Jeugdwerk, kinderopvang en pedagogiek in het buitenland: vragen en antwoorden
Wat zijn de competenties en functie-eisen van werken in de kinderverzorging of de jeugdzorg in het buitenland?
Competenties:
- Je moet goed kunnen observeren, want je houdt uiteraard een groep kinderen in de gaten.
- Communicatie-vaardigheden: Je moet goed kunnen luisteren en weten wat je zegt, zowel tegen de kinderen als tegen de ouders.
- Geduld: Kinderen kunnen soms lastig zijn, dus je hoort zo nu en dan geduld te hebben.
- Oplossingsgerichtheid
- Goed kunnen plannen en organiseren.
- Relatiegericht, je bouwt als het ware een band op met de kinderen en de ouders.
- Flexibiliteit, plannen verlopen niet altijd zoals verwacht en je bent in sommige gevallen extra nodig.
Functie-eisen:
- Een VVE-diploma (voor- en vroegschoolse educatie), diploma Pedagogie of een certificaat in kinderopvang.
- Je moet natuurlijk goed met kinderen kunnen omgaan en weten wat hun behoeften zijn, dit geldt ook voor kinderen die speciale zorg nodig hebben.
- Kennis over de ontwikkelingen van een klein kind en benodigdheden.
- Je moet bereidt zijn om een lange tijd in het buitenland te wonen.
- EHBO-diploma
- Open houding, je staat klaar voor eventuele veranderingen en bent nieuwsgierig naar nieuwe dingen.
- Goed samenwerken, je werkt ook met andere collega's. Een goede samenwerking zorgt voor een prettige werkvloer.
- Goede beheersing Engels en Nederlands.
Wat is de pedagogische sector, waar kan je werken en wat ga je doen?
Wat is de pedagogische sector?
- Pedagogiek is de wetenschap van de ontwikkeling van een kind tot aan zijn volwassenheid. Deze wetenschap bestudeert de opvoeding en de verschillende ontwikkelingsfasen. Ook wordt de relatie tussen een kind en zijn omgeving bestudeerd. Daarbij kun je denken aan relaties met familie, tussen school, vriendjes en vriendinnetjes en de media. Een beoefenaar van deze studie heet pedagoog.
- Er zijn veel verschillende soorten pedagogen en zij oefenen hun vak dan ook op zeer verschillende terreinen uit. Ze werken voor kinderen en mensen met een verstandelijke beperking, hun ouders, verzorgers of vertegenwoordigers en voor andere bij opvoeding en onderwijs betrokken personen. Je zou kunnen stellen dat de pedagogiek een stapje verder gaat dan de psychologie: gedrag en gedragsproblemen worden niet alleen verklaard, maar er worden ook oplossingen voor gezocht.
Wat is de ontstaansgeschiedenis van de pedagogische sector?
- De term pedagogiek stamt af van het Griekse woord paidagoogia, wat letterlijk kinderleiding betekent. In de tijd van de Republiek der Nederlanden, in de Gouden Eeuw, werden kinderen opgevoed met het oog op de hemel: daar moest het kind goed terechtkomen. Centraal stond aandacht voor ‘het unieke kind’. Aan het einde van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw verschoof de aandacht in de opvoeding uiteindelijk naar ‘opvoeden in het belang van het kind’. Opvoeders kregen rechten en plichten, die mede voortkwamen uit de in 1905 vastgelegde kinderbeschermingswetten.
- Sinds de Tweede Wereldoorlog zijn de buitenlandse invloeden op de Nederlandse opvoeding alsmaar gegroeid. Het meest opmerkelijke verschil in de geschiedenis van de pedagogiek, is dat tot en met de eerste helft van de twintigste eeuw door opvoeders alleen werd ingegrepen als dat nodig was, terwijl opvoeders zich nu veel meer richten op preventie. Vandaag de dag zijn er vele verschillende opleidingen op het gebied van pedagogiek: op mbo-, hbo- en universitair niveau.
Wat zijn de onderdelen van de pedagogische sector?
Als afgestudeerd pedagoog kun je op veel verschillende plekken terecht komen. Hieronder een opsomming van enkele werkvelden waar pedagogen werken:
- jeugdzorg;
- onderwijs;
- gehandicaptenzorg;
- verslavingszorg;
- ouderenzorg;
- psychiatrie;
- kinderopvang;
- gemeenten.
Wat zijn de 'producten en diensten' van de pedagogische sector
- Zoals hierboven al aangegeven, kun je met pedagogiek vele kanten op. Er zijn veel verschillende organisaties en instellingen waar pedagogen werken. Het soort werk dat pedagogen doen en in welke functie zij hun werk uitvoeren, verschilt eveneens. Hieronder een opsomming van enkele organisaties en instellingen om je een beeld te geven van de plekken waar je als pedagoog aan de slag kan.
Jeugdhulpinstellingen
- In deze instellingen wonen kinderen en jongeren die door problemen (tijdelijk) niet meer thuis kunnen wonen. Een behandelteam stelt een behandelplan op om de jongeren te helpen met hun psychische en/of lichamelijke problemen. Er zijn verschillende soorten instellingen die hieronder vallen. Zo kunnen jongeren terecht komen in een klein gezinshuis, in de crisisopvang of in instellingen voor een langer verblijf. Het kan zijn dat ze alleen overdag blijven, maar ook dat ze langdurig dag en nacht moeten worden opgevangen.
Kinderafdeling ziekenhuizen
-
Binnen ziekenhuizen zijn speciale kinderafdelingen. Kinderen die opgenomen of geopereerd moeten worden, krijgen daar intensieve begeleiding. Vaak begrijpen kinderen niet precies wat er aan de hand is en zijn ze bang. Binnen die speciaal voor kinderen gereserveerde afdelingen zorgt een behandelteam dat een kind een zo aangenaam mogelijk verblijf heeft.
Gemeenten
- Gemeenten hebben speciale medewerkers in dienst om het beleid ten opzichte van kinderen en jongeren te bepalen en uit te voeren. De onderwerpen variëren van vrijetijdsbesteding voor jongeren tot het voorkomen van criminaliteit onder die jongeren. Sinds 1 januari 2015 hebben gemeenten op het gebied van jeugdhulp bovendien van de rijksoverheid heel veel extra taken op het gebied van jeugdhulp overgedragen gekregen.
Kinderdagverblijven
- Kinderdagverblijven kunnen een zelfstandige organisatie zijn, maar ook bijvoorbeeld onderdeel van een bedrijf. Ouders brengen hun kinderen hier als zij bijvoorbeeld zelf aan het werk zijn. In kinderdagverblijven worden de kinderen ingedeeld in groepen van hun eigen leeftijd. Tijdens hun verblijf eten ze, doen ze middagdutjes en spelen ze. Net als thuis.
Instellingen voor opvoedingsondersteuning
- Voorbeelden van deze instellingen zijn bijvoorbeeld jeugdgezondheidszorg, thuiszorg, GGD, Bureau Jeugdzorg, opvoedpunten, scholen en maatschappelijk werk. Ook wordt opvoedingsondersteuning steeds meer via Centra voor Jeugd en Gezin (CJG) aangeboden. Binnen deze instellingen kunnen ouders individuele begeleiding bij het opvoeden krijgen, of groepsgewijze opvoedingsondersteuning via themabijeenkomsten en oudercursussen. Daarnaast zijn deze instellingen ook altijd een algemene bron van vrij verkrijgbare informatie over opvoeden en alles wat daarbij komt kijken.
Wat zijn de beste voorbeeldlessen die je kunt gebruiken als je lesgeeft, of kinderen helpt in het buitenland
Voorbeeldlessen die je kunt gebruiken als je lesgeeft, of kinderen helpt op een school in het buitenland
- Wat zijn praktische tips voor en tijdens de les op je school in het buitenland?
- Wat zijn introductiespellen en lesactiviteiten in het Engels?
- Wat zijn introductiespellen en lesactiviteiten in het Nederlands?
- Wat zijn activiteiten voor sociale projecten met kinderen?
- Vorbereiden & Zelf lesmateriaal ontwerpen
Wat zijn praktische tips voor en tijdens de les op je school in het buitenland?
Voor de les
- Probeer te achterhalen in welk lokaal je les zult gaan geven en neem enkele dagen van te voren al eens een kijkje in het lokaal. In ontwikkelingslanden zijn leslokalen namelijk niet altijd zoals wij ze kennen. Probeer jezelf daarom vooraf vertrouwd te maken met de ruimte. Stel jezelf o.a. de volgende vragen;
- Waar sta ik als docent?
- Waar zitten mijn leerlingen. Zitten ze allemaal in rijen naast elkaar? Zitten ze in een U? Zitten ze per paar aan - tafels?
- Welke voorzieningen heb ik tot mijn beschikking? Is er een schoolbord, schrijfmateriaal, papier etc, etc.?
- Waar zitten de ramen en de deur?
De eerste les is altijd super spannend!
- Haal diep adem.
- Adem met je buik en niet met je borst.
- Vertrouw in je eigen kunde/kunnen. Zeg desnoods tegen jezelf; "Ik weet het beter dan de leerlingen, want ik ben de docent". Pas wel op dat je door deze gedachte niet te arrogant overkomt.
- Handel zo zelfbewust mogelijk. Dit versterkt het gevoel van het vorige punt.
- Wees aanwezig in het lokaal wanneer de leerlingen binnenkomen.
- Zoek andere docenten/collega's op voor een praatje. Dit haalt je gedachten even van de les af. Je hebt de laatste dagen al genoeg aan je lessen gedacht.
Tijdens de les
- Een vol bord leidt af. Zorg er daarom voor dat je regelmatig je bord schoon veegt. Zorg er dan ook voor dat je geen strepen achterlaat en maak het hele bord schoon. Sommige docenten maken alleen het bord schoon waar ze willen schrijven. De rest van de tekst laten ze gewoon staan. Dit ziet er dan rommelig en smerig uit. Het leidt veel leerlingen af.
- Bedenk relevante vragen die je de klas kunt stellen. Bedenk voor jezelf niet alleen de juiste maar ook de foute antwoorden. Wees niet verbaasd wanneer leerlingen antwoorden weten te bedenken waar jij als docent nog nooit aan gedacht had.
- Geef leerlingen genoeg tijd om na te denken over de vraag en de mogelijke antwoorden en stimuleer ze een antwoord te geven. Geef als docent niet te snel zelf het antwoord. Het nadenken over de vraag en de antwoorden helpt leerlingen bij het verwerken van de inhoud. Niet te snel voorzeggen dus!!
- Wees niet bang voor de stilte die na het stellen van de vraag kan vallen. Deze stilte geeft aan dat jouw leerlingen bezig zijn met nadenken. Als duidelijk blijkt dat niemand het antwoord gaat geven, dan zijn er twee mogelijkheden: Geef het juiste antwoord of geef een hint om je leerlingen op de juiste weg te helpen.
- Wat doe je wanneer je een goed antwoord op je vraag krijgt? Wat doe je eigenlijk wanneer je een (totaal) verkeerd antwoord krijgt?
- Lach de leerling niet uit om zijn of haar foute antwoord.
- Geef een compliment wanneer het antwoord juist is. Probeer wel gepaste complimenten te geven en het aantal juist te doceren. Niets irriteert zo erg als een docent die bij elk antwoord zegt: "Geweldig antwoord ...".
- Probeer tijdens de les oogcontact te maken met iedere leerling in je lokaal. Met de leerlingen in het midden, maar vooral ook met de leerlingen achterin en aan de rand. Geef iedere leerling het gevoel dat je hem persoonlijk hebt aangekeken en dat jij hebt meegekregen dat hij of zij in je lokaal heeft gezeten. Dit schept een band tussen jou en de leerlingen die de sfeer ten goede komt.
Wat zijn introductiespellen en lesactiviteiten in het Engels?
Team Games
- Everyone loves competitive games. This type of game can involve running and writing the answer on the board, throwing balls, or the quieter tabletop version of simply holding up the correct answer. Don’t forget: adults can be just as competitive as children, so introduce these games to all age ranges. They take little preparation and can be used as a starter or a main activity in your lesson. This version tests listening skills and comprehension of directions, but can equally be used for numbers, items of clothing, or even animals.
- Go over directions (turn right, turn left, go round the corner, take the second right etc) in class
- Next, split class into 2 or 3 teams, line each team up in front of board
- Shout out a direction; the first student from each team must then run to the board and draw the corresponding diagram. The first person to draw the correct diagram wins a point.
- If you prefer, you can have the diagrams pre-prepared so the student selects the correct diagram and pins it to the board, but students gain more from the process of drawing out the direction.
Quizzes
- Quizzes are always popular and are great for testing the what/ where/when questions. Ask students to write their own questions in teams, or form questions using a simple text. A firm favourite with teachers and students, quizzes can be invaluable for practising superlatives (biggest/longest/widest) and can also be modelled on popular TV shows.
Bingo
- This game requires little explanation. Play bingo with numbers, or for a more creative approach, use flashcards and vocabulary. The grids can be prepared easily beforehand and given out at the beginning of the lesson.
Who am I? (10-15 mins)
- This is a fantastic ice-breaker and a good game for both children and adults.
- For this game you’ll need Post-it, Sticky tape (just in case) and Pens
- Hand out a post-it to each of the students.
- Tell your students to write the name of someone famous that everyone in the class knows on their post-it; this person can be dead or alive. It is important to keep the name on the post-it secret!
- Stick the post-it onto the back of the person sitting next to you (this is where sticky tape can be handy!)
- Split the class into pairs; each person must find out who they are by asking questions. Here are some examples:
- Am I dead or alive?
- Am I male or female?
- Where do I live?
- What do I do?
- Note: The only question your students are not allowed to ask is, of course, ‘what is my name?’! Once each person from the pair has found out their name, they can swap post-its with another person. A simpler version of this game is adaptable for younger children, using animals in the place of famous people. You can also make this game a bit harden by allowing only question that can ben answered with a 'yes' or a 'no'.
Twister
- Twister? Yes, Twister. This is a great game for learning body parts, colours, right and left, giving instructions and having a giggle at the same time! A good activity to set a small group, and children love the silly aspect of this game. The child who falls down must then take the place of the person who twirls the arrow.
Wat zijn introductiespellen en lesactiviteiten in het Nederlands?
- Je baan in het buitenland is geregeld. Je geeft een half jaar Engelse les geven in China. Maar hoe houd jij in de zinderende hitte de leerlingen bij de les nadat jij een uur hebt uitgetrokken om hun het verschil tussen de ‘past-simple’ of de ‘past perfect’ bij te brengen. Met andere woorden wat doe jij als de kinderen op het punt staan om met propjes te schieten, je ontwetend aanstaren of in slaap dreigen te vallen?
- Hieronder vind jij een paar spelletjes en activiteiten die leerzaam en leuk zijn om samen te ondernemen. Goed voor de afwisseling en sfeer en tevens goed voor de ontwikkeling van hun Engels.
Vangbal
- (voor 8-12 scholieren)
- Benodigdheden: bal
- Dit balspel bevordert het reactievermogen van de student. Hij leert snel en goed antwoorden. De studenten vormen een cirkel en de leraar gaat met de bal in het middelpunt van de cirkel staan (of hij helpt de student die in het midden plaatsneemt).
- De leraar stelt een vraag en gooit vervolgens de bal naar één van de leerlingen. Deze leerling beantwoord de vraag en gooit de bal terug naar de leraar. Bijvoorbeeld:
- What are you having for dinner tonight? (hij gooit de bal naar een de scholier)
- Scholier: I’m having vegetables with potatoes (hij gooit de bal terug naar de docent).
- Als de scholier langer dan vijf seconden nadenkt voordat hij antwoord geeft moet de scholier in het midden van de cirkel de plaats van de docent innemen en de vragen stellen aan zijn team- of klasgenoten. Totdat een volgende klasgenoot het antwoord niet meer weet. Deze activiteit bevordert niet alleen de Engelse mondelinge vaardigheden maar zijn ook goed voor de motoriek en de sfeer in de groep.
Geheugenspel
- Een geheugenspel helpt kinderen met het leren van moeilijke woorden en verbetert hun uitspraak. Het helpt tevens bij het oefenen van de zinsopbouw. Benodigdheden zijn niet noodzakelijk maar het kan handig zijn voorwerpen in de buurt te hebben (bijvoorbeeld een stoel, landkaart, lamp...).
- Leerkracht: What are you doing tomorrow?
- Eerste Scholier: Tomorrow, I will visit my grandmother.
- Tweede scholier: Tomorrow, I will visit my grandmother and bake some cookies.
- Derde scholier: Tomorrow, I will visit my grandmother, bake (some) cookies and eat breakfast....
of:
- Leerkracht: What do you see in the classroom?
- Eerste scholier: In the classroom I see a table.
- Tweede scholier: In the classroom I see a table and a pencil
- Derde scholier: In the classroom I see a table, a pencil and a paper
Kennismakingspel
- Dit spel is bedoeld om kennis met elkaar te maken en de uitspraak te verbeteren. Je kan hierbij ook grappige bewegingen verzinnen die de scholieren moeten uitbeelden. De docent zet op het einde alle activiteiten en namen nog eens op een rijtje (leuk voor de leerlingen om te zien). Je kan dit het beste met maximaal 15 personen spelen (en dat is al best veel).
- Scholier 1: My name is Louise and I like to read a book (beeld uit dat jij een boek leest).
- Scholier 2: Her name is Louise and she likes to read a book (beeld uit dat jij een boek leest) and my name is Mark and I like to jump (springt)
- Scholier 3: Her name Louise and she likes to read (beeld uit), his name is Mark and he likes to jump (beeld uit) en my name is Carol and I like to swim (beeld uit).
- Etc...
What’s the time Mr. Wolf?
- Bij dit spel moeten de kinderen aan de overkant komen, in het veilige gebied, zonder dat zij door de wolf worden gegrepen. Hierbij hebben de kinderen veel plezier terwijl ze goed leren om de tijd in het Engels aan te duiden.
- Benodigdheden: krijt of grens die aangeeft waar de ‘schapen’ veilig zijn voor de ‘wolf”.
- Eén persoon speelt de wolf en de andere scholieren zijn de schapen. De wolf staat met zijn rug naar de schapen toe en kijkt dus naar de veilige haven. De schapen staan ongeveer tien meter van de veilige thuishaven vandaan.
- Een schaap vraagt: What’s the time Mr. Wolf? En de wolf antwoordt. Hij noemt een willekeurig tijdstip op de klok. Bijvoorbeeld: It’s 2 o’clock. De schapen mogen dan twee stappen naar voren lopen. Als de wolf bijvoorbeeld zegt: It’s 5 o’clock mogen de schapen vijf stappen naar voren zetten.
- Maar als de wolf zegt: It’s dinner time... mag de wolf zich omdraaien en schapen vangen die nog niet veilig in hun huis gekomen zijn. Want de schapen moeten zorgen dat zij zo snel mogelijk aan de overkant komen bij ‘dinnertime’. Als jij gevangen wordt door de wolf ben je af.
Wat zijn activiteiten voor sociale projecten met kinderen?
- Je helpt drie maanden de medewerkers in een weeshuis in Tanzania. Elke dag heb jij een groepje van tien kinderen onder je hoede. Maar Sabar gaapt nu al voor de tiende keer binnen vijf minuten terwijl jij toch echt dacht dat dit een spannend voorleesverhaaltje was. Je voelt en hoort dat de aandacht van de kinderen verslapt want het rumoer in de klas neemt toe. Wat te doen?
- Tijd om spelletjes uit de kast te trekken. Hieronder vind jij een paar activiteiten die je samen met kinderen heel gemakkelijk kan ondernemen. Leerzaam en spannend om te doen.
Waterdragen
- Twee kleutertjes leggen één parcours af met kleine hindernissen. In de hand houden ze een bekertje water vast en proberen dit heelhuids en vol naar de overkant te brengen. De kleuter met het meeste water in het bekertje aan de eindstreep heeft gewonnen.
Stand en de mand
- Eén leerling gooit een bal in de lucht terwijl ze roept 'stand in de mand en de bal is voor...'. Vervolgens roept hij/zij een naam van iemand in de groep, bijvoorbeeld Sade. Sade moet dan zo snel mogelijk de bal pakken. Als zij de bal heeft roept zij stop en moet iedereen stilstaan. Sade mag nog drie stappen zetten en probeert dan de bal door iemands benen te rollen. Lukt dat dan mag degene bij wie de bal door de benen rolt ‘stand in de mand’ roepen lukt dit niet danmoet Sade dit doen.
Flessenvoetbal
- Je hebt hier een aantal lege flessen voor nodig en water. De flessen worden door elkaar heen op het speelveld geplaatst. Een speler moet met een bal de fles van een tegenstander proberen omver te schieten. Als dat lukt moet degene van wie de fles is eerst de bal gaan halen en dan zo snel mogelijk de fles rechtop zetten. Als je fles leeg is, ben je af.
De aap en de kokosnoot
- Kinderen vormen met elkaar een kringetje. Dit zijn de zogenaamde bomen. In de kring ligt een bal (de kokosnoot) Een van de kinderen is de aap en loopt om de kring heen. Dan wordt er (zonder dat de aap het ziet) een apenjager aangewezen. Nadat geruisloos een apenjager is gekozen mag de aap proberen om de kokosnoot te pakken. Om de kokosnoot te pakken moet de aan tussen de bomen door de kring binnen dringen. Vanaf het moment dat de aap de koksnoot heeft mag de apenjagen uit de kring stappen en proberen de aap te vangen. De aap probeert weer terug buiten de kring (bomen) te komen. Binnen de kring kan de aap worden getikt, buiten de kring is de aap vrij.
Dennenappel carrousel
- (in plaats van een denneappel kan je ook een zakje zand gebruiken).
- Eén speler staat in het midden van een kring en draait een touw met een zakje zand aan het uiteinde laag over de grond (gebruik hiervoor een touw dat lang genoeg is, twee à drie meter). De spelers in de kring moeten over het touw springen.
- Lukt dit niet, dan zijn ze af.
Annemaria Koekoek
- (1, 2, 3 piano)
- Alle spelers staan achter een lijn, behalve de speler die "Annemaria" speelt. Deze speler staat zo'n 25 meter verderop, met zijn rug naar de spelers. Deze speler roept heel hard "An-ne-ma-ri-a Koe-koek" en bij Koekoek draait deze speler zich om. Iedereen waarvan hij nu ziet dat die nog beweegt, wijst hij aan en/of roept zijn naam en deze speler moet weer terug naar de lijn. Diegene die als eerste bij Annemaria komt, is bij het volgende spel de nieuwe Annemaria.
Balspel: aarde, lucht, water en vuur
- De groep staat in een cirkel, met één speler (met de bal) in het midden. De speler in het midden gooit de bal naar iemand, terwijl hij 1 van de 4 elementen roept (lucht, aarde, vuur of water). Daarna begint hij tot 5 te tellen. De speler die de bal toegeworpen krijgt moet binnen deze 5 tellen een vogel (lucht), een landdier (aarde) of een vis (water) noemen. Als de speler in het midden "vuur" zei, imiteert de ontvanger een brandweeralarm. Als de speler dit binnen de tijd doet, wordt de bal teruggeworpen, anders moet die speler in het midden. Een dier mag nooit 2 keer genoemd worden.
Telelego
- Zet twee deelnemers met de rug naar elkaar toe. De spelers krijgen beiden dezelfde bouwmaterialen. Speler 1 bouwt een constructie en hij moet ervoor zorgen dat speler 2 precies hetzelfde bouwwerk in elkaar zet, zonder dat speler 2 de constructie ziet. Hoe meer voorwerpen jij gebruikt hoe moeilijker het wordt.
Denkspel
- Eén speler moet raden welk bekend persoon de andere deelnemer in zijn hoofd heeft bedacht. Je mag uiteraard niet midden in het spel nog van persoon wisselen. De speler met de bekende persoon in zijn hoofd mag de vragen alleen met ‘ja’ en ‘nee’ beantwoorden.
Knutselen
- Met meisjes kan jij een duifjesmobile fabriceren of vlinders maken. Voor het maken van een vlinder heb je een stuk papier nodig. Je knipt de randen rond en tekent op iedere ronde hoek een oog. Verder heb jij een stokje nodig waar jij het papier op plakt in de midden. Nu heb je als het ware een vlinder op een stokje. Je kan ook nog met papier of stokjes voelsprietjes maken. Met wasco of verf vrolijk jij de vleugels op. Met jongens en meisjes maak je met een aantal takjes, touw en papier in een ommezwaai een vlieger of spiraalslinger.
Je eigen schoolorkest
- Kinderen kunnen met wat voor de hand liggende materialen hun eigen muziekinstrument maken. Maak met een aantal kinderen een paar verschillende instrumenten en jullie hebben zo een hele band bij elkaar.
- Creëer je eigen flessofoon: zet een aantal flesjes op een rij en vul de flesje met water tot op verschillende niveaus. Sla vervolgens met een stokje op de flessen of blaas erin. De toon is lager als er meer water in de fles zit.
- Vul een leeg conservenblik met steentjes, rijst of mais en sluit de bovenkant af met een papieren met elastiek of dik plakband. Je hebt je eigen rammelaar.
- Verder kan natuurlijk alles in wat binnen handbereik is van de kinderen als trommel dienen (levende wezens buiten beschouwing gelaten). Lepels of andere stokken zijn dan ook heel goed bruikbaar als trommelstok.
- Van een holle stok maak je gemakkelijk een fluitje. Snij een paar gaatjes in het stokjes en een nieuwe ‘blokfluit’ is geboren.
- Je eigen Sambabal kan je ook gemakkelijk maken. Zorg voor stevige, papieren (effen) zakjes. Gebruik voor elke sambabal een stokje/tak van 20 - 30 cm lang en 2,5 cm dik. Kleur de zakjes aan beide kanten vol. Blaas het zakje open en doe er wat rijst in. Bind het zakje met een elastiekje stevig om het stokje. En klaar is de sambabal.
Vorbereiden & Zelf lesmateriaal ontwerpen
- Op zoek naar meer tips of sport- spel en lesmateriaal?
- Bekijk de bijdragen van vrijwilligers en JoHo WorldSupporters of het Worldsupporter Magazine.
- Ga je voor de klas staan en ben je hierbij van plan zelf lesmateriaal te ontwerpen en leerteksten te schrijven? Kijk dan eens naar de samenvatting van het boek 'Lesgeven op papier', van Teunissen. Hierin vind je tips over lesgeven op papier, dat toch duidelijk iets anders is dan lesgeven aan een zichtbare groep mensen.