ze hetzelfde meten. Een meta-analytisch onderzoek van Bommer en collega’s toont namelijk aan dat subjectieve en objectieve prestatieresultaten niet verwisselbaar zijn.

    Vormen van beoordelingsmethoden

    Een beoordelaar kan gebruik maken van een relatieve of absolute beoordelingsmethode. Een relatieve beoordelingsmethode vergelijkt de prestatie van de beoordeelde met de prestatie van andere personen die hetzelfde werk verrichten. Een absolute beoordelingsmethode vergelijkt het gedrag van een werknemer met een vastgelegde prestatie of meting. De resultaten op een beoordelingsmethode geven een bepaalde waarde. Deze waarde wordt vervolgens vergeleken met de vooraf bepaalde meting.

    Bronnen van error

    Bij het ontwikkelen van effectieve methoden om werkprestatie te meten, worden vaak fouten gemaakt zoals Toegevendheid (Leniency) en Hevigheid (Severity). Bij toegevendheid wordt een werknemer beter beoordeeld dan zijn werkelijke werkprestatie. Bij hevigheid wordt een werknemer negatiever of heviger beoordeeld dan zijn werkelijke werkprestatie. Deze fouten zijn het resultaat van systematische beoordelingsfouten. Ze kunnen voorkomen worden door beoordelaars te informeren over hoe ze deze beoordelingsinstrumenten moeten gebruiken en door ze van de waarde van de beoordelingen te overtuigen.

    Welke wettelijke problemen zijn er?

    De Uniform Guidelines on Employee Selection Procedures (UGESP) geeft richtlijnen met betrekking tot de karakteristieken van acceptabele selectieprocedures. Deze richtlijnen kunnen op selectieprocedures als promotie, ontslag en het inhuren van nieuwe werknemers worden toegepast. Een voorbeeld van zo’n richtlijn is Discriminatie. In de UGESP wordt hiermee het gebruik van elke selectieprocedure bedoeld die een nadelige impact heeft op leden van welke etniciteit of sekse dan ook.

    Welke carrièretests zijn er?

    Carrièretests worden gebruikt om informatie te geven over de attitudes en interesses van een persoon die geïnteresseerd is in een bepaalde baan. Deze tests zijn tegenwoordig op het internet te vinden. Hieronder worden de meest gebruikte carrièretests behandeld.

    • De Strong Interest Inventory – Revised Edition (SII-R) is één van de bekendste carrièretests die wordt gebruikt van middelbare scholieren tot volwassenen. Deze test bestaat uit 291 items die meet op vier schalen: Algemene Beroepsthema’s, Standaard Interesses, Persoonlijke Stijl en Beroepsschalen.
    • De Career Decision-Making System – Revised (CDM-R) meet carrière-interesse. De CDM-R kan met de hand of computer beoordeeld worden. Bij het invullen van deze test, geeft de student antwoord op vragen met betrekking tot carrièrekeuze, schoolvakken, werkwaardes zoals salaris en creativiteit, vaardigheden, toekomstige plannen en interesses. Aan de hand van de scores worden een aantal beroepen gegeven die overeenkomen met de interesses van de student. De test komt in twee vormen: één voor jongere studenten of zij met een zwakkere leesvaardigheid, en een vorm voor mensen met een sterkere leesvaardigheid.
    • De Self-Directed Search (SDS) is een beroepsinteresse test die een beschrijving geeft van de overeenkomsten tussen de persoonlijkheid van een persoon en verschillende beroepen. Er zijn twee vormen van de SDS: één voor mensen met een gemiddelde leesvaardigheid en één voor mensen met een zwakkere leesvaardigheid of een lager opleidingsniveau.
    Zijn er grote verschillen in persoonlijkheid tussen verschillende culturen?

    Zijn er grote verschillen in persoonlijkheid tussen verschillende culturen?

    Culturele persoonlijkheidspsychologie

    Yanomamö is één van de laatste primitieve samenlevingen op aarde. Er zijn twee groepen van deze samenleving. In de hooglanden leven de vreedzame Yanomamös en op het platteland de meer agressieve stam. Hoe zijn deze verschillen ontstaan? Met dergelijke vragen zijn veel onderzoeken naar culturen en persoonlijkheid begonnen. Sommige aspecten van persoonlijkheid zijn heel verschillend tussen culturen, maar andere aspecten lijken universeel.

    Mensen leven in verschillende culturen waartussen meerdere verschillen bestaan, bijvoorbeeld fysieke verschillen en verschillen op het gebied van houding of gedrag. Deze verschillen worden culturele variatie genoemd. Culturele persoonlijkheidspsychologie heeft drie doelen, namelijk de onderliggende principes van culturele diversiteit ontdekken, ontdekken hoe de menselijke psychologie cultuur kan vormen en ontdekken hoe culturele begrippen onze psychologie vormen.

    Er zijn bepaalde eigenschappen die bij alle mensen voorkomen, maar andere verschillen nogal. Psychologen hebben drie punten gevonden om persoonlijkheidsverschillen tussen culturen uit te kunnen leggen:

    • Opgeroepen cultuur: eigenschappen die elk mens bezit, maar die alleen in sommige culturen naar voren komen. Voorbeelden hiervan zijn delen, agressie of het kiezen van een partner.

    • Overdracht van cultuur: representaties die door interactie ‘in hoofden van anderen gezet worden’. Een voorbeeld hiervan zijn normen en waarden. Veel Aziatische culturen zijn bijvoorbeeld afhankelijk en contextueel. Europese Amerikanen zijn juist onafhankelijk. Ook het zelfconcept, dat per cultuur verschilt, is bij overdracht van cultuur erg belangrijk.

    • Culturele universelen: dat wat in alle culturen gelijk is. Sommige persoonlijkheidskenmerken zijn universeel, bijvoorbeeld hoe mannen en vrouwen gekarakteriseerd worden. Een ander universeel kenmerk is de ervaring en herkenning van emotionele staten. Ook de gebruikte dimensies voor persoonlijke evaluatie van anderen zijn universeel.

    Opgeroepen cultuur

    Delen met anderen of het juist gericht zijn op het zelf verschillen per cultuur. Een cultuur waarin jagen belangrijk is, is bijvoorbeeld vaak coöperatief. Zo zijn elke jager en zijn gezin verzekerd van eten, ook als hijzelf niets heeft kunnen vangen.

    Een ander voorbeeld van opgeroepen cultuur is de theorie dat kinderen in onzekere en onvoorspelbare omgevingen leren dat ze niet kunnen vertrouwen op een enkele partner. Hierdoor zullen ze veel verschillende partners zoeken (short term mating) en vroeg beginnen met seks. Kinderen die echter opgroeien in stabiele gezinnen, zullen eerder zoeken naar langdurige relaties omdat ze verwachten dat hun partner stabiel zal zijn en veel zal investeren in de relatie. Bewijs voor deze theorie komt voort uit onderzoek onder kinderen van gescheiden ouders. Deze kinderen zijn impulsiever, beginnen eerder met seks en hebben meer verschillende sekspartners dan kinderen waarvan de ouders bij elkaar zijn.

    Overdracht van cultuur

    De manier waarop een persoon zich presenteert en hoe hij zich gedraagt (het zelfconcept) verschilt per cultuur. In westerse culturen ligt de nadruk vooral op de manier waarop een persoon zich onderscheidt van de groep, terwijl in niet-westerse culturen de nadruk vooral ligt op de manier waarop iemand zich relateert aan anderen binnen de groep. Dit wordt interafhankelijkheid genoemd. Een culturele taak die iemand heeft in collectivistische culturen is het creëren van harmonie binnen een groep en het bevorderen van een groepseenheid.

    Andere onderzoekers hebben een vergelijkbaar onderscheid gemaakt tussen culturen. Zo maakt Triandis onderscheid tussen individualistische en collectivistische culturen:

    • In individualistische culturen ziet men zichzelf als autonoom en streeft men naar persoonlijke doelen.

    • In collectivistische culturen streeft men naar groepsdoelen en is men gevoelig is voor een sociale context.

    Met behulp van de Twenty Statements Test werd empirisch bewijs gevonden voor dit onderscheid. Hieruit kwam naar voren dat Noord-Amerikanen zichzelf meer abstracte interne eigenschappen toeschrijven dan Aziaten. Aziaten spreken meer over sociale rollen.

    Het verschil in zelfconcept in verschillende culturen kan doorgetrokken worden naar een verschil in informatieverwerking. Japanners beschrijven gebeurtenissen op een holistische manier. Zij benadrukken relaties en de omgeving. Amerikanen leggen gebeurtenissen echter analytisch uit en scheiden voorwerpen af van de omgeving. Acculturatie is het proces van aanpassen aan het leven in een nieuwe cultuur.

    Er is veel kritiek geweest op de kwestie onafhankelijkheid versus interafhankelijkheid en individualisme versus collectivisme. Er zijn studies waarbij het significante verschil minimaal is. Daar komt bij dat de termen heel breed zijn. Een Amerikaan kan op zijn werk bijvoorbeeld heel individualistisch zijn, terwijl hij thuis erg collectivistisch is. Recent onderzoek waarbij de evolutionaire psychologie gecombineerd werd met de culturele psychologie bracht een nieuwe verklaring. Dit is de hypothese dat mensen beide mechanismen in zich hebben en zich naar de omgeving vormen. Als iemand bijvoorbeeld op het platteland woont met slecht vervoer, is diegene sneller collectivistisch als er familie in de buurt woont die mee kan rijden. Als iemand in een stad woont waar veel vervoersmogelijkheden zijn en die persoon heeft geen familie in die stad, dan is de conclusie al snel dat die persoon individualistisch is.

    Toch zijn er wel degelijk verschillen tussen culturen die kunnen worden uitgelegd aan de hand van de overdracht van cultuur, bijvoorbeeld het culturele verschil in de dimensie individualisme-collectivisme: het aangehangen en nageleefde concept kan het gevolg zijn van ideeën, attitudes en zelfconcepten die doorgegeven zijn van generatie op generatie. Echter, volgend evolutionaire psychologen hebben mensen psychologische concepten ontwikkeld voor beide typen zelfconcepten. Afhankelijk van overlevingskansen zullen ze een bepaald type aanhangen.

    Een ander cultuurverschil is zichtbaar op het gebied van zelfhandhaving. Dit is de neiging van een individu om zichzelf positieve en/of sociale gewaardeerde waarden toe te kennen. Zelfhandhaving is stabiel over tijd en elke cultuur kent een zelfhandhaving ‘bias’. Zo geven Koreanen en Japanners zichzelf meer negatieve waarden dan Amerikanen, en gaan Scandinaviëres uit van de Law of Jante wat inhoudt dat niemand zichzelf beter moet voelen dan iemand anders.

    Bovenstaande alinea's gingen over mensen in hun land van herkomst. Hoe zit het met de persoonlijkheidskenmerken van migranten? Uit onderzoek is gebleken dat ze extravert zijn en open staan voor nieuwe ervaringen. Migranten die komen wonen op een plek waar eerdere generaties van hun volk ook woonden, vertonen veel nauwkeurigheid en emotionele stabiliteit.

    Verschillen in persoonlijkheidsprofielen

    Sociale klasse kan effect hebben op persoonlijkheid. Uit een studie bij 51 verschillende culturen naar verschillen in de Big Five kwam naar voren dat het grootste verschil in extraversie zit. Amerikanen en Europeanen scoren hoger dan Aziaten en Afrikanen. De verschillen zijn echter klein. De meeste verschillen bevinden zich binnen en niet tussen culturen. Verschillen binnen culturen kunnen komen door verschillende aanwezigheid van bronnen, onder andere verschillen in opgroeien in verschillende socio-economische klassen.

    Culturele universelen

    Dominantie en warmte worden gebruikt voor de beschrijving en evaluatie van persoonlijke eigenschappen van anderen. Ook het vijf-factorsysteem lijkt universeel. Dit is echter niet eenduidig bewezen. De structuur was bijvoorbeeld niet aanwezig in culturen met lage intellectuele vaardigheden. Tevens heeft een recente studie empirisch bewijs geleverd voor een zesde factor, namelijk eerlijkheid-bescheidenheid.

    Verschillende culturen hebben verschillende woorden om emotionele ervaringen te beschrijven. Toch zijn ervaringen en uitingen van de emoties geluk, woede, angst, verdriet, verbazing en walging universeel. De Worfian hypothesis of inguistic relativity stelt dat taal gedachtes en ervaringen creëert.

    Zelfbewust zijn versus onzekerheid: ontdek je kwaliteiten, verkrijg zelfinzicht en omzeil je klippen

    Zelfbewust zijn versus onzekerheid: ontdek je kwaliteiten, verkrijg zelfinzicht en omzeil je klippen

    Zelfbewust zijn, zelfkennis en zelfinzicht opdoen, kwaliteiten ontdekken, kansen benutten en klippen omzeilen Eigen bestemming vinden - Onzekerheid plek - Zelfvertrouwen versterken Inhoud: o.a. Wat betekent zelfbewustheid en wat wordt verstaan onder zelfbewust zijn? Wat betekent onzekerheid en je onzeker voelen, en wat is vertrouwen en vertrouwen hebben? Wat betekent zelfverzekerdheid en wat wordt verstaan onder zelfwaardering? Wat betekent negativiteit...... lees verder op de pagina
    persoonlijkheidspsychologie en human development

    persoonlijkheidspsychologie en human development

    Inhoud

    WorldSupporter
    • Direct naar JoHo WorldSupporter.org voor samenvattingen voor persoonlijkheidspsychologie en human development
    Studie en kennis:
    • Wat is persoonlijkheidspsychologie en human development?
    • Vragen en antwoorden rond persoonlijkheid en human development
    Uitgelicht
    • Samenvattingen en studiehulp voor persoonlijkheidspsychologie en human development
    • Samenvattingen voor persoonlijkheidspsychologie en human development (via JoHo WorldSupporter.org)
    • Aantekeningen, artikelen en oude tentamens voor persoonlijkheidspsychologie en human development (via JoHo WorldSupporter.org)
    • Stages in het buitenland en stagebedrijven voor persoonlijkheidspsychologie en human development (via JoHo WorldSupporter.org)
    Wegwijzers
    • bij studeren en tentamens maken
    • bij leren, studeren en stagelopen in het buitenland

    Direct naar betrokken pagina's op JoHo WorldSupporter.org

    .. lees verder op pagina
    De 24 vaardigheden voor een zinvolle en succesvolle werk- en leefomgeving

    De 24 vaardigheden voor een zinvolle en succesvolle werk- en leefomgeving

    Competenties en vaardigheden opdoen voor je studie, je werk, je reis en je leven

    Competenties en vaardigheden opdoen voor je studie, je werk, je reis en je leven

    Competenties en vaardigheden voor je studie, je werk, je reizen en je leven Alle eigenschappen, kwaliteiten, waarden, vaardigheden, competenties, talenten en contenties die bijdragen aan een zingevende en succesvolle leer-, werk en leefomgeving Inhoud Vragen: o.a. Wat zijn competenties of kwaliteiten? Wat zijn eigenschappen? Wat zijn waarden? Wat zijn contenties? Wat is talent en talenten? Wat is talentontwikkeling? Wat zijn...... lees verder op de pagina

    Activiteiten als backpacken, betaald werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in het buitenland verzekeren: startpagina's

    Activiteiten als backpacken, betaald werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in het buitenland verzekeren: startpagina's

    Meenemen op reis, bagage en reisartikelen: thema's en startpagina's

    Backpack, reistas, roltas, rugzak of daypack zoeken, keuren, kiezen, kopen en klaarmaken
    Beschermen tegen insecten, muggen en spinnen in het buitenland

    Beschermen tegen insecten, muggen en spinnen in het buitenland

    Bescherming tegen insecten en spinnen in het buitenland Bedwantsen, Bloedzuigers, Tijgermuggen, Muggen, Muskieten, Kakkerlakken, Spinnen, Steekvliegen, Teken, Zandvliegen en Zandvlooien Inhoud: o.a Wat moet je doen als je bedwantsen tegenkomt, zijn ze gevaarlijk en waar komen ze voor? Wat moet je doen als je bloedzuigers tegenkomt, zijn ze gevaarlijk en waar komen ze voor? Wat moet je doen als je...... lees verder op de pagina
    Handbagage meenemen en reispullen inpakken voor backpacken, reizen of vakantie
    Klamboe kiezen, reisklamboe meenemen en muskietennet ophangen tegen muggen of kakkerlakken
    Medicijnen en reisapotheek kiezen, inpakken en meenemen op reis naar het buitenland
    Outdoorspullen en buitensportartikelen kiezen, inpakken en meenemen op reis naar het buitenland

    Outdoorspullen en buitensportartikelen kiezen, inpakken en meenemen op reis naar het buitenland

    Reisoutdoor, buitensport en buitensportartikelen voor je reis of backpacktrip Inhoud Vragen: o.a. Hoeveel water heb je nodig tijdens een wandel- of fietstocht op reis? Wat zijn waterfilters en hoe krijg je veilig drinkwater op reis? Wel of niet op reis een waterzuiveraar of filter gebruiken? Wat zijn waterfilters en hoe krijg je veilig drinkwater op reis? Voorbereiden en verzekeren van...... lees verder op de pagina
    Relaxen en slaapartikelen kiezen, inpakken en meenemen op reis naar het buitenland

    Relaxen en slaapartikelen kiezen, inpakken en meenemen op reis naar het buitenland

    Relax en slaapartikelen voor op reis, of chillen onderweg Comfortabel reizen - Lakenzakken - Reishangmatten - Reiskussens - Slaapzakken Inhoud: o.a Wel of niet een reishangmat meenemen? Wat is een geimpregneerde hangmat? Waarom een lakenzak meenemen? Welk materiaal kies ik voor mijn lakenzak: zijde, katoen of poly-katoen? Welke lakenzakken helpen tegen stekende insecten? Wel of niet een slaapzak meenemen? Waar...... lees verder op de pagina
    Reisapparatuur kiezen, inpakken en meenemen op reis en vakantie

    Reisapparatuur kiezen, inpakken en meenemen op reis en vakantie

    Techniek, communicatie en apparatuur voor op reis en tijdens het backpacken Stekkeradapters - Mobiele opladers - Powerbanks - Traveltools Wereldstekkers - Hoofdlampen - Zonneladers Inhoud: o.a. Wat voor reisapparatuur is handig om te hebben voor communicatie op reis? Waar en hoe kan je op reis en in het buitenland je telefoon gebruiken? Welke stekker heb je op reis en in...... lees verder op de pagina
    Reisbagage en artikelen uitkiezen en meenemen voor backpacken, reizen en vakantie
    Reisgids en Lonely Planets kiezen, inpakken en meenemen op reis, vakantie of backpacktrip
    Reiskleding en schoenen kiezen, inpakken en meenemen op reis naar het buitenland
    Reisveiligheid en diefstal voorkomen bij reizen en backpacken

    Reisveiligheid en diefstal voorkomen bij reizen en backpacken

    Diefstal voorkomen op reis en tijdens het backpacken, bescherming tegen criminaliteit en reisveiligheid bevorderen Anti-diefstal - Geldriemen - Moneybelts - Reisalarmen - Reiskluizen - Reissloten Inhoud: o.a. Wat kun je doen om in het buitenland diefstal te voorkomen en veilig te blijven? Wat zijn de gouden regels voor het veilig opbergen van je geld en documenten? Wat doe je als...... lees verder op de pagina
    Toilettas en toiletartikelen kiezen, inpakken en meenemen op reis naar het buitenland
    Ultieme meeneemlijst voor reizen en backpacken

    Ultieme meeneemlijst voor reizen en backpacken

    Meeneemlijsten, paklijsten en checklists voor backpacken, stage, studie, vrijwilligerswerk, werk en lang verblijf in het buitenland Inpaklijsten en checklists per artikel Wat neem je wel en wat neem je niet mee met betrekking tot identificatie, geld en papieren, reiskleding, antimuggenkleding, bescherming voor het lijf, verzorging en hygiëne, eten en drinken, communiceren en techniek op reis, inpakken en bagage beschermen, buiten...... lees verder op de pagina
    Voedsel checken, gezond eten in het buitenland en water drinken op reis

     

    Partnerselectie: Stage in het buitenland I

    Partnerselectie: Stage in het buitenland I

    Partnerships & Partnerselections
    • JoHo werkt samen met verschillende partners binnen verschillende sectoren. Op deze pagina vind je diverse uitgelichte selecties van partnergroepen per sector. Daarnaast vind de specifieke partnerpagina's voor
    ..... lees verder over deze organisatie of sector

    Werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in binnen- en buitenland per activiteit en functie: startpagina's

    Au pair worden in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk
    Dieren verzorgen en natuur beschermen in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Dieren verzorgen en natuur beschermen in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland bij de dierenopvang, wildlife centers of natuurorganisaties Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek als o.a: animal Rescue medewerker, coördinator, dierenarts, dierenverzorger, onderzoeker, wildlife vrijwilliger of wildlife ranger Inhoud o.a Hoe kan je jezelf bescherming tegen gevaarlijke dieren in het buitenland? Hoe regel je werk of een baan op een biologische of duurzame boerderij? Wat betekent duurzaamheid...... lees verder op de pagina
    Werken in het buitenland bij events en in de entertainment in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland bij events en in de entertainment in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland in de entertainment-, animatie- en eventsector Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek als animatiemedewerker, entertainer, eventmedewerker of eventorganisator Inhoud: o.a. Wat zijn de taken en werkzaamheden van animatie- en entertainmentmedewerkers in het buitenland? Welk opleidingsniveau heb je nodig en wat zijn de functie-eisen voor animatie- en entertainmentmedewerkers in het buitenland? Wat zijn de arbeidsvoorwaarden en salarisindicaties...... lees verder op de pagina
    Werken in de fysiotherapie en revalidatie zorg in het buitenland via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk

    Werken in de fysiotherapie en revalidatie zorg in het buitenland via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland in de fysiotherapie en revalidatiesector Revalidatie centra - Paramedische sector - Ergotherapie Inhoud: o.a Hoe ziet je dag eruit in de fysiotherapie en zorg? Wat zijn je werkzaamheden? In welke landen en met welke werkzaamheden kan je in het buitenland via JoHo werken, stagelopen of vrijwilligerswerk doen in in de fysiotherapie en revalidatiesector Hoe werkt het...... lees verder op de pagina
    Jurist en juridische werkzaamheden in het buitenland via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk
    Lesgeven in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Lesgeven in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland in het onderwijs en bij trainingsinstituten Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek als coach, leraar, lerares, leerkracht, onderwijshulp, onderwijzer, onderwijzeres, skileraar, trainer of 'english teacher' Inhoud: o.a. Wat zijn praktische tips bij het lesgeven in het buitenland? Wat zijn voorbeelden van lessen en spelletjes die je kunt gebruiken bij het lesgeven in het buitenland of in...... lees verder op de pagina
    Maatschappelijk dienstverlener en sociaal werk in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Maatschappelijk dienstverlener en sociaal werk in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland op het gebied van sociaal en maatschappelijk werk Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek als cultureel medewerker, maatschappelijk dienstverlener of sociaal werker Inhoud: o.a Maatschappelijk en sociaal werk in het buitenland: wat is het, waarom zou je het doen, en waar kan je het beste heen? Wat kan je doen om je inlevingsvermogen, empathie en tact...... lees verder op de pagina
    Online werken vanuit het buitenland als digital nomad of working nomad

    Online werken vanuit het buitenland als digital nomad of working nomad

    Remote en online werken vanuit het buitenland als digital of working nomad Administratieve en fiscale zaken regelen - beste plekken uitzoeken - Gemotiveerd blijven - Remote werkzaamheden zoeken - Werk uitvoeren - Verzekeringen kiezen - Uitschrijven bij gemeente of niet - Zzp'er in buitenland Inhoud: werken als digital of working nomad Wat zijn global nomads en digital nomads die werken...... lees verder op de pagina
    Werken in de outdoor en sportmanagement in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in de outdoor en sportmanagement in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland op het gebied van sport, outdoor en beweging Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek als o.a. activiteitenbegeleider, outdoormedewerker, sportinstructeur of sportleraar Inhoud: Outdoor- en sportinstructeur in het buitenland: wat is het, waarom doen en waar kan je het beste heen? In welke landen en met welke werkzaamheden kan je via JoHo in het buitenland werken, stagelopen...... lees verder op de pagina
    Personeelsmedewerker, human resources en arbeidsbemiddeling in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Personeelsmedewerker, human resources en arbeidsbemiddeling in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland op het gebied van arbeidsbemiddeling, personeelszaken en human resources Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk als bemiddelaar, detacheringsbegeleider, human resource manager, intercedent, personeelsmedewerker of recruiter werving en selectie Inhoud Vragen: o.a Wat is werk, wat is een carrière en waarom werken wij? Wat is human resource management (HRM)? Wat is er in de arbeidsovereenkomst of aanstellingsovereenkomst opgenomen? Wat...... lees verder op de pagina
    Psycholoog en coach in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Psycholoog en coach in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken als psycholoog, in de geestelijke gezondheidszorg of in de coachingsector in binnen- en buitenland Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek als gedragswetenschapper, personal coach, mental coach of psychologisch hulpverlener Inhoud: o.a. Wat is de psychologische sector, waar kan je werken in de geestelijke gezondheidszorg en wat ga je doen? Wat zijn je werkzaamheden, taken en competenties als psychologische hulp...... lees verder op de pagina
    Reisleider en reizen begeleiden in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Reisleider en reizen begeleiden in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland in de reissector of als reisleider Werken, stagelopen of vrijwilligerswerk doen als groepsleider, host, reisbegeleider, reismedewerker of reisorganisator Inhoud: o.a. Wat betekent werken voor een reisorganisatie of touroperator in het buitenland? In welke landen en met welke werkzaamheden kan je via JoHo in het buitenland werken, stagelopen of vrijwilligerswerk doen als reisleider of gids Reisleider &...... lees verder op de pagina
    Werken in het toerisme en de reissector in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het toerisme en de reissector in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland in het toerisme, de reissector en de vrijetijdssector Werken, stagelopen of vrijwilligerswerk doen bij: Campings - Cruiseschepen - Duikscholen - Ecolodges - Guesthouses - Events - Horeca - Hotels - Reisorganisaties - Safarikampen - Sportorganisaties - Zomerkampen Inhoud: o.a. Wat is werken bij een hotel, hostel, guesthouse of restaurant in het buitenland? Wat is werken op...... lees verder op de pagina
    Werken als onderzoeker en in de wetenschap in het buitenland via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk

    Werken als onderzoeker en in de wetenschap in het buitenland via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland bij een onderzoeksorganisatie of wetenschappelijke instelling Betaald werk, stage en vrijwilligerswerk als analist, aio, onderzoeksmedewerker, promovendus of wetenschapsassistent Inhoud: o.a. Wat is kennis, en wat betekent waarheid? Wat is onderzoek doen, en wat is onderzoeken? Wat is statistiek, en wat zijn methoden? Wat is analyseren? Wat is analytisch zijn, de kern van een probleem zien en...... lees verder op de pagina
    Werken bij een internationale organisatie of non-profit instelling in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken bij een internationale organisatie of non-profit instelling in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken en ontwikkelen bij non-profit organisaties, sociale ondernemingen en internationale organisaties Werken als beleidsmedewerker, duurzaamheidscoördinator, fondsenwerver, milieumedewerker, natuurbeschermer of bijvoorbeeld projectmedewerker: naar het buitenland als stagiair, vrijwilliger of betaalde kracht Inhoud: o.a o Wat is een non-gouvernementele organisatie (NGO) en een gouvernementele organisatie? Wat zijn de taken en arbeidsvoorwaarden binnen fondsenwerving en acquisitie in de non-profit sector? Wat zijn de...... lees verder op de pagina
    Werken in een lodge, ecohotel of safaricamp via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in een lodge, ecohotel of safaricamp via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland op een safari kamp, duurzame lodge of eco hotel in Afrika, Azië, Latijns-Amerika of Australië Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek als o.a: assistent manager - barpersoneel - host - kampmanager - kok - lodgemanager - receptiemedewerker - technische hulp Inhoud: o.a Wat is werken in het buitenland in de huishouding van een B&B, guesthouse, hostel...... lees verder op de pagina
    Werken in een hotel of hostel in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in een hotel of hostel in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland in een hotel, hostel, guesthouse, bed en breakfast of andere accommodatie Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek als o.a: assistent manager, host, barpersoneel , entertainer, kok, manager, reeptiemedewerker of technisch medewerker Inhoud: o.a. Wat is werken in het buitenland in de huishouding van een B&B, guesthouse, hostel of hotel? Wat zijn je taken als als balie-...... lees verder op de pagina
    Werken in de marketing en communicatie in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in de marketing en communicatie in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland op het gebied van communicatie, marketing en voorlichting Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek als marketeer, marketing medewerker, pr medewerker, public affairs officer, productmanager of voorlichter Inhoud o.a. Wat is communicatie binnen een organisatie, en wat is het vakgebied communicatie? Wat is communiceren en wat is marketing? Wat zijn de meest voorkomende functies en rollen in...... lees verder op de pagina
    Werken in de bouw, ict, techniek en transport in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in de bouw, ict, techniek en transport in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland in de bouw-, ict-, techniek- of transportsector Werk, stage of vrijwilligerswerk als bouwvakker, bouwmedewerker, chauffeur, chemicus, ICT'er, technicus, technisch medewerker of vervoersmedewerker Inhoud: o.a. Wat is ICT? Wat is milieu en duurzaamheid in het buitenland? Waar moet je aan denken als je gaat werken in het buitenland? Techniek & Vacatures In welke landen en met welke...... lees verder op de pagina
    Werken in de wintersport via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk

    Werken in de wintersport via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk

    Werken in de wintersport als gastheer, gastvrouw, host, kok of skichaletmedewerker Inhoud o.a. Wat zijn je taken als chalet medewerker? Welke competenties heb je nodig in de wintersport als chaletmedewerker? Welk persoonstype heb je nodig voor werk als chalet medewerker Welk opleidingsniveau heb je nodig voor werk als chalet medewerker en wat zijn je functie-eisen? Wat zijn de arbeidsvoorwaarden en...... lees verder op de pagina
    Werken in het buitenland bij een helpdesk of call center via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland bij een helpdesk of call center via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken en jezelf ontwikkelen bij helpdesks, service centers en callcenters in het buitenland Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek als alarmcentrale invalkracht, inbound servicemedewerker, outbound servicemedewerker, teamleider call center of teamleider helpdesk Inhoud o.a Wat zijn je werkzaamheden en taken als je gaat werken bij een alarmcentrale, helpdesk of callcenter in het buitenland? Heb je een opleiding nodig, en wat...... lees verder op de pagina
    Werken in het buitenland als duikinstructeur of divemaster via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland als duikinstructeur of divemaster via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland bij een duikschool of duikcentrum Werken, stagelopen of vrijwilligerswerk doen als dive master, duiker, duikinstructeur of duikschoolmedewerker Inhoud: o.a. Wat komt er kijken bij werken bij een duikschool of duikcentrum in het buitenland? Wat komt er bij kijken als divemaster of duikinstructeur wilt worden Wat zijn je verdiensten en voordelen bij werken voor een duikschool in...... lees verder op de pagina
    Werken in het buitenland bij een skischool als skileraar of snowboardinstructeur via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland bij een skischool als skileraar of snowboardinstructeur via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk

    Betaald werk, stage of vrijwilligerswerk als skileraar, snowboardinstructeur, skischoolmedewerker of wintersport all-rounder Inhoud : o.a. Wat zijn je werkzaamheden en taken als ski- of snowboardleraar in het buitenland? Heb je een opleiding nodig voor het werken als ski- en snowboardleraar in het buitenland, en wat zijn de eisen aan de functie? Wat zijn de arbeidsvoorwaarden en salarisindicaties voor ski- en...... lees verder op de pagina
    Werken in het buitenland in een bar, cafe, club, discotheek of restaurant via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland in een bar, cafe, club, discotheek of restaurant via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland in een bar, cafe, club, discotheek of restaurant Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek als assistent bedrijfsleider, barpersoneel, bezorger, host, horecamanager, kok of ober Inhoud: o.a. Hoe regel je een baan bij een hotel, hostel, guesthouse of restaurant in het buitenland? Werken in de horeca of entertainment in het buitenland: wat is het, waarom zou je...... lees verder op de pagina
    Werken in het buitenland met kinderen en jongeren via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland met kinderen en jongeren via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in de pedagogische sector, jeugdzorg of kinderverzorging in binnen- en buitenland Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek als au pair, jeugdwerker, kinderverzorger, orthopedagoog, pedagoog, pedagogisch hulpverlener of pedagogisch medewerker Inhoud: o.a. Wat is de pedagogische sector, waar kan je werken en wat ga je doen? Werken met kinderen in het buitenland: wat is het, waarom zou je het doen...... lees verder op de pagina
    Werken in het buitenland op het gebied van management en organisatie via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland op het gebied van management en organisatie via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland op het gebied van bedrijfsorganisatie, management en advies Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek als bedrijfskundige, bedrijfsmanager, consultant, coordinator, groepsleider, manager of organisatie-adviseur Inhoud: o.a. Wat is leidinggeven en waar gaat het om? Wat is professionaliteit en professioneel handelen,en deskundig zijn en vakmanschap tonen? Wat is leidinggeven, coördineren, motiveren en besluitvaardigheid, als competentie? Wat zijn aandachtspunten...... lees verder op de pagina
    Werken in het buitenland op het gebied van beleid en bestuur via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland op het gebied van beleid en bestuur via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland binnen het bestuur, de overheid en de regelgeving Betaald werk, stage of vrijwilligerswerk als ambtenaar, bestuurskundige, bestuursmedewerker, gemeentemedewerker, juridisch medewerker of politiek assistent Inhoud o.a: Wat is bestuursrecht? Wat is bestuurskunde? Hoe zit het staatsrecht en bestuursrecht in elkaar, en wat zijn de deelgebieden? Bestuur en beleid & Vacatures In welke landen en met welk werk...... lees verder op de pagina
    Werken op een camping, glamping, kampeerboerderij of resort in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken op een camping, glamping, kampeerboerderij of resort in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland op campings, kampeerboerderijen en resorts Betaald werk, stage of vrijwilligerswerk als barmedewerker, entertainer, receptiemedewerker, technisch medewerker of tentopzetter Inhoud: o.a. Wat is werken op een camping in het buitenland? Welke werkzaamheden voer je uit tijdens je werk voor een camping in het buitenland? Wat zijn de arbeidsvoorwaarden bij werken op een camping in het buitenland? Wat...... lees verder op de pagina
    Werken op een boerderij in het buitenland en fruit plukken via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk

    Werken op een boerderij in het buitenland en fruit plukken via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk

    Werken op een boerderij in het buitenland of in de agrarische sector? Betaald werk, stage en vrijwilligerswerk als agrarisch medewerker, druivenplukker, fruitplukker of organisch boerderijmedewerker Inhoud: o.a. Werken op een boerderij in het buitenland: wat is het, waar kan je het beste heen, en ben je verzekerd? Welke soort werk en welke seizoensbanen zijn er op een boerderij en in...... lees verder op de pagina
    Werken op een cruiseschip of zeiljacht in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken op een cruiseschip of zeiljacht in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken op cruiseschip of zeiljacht in het buitenland Arts - Bemanning - Crew - Entertainer Horecamedewerker - Officier - Stewards - Verpleging - Winkelmedewerker Taken, salarissen en achtergronden? Wat zijn je taken als medewerker in de bediening op een cruiseschip? Wat zijn de taken, salarissen en achtergronden van een stewardess of steward op zeiljacht? Wat zijn de taken, salarissen en...... lees verder op de pagina
    Werken op een zomerkamp en activiteiten begeleiden in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken op een zomerkamp en activiteiten begeleiden in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland op een vakantiekamp, summer camp of zomerkamp Werken, stagelopen of vrijwilligerswerk doen als activiteitenbegeleider, stafmedewerker, summercampmedewerker of leiding van een vakantiekamp Inhoud: o.a. Wat zijn je werkzaamheden en taken tijdens het werk op een zomerkamp of vakantiekamp in het buitenland? Wat is het verwachte opleidingsniveau, en wat zijn de eisen aan bij werk op een zomerkamp...... lees verder op de pagina
    Werken op het gebied van milieu en duurzaamheid in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken op het gebied van milieu en duurzaamheid in het buitenland via betaald werk, stage of vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland op het gebied van duurzaamheid en milieubeheer Betaald werk, stage, vrijwilligerswerk of werkervaringsplek als: duurzaamheidsmedewerker, milieumedewerker, milieucoördinator, natuurbeheerder, waste manager Inhoud: o.a. Wat betekent duurzaamheid en waar gaat duurzaamheid over? Wat is natuur, en wat betekent 'de natuur'? Wat is het milieu en wat is milieubescherming? Wat zijn de beste tips om duurzaam en milieuvriendelijk te...... lees verder op de pagina
    Werken met een working holiday visum en werkvakanties in het buitenland

    Werken met een working holiday visum en werkvakanties in het buitenland

    Werken, reizen en backpacken in Amerika, Australië, Canada, Europa, Nieuw-Zeeland of ander land Inhoud Wat is een werkvakantie, Working Holiday in het buitenland Wat is een Working Holiday visum, wat is een Australisch Working Holiday visum? Hoelang duurt een werkvakantie, Hoe regel je een werkvakantie, Hoe kan je een werkvakantie vullen? Hoe kan je je oriënteren en voorbereiden op werken...... lees verder op de pagina
    Vrijwilligerswerk in het buitenland doen en vacatures voor vrijwilligerswerk

    Vrijwilligerswerk in het buitenland doen en vacatures voor vrijwilligerswerk

    Vrijwilligerswerk in het buitenland doen, projecten in het buitenland steunen en vacatures voor vrijwilligerswerk in het buitenland zoeken Inhoud: o.a Wat zijn de vragen die je jezelf moet stellen als je vrijwilligerswerk in het buitenland wilt gaan doen? Waarom vrijwilligerswerk doen in het buitenland en waarom een ander helpen? Wat kunnen redenen zijn om géén vrijwilligerswerk in het buitenland te...... lees verder op de pagina
    Stage in het buitenland en vacatures voor stagelopen in het buitenland
    TEFL cursus volgen en Engelse les geven in het buitenland

    TEFL cursus volgen en Engelse les geven in het buitenland

    TEFL cursus volgen en Engelse les geven in het buitenland TEFL Training - TESOL cursus - CELTA Certicaat - TESL Diploma Vacatures betaald werk - Vacatures vrijwilligerswerk Inhoud: o.a Wat is een TEFL cursus? Wat is het verschil tussen TEFL, TESOL, CELTA en TESL? Engelse les geven & Vacatures Hoe vind je betaald werk als leraar of docent Engels in...... lees verder op de pagina
    Werken in zorg en medische werk in het buitenland via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk

    Werken in zorg en medische werk in het buitenland via betaald werk, stage en vrijwilligerswerk

    Werken in het buitenland in de gezondheidszorg bij ziekenhuizen en zorginstellingen Werk, stage of vrijwilligerswerk als arts, co-assistent, chirurg, fysiotherapeut, huisarts, kinderarts, neuroloog, psychiater, stagiair, tropenarts , verpleegkundige of zorgverlener Inhoud: o.a Medische stage en stage in de gezondheidszorg in het buitenland: wat is het, waarom zou je het doen en waar kan je beste heen? Hoe ziet je dag...... lees verder op de pagina
    Werken in het buitenland

    Werken in het buitenland

    Werken in het buitenland en jezelf ontwikkelen in een internationale omgeving Vragen en antwoorden over advies, betaald werken in het buitenland, coaching, keuzehulp en inspiratie rond banen, bemiddelende organisaties, bestemmingen, branches, competenties, functies, sectoren, vacatures, verzekeringen en werkgevers Inhoud: o.a. Wat zijn de 7 vragen die je kunt stellen als je wilt gaan werken in het buitenland? Hoe ziet de...... lees verder op de pagina

    Aanmelden bij JoHo om gebruik te maken van alle teksten en tools
     

    Aansluiten bij JoHo als abonnee of donateur

    The world of JoHo footer met landenkaart

    JoHo: crossroads uit bundel
    JoHo: crossroads uit selectie
    Werken en ontwikkelen in binnen en buitenland: thema's en startpagina's

    Werken en ontwikkelen in binnen en buitenland: thema's en startpagina's

    Carrière switchen, beroep kiezen en loopbaan plannen

    Carrière switchen, beroep kiezen en loopbaan plannen

    Het plannen van je carrière, het switchen van je loopbaan en het aanvaarden van toeval bij je beroepskeuze Beroepskeuze - Carrièreswitch - Functies - Werkrollen - Werksectoren Collega's kiezen - Levenspad volgen - Werktoekomst bepalen - Zelf bijdragen Inhoud Vragen: o.a. Wat is werk, wat is een carrière en waarom werken wij? Wat zijn competenties, kwaliteiten en vaardigheden? Wat is...... lees verder op de pagina
    Competenties en vaardigheden opdoen voor je studie, je werk, je reis en je leven

    Competenties en vaardigheden opdoen voor je studie, je werk, je reis en je leven

    Competenties en vaardigheden voor je studie, je werk, je reizen en je leven Alle eigenschappen, kwaliteiten, waarden, vaardigheden, competenties, talenten en contenties die bijdragen aan een zingevende en succesvolle leer-, werk en leefomgeving Inhoud Vragen: o.a. Wat zijn competenties of kwaliteiten? Wat zijn eigenschappen? Wat zijn waarden? Wat zijn contenties? Wat is talent en talenten? Wat is talentontwikkeling? Wat zijn...... lees verder op de pagina
    Detachering als expat en uitzenden naar het buitenland

    Detachering als expat en uitzenden naar het buitenland

    Inhoud : detachering als expat en uitzending naar het buitenland Wat is een expat ? Waar komt de term expatriate vandaan? Wat betekent uitzending naar het buitenland en expatriëring? Wat is het verschil tussen een expats en een emigrant ? ⇧ Inhoud : detachering als expat en uitzending naar het buitenland Wat is een expat, waar komt de term expatriate...... lees verder op de pagina
    Functies en werkzaamheden uitoefenen tijdens je baan, stage of vrijwilligerswerk in het buitenland

    Functies en werkzaamheden uitoefenen tijdens je baan, stage of vrijwilligerswerk in het buitenland

    Functies en werkzaamheden voor je loopbaan in Nederland of baan in het buitenland Functies per sector en werkveld zoals communicatie, duurzaamheid, geestelijke zorg, horeca, hospitality, maatschappelijke werk, medische zorg, onderwijs, onderzoek, recht of sport Inhoud: o.a. Wat zijn de startpagina's voor werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in binnen- en buitenland per activiteit en functie? Wat zijn de startpagina's voor sollicitaties en...... lees verder op de pagina
    Ondernemen of als zzp'er werken in het buitenland

    Ondernemen of als zzp'er werken in het buitenland

    Ondernemerschap en ondernemers in het buitenland Digital Nomad - Eenmanszaak - Initiatiefnemer - Working nomad - ZZP'er Inhoud: o.a. Waar let je op als je een eigen bedrijf wilt starten in het buitenland? Wat moet je wel en niet doen als je een zakelijke samenwerking wil aangaan met een buitenlandse partner? Wat zijn extra aandachtspunten als je een eigen bedrijf...... lees verder op de pagina
    Een sabbatical nemen, een time-out hebben of met lang verlof naar in het buitenland gaan
    Solliciteren en sollicitatieprocedures doorlopen in binnen- en buitenland

    Solliciteren en sollicitatieprocedures doorlopen in binnen- en buitenland

    Solliciteren, sollicitaties en sollicitatieprocedures in binnen- en buitenland Arbeidscontract - Arbeidsovereenkomst - Arbeidsvoorwaarden - Assessment Center - Sollicitatiebrief - Sollicitatiegesprek - Sollicitatiemail -Stagegesprek - Stagemail Inhoud o.a. Wat is je CV of een Curriculum Vitae? Wat is het belang van je CV en waar let je op? Wat wil je laten zien met je Curriculum Vitae (CV)? Sollicitatiebrief: Hoe schrijf...... lees verder op de pagina
    Tijdelijk werk, parttime werk, bijbaan en studentenbaan zoeken in binnen- en buitenland

    Tijdelijk werk, parttime werk, bijbaan en studentenbaan zoeken in binnen- en buitenland

    Tijdelijk werk, bijbaan en studentenbaan in Nederland of buitenland Met advies, coaching, keuzehulp en inspiratie rond banen, bemiddelende organisaties, bestemmingen, branches, competenties, functies, sectoren, vacatures, verzekeringen en werkgevers Inhoud: o.a. Wat is werken en waarom zou je werken? Hoe zit het met sollicitaties en procedure in buitenland en binnenland ? Hoe zit het met sollicitatiegesprekken in buitenland en binnenland? Hoe...... lees verder op de pagina
    Vacature in het buitenland zoeken en vacaturetools voor baan, stage en vrijwilligerswerk

    Vacature in het buitenland zoeken en vacaturetools voor baan, stage en vrijwilligerswerk

    Vacatures voor een baan in het buitenland, stage in het buitenland en vrijwilligerswerk in het buitenland Vacaturetools voor je persoonlijke ontwikkeling en internationale samenwerking Inhoud: o.a Wat zijn belangrijke vragen rond het plannen van je loopbaan en het zoeken naar vacatures Wat zijn belangrijke vragen rond oriënteren en voorbereiden op betaald werken in het buitenland Wat zijn belangrijke vragen rond...... lees verder op de pagina
    Vrijwilligerswerk in het buitenland doen en vacatures voor vrijwilligerswerk

    Vrijwilligerswerk in het buitenland doen en vacatures voor vrijwilligerswerk

    Vrijwilligerswerk in het buitenland doen, projecten in het buitenland steunen en vacatures voor vrijwilligerswerk in het buitenland zoeken Inhoud: o.a Wat zijn de vragen die je jezelf moet stellen als je vrijwilligerswerk in het buitenland wilt gaan doen? Waarom vrijwilligerswerk doen in het buitenland en waarom een ander helpen? Wat kunnen redenen zijn om géén vrijwilligerswerk in het buitenland te...... lees verder op de pagina
    Werken in het buitenland

    Werken in het buitenland

    Werken in het buitenland en jezelf ontwikkelen in een internationale omgeving Vragen en antwoorden over advies, betaald werken in het buitenland, coaching, keuzehulp en inspiratie rond banen, bemiddelende organisaties, bestemmingen, branches, competenties, functies, sectoren, vacatures, verzekeringen en werkgevers Inhoud: o.a. Wat zijn de 7 vragen die je kunt stellen als je wilt gaan werken in het buitenland? Hoe ziet de...... lees verder op de pagina
    Werkplezier en energie van je werk krijgen: leer je om te werken of werk je om te leren?
    Werken en jezelf ontwikkelen in binnen- en buitenland
    Competenties versterken, vaardigheden ontwikkelen en motivaties ontdekken: thema's en startpagina's

    Competenties versterken, vaardigheden ontwikkelen en motivaties ontdekken: thema's en startpagina's

    Carrière switchen, beroep kiezen en loopbaan plannen

    Carrière switchen, beroep kiezen en loopbaan plannen

    Het plannen van je carrière, het switchen van je loopbaan en het aanvaarden van toeval bij je beroepskeuze Beroepskeuze - Carrièreswitch - Functies - Werkrollen - Werksectoren Collega's kiezen - Levenspad volgen - Werktoekomst bepalen - Zelf bijdragen Inhoud Vragen: o.a. Wat is werk, wat is een carrière en waarom werken wij? Wat zijn competenties, kwaliteiten en vaardigheden? Wat is...... lees verder op de pagina
    Competenties en vaardigheden opdoen voor je studie, je werk, je reis en je leven

    Competenties en vaardigheden opdoen voor je studie, je werk, je reis en je leven

    Competenties en vaardigheden voor je studie, je werk, je reizen en je leven Alle eigenschappen, kwaliteiten, waarden, vaardigheden, competenties, talenten en contenties die bijdragen aan een zingevende en succesvolle leer-, werk en leefomgeving Inhoud Vragen: o.a. Wat zijn competenties of kwaliteiten? Wat zijn eigenschappen? Wat zijn waarden? Wat zijn contenties? Wat is talent en talenten? Wat is talentontwikkeling? Wat zijn...... lees verder op de pagina
    Functies en werkzaamheden uitoefenen tijdens je baan, stage of vrijwilligerswerk in het buitenland

    Functies en werkzaamheden uitoefenen tijdens je baan, stage of vrijwilligerswerk in het buitenland

    Functies en werkzaamheden voor je loopbaan in Nederland of baan in het buitenland Functies per sector en werkveld zoals communicatie, duurzaamheid, geestelijke zorg, horeca, hospitality, maatschappelijke werk, medische zorg, onderwijs, onderzoek, recht of sport Inhoud: o.a. Wat zijn de startpagina's voor werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in binnen- en buitenland per activiteit en functie? Wat zijn de startpagina's voor sollicitaties en...... lees verder op de pagina
    Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil

    Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil

    Tevreden voelen met je studie, je werkzaamheden en de invulling van je leven Een content gevoel, geluksgevoel en goed gevoel via: behulpzaamheid, betrokkenheid, inlevingsvermogen, onafhankelijkheid, stabiliteit, stapgerichtheid, vrijheid, zelfbewustzijn en zingeving Inhoud: o.a. Wat is contentheid, wat zijn contenties en de bronnen van een goed of gelukkig gevoel? Behulpzaamheid & Onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen Betrokkenheid &...... lees verder op de pagina
    Gesprekken houden, overleggen en discussie voeren

    Gesprekken houden, overleggen en discussie voeren

    Discussie, gesprek en overleg in binnen- en buitenland Argumenteren, Discussiëren, Gesprekken voeren, Overleggen, Overtuigen, Vergaderen Inhoud o.a. Wat is argumenteren? Wat is overtuigend zijn? Wat wordt verstaan onder overtuigingskracht Hoe wordt argumentatie ingezet bij het overtuigen? Wat moet je wel of niet doen tijdens een sollicitatiegesprek? Competenties en vaardigheden Hoe wordt argumentatie ingezet bij het overtuigen? Wat kan je doen...... lees verder op de pagina
    Goede argumenten gebruiken en logisch redeneren bij studie, stage of werk

    Goede argumenten gebruiken en logisch redeneren bij studie, stage of werk

    Argumentatie gebruiken en logica aantonen Leren argumenteren, clichés vermijden, logische gevolgen trekken, overtuigend redeneren en consistent reageren Inhoud Wat is een argument ? Wat is de basis van goed argumenteren? ⇧ Inhoud Wat is een argument? Wat is argumenteren? Wat voor soorten argumenten zijn er? Hoe wordt argumentatie ingezet bij het overtuigen? Wat is het nut van argumentatie? Hoe wordt...... lees verder op de pagina
    Kennis overdragen, feiten uitwisselen en boodschappen overbrengen bij studie, stage en werk

    Kennis overdragen, feiten uitwisselen en boodschappen overbrengen bij studie, stage en werk

    Feiten uitwisselen, kennis overdragen, boodschappen overbrengen, begrip kweken en betrokkenheid versterken Argumentatie - Communicatie - Overtuigingskracht - Redenatie - Tekstgebruik - Schrijfvaardigheden inhoud: o.a. Wat is communiceren? Wat is mondelinge, schriftelijke en non-verbale communicatie? Wat is argumenteren en wat is het nut van argumentatie? Studiehulp en samenvattingen Waar vind je de samenvattingen en studiehulp voor tekstgebruik? Waar vind je de...... lees verder op de pagina
    Studiekeuze maken en master kiezen

    Studiekeuze maken en master kiezen

    Studie, master of cursus zoeken en kiezen voor je opleiding en toekomst Van motivatie, plezier, specialisatie, talent en toekomstperspectief naar zingeving of zelfinzicht Inhoud : o.a Wat is talent en wat zijn talenten? Wat zijn de stappen die je kan nemen als je een studie, een master, een cursus of een opleiding wil kiezen? Welke studies kan je doen: Wat...... lees verder op de pagina
    Talent en aanleg ontdekken en waarderen om te leren, te werken en te leven

    Talent en aanleg ontdekken en waarderen om te leren, te werken en te leven

    Talenten en aanleg ontdekken, benutten, waarderen en tot recht laten komen Inhoud Vragen: o.a. Wat is talent en wat zijn talenten? Wat zijn competenties of kwaliteiten? Wat zijn eigenschappen, kwaliteiten, waarden, vaardigheden, competenties, talenten en contenties? Wat zijn betrokken spreuken en tips rond authenticiteit, jezelf zijn, talent, kwaliteit en zelfinzicht? Verdiepen en studeren: Hoe en waar kan je je competenties,...... lees verder op de pagina
    Twijfelen of keuzes maken: van keuzestress naar een goede beslissing
    Vraag stellen en antwoord zoeken: van probleem naar oplossing gaan
    Werkplezier en energie van je werk krijgen: leer je om te werken of werk je om te leren?
    JoHo zoekt medewerkers die willen meebouwen aan een tolerantere wereld

    Werken, jezelf ontwikkelen en een ander helpen?

    JoHo zoekt medewerkers, op verschillend niveau, die willen meebouwen aan een betere wereld en aan een zichzelf vernieuwende organisatie

    Vacatures en mogelijkheden voor vast werk en open sollicitaties

    Vacatures en mogelijkheden voor tijdelijk werk en bijbanen

    Vacatures en mogelijkheden voor stages en ervaringsplaatsen

    JoHo: footprints achterlaten
    JoHo: pagina delen

    The world of JoHo footer met landenkaart

    Account - Bereikbaarheid - Contact - Dienstenwijzer - Gegevens - Vacatures - Zoeken