Democratie en politiek: basisvragen en antwoorden
Wat is politiek en wat is internationale politiek?
Wat is politiek en internationale politiek
- Politiek in de breedste zin van het woord is de activiteit waarmee een groep mensen algemene regels maakt, vormgeeft en invoert. Het is onlosmakelijk verbonden met begrippen als ‘conflict’ en ‘samenwerking’. Hoewel het vaak wordt gezien als een proces om conflicten op te lossen, is dit eigenlijk te beperkt. Het gaat meer om het proces van zoeken naar oplossingen, dan het vinden van een oplossing.
- Politiek wordt op twee manieren uitgeoefend. Ten eerste is er politiek die specifiek plaats vindt op een bepaalde locatie. Hierdoor wordt een normaal debat op eens een ‘politiek’ debat. De tweede mogelijkheid is dat politiek een proces of mechanisme (zoals een discussie) met een politieke lading is, die dus niet zozeer aan een kwaliteit (zoals een locatie) is gekoppeld maar in elke context kan plaatsvinden.
Onderscheid tussen nationaal en internationaal?
- In principe is politiek een aangelegenheid die wordt uitgevoerd binnen bepaalde fysieke grenzen als gevolg van soevereiniteit. Buitenlandse Zaken ziet meer toe op de relatie tussen landen. Politiek omtrent binnenlandse zaken wordt gekenmerkt door een hiërarchische verhouding, terwijl politiek tussen verschillende staten een anarchische verhouding heeft waarbij er geen hogere autoriteit is dan de soevereine staten.
- Dit onderscheid is onder druk komen te staan door de recente ontwikkelingen op het gebied van globalisatie als gevolg waarvan er transnationale organisatie ontstaan waarbij de grenzen steeds meer vervagen. De mate van ‘interdependence’ (onderlinge afhankelijkheid en verwevenheid) rechtvaardigt dan ook de vraag of het klassieke onderscheid tussen binnenlandse en buitenlandse politiek nog wel van deze tijd is. Met uitzondering van ‘hyperglobalizers’ is de algemeen gedragen mening wel dat de soevereiniteit misschien vervaagt maar nog wel in dusdanige mate aanwezig is om onderscheid tussen binnenlandse en buitenlandse politiek te rechtvaardigen.
Wat is democratie?
- Een van de waarden waarop de meeste westerse staten berusten is die van de democratie. In Nederland is alleen de indirecte democratie in de grondwet vastgelegd: De Staten-Generaal vertegenwoordigen het gehele Nederlandse volk.
- Het woord ‘democratie’ is een samentrekking van twee Griekse woorden: volk en heersen/regeren, dus ‘volksheerschappij’. Hieruit volgt het eerste kenmerk: in een democratische staatsvorm ligt de zeggenschap in enigerlei vorm bij de bevolking en niet bij een heerser of een (kleine) groep.
- In de wereld zijn er staten met een democratische dan wel een totalitaire of autoritaire regeringsvorm. Deze regeringsvormen komen uiteraard ook in vele vormen en soorten voor; kenmerkend voor de tweede categorie is veelal het gebrek aan effectieve regelmatige vrije en open verkiezingen alsmede de concentratie van effectieve macht in een persoon dan wel een partij. In een democratisch systeem wordt macht verworven, gelegitimeerd en gecontroleerd door het toekennen van zeggenschap aan de bevolking.
- In verschillende staten wordt een eigen invulling gegeven aan ‘democratie’. Maatschappelijke actoren spelen hierbij een aanzienlijke rol: politieke partijen, pers en media, vakbewegingen, tolerantie en respect. Democratie wordt ook wel de minst slechte manier van besluiten nemen genoemd, omdat de wisseling van machthebbers zo op een vreedzame manier verloopt.
- Bronnen: Heringa e.a.
Hoe ziet de politiek er in Nederland normaal gesproken uit?
Politiek in het kort
- De Nederlandse politiek is weinig in het nieuws in de wereld, omdat het er doorgaans vreedzaam en stabiel aan toe gaat.
- Dit is best een prestatie, gezien de drie bedreigingen van stabiel beleid in Nederland: een structureel gebrek aan een electorale meerderheid, het bestaan van twee te onderscheiden ideologieën in de Nederlandse politiek en de segmentatie van de Nederlandse samenleving.
- Nederland is al jaren een land van minderheden. Niet alleen op het gebied van geloofsovertuigingen en politieke stromingen, er worden ook vaak minderheidsregeringen gevormd. Dit wordt mede duidelijk doordat er vanaf de invoering van het algemeen kiesrecht nog geen enkele partij is geweest die meerderheid van 50% heeft weten te halen. Er zijn wel dominante partijen geweest. Zo hebben de liberalen vrijwel alle verkiezingen tot het begin van de 20e eeuw gedomineerd of zijn in ieder geval duidelijk aanwezig geweest
Bescherming van de Rechten van de Mens in Europa
Ontstaan van het EVRM
- Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden is van groot belang. Dit verdrag is in 1950 gesloten. Na de Tweede Wereldoorlog werd opgeroepen tot een ‘Verenigde Staten van Europa.’ Dit plan ging niet door, maar in 1948 kwam er wel degelijk een plan voor een economische en politieke unie. Deze zou zich bezig houden met allerlei onderwerpen zoals mensenrechten, maar ook de veiligheid van burgers. Ook dit ging niet door, maar in 1949 werd de Raad van Europa opgericht. In het Statuut hier bij bevestigden de lidstaten de rule of law, namelijk dat zij de vrijheid van het individu en de beginselen van de democratie belangrijk vonden. Deze beginselen moeten door iedere lidstaat worden gecodificeerd. Ook moet iedereen binnen de rechtsmacht van die staten mensenrechten genieten. De Raad van Europa is inmiddels behoorlijk uitgebreid na de val van de Berlijnse Muur. Veel landen uit het voormalig Oostblok zijn nu toegevoegd.
- Wat de Raad doet wordt voornamelijk bepaald door het Comité van Ministers. In tegenstelling tot de Raad van de Europese Unie heeft het Comité geen supranationale bevoegdheden. Besluiten worden bij consensus genomen en het Comité brengt aanbevelingen, resoluties en verklaringen uit om de samenwerking tussen overheden te stimuleren. Ook kan het Comité de tekst van verdragen vaststellen, maar deze verdragen zijn slechts bindend als zij door een staat geratificeerd zijn. De Parlementaire Vergadering neemt vaak het initiatief voor nieuwe verdragen en houdt ook toezicht op de mate waarin lidstaten hun verdragsrechtelijke verplichtingen nakomen. Het Comité en de Vergadering worden ondersteund door een onafhankelijk secretariaat dat wordt geleid door de Secretaris-Generaal. Als laatste is er de Commissaris voor de Mensenrechten, die toeziet op de naleving van mensenrechten door bijvoorbeeld voorlichting en het geven van adviezen.
- Na de Tweede Wereldoorlog is het VN-Handvest opgesteld om verdere schendingen van de rechten van de mens te voorkomen. Het N-Handvest bevat echter nauwelijks concrete verwijzingen naar mensenrechten. Daarom is als aanvulling hierop de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens (UVRM) opgesteld. Het UVRM is een verklaring, wat inhoudt dat deze niet bindend is voor lidstaten. Het UVRM geeft een brede catalogus van mensenrechten, maar staten kunnen geen beroep doen op de schending er van.
Rechten en vrijheden uit het EVRM
- Het EVRM had oorspronkelijk tot doel om alleen de klassieke grondrechten te beschermen. Denk hierbij aan de vrijheid van meningsuiting en godsdienst. Als aanvulling op het EVRM zijn er Protocollen opgesteld. Deze zijn bindend voor staten die naast het EVRM ook het betreffende protocol hebben geratificeerd. Een protocol is als het ware een verdrag in een verdrag. Sommige protocollen bevatten echter geen nieuwe rechten maar alleen procedurele maatregelen. Het EVRM bevat overigens niet alleen maar negatieve verplichtingen, zoals in de jaren ’50 werd gedacht. Dit komt later nog aan bod.
Toezicht op de naleving van het EVRM
- Naast het EHRM bestaat er ook een klachtenprocedure. Een individu kan dan een klacht indienen tegen een staat die het EVRM schendt. Die staat moet dan wel het individuele klachtrecht hebben erkend en de rechtsmacht van het EHRM hebben aanvaard. Een belanghebbende kan een klacht indienen bij de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens. Voorwaarde voor indiening is dat de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput. De Commissie beoordeelt vervolgens de klacht. Niet-ontvankelijke klacht beëindigen de procedure en ontvankelijke klachten worden naar het EHRM gestuurd (mits de betrokken staat de rechtsmacht van het EHRM heeft aanvaard). Ook wordt gekeken naar de mogelijkheid van een minnelijke schikking, waarbij de staat een bepaalde geldsom betaalt aan de klager. Als de betrokken staat de rechtsmacht van het Hof niet heeft aanvaard dan doet het Comité van Ministers de zaak af. De uitspraken van het EHRM zijn bindend.
- De Commissie en het Hof hebben ieder te maken met een stijgende werkdruk. Er zijn inmiddels meer landen tot het EVRM toegetreden en bovendien is de bekendheid van het verdrag flink vergroot. Hierdoor weten steeds meer mensen de weg naar het EHRM te vinden. Voor de stijgende werkdruk moet een oplossing worden gevonden om te voorkomen dat de situatie onhoudbaar wordt.
- De procedure moest als gevolg van de stijgende werkdruk worden hervormd. Hiervoor is het Elfde Protocol ingevoerd. Dit hield een fusie van de Europese Commissie en het EHRM in. Iedere staat die partij is bij het EVRM erkent nu ook de rechtsmacht van het EHRM. Alle verdragspartijen hebben tevens het individuele klachtrecht aanvaard. Klachten worden behandeld door een Comité van drie rechters. Artikel 34 en 35 EVRM geven de voorwaarden waar een klacht aan moet voldoen. Zo heeft geen bijvoorbeeld geen zin om meerdere klachten over het zelfde onderwerp in te dienen en moeten de nationale rechtsmiddelen zijn uitgeput. Ook is het mogelijk om op inhoudelijke gronden een klacht niet-ontvankelijk te verklaren. Denk bijvoorbeeld aan de kennelijk ongegrondverklaring van een klacht over abortus. Volgens klager zou abortus in strijd zijn met het recht op leven. Het Hof kan een zaak ook op deze grond afdoen.
- Het Comité van Ministers ziet toe op een goede tenuitvoerlegging van de uitspraken van het EHRM. Als een zaak echt heel belangrijk is dan kan er een Grote Kamer van zeventien rechters worden ingesteld. Als een partij het oneens is met een bepaalde uitspraak dan is rehearing mogelijk. Dit is een soort intern hoger beroep waarbij een zaak binnen drie maanden naar de Grote Kamer kan worden verwezen. Vijf rechters beslissen dan of er echt reden is voor eenrehearing. Indien het Hof daadwerkelijk een arrest wijst kan dit wel vijf tot zes jaar op zich laten wachten.
- Het Veertiende Protocol is bedoeld om het EHRM nog efficiënter te laten werken. Individuen kunnen nog steeds klagen en evident ongegronde zaken kunnen worden afgedaan door een enkelvoudige kamer. Dit heeft tot resultaat gehad dat eind 2011 de werkdruk voor het eerst bleek te zijn afgenomen. Kritiek op hervormingsmaatregelen was er ook. Veel landen vonden dat het EHRM zich te veel mengde in nationale aangelegenheden van staten. Hiernaast zijn ook Protocol 15 en 16 ingesteld. Het Vijftiende Protocol zorgt dat een klacht binnen vier in plaats van zes maanden moet worden ingediend. Het Zestiende Protocol ten slotte zorgt voor de mogelijkheid tot een bindend advies door het EHRM op verzoek van de hoogste nationale rechter. Ook de EU zelf is partij bij het EVRM. Hierin voorziet het Veertiende Protocol. De reden hier achter is dat de EU zo veel bevoegdheden heeft gekregen dat het ook aan de eisen van het EVRM moet voldoen.
Ontwikkeling van het EVRM
- De handhaving van de mensenrechten vormt een gezamenlijke Europese verantwoordelijkheid. Helaas dienen veel staten geen klachten in als dat nodig is. Bij conflictsituaties zoals in Noord-Ierland en Turkije heeft het EHRM geen doorbraak kunnen forceren.
- Door de waakzaamheid van burgers heeft het Hof allerlei staten er op gewezen dat hun wetgeving niet in lijn is met het EVRM. Omdat er zo veel arresten van het EHRM zijn gewezen is een nieuwe uitspraak inmiddels geen voorpaginanieuws meer. Het Hof verleent echter niet alleen rechtsbescherming, maar maakt ook duidelijk hoe de verplichtingen uit het verdrag moeten worden uitgelegd. Er zijn verschillende manieren om dit te interpreteren. Bij dynamische interpretatie wordt de uitleg van een begrip gekoppeld aan de tijd waarin geleefd wordt. Als gevolg hiervan moet steeds de recente jurisprudentie worden bestudeerd om een bepaald leerstuk uit te kunnen leggen. Ook moet de staat actief zijn en in actie komen bij de schending van mensenrechten. Dit kan door belanghebbenden van een advocaat te voorzien indien zij die niet kunnen betalen, maar ook door optreden tegen bijvoorbeeld kindermishandeling. De eerdere opmerking dat het EVRM alleen negatieve verplichtingen zou inhouden voor de staat is dus niet juist.
- Het EVRM heeft minder rechtskracht dan het EU-recht. Bepalingen uit het EVRM hebben geen voorrang boven bepalingen uit het nationale recht Daarnaast moet niet worden vergeten dat het Hof geen vierde instantie is waar zomaar kan worden doorgeprocedeerd. Het EHRM krijgt de klagers vaak niet eens te zien en zal alleen beoordelen of het recht op de juiste manier is toegepast. Door de ruime margin of appreciation moet het EHRM zich terughoudend opstellen als er nationale instanties zijn die de zaak beter kunnen beoordelen. Bij een onderwerp waar consensus over bestaat zal het Hof een nieuwe margin laten zien aan de staat die zich niet aan de regels houdt. Echter, als een cruciaal recht voor de klager in het geding komt dan toetst het Hof vaak intensief of het recht juist is toegepast. DE bedoeling van het EVRM is ook niet om te harmoniseren. Er zijn nu eenmaal verschillen tussen het recht van verschillende staten. De manier waarop staten de rechten invullen is ook geheel vrij.
Nederland en het EVRM
- In Nederland vervult het EVRM een belangrijke functie. De rechter in Nederland mag niet toetsen aan de grondwettigheid van wetgeving (art. 120 Gw). Daarnaast zorgt de jurisprudentie van het EHRM er voor dat het Verdrag bij de tijd blijft. Enkele bekende Nederlandse zaken zijn Kleyn, Baars, Steur en M.M. In al deze zaken werd een schending van de rechten uit het EVRM geconstateerd. Het vertrouwen dat het Nederlandse recht helemaal overeenstemt met het EVRM is dus onterecht gebleken. Ongeveer 80 keer heeft het EHRM een schending van het EVRM door de Nederlandse Staat geconcludeerd.
Mensenrechten op internationaal niveau: hoe is het geregeld?
Sinds de Tweede Wereldoorlog is de bescherming van fundamentele rechten van de mens niet langer alleen een zaak van de nationale rechtsorde. De naleving van die rechten kan inmiddels worden onderworpen aan internationaal toezicht. Aan de wieg van deze ontwikkeling staat de Universele Verklaring van de rechten van de mens.
Wat is de Universele Verklaring van de rechten van de mens?
De Universele Verklaring van de rechten van de mens is op 10 december 1948 door Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aanvaard. Het is geen juridisch bindend tekst, maar het is wel een gezaghebbend document dat voor vele nadien gesloten (wél) verbindende verdragen bron van inspiratie is geweest.
Het grootste deel van de in de Verklaring neergelegde rechten kunnen we rekenen tot de categorie van de klassieke mensenrechten. Het accent ligt op het waarborgen van een vrijheidssfeer van de burger tegenover inbreuken daarop door de overheid. Zij worden ook wel aangeduid als politieke rechten en burgerrechten. Daarnaast bevat de Verklaring een aantal rechten die als sociale mensenrechten worden aangeduid. Hierbij gaat het om de waarborging van de noodzakelijke minimumvoorwaarden voor de menselijke ontplooiing. Zij eisen (veelal) een actief optreden van de overheid.
Welke soort internationale mensenrechtenverdragen bestaan er?
De mensenrechten zijn later verder uitgewerkt in een groot aantal verdragen op dit gebied. Deze verdragen kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld. In de eerste plaats kunnen de verdragen aan de hand van hun inhoud worden ingedeeld. Die kan algemeen of specifiek zijn.
Algemene verdragen omvatten een catalogus van een van beide genoemde categorieën van mensenrechten. Zo is de Universele Verklaring op mondiaal niveau uitgewerkt in het Internationale Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke rechten (IVBPR) en het Internationale Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele rechten. Op regionaal niveau kan in dit verband gedacht worden aan het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
Daarnaast zijn er verdragen die betrekking hebben op één specifiek mensenrecht of enkele onderling verbonden specifieke mensenrechten, zoals het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Op regionaal niveau is dit uitgewerkt in het Europees Verdrag ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing.
Ook kunnen de verdragen ingedeeld worden aan de hand van de vraag wie subject is van de daarin opgenomen rechten.
De verdragen zelf laten de staten die daarbij partij zijn vrij in de manier waarop de aanvaarde verplichtingen worden nagekomen. Dat kan bijvoorbeeld door de in de verdragen opgenomen rechten om te zetten in nationaal recht, maar ook door de erkenning van de rechtstreekse werking van bepalingen uit de mensenrechtenverdragen.
Ten aanzien van de burgerrechten en politieke rechten neemt de Nederlandse rechter in het algemeen aan dat we te maken hebben met eenieder verbindende bepalingen in de zin van art. 93 Gw. Dat betekent dat zij rechtstreeks werken in de nationale rechtsorde en de burgers zich erop kunnen beroepen voor de nationale rechter.
Ten aanzien van de economische, sociale en culturele rechten wordt in het algemeen aangenomen dat zij niet rechtstreeks kunnen werken. De implementatie is afhankelijk van nadere uitwerking door de nationale wetgever.
Afgezien van de rechtstreekse werking van eenieder verbindende bepalingen van verdragen voorziet de Grondwet blijkens art. 94 Gw ook in de voorrang van deze bepalingen op nationaal recht.
Hoe is het internationaal toezicht op mensenrechten geregeld?
Het internationale toezicht op de naleving van mensenrechten is vaak toevertrouwd aan een orgaan dat is samengesteld uit (van hun regering) onafhankelijke deskundigen, commissie of comité geheten. Denk bijvoorbeeld aan het Mensenrechtencomité, ingesteld op basis van het IVBPR. Daarnaast komt het voor dat het toezicht mede berust bij een politiek orgaan, samengesteld uit vertegenwoordigers van regeringen, bijvoorbeeld bij de VN-Raad voor de rechten van de mens, opgericht door de Algemene Vergadering van de VN.
Het internationale toezicht kan verschillende vormen aannemen. Zo kan er sprake zijn van een rapportageprocedure waarbij de verdragsstaten verplicht worden zelf te rapporteren aan een internationaal toezichthoudend orgaan over de wijze waarop zij de naleving van de mensenrechten in hun land gerealiseerd hebben. Een belangrijk voorbeeld is de rapportageprocedure op basis van art. 40 IVBPR.
Ook is soms voorzien in een statenklachtrecht, waarbij de ene verdragsstaat tegen de andere een klacht kan indienen bij een internationaal orgaan wegens een (vermeende) schending van diens verplichtingen.
Nog verder gaat het particuliere klachtrecht, dat aan individuen, groepen van individuen of rechtspersonen het recht geeft bij een internationaal orgaan een klacht in te dienen tegen een verdragsstaat wegens een eventuele schending van de mensenrechten, bijvoorbeeld de procedure onder het EVRM en onder het (Eerste) Facultatieve Protocol bij het IVBPR.
De vierde categorie van procedures is de bevoegdheid van een internationaal orgaan om eigener beweging een onderzoek in te stellen in verband met mogelijke schendingen van mensenrechten in een bepaalde staat.
Deze vier vormen van toezicht zijn niet in elk verdrag te vinden. Steeds zal aan de hand van een concreet mensenrechtenverdrag moeten worden vastgesteld welke internationale toezichtprocedure(s) in het verdrag is/zijn opgenomen.
Welke toezichtprocedures bestaan er onder het EVRM?
Het EVRM is in 1950 tot stand gekomen en in 1954 door Nederland geratificeerd. Inmiddels zijn zestien Protocollen aan het verdrag toegevoegd. De protocollen voorzien deels in een aanpassing van de procedurele bepalingen en deels in een aanvulling op de catalogus van beschermde mensenrechten.
Het EVRM kent drie toezichtprocedures, namelijk het particuliere klachtrecht, het statenklachtrecht en de rapportageprocedure.
De drie organen die belast zijn met het internationale toezicht op de naleving van het verdrag zijn het Europees Hof voor de rechten van de mens, het Comité van Ministers van de Raad van Europa en de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa.
Het belangrijkste orgaan is het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) (art. 19-51). Een beperktere rol bij het toezicht op de naleving van het EVRM is toevertrouwd aan het Comité van Ministers van de Raad van Europa. Dit is een politiek orgaan en kan dan ook niet als onafhankelijk van de verdragsstaten worden gezien. Het is samengesteld uit ministers van Buitenlandse Zaken van de lidstaten van de Raad van Europa. De Secretaris-Generaal van de Raad van Europa speelt een bescheiden rol bij het toezicht op de naleving van het EVRM.
In de procedure waarin een particuliere klacht behandeld wordt, moeten verschillende fasen onderscheiden worden. Allereerst het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de klacht. De klacht moet voldoen aan de eisen die het EVRM stelt aan particuliere klachten. Is een klacht niet ontvankelijk, dan is de procedure afgelopen. In elk stadium van de procedure bestaat de mogelijkheid van een minnelijke schikking tussen de klager en de betrokken staat. Slaagt deze schikking, dan is de procedure daarmee afgerond.
Hieronder volgt een nadere uiteenzetting van de hierboven kort geschetste procedure.
Artikel 34 EVRM bepaalt dat particulieren die stellen dat zij slachtoffer zijn van schending van een van de in het EVRM opgenomen rechten door een van de verdragsstaten, het recht een klacht in te dienen bij het EHRM. Onder particulieren moet verstaan worden natuurlijke personen, rechtspersonen en groepen van individuen.
Het Hof onderzoekt dus eerst de ontvankelijkheid van een klacht. De meeste klachten worden afgewezen omdat zij niet voldoen aan een of meer van de in art. 35 EVRM opgenomen ontvankelijkheidsvereisten. Eén van deze vereiste is de uitputting van nationale rechtsmiddelen. Een klacht mag pas in behandeling worden genomen nadat alle nationale rechtsmiddelen zijn uitgepunt. Dat betekent dat eerst tot op het hoogste nationale niveau de schending van een recht uit het EVRM aan de orde moet worden gesteld, zodat de staat de gelegenheid heeft zelf de schending ongedaan te maken.
De tweede ontvankelijkheidseis is dat klachten moeten worden ingediend binnen een termijn van zes maanden na de definitieve nationale uitspraak.
Verder mag een klacht niet anoniem zijn of al eerder onderzocht zijn door het Hof of een andere internationale instantie (zoals bijv. een procedure op basis van het (Eerste) Facultatieve Protocol bij het IVBPR).
Particulieren kunnen alleen een klacht indienen wanneer zij kunnen stellen slachtoffer te zijn van een schending van één of meer van de rechten uit het verdrag. De klacht moet dus verenigbaar zijn met het Verdrag.
Klachten mochten niet kennelijk ongegrond (‘manifestly ill-founded’) zijn. Wanneer op voorhand al duidelijk is dat er geen schijn van kans is dat er een schending van het verdrag zal worden vastgesteld, wordt de klacht op deze grond niet-ontvankelijk verklaard.
Degene die een klacht indient, uitsluitend met het oogmerk daarmee (bijv.) politieke propaganda te maken, ziet zijn klacht afstuiten op deze grond. Er mag dus geen misbruik van het klachtrecht gemaakt worden.
De ontvankelijkheidsvoorwaarde van een wezenlijke nadeel is een nieuwe, bij Protocol 14 ingevoerde verdragswijziging, inhoudende dat een klacht niet-ontvankelijk moet worden verklaard indien de verzoeker geen wezenlijk nadeel heeft geleden en de zaak door de nationale rechter behoorlijk is behandeld.
Wanneer een klacht ontvankelijk wordt verklaard, onderzoekt het Hof de gegrondheid van de klacht. Het Hof komt - tenzij tussentijds een minnelijke schikking tussen partijen plaatsvindt - tot een oordeel of er sprake is van een schending van één of meer van de rechten in het EVRM. Dit oordeel is bindend, zoals blijkt uit art. 46 lid 1 EVRM.
In een aantal gevallen heeft het Hof een schending door Nederland van een of meer door het EVRM gegarandeerde rechten vastgesteld. Aspecten van de toepassing van bijvoorbeeld het militaire straf- en tuchtrecht, het strafprocesrecht, het administratieve beroep en van de voormalige Krankzinnigenwet werden in strijd met bepalingen uit het EVRM geoordeeld.
De statenklachtrechtprocedure komt in grote lijnen overeen met de procedure inzake het particuliere klachtrecht. Van het statenklachtrecht wordt zelden gebruikmaakt. Staten geven er in het algemeen de voorkeur aan hun onderlinge geschillen langs diplomatieke weg op te lossen.
Ten slotte is er nog de rapportageprocedure (art. 52 EVRM). Op basis van de rapportageprocedure kan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa de verdragsstaten verzoeken een uiteenzetting te geven van de wijze waarop zij de bepalingen uit het EVRM waarborgen in de nationale wetgeving. Deze procedure wordt niet vaak gebruikt.
Bron: Grondslagen van het recht 1: Hoofdlijnen van De Blois