Hoe ontstaat angst of een fobie?


Wat is de conditioneringstheorie van angst?

Volgens de conditioneringstheorie zijn angsten niet aangeboren, maar worden deze verkregen door middel van conditionering. Neutrale stimuli kunnen onder bepaalde omstandigheden geconditioneerde angststimuli worden. De intensiteit van de angst wordt bepaald door hoe vaak de associatie tussen een stimulus en een angstopwekkend object voorkomt en de intensiteit van de angst of pijn die door iemand wordt ervaren. Stimuli die lijken op de geconditioneerde stimulus kunnen ook als angstopwekkend worden ervaren. Dit worden secundaire geconditioneerde stimuli genoemd. Een object of situatie die angst opwekken zullen tegelijkertijd ook motivatie gedrag oproepen om de angst te verminderen, zoals vlucht- of vermijdingsgedrag.

Wolpe’s bijdrage aan angst conditionering hield geen rekening met individuele verschillen van kwetsbaarheid, Eysenck’s theorie wel. Volgens Eysenck zijn neurotische introverten makkelijker conditioneerbaar en zullen zij daarom eerder excessieve angsten ontwikkelen.

De rol van conditionering bij angst werd ondersteund door zes bronnen:

  1. Onderzoek bij dieren

  2. Angststoornissen bij soldaten, zoals PTSS

  3. Experimenten met kinderen

  4. Klinische observaties: de meeste mensen met een fobie kunnen zich nog precies het moment (traumatische ervaring) herinneren waarop hun fobie begon te ontstaan

  5. Observaties van aversietherapie: mensen met een alcoholprobleem krijgen een middel toegediend dat als ze alcohol drinken dit misselijkheid oproept. Hierdoor ontstaat een associatie tussen alcohol en misselijkheid, waardoor mensen minder snel alcohol zullen drinken

  6. Effecten van traumatische stimulatie, zoals het toedienen van injecties die de ademhaling bemoeilijken

Er is echter ook gebleken dat sommige angsten zich ontwikkelen in afwezigheid van een conditioneringsproces, zoals de angst voor slangen die mensen hebben in een gebied waar geen slangen voorkomen. Op de conditioneringstheorie zijn een aantal kritieken. De belangrijkste acht worden hieronder genoemd:

  1. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd verwacht dat er tijdens een luchtaanval onder de bevolking grote paniek zou uitbreken. In de praktijk bleek dat echter wel mee te vallen, het blootstaan aan herhaaldelijke luchtaanvallen zorgden niet voor een toename van psychische stoornissen. Korte angstreacties werden wel veelvuldig waargenomen, maar slechts enkele mensen ontwikkelden een fobie. In tegenstelling tot wat de conditioneringstheorie beweerd is er dus niet altijd sprake van een direct verband tussen een traumatische gebeurtenis en geconditioneerde angst, want niet iedereen ervaart een langdurige angstreactie na een traumatische gebeurtenis.

  2. Het is moeilijk om stabiele geconditioneerde angstreacties op te wekken bij mensen, zelfs onder experimentele condities.

  3. Op basis van de theorie zou je verwachten dat alle stimuli een even grote kans hebben op het veroorzaken van angst, terwijl sommige stimuli bij meer mensen angst opwekken dan andere.

  4. Zo hebben meer mensen last van vliegangst dan angst om op de fiets te stappen. Niet alle stimuli is daarmee even geschikt om geconditioneerd te worden.

  5. De verdeling van angsten in de populatie is niet gelijk. Op basis van de conditioneringstheorie zou je echter verwachten dat iedereen een gelijke kans heeft om een angst te verkrijgen.

  6. Sommige mensen met een fobie hebben deze fobie niet verkregen door een traumatische gebeurtenis, de angst is dus niet geconditioneerd. Volgens een analyse uitgevoerd door Ost in 1985 is slechts 65% van de fobieën verkregen door conditionering.

  7. Angsten kunnen ook worden aangeleerd door observaties door kinderen. In een experiment werden kleuters blootgesteld aan plastic spinnen en slangen die werden gecombineerd met een bepaalde gezichtsuitdrukking van de moeder (positief, negatief of neutraal). Uit dit experiment bleek dat er een sterk verband is tussen de gezichtsuitdrukking van de moeder en de angst die de kinderen ontwikkelen voor de plastic spinnen en slangen.

  8. Angsten kunnen worden verkregen door verbale informatie van anderen.

  9. Angst kan zelfs ontstaan als de stimulus wordt gegeven, er dan een tijdje niks gebeurd en de angst dan pas later komt. Zoals bij het eten van verkeerd voedsel, eerst merk je niks, en pas later wordt je er ziek van.

Na alle kritieken geloven sommige wetenschappers dat mensen gepredisponeerd zijn om sommige angsten te verkrijgen. Zij gaan er dus vanuit dat sommige angsten aangeboren zijn en niet worden verkregen door middel van bijvoorbeeld conditionering. Dit wordt ondersteund door het feit dat sommige angsten veel vaker voorkomen dan anderen, zoals angst voor slangen: zelfs onder mensen die in een gebied wonen waar geen slangen voorkomen. Er wordt gedacht dat deze angsten gepredisponeerd zijn omdat ze belangrijk zijn te overleven.

Ook met deze visie blijft het lastig te verklaren dat de verdeling van angsten binnen de populatie niet normaal is. Binnen deze visie zijn hier twee verklaringen voor. De eerste is dat predispositie genetisch is bepaald en dat daarom sommige mensen dit wel en andere dit niet hebben. Een andere verklaring is dat de predisposities door levenservaringen worden aangepast.

Wat is neo-conditioneren?

De traditionele benadering dat er sprake moet zijn van een directe opvolging in tijd tussen een geconditioneerde stimulus (CS) en een ongeconditioneerde stimulus (US) voor het conditioneringsproces is niet juist. Geconditioneerde reacties kunnen zelfs voorkomen wanneer de CS en US in tijd gescheiden zijn. Één gebeurtenis is genoeg om een langdurige geconditioneerde afkeer op te wekken, ook al komt deze negatieve stimulus minuten of uren na de eerste stimulus, bijvoorbeeld: een hond krijgt te eten, en uren later wordt de hond ziek, deze zal het voedsel dat hij eerder voorgeschoteld kreeg niet meer willen eten. Dit wordt ook wel non-contiguous conditioning genoemd. Het besef dat geconditioneerde processen niet altijd hoeven plaats te vinden komt door onderzoek over blocking effecten en de consequenties van willekeurige controle. Een stimulus zal niet geconditioneerd worden (CS) zelfs al wordt het herhaaldelijk aan de persoon getoond voor de ongeconditioneerde stimulus (US), als de persoon er geen waarde aan hecht.

Als de US gebeurtenis al wordt voorspeld door een andere stimulus, zal er ook geen conditionering plaats vinden. De CS blokkeert de mogelijkheid tot ontwikkeling van een tweede CS. Bijvoorbeeld: als de schok voorspeld wordt door een toon (CS) waarna een visuele stimulus (CS) optreedt, zal de visuele stimulus geen voorspellende waarde hebben, en dus ook geen geconditioneerde response vertonen. De eerste CS is voldoende om conditionering op te laten treden. Tenzij de tweede stimulus een betere voorspeller is dan de eerste.

Willekeurig toedienen van een stimulus zal ook geen conditionering teweeg brengen. Bijvoorbeeld, als een schok soms wordt toegediend na het horen van een bel en soms zonder het horen van de bel zal er geen conditionering optreden.

Een andere verandering ten opzichte van het klassieke conditionering, is dat men ervan uit gaat dat niet elke stimulus een even grote kans heeft om geconditioneerd te worden. Sommige stimuli zijn dus makkelijke om te zetten in een geconditioneerd signaal dan anderen. Bijvoorbeeld, geen mens zal angst hebben voor hondenriemen, hoewel bijna elke hond er een draagt. De ervaring met een bepaalde stimulus beïnvloedt ook het gemak waarmee een stimulus geconditioneerd kan worden. Als er bijvoorbeeld al honderden positieve ervaringen zijn geweest met honden, zal iemand bij een negatieve ervaring waarschijnlijk geen angst voor honden conditioneren. Verder is er aangetoond dat dieren niet alleen angst kunnen ontwikkelen voor een stimulus, maar ook voor connecties tussen verschillende stimuli. Conditionering kan voorkomen als de stimuli elkaar opvolgen in de tijd, als ook voor abstracte stimuli.

De conditioneringstheorieën kunnen deels verklaren hoe angst veroorzaakt wordt, maar toch heeft deze theorie nog geen verklaring voor het feit dat angst kan bestaan voor stimuli die nog nooit tegengekomen zijn.

Wat voor specifieke fobieën kan je onderscheiden?

Specifieke fobieën kunnen worden onderverdeeld in drie groepen:

  1. Sociale fobieën

  2. Fobieën voor dieren

  3. Letsel/Ziekte fobieën (inclusief angst voor verstikking).

Een angst kan pas gezien worden als een fobie als het zeer ernstig, blijvend, en maladaptief is. Hoewel de scheidslijn tussen ernstige angsten en fobieën niet erg helder is. Maar weinig mensen met een fobie zoeken hier hulp voor. Tijdens de laatste 30 jaar zijn er efficiënte methoden ontwikkeld om deze mensen te helpen. Een van de eerste technieken desensitisatie werd ontwikkeld door Wolpe, en houdt in dat de patiënt herhaaldelijk geconfronteerd wordt met de angstwekkende stimulus in een gecontroleerde manier, terwijl de patiënt kalm wordt gehouden. Deze confrontaties kunnen in de werkelijkheid zijn, dit heet in vivo, of met ingebeelde representaties van de stimulus. In navolging van in vivo bestaat er inmiddels ook een techniek waarbij situaties uit het dagelijks leven zo goed mogelijk worden nagebootst, door onder meer computers. Dit helpt vooral bij angsten als vliegangst en hoogtevrees.

Therapeutic modeling, waarbij de patiënt aangemoedigd wordt om het benaderingsgedrag van de therapeut na te doen, is ook een geliefde methode. Volgens de laatste statistieken zijn er maar zes sessies nodig om iemand van een fobie af te helpen. In sommige gevallen zijn cognitieve methode ook nuttig, vooral bij de behandeling van claustrofobie. Medicatie schijnt niet te helpen bij de behandeling van fobieën. Verklaringen voor de positieve uitkomsten van de behandel methodes zijn inhibitie, gewenning en uitdoving.

Bron: Anxiety van Rachman

  Chapters 

Teksten & Informatie

JoHo: paginawijzer

JoHo 'chapter 'pagina

 

Wat vind je op een JoHo 'chapter' pagina?

  •   JoHo chapters zijn tekstblokken en hoofdstukken rond een specifieke vraag of een deelonderwerp

Crossroad: volgen

  • Via een beperkt aantal geselecteerde webpagina's kan je verder reizen op de JoHo website

Crossroad: kiezen

  • Via alle aan het chapter verbonden webpagina's kan je verder lezen in een volgend hoofdstuk of tekstonderdeel.

Footprints: bewaren

  • Je kunt deze pagina bewaren in je persoonlijke lijsten zoals: je eigen paginabundel, je to-do-list, je checklist of bijvoorbeeld je meeneem(pack)lijst. Je vindt jouw persoonlijke  lijsten onderaan vrijwel elke webpagina of op je userpage
  • Dit is een service voor JoHo donateurs en abonnees.

Abonnement: nemen

  • Hier kun je naar de pagina om je aan te sluiten bij JoHo, JoHo te steunen en zelf en volledig gebruik te kunnen maken van alle teksten en tools.

Abonnement: checken

  • Hier vind je wat jouw status is als JoHo donateur of abonnee

Prints: maken

  • Dit is een service voor wie bij JoHo is aangesloten. Wil je een tekst overzichtelijk printen, gebruik dan deze knop.
JoHo: footprint achterlaten