Gesprekken en interviews houden:
ontwikkelen, verbeteren of beheersen
Van signalen herkennen tot motivaties begrijpen
Van competenties opdoen tot vaardigheden verbeteren in het buitenland
van vrijwilligerswerk doen tot werkvaardigheden in binnen- en buitenland
Gesprekken en interviews houden
Communicatie via gesprekken en discussies: uitgelichte boek- en chaptersamenvattingen
Wat zijn de regels voor argumenteren in discussies en hoe voorkom je drogredenaties?
Discussieregels en drogredenen
De oplossing van een meningsverschil kan door de verschillende partijen worden bemoeilijkt of verhinderd. Dit hoeft niet altijd met kwade bedoelingen te zijn. Door het gebruiken van drogredenen bemoeilijkt men de discussie al. Men overtreedt dan de discussieregels. Drogredenen zijn niet altijd even duidelijk of goed te herkennen.
Er zijn tien regels voor argumentatieve discussies. Deze tien regels zijn voorwaarden voor het oplossen van meningsverschillen, maar geen garantie.
De vrijheidsregel
De partijen mogen niet elkaar beletten om twijfel of standpunten naar voren te brengen in een discussie. Dit gebeurt in de confrontatiefase van de discussie. Beide partijen (protagonist en antagonist) kunnen zich hier schuldig aan maken.
Drogredenen die beperkingen stellen aan een standpunt of aan twijfel zijn:
Een standpunt taboe verklaren.
Een standpunt heilig verklaren.
Aantasten van de vrijheid van handelen van de tegenpartij. Hieronder vallen de argumentum ad baculum (dreigen), argumentum ad misericordiam (een beroep doen op het medelijden van de tegenpartij of luisteraars) en argumentum ad hominem (een persoonlijke aanval naar de tegenpartij): een directe aanval (abusive) door iemand zwart te maken, een indirecte aanval (circumstantial) door iemands motieven zwart te maken of tu quoque (tegenstrijdigheden tussen daad en woord van degene die iets zegt).
De verdedigingsplichtregel
Een partij is verplicht zijn standpunt te verdedigen. Dit gebeurt in de openingsfase van de discussie door de protagonist. Hiertoe behoren:
Verschuiven van bewijslast: in een niet-gemengde discussie moet de antagonist aantonen dat het standpunt van de protagonist onjuist is. In een gemengde discussie moet alleen de tegenpartij zijn standpunt verdedigen.
Ontduiken van bewijslast: een standpunt als vanzelfsprekend presenteren, het persoonlijk instaan voor de waarheid/juistheid van het standpunt en het standpunt immuniseren voor kritiek.
In een discussie moet de verdediging beginnen met het standpunt dat het makkelijkst te verdedigen is (billijkheidbeginsel). Het presumptiebeginsel houdt in dat alle partijen moeten deelnemen, niet slechts één partij.
De standpuntsregel
In een discussie moet de aanval van de tegenpartij betrekking hebben op het standpunt dat door de verdedigende partij naar voren is gebracht. Onder de standpuntsregel valt de drogreden van de stroman, deze is opgedeeld in twee categorieën.
Drogreden van de stroman: iemand een fictief standpunt in de schoenen schuiven. Onder dit gedeelte van deze drogreden vallen: het met nadruk je tegengestelde standpunt naar voren brengen, het maken van een fictieve tegenstander of het verwijzen naar opvattingen van de groep waarbij iemand hoort.
Drogreden van de stroman: het standpunt van iemand vertekenen. Hierbij worden standpunten uit hun context gehaald, zaken gesimplificeerd en zaken worden overdreven.
De relevantieregel
In een discussie mag je slechts je standpunt verdedigen door argumentatie naar voren te brengen die enkel betrekking heeft op je standpunt. Dit gebeurt door de protagonist in de argumentatiefase. Hiertoe behoren de volgende drogredeneringen:
Ignoratio elenchi / irrelevante argumentatie: de argumentatie slaat niet op het standpunt dat ter discussie slaat.
Non-argumentatie: het standpunt wordt niet door middel van argumentatie verdedigd maar door onder andere retorische vragen. Hieronder vallen de pathetische (op het gevoel van het publiek inspelen) en de ethische drogredenen/argumentum ad verecundium (met bezit de deskundigheid over een onderwerp niet, of de geclaimde deskundigheid is helemaal niet relevant voor de kwestie waar het in de discussie over gaat)
De verzwegen-argumentregel
In een discussie mag men zich niet zich aan de verantwoordelijkheden onttrekken die men heeft wat betreft de eigen verzwegen argumenten. Ook mag men niet de tegenpartij ten onrechte verzwegen argumenten toeschrijven. Dit gebeurt door beiden in de argumentatie fase. De volgende drogredenen horen hierbij:
Drogreden van het opblazen van wat verzwegen is: dit gebeurt door de antagonist. Hierbij wordt een argument ingevuld dat verder gaat dan waar de protagonist aan gehouden kan worden.
Drogredenen van het loochenen van een verzwegen argument: dit gebeurt door de protagonist. Dit is het ontkennen dat je gebruik hebt gemaakt van een verzwegen argument.
De uitgangspuntregel
Niemand mag ten onrechte iets als gemeenschappelijk uitgangspunt presenteren of ontkennen dat dit een gemeenschappelijk uitgangspunt is. Dit gebeurt in de argumentatiefase, door beide partijen. Ten onrechte ontkennen dat iets een gemeenschappelijk uitgangspunt is wordt door de antagonist gedaan.
Iets ten onrechte als gemeenschappelijk uitgangspunt presenteren wordt vaak door de protagonist gedaan. Onder deze drogredenering horen de volgende punten: het misbruik maken van presupposities (iets waar je van uit gaat) bij een bewering, een meervoudige vraag stellen (‘Met wie heb je ruzie gemaakt vandaag?’ 2 vragen: ‘Heb je ruzie gemaakt?’ en ‘Met wie?’) of een cirkelredenering/petitio principii/begging the question (standpunt en argument komen op het zelfde neer, in alle drie de gevallen).
De geldigheidsregel
Redeneringen die in argumentatie naar voren komen moeten geldig zijn, of één of meer van de verzwegen argumenten moeten door explicitering geldig gemaakt kunnen worden. Dit gebeurt door de protagonist in de argumentatiefase. Hieronder vallen:
In een redenering noodzakelijke en voldoende voorwaarden door elkaar halen: het ontkennen van de antecedent (‘Als je bedorven vis eet (antecedent) word je misselijk (consequens)’ ‘Annie heeft geen bedorven vis gegeten (ontkenning antecedent)’ dus: ‘Annie is niet misselijk’) of het bevestigen van de consequens (‘Als je bedorven vis eet (antecedent) word je misselijk (consequens)’ ‘Annie is misselijk (bevestigen consequens)’ dus: ‘Annie heeft bedorven vis gegeten’). De ongeldigheid bij beide is dus dat Annie ook van andere oorzaken misselijk kan zijn.
In een redenering eigenschappen van delen en gehelen door elkaar halen: de divisiedrogreden (van algemeen naar bijzonder), de compositiedrogreden (van bijzonder naar algemeen).
De argumentatieschemaregel
Een standpunt mag niet als voldoende verdedigd worden gezien als de verdediging niet plaats vindt door middel van een geschikt argumentatieschema. Dit wordt door de protagonist gedaan in de argumentatiefase. Hiertoe behoren:
Een ongeschikt argumentatieschema gebruiken. Hieronder vallen de argumentum ad populum: een kenteken relatie, populistische argumentatie (iedereen zegt dat..) en de argumentum ad consequentiam: causale relatie waarbij er wenselijke en onwenselijke gevolgen zijn, maar de nadruk ligt hier vaak op onwenselijke gevolgen.
Een argumentatieschema verkeerd toepassen. Hieronder vallen: het misbruik maken van een autoriteit (kentekenrelatie), de drogreden van de verkeerde analogie (vergelijkingsrelatie), het hellend vlak/slippery slope (causale relatie) waarbij iets van kwaad tot erger gaat.
Bij de post hoc ergo propter hoc trek je een verkeerde conclusie/maak je een verkeerde causale relatie (bijvoorbeeld: sinds ik hier werk gaat alles beter, dat kan geen toeval zijn). Tot slot de secundum quid, wat een overhaaste generalisatie (kentekenrelatie) is.
De afsluitingsregel
Wanneer de verdediging van een standpunt mislukt, zal dit ertoe leiden dat de protagonist zijn standpunt intrekt. Wanneer er sprake is van een afdoende verdediging van het standpunt zal de antagonist zijn twijfel intrekken. Dit wordt door beiden gedaan in de afsluitingsfase.
De protagonist handhaaft een standpunt dat niet afdoende verdedigd is en concludeert dat zijn standpunt waar is, omdat het met succes verdedigd is.
De antagonist handhaaft twijfel aan een standpunt dat afdoende is verdedigd.
Argumentum ad ignoriam: concluderen dat een standpunt waar is, omdat het tegengestelde niet met succes is verdedigd.
De taalgebruiksregel
De partijen moeten formuleringen gebruiken die duidelijk zijn en niet dubbelzinnig. Ze moeten formuleringen van de tegenpartij zo juist mogelijk interpreteren. Dit wordt door beiden gedaan in alle discussiefasen.
Misbruik maken van onduidelijkheid (onduidelijkheiddrogreden). Op tekstueel niveau kan sprake zijn van structurele onduidelijkheden. Op zinsniveau kan onduidelijk zijn wat de communicatieve strekking is: de inhoud kan onbepaald, onbekend of vaag zijn.
Misbruik maken van dubbelzinnigheid (ambiguïteit): hierbij is sprake van semantische ambiguïteit (dubbele woordbetekenis) en syntactische ambiguïteit (dubbele grammaticabetekenis).
Hoe werkt het herkennen, begrijpen en spreken van taal?
Voor cognitieve psychologen is een van de meest intrigerende menselijke vermogens het vermogen om taal te gebruiken. Steven Pinker (1994) beschrijft dit heel treffend: ‘Simply by making noises with our mouths, we can reliably cause precise new combinations of ideas to arise in each other’s minds’. De vraag die rijst is welke cognitieve processen er zijn betrokken bij het vermogen om taal te gebruiken. Veel cognitieve psychologen stellen dat het taalvermogen niet eenvoudigweg begrepen kan worden in termen van geheugen, redeneren en andere cognitieve processen; ze stellen dat het taalvermogen is gebaseerd op een relatief autonome set van vermogens die voornamelijk onafhankelijk van andere cognitieve processen functioneren. Hoe het taalsysteem werkt is vooral duidelijk geworden door het bestuderen van patiënten met taalstoornissen. Enkele belangrijke begrippen als het gaat om taal zijn:
-
Spraak is de gesproken vorm van taal. Het is een manier om linguïstische informatie over te brengen met de menselijke stem.
-
Syntax zijn de grammaticale regels van een taal. Deze regels bepalen de manier waarop woorden gecombineerd kunnen worden. Het is onafhankelijk van de betekenis van de zin.
-
Schrijven is een visueel systeem om de taal weer te geven. Er zijn verschillende schrijfsystemen, zoals alfabetisch, syllabisch of ideografisch/logografisch
Waaruit bestaat het taalsysteem?
Een vraag die psychologen bezighoudt is welke processen betrokken zijn bij:
-
Het begrijpen van taal (spraak en lezen);
-
Het produceren van taal (praten en schrijven).
De linguïstiek heeft inzicht verschaft in de verschillende niveaus van taal, en de systematische en de door regels geleide manier waarop het werkt. De volgende niveaus kunnen worden onderscheiden):
-
Fonetiek – de geluiden van spraak.
-
Fonologie – het geluidssysteem van een bepaalde taal.
-
Morfologie – woord formatie.
-
Syntaxis – de combinatie van woorden tot zinnen.
-
Semantiek – de betekenis van woorden en zinnen.
-
Rede (discourse) – wat uitstijgt boven individuele zinnen (verhalen, conversaties, etc.).
Spraakgeluiden
Het vakgebied van de fonetiek bestudeert het proces van de articulatie van spraak en de fysieke eigenschappen van spraak zoals geluidsgolven. Een foneem is een term die de kleinste klankeenheid uitdrukt die een verschil in betekenis kan uitmaken. Eenvoudige voorbeelden van fonemen in de Nederlandse taal zijn de /b/ in 'bak' en de /d/ in 'dak': de /b/ respectievelijk de /d/ zorgen er als enige voor, dat het woord een andere betekenis krijgt, dus zijn dit fonemen. Fonemen kunnen worden gecombineerd om woorden te vormen; elke taal heeft hiervoor zijn eigen regels.
Visuele taal
Gebarentaal is een visuele taal die normaal voorkomt in de dovencultuur. De handen worden hierbij gebruikt om linguïstische informatie uit te drukken. Het gezicht neemt hierbij de rol van prosodie en intonatie in gesproken taal over. Het zorgt voor het overbrengen van nadruk/klemtoon en emotie. Vaak worden verschillende vormen en bewegingen van de hand en vingers.
Woorden
Woorden (ook wel aangeduid als lexicale termen) benoemen dingen, mensen, abstracte concepten, gebeurtenissen en eigenschappen van objecten. Binnen woorden kunnen zogenaamde morfemen onderscheiden worden. Een morfeem is een deel van een woord met een eigen betekenis, dat niet in kleinere woorddelen met eigen betekenissen kan worden opgesplitst. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen vrije en gebonden morfemen. Een vrij morfeem komt ook als zelfstandig woord voor; een gebonden morfeem komt uitsluitend voor in combinatie met een of meer vrije morfemen. Gebonden morfemen die voor een vrij morfeem worden geplaatst, worden voorvoegsels of prefixen (prefixes) genoemd. Gebonden morfemen die achter een vrij morfeem worden geplaatst worden achtervoegsels of suffixen (suffixes) genoemd.
Binnen de vrije morfemen kan onderscheid gemaakt worden tussen:
-
Grammaticale functiewoorden zoals “de” en “en”. Dit is een vaste set van woorden.
-
Inhoudswoorden die de uitdrukking geven aan de semantische inhoud. Aan deze groep kunnen nieuwe woorden worden toegevoegd, het verandert dus mee met de tijd.
Het mentale lexicon ten slotte is de mentale opslag van woorden; elk woord heeft hierin een lexicale toegang en een specificatie van zijn betekenis, uitspraak en functie in de zin.
Zinnen
Woorden worden gecombineerd tot zinnen. De syntaxis (zinsbouw) omvat regels voor het in de juiste volgorde combineren van woorden en voor het toevoegen van verbuigingen aan het eind van een woord. Zinnen staan niet op zichzelf. Een zin sluit aan op een voorgaande en samen bouwen ze een verhandeling op. Taal is een sociale activiteit waardoor we in staat worden gesteld om te communiceren en gedachten te delen met andere mensen.
Wat houdt de studie van psychologie en linguïstiek in?
De psychologische studie naar taal wordt vaak aangeduid als psycholinguïstiek. De wetenschapper Chomsky heeft veel inzicht verschaft in het ingewikkelde taalsysteem. Een belangrijk inzicht van hem was dat mensen routinematig uitingen produceren en begrijpen die compleet nieuw voor hen zijn. Deze creativiteit impliceert dat taalgebruikers beschikken over een set van regels. Deze set van regels wordt aangeduid met grammatica.
Chomsky stelde bovendien dat elke zin twee grammaticale klassen in zich droeg: een ‘surface structure’ en een ‘underlying structure’. Met de ‘surface structure’ wordt de vorm in woorden bedoeld; de ‘underlying structure’ duidt op de betekenis. Twee zinnen kunnen erg verschillen in ‘surface structure’, maar sterk overeenkomen in ‘underlying structure’, en omgekeerd. Een vraag die gesteld kan worden is of er een relatie is tussen de syntactische complexiteit van een zin en de moeite die het kost om een zin te verwerken. Onderzoek geeft aan dat het meer tijd kost om complexe zinnen te verwerken dan eenvoudigere zinnen; dit geldt echter alleen voor zinnen die omkeerbaar zijn (in de zin dat onderwerp en lijdend voorwerp kunnen worden omgewisseld, zonder dat er een onbegrijpelijke zin ontstaat). Niet-omkeerbare zinnen kunnen sneller worden verwerkt dan zinnen die omkeerbaar zijn.
Voor gedragsonderzoek van taal is er begrip van de onderliggende cognitieve en linguïstische processen nodig. Dit kan worden gedaan aan de hand van onderzoek met taken, de lexicale beslissingstaak is hier één van. Bij dit experiment wordt de deelnemers een (meestal geschreven) doel item gegeven, vervolgens moet er worden besloten of het gaat om een bestaand woord of niet. Dit soort taken worden gebruikt om de hoeveelheid tijd die nodig is om de beslissing te maken te onderzoeken. Deze informatie geeft namelijk een indicatie over hoe het item wordt verwerkt.
Hoe herkennen we gesproken en geschreven woorden?
Om te begrijpen wat mensen zeggen is het vermogen om individuele woorden van een boodschap te herkennen van cruciaal belang, en dit proces gaat erg snel. Er is bewijs dat er aparte systemen bestaan voor gesproken en geschreven woordherkenning. Cognitieve psychologen zijn met name geïnteresseerd in de vraag welke processen zo’n efficiënte woordherkenning mogelijk maken. De voornaamste factoren die van invloed zijn op de efficiency van woordherkenning zijn:
-
Woordfrequentie. Hoogfrequent gebruikte woorden worden sneller herkend dan laagfrequent gebuikte woorden, dit zijn woorden die veel gebruikt worden;
-
Context. Hier komt het begrip ‘semantic priming’ om de hoek kijken; hiermee wordt bekeken of de betekenis van een voorgaand woord/zin invloed heeft op de herkenning van een daaropvolgend woord. Uit onderzoek blijkt dat ‘semantic priming’, en daarmee dus de context, van invloed is.
-
Bureneffect: hoeveel woorden kan je maken die 1 letter verschillen van het originele woord. Hoe meer buren, hoe sneller het woord herkenbaar is.
Het eerder aangehaalde begrip ‘mentale lexicon’ speelt een centrale rol bij verklaringen van het proces van woordherkenning.
Luisteraars en lezers benaderen het lexicon elke keer als ze een woord horen of lezen. De vraag die rijst is hoe we zo snel toegang kunnen krijgen tot het betreffende woord in het lexicon. Hiertoe zijn twee typen modellen opgesteld:
-
Modellen van directe toegang: deze modellen gaan ervan uit dat elk item uit het lexicon apart kan worden benaderd en direct kan worden opgezocht. Een invloedrijk model van dit type is het zogenaamde ‘logogen model’ van Morton. Woord detectoren (logogens) monitoren bewijs voor zowel de stimulus als van de context ( dit is een passief proces); herkenning treedt op wanneer het bewijs van een bepaald woord de drempel van activatie overschrijdt. Een ander bekend model is het ‘cohort model’. Dit model was ontwikkeld in een poging om het proces van gesproken woordherkenning te kunnen verklaren. Het gaat uit van een sequentiële aard van woordherkenning: Gebaseerd op de initiële klank wordt een set van mogelijke woorden geactiveerd, vervolgens worden steeds meer items uit deze set verwijderd naarmate meer klanken van de input beschikbaar worden (dit is een actief proces).
-
Modellen van serieel zoeken: deze modellen gaan ervan uit dat de items in het lexicon een voor een langs worden gegaan, totdat het overeenkomt met de gezochte input.
Spelling is een belangrijk onderdeel als het gaat om geschreven woorden. Regelmatige spelling (‘regular orthography’) is een schrijfsysteem waarbij er een directe correspondentie is tussen spraakgeluiden en letters. In het geval van onregelmatige spelling (‘irregular orthography’) zijn er minder consistente spelling naar geluid regels. Dit betekent dat de relatie tussen spraakgeluiden en letters meer variabel en meer ondoorzichtig is.
De klassieke benadering in de cognitieve psychologie is controle te houden over zoveel mogelijk constante factoren en dan een factor in isolatie te manipuleren. Dit is makkelijker gezegd dan gedaan als het gaat om de complexe processen die ter sprake komen tijdens woordherkenning. Onderzoekers kunnen ook onbewust de lijst van woorden beïnvloeden (bias). Ten slotte is er naar voren gekomen dat er alleen multisyballic woorden worden gebruikt tijdens studies.
Hoe begrijpen we woorden?
Er bestaan vele theorieën over hoe de mens de betekenis van woorden begrijpen. In een modulair systeem wordt er gesteld dat semantische informatie wordt geëncodeerd in abstracte representaties. Het is nog niet duidelijk waar deze representaties uit bestaan, zijn het prototypes, hiërarchieën van informatie of voorbeelden? Een theorie stelt dat semantische kennis is ingekapseld, er is sprake van een meer gedistribueerde kwaliteit van semantische representaties. De semantische representaties van woorden kunnen geassocieerd worden met sensorische motorische informatie. Het woord handschoen bijvoorbeeld kan visueel en gevoelsmatig (hoe het voelt om een handschoen aan te doen/hebben) voorgesteld worden. Concrete zelfstandige naamwoorden hebben meer sensorische associaties.
Wat is de lexicale toegang in taalbegrip?
Verschillende factoren zijn van toepassing op het herkennen van woorden en er zijn een aantal modellen die onze mentale lexicon (alle woorden die we kennen) representeren. In het John Morton's Logogen Model bestaat elk woord uit een eenheid (unit), wat ook een 'logogen' wordt genoemd. Elke logogen representeert karakteristieken over een woord. Wanneer de perceptuele systemen binnenkomende woorden verwerken verhoogt de activiteit van het logogen. Contextueel bewijs kan deze activatie ook starten, als er namelijk een woord begint met 't' en dit wordt gezegd in een meubelzaak, zal het woord 'tafel' eerder geactiveerd worden dan 'titel' ook al beginnen beide woorden met een 't'.
Een alternatief model is het cohort model van Marslen en Wilson dat zich gefocust heeft op de herkenning van gesproken woorden. Het model beschrijft hoe visuele en auditieve informatie wordt opgeslagen in de lexicon van een persoon. Wanneer een persoon woorden hoort zal elk woord segmenten activeren in de lexion die beginnen met dat segment. Als meerdere segmenten worden toegevoegd worden meer woorden weggestreept tot het woord gevonden wordt dat matcht met de informatie.
Veel van de cognitieve modellen in deze samenvatting behoren of tot de 'connectionist', 'parallel-distributed modellen' of 'rule-based systemen'. Dit is het geval voor cognitieve – taalkundige modellen, bijvoorbeeld modellen over het begrip 'lezen' kunnen connectionistisch of symbolisch zijn.
Hoe begrijpen we zinnen?
Het begrijpen van taal omvat meer dan enkel het herkennen van de woorden. Syntactische en semantische kennis zijn nodig om te kunnen bepalen wat bepaalde woorden in een bepaalde context betekenen. Ook is het van belang om uit te zoeken hoe deze betekenissen kunnen worden gecombineerd. Daarnaast is soms ook kennis van de wereld om ons heen nodig om de betekenis te kunnen vatten. Het is lastig om taalbegrip te onderzoeken, omdat de processen haast automatisch gaan. Zinnen zijn vaak al in het geheel begrepen, ook al is de zin nog incompleet. Om inzicht te krijgen in de processen die betrokken zijn bij de interpretatie van zinnen, hebben psycholinguïsten aanzienlijk gebruik gemaakt van zinnen die een dubbelzinnige betekenis hebben. Met betrekking tot deze dubbelzinnigheid kan onderscheid gemaakt worden tussen:
-
Structurele ambiguïteit (structural ambiguity): hiervan is sprake als de zin in zijn geheel leidt tot meerdere mogelijke interpretaties;
-
Lexicale ambiguïteit (lexical ambiguity): hiervan is sprake als een zin een dubbelzinnig woord bevat. Een woord kan dus meerdere betekenissen hebben.
In dit verband komt de zogenaamde intuinzin (garden-path sentence) naar voren. Een intuinzin is een opzettelijk misleidende zin die speelt met metaforische betekenissen van woorden of met homonymie (eenzelfde woord dat twee verschillende betekenissen kan hebben), zodat tijdens het lezen een herinterpretatie optreedt. Een voorbeeld van een intuinzin is: “Ik zag de mensen met die grote verrekijker”. Een vraag die gesteld kan worden is hoe we zinnen verwerken die we horen en zien:
-
‘Word-by-word’, ook wel het ‘immediacy principle’ genoemd (direct woord voor woord verwerken).
-
‘Wait-and-see’ (wachten tot een zin is afgerond voordat met de verwerking ervan wordt begonnen).
Omdat de tweede benadering grote eisen stelt aan het werkgeheugen, is het het meest waarschijnlijk dat de verwerking plaatsvindt op de ‘word-by-word’ benadering. Beslissingen over hoe elk woord functioneert worden dan gaandeweg genomen. Er zijn twee standpunten met betrekking tot de vraag hoe syntactische, semantische en pragmatische informatie wordt toegepast bij de interpretatie van zinnen. Het eerste standpunt is dat de syntactische analyse van de zin onafhankelijk gebeurt van, en niet wordt beïnvloed door, semantische en pragmatische kennis.
Het tweede standpunt gaat uit van interactie; deze stelt dat semantische informatie de syntactische analyse kan gidsen.
Frazier is van mening dat de syntactische analyse autonoom geschiedt en dat het onafhankelijk opereert van semantische en pragmatische zaken. Deze mening is echter controversieel; andere psycholinguïsten stellen namelijk dat er sprake is van interactie tussen het proces van syntactische analyse en informatieverwerking op basis van semantische en pragmatische kennis. Veel onderzoek naar het verwerken van zinnen is gebaseerd op dubbelzinnige zinnen of zogenaamde intuinzinnen, geïsoleerd gepresenteerd buiten enige context. Meer recent onderzoek richt zich echter ook op algemenere en in context geplaatste zinnen. Grodner (2005) deed onderzoek naar de invloed van de ‘discourse’ context op zinsbegrip. Zijn onderzoek wees uit dat de ‘discourse’ context invloed heeft op het syntactische proces; er is volgens hem dus sprake van interactie tussen processen.
Hoe produceren we taal?
Wanneer mensen praten worden gedachten omgezet in taal. Levelt (1989) stelt dat onder lexicalisatie wordt verstaan: het proces waardoor de gedachte onderliggend aan een woord wordt omgezet in de klank van het woord. Hij onderscheidt twee fasen in lexicalisatie:
-
Lemma fase: constructie van de grammaticale vorm + de semantische representatie.
-
Lexeme fase: specificatie van den fonologische vorm.
De geselecteerde ‘lemma’ activeert de ‘lexeme’. De staat van ‘iets ligt op het puntje van mijn tong’ (tip-of-the-tongue state) kan worden gezien als een succesvolle ‘lemma’ fase, maar een mislukte activering van de ‘lexeme’ fase. In academische kringen is het de vraag of de twee fasen onafhankelijk van elkaar zijn, of dat er sprake is van interactie. Taalproductie is vooral bestudeerd aan de hand van versprekingen (slips-of-the-tongue). In de praktijk blijken versprekingen vrij systematisch te zijn. Meestal betreffen ze één woord, één morfeem of één foneem, dat wordt gesubstitueerd voor een ander woord, morfeem of foneem. Garrett verdeelde de versprekingen onder in vier groepen:
-
Woordsubstituties (‘jongen’ voor ‘meisje’, ‘wit’ voor ‘zwart’, etc.). Komen alleen voor bij inhoudswoorden.
-
Woordverwisselingen (‘ik schrijf een moeder aan mijn brief’ i.p.v. ‘ik schrijf een brief aan mijn moeder’). Komen voor bij woorden uit dezelfde categorie.
-
Klankverwisselingen – sound exchange errors (‘grote grot’ i.p.v. ‘grote god’)
-
Morfeemverwisselingen – stranding errors (‘een maniak voor weekenden’ i.p.v. ‘een weekend voor maniakken’).
Garrett stelde een model op van spraakproductie. Bij het produceren van een zin zijn volgens hem een aantal verschillende niveaus betrokken die onafhankelijk van elkaar opereren. Hij onderscheidt van hoog naar laag de volgende niveaus: ‘message level’, ‘functional level’, ‘positional level’, ‘phonetic level’ en ‘articulation level’. Het message level omvat het concept waar je over wilt praten, dit is echter nog niet in taal omschreven, maar in plaatsjes. Op het functional level krijgen concepten een agent en een object en worden ze gelinkt aan semantische representaties. In het positional level worden woorden in de goede volgorde geplaatst. Garrett gaat ervan uit dat de spraakproductie een seriële aangelegenheid is waarbij de verschillende niveaus onafhankelijk van elkaar opereren en achtereenvolgens doorlopen worden van hoog naar laag. Andere onderzoekers hebben hun vraagtekens bij deze benadering en stellen dat er sprake is van interactie tussen de verschillende niveaus. Dell stelt bijvoorbeeld dat tijdens het proces van spraakproductie er tegelijkertijd op semantische, syntactische, morfologische en fonologische niveaus planning plaatsvindt. De processen zijn volgens hem dus niet onafhankelijk en niet serieel.
Levelt kwam met het zes stadium model van gesproken woord productie, genaamd WEAVER++. De zes stadia van dit model zijn als volgt: conceptuele voorbereiding, lexicale selectie (de abstracte lemma wordt geselecteerd), morfologische encoding, fonetische encoding en articulatie. Het model is serieel, het ene stadium moet afgerond zijn voordat er aan het volgende stadium kan worden begonnen.
Wat is het ‘discourse’ niveau?
De term ‘discourse’ wordt gebruikt om aan te geven dat een aantal zinnen op een betekenisvolle manier aan elkaar gerelateerd is. Bij onderzoek van taal op het ‘discourse’ niveau wordt gekeken naar de manier waarop sprekers en toehoorders:
-
de in zinnen uitgedrukte gedachten en ideeën integreren in onderwerpen;
-
van het ene onderwerp naar het andere overspringen.
Er zijn enkele universele regels die worden gevolgd wanneer we een conversatie hebben met iemand:
-
Verandering van spreker vindt plaats.
-
Er is enkel één spreker tegelijk aan het woord.
-
Simultane spraak is gebruik maar kort van duur.
-
Transities zonder gat (bijvoorbeeld stilte) en zonder overlap zijn gebruikelijk.
-
De beurtvolgorde van spreken staat niet vast, ook heeft het geen vaste duur, lengte of inhoud.
-
Het aantal sprekers kan variëren.
-
Het gesprek kan continue zijn of discontinue zijn.
Psychologen maken onderscheid tussen gegeven en nieuwe informatie. Gegeven informatie verwijst naar informatie waarvan de spreker aanneemt dat de toehoorder het al weet; van nieuwe informatie neemt de spreker aan dat de toehoorder het nog niet weet. Gegeven informatie wordt vaak geïntroduceerd door het bepaalde lidwoord ‘de’; nieuwe informatie door het onbepaalde lidwoord ‘een’.
Voor een vlotte communicatie moeten de spreker en de toehoorder proberen om elkaar te doorgronden:
-
de spreker zal moeten inschatten wat de toehoorder al van het onderwerp af weet, en wat verder uitgelegd dient te worden.
-
de toehoorder zal een inschatting maken van waar de spreker naartoe wil, en waarom iets verteld wordt.
Grice (1975) stelde dat het van belang is om ook de intentie in plaats van enkel de woorden van de spreker te achterhalen om hem/haar goed te begrijpen. De verschillende geïmpliceerde betekenissen die hij onderscheidt noemde hij ‘implicatures’:
-
Conventionele implicaties: deze vloeien voort uit semantische representaties van de betekenis van bepaalde zinswendingen.
-
Conversationele implicaties: deze vloeien voort uit het concept dat er geïmpliceerde betekenis in hoe zinnen worden geconstrueerd in spraak.
-
Coöperatief principe: dit houdt in dat je een conversationele bijdrage moet maken zoals nodig is, op het stadium dat plaatsvindt, door het geaccepteerde doel van richting van de gespreksuitwisseling waar je je op dat moment in bevind.
Taal heeft niet enkel als doel het delen van informatie met de ander, maar heeft ook als doel het maken en behouden van sociale connecties. Sociale conversatie is dan ook het voeren van een gesprek met dit laatste doel. Door taal delen we informatie, hebben we sociale interacties en praten we vooral over anderen. We zijn sociale primaten, en we willen aan onszelf en anderen laten zien wat onze belangrijkste sociale connecties. Directe (met elkaar afspreken) of indirecte (via de computer) face-to-face gesprekken duren langer dan conversaties door de telefoon of via de mail.
Wat is psychologische gespreksvoering?
Waaruit bestaat psychologische gespreksvoering?
- Hulp geven aan mensen met persoonlijke problemen is niet gemakkelijk. Soms kan iemand niet geholpen worden en soms wordt hulp niet op prijs gesteld. Vaak kunnen mensen met problemen echter wel geholpen worden. Maar hoe kun je mensen dan het beste helpen?
- Allereerst is het nodig dat er een helder beeld verkregen wordt van de belangrijke rol die gesprekken in de hulpverlening innemen. Het doel van deze gesprekken is een belangrijk aspect. Wat heeft de hulpverlener voor ogen? Wat wil hij bereiken en waarom? Wat zijn opvattingen over het functioneren van de mens?
- Ten tweede zijn de vaardigheden met betrekking tot de gespreksvoering van de hulpverlener belangrijk. Hoe beter deze vaardigheden zijn, des te beter iemand geholpen kan worden.
- Inzicht in bovenstaande achtergronden heeft tot gevolg dat het eigen gedrag van de hulpverlener en de invloed daarvan op de hulpvrager duidelijk wordt, en de hulpverlener zo zijn eigen opvattingen kan uitkiezen en eventueel wijzigen. Dit is vooral interessant voor professionele hulpverleners in opleiding. Er zijn echter ook andere mensen die er baat bij kunnen hebben zoals bijvoorbeeld docenten, studiebegeleiders etc.
- Willen gesprekken tussen hulpverleners en mensen met een probleem zin hebben, dan moeten de personen met problemen wel voor rede vatbaar zijn. Een voorwaarde voor het slagen van gesprekken in de hulpverlening is dan dus ook dat deze personen toerekeningsvatbaar zijn. Bovendien moet er een zeker vertrouwen bestaan tussen de hulpbehoevende en de hulpverlener. Ten slotte is het belangrijk dat het gesprek zich uiteindelijk toespitst op de mogelijkheden die er zijn om tot een oplossing van de problemen te komen, niet in de laatste plaats door diegene die onder de problemen lijdt.
Wat is de meerwaarde van luisteren, vragen stellen en stilte bij patiëntgerichte communicatie?
Patiëntgericht communiceren houdt in dat er wordt uitgegaan van een geïntegreerd ziekte-klachtmodel. De hulpverlener wil iets te weten komen over de ziekte en over de klacht. Wanneer de openingsfase van een gesprek voorbij is, wil de hulpverlener informatie inwinnen. Dit wordt exploreren van de ziekte en de klacht genoemd. Het is hierbij belangrijk om actief te luisteren. Dit kan door het aanbrengen van structuur, stellen van vragen, reflectief luisteren en stil durven zijn. Ook verbale aanmoedigingen zoals ‘hmm’ of ‘uh-huh’ zijn nuttig. Het is van belang om niet te snel met een oplossing te willen komen.
Hoe is structuur aan te brengen?
Structuur bevordert de onderlinge relatie en is noodzakelijk voor het voeren van een effectief gesprek. Door te agenderen, parafraseren, metacommuniceren, hardop te denken, terug te leiden, samen te vatten, markeren en de tijd te bewaken breng je structuur aan. Parafraseren is hier het kort herhalen van wat de cliënt zegt, maar dan in eigen woorden. Metacommuniceren is het praten over hoe de communicatie verloopt en markeren is het expliciteren wat er gaat gebeuren.
Bij te veel structuur gaat het contact met de cliënt vaak verloren, terwijl te weinig structuur voor chaos kan zorgen. Het is relevant om alles met de cliënt rustig te kunnen doornemen, problemen te ordenen en keuzes aan te bieden. Wanneer een cliënt heel veel vertelt, kan de hulpverlener met behulp van gesloten vragen, parafraseren en samenvatten beter structuur aanbrengen. Intakegesprekken en diagnostische interviews zijn vrijwel altijd gestructureerde gesprekken waarbij veel informatie moet worden verzameld. Bij een ondersteunend gesprek is dit iets vrijer, de cliënt kan hier zelf aangeven waar hij het over wilt hebben.
Hoe werkt reflectief luisteren?
Reflectief luisteren is actief luisteren wat wordt opgevolgd door een reflectie. Hiermee geef je erkenning en toon je empathie. Het prikkelt de cliënt om over iets nieuws na te denken. Het voelt soms dan ook als een eigen ontdekking. Om goed te reflecteren is inleven en genoeg afstand bewaren nodig. De hypothese, dat wat je ziet of merkt, kun je vertalen in een reflectie. Dit kan voorzichtig (basale reflectie) of stelliger (complexe reflectie).
Met een basale reflectie drukt de hulpverlener het vermeende onderliggende gevoel voorzichtig uit. Dit kan door zinnen als ‘Het lijkt wel of…’ of ‘Hebt u het gevoel dat…?’. De hulpverlener weet het hier niet beter dan de cliënt. De cliënt kan op dit moment ook corrigeren of aanvullen. Zelfs als je ernaast zit, zal de cliënt meer informatie geven. Het voelt alsof de hulpverlener hem probeert te begrijpen. Een complexe reflectie houdt een reflectie in de vorm van een uitspraak in. Dit is krachtiger dan een vraag maar ook lastiger te weerleggen door de cliënt. De reflectie hoeft overigens niet altijd negatief te zijn, er kan ook een positieve reflectie worden gegeven.
Om reflectief luisteren een directieve, richting aangevende vaardigheid te laten zijn, kun je als hulpverlener doelbewust datgene reflecteren wat je wilt versterken. Dit kan door middel van een gevoelsreflectie. Het is prettig om een hoopvol aspect in te brengen.
Hoe stel je de juiste vragen?
Open en gesloten vragen worden in een gesprek afgewisseld. Om meer informatie te verkrijgen, zijn open vragen van belang. Open vragen beginnen met woorden als ‘hoe’, ‘wat’ en ‘vertel eens over’. Er wordt gevraagd naar gedachten, gevoelens en zorgen. Ook beschermt het de hulpverlener tegen een kokervisie. Nadelig is wel dat het vaak minder efficiënt is en tijdrovend. Ze leveren echter vaak relevante informatie op en leggen de verantwoordelijkheid en controle bij de cliënt. Open vragen worden gebruikt bij:
Invoegen en opbouwen van de relatie
Inwinnen van informatie
Concretiseren
Motiveren
Geven van informatie
Adviseren en samen beslissen
Gesloten vragen zijn meer ziekte- of taakgericht. Er kan ‘ja’ of ‘nee’ op worden beantwoord, waardoor in korte tijd veel specifieke informatie kan worden verkregen. Het kan echter klinken als een kruisverhoor en de hulpverlener neemt hierbij een actieve rol aan. Gesloten vragen worden gebruikt bij:
Nagaan van de persoonsgegevens
Regie houden en structureren van het gesprek
Afnemen van een intake of diagnostisch interview
Snel diagnosticeren
Doorvragen, het vragen naar het hoe, wat en wanneer noemt men ook wel concretiseren. Hierbij wordt meer informatie verkregen. Met papegaaien wordt ook geconcretiseerd, papegaaien is het letterlijk herhalen van de laatste woorden van de cliënt. Het is nuttig om een waarom-vraag te vermijden, aangezien het verwijtend kan overkomen. Het vraagt naar tekst en uitleg en kan beter worden vervangen door ‘Hoe komt het dat…?’.
Wanneer stel je welke specifieke vragen?
Socratisch uitvragen is gebaseerd op het laag voor laag uitvragen. Hier wordt gericht doorgevraagd zonder te laten blijken hoe de hulpverlener er zelf over denkt. Het wordt vooral gebruikt voor het uitdagen van niet-helpende disfunctionele gedachten. De techniek is om het probleem te verhelderen, te informeren naar achterliggende gedachten, feiten, bewijzen en argumenten en een eindconclusie te formuleren.
Tijdens het gesprek is het ook van belang om naar de sterke kanten van een cliënt te kijken. Copingvragen informeren naar de oplossingsstrategieën van de cliënt en moedigen hem aan om zoveel mogelijk verantwoordelijkheid te nemen. De hulpverlener kan bijvoorbeeld informeren naar wat de cliënt er zelf al aan heeft gedaan.
Een relatievraag (contextvraag) informeert in eerste plaats naar de mensen om de cliënt hen, het systeem. Dit helpt om de cliënt te relativeren en iets in een ander perspectief te zien. Het vraagt naar de mensen die hem eventueel zouden kunnen steunen.
Schaalvragen maken een klacht of probleem voor de cliënt concreet en toegankelijk. Het vertaalt doelen in kleine stapjes en zegt iets over eerdere successen en uitzonderingen. Daarnaast wordt de klacht meetbaar. Een subjectieve beleving kan op een schaal van 0 tot 10 worden aangegeven, waardoor de cliënt nadenkt over waarom er niet hoger of lager wordt gescoord. De techniek is om de schaalvraag te introduceren, te vragen waar de cliënt op deze schaal staat, te focussen op wat al gewerkt heeft, te vragen naar eerdere successen en uitzonderingen, de cliënt uit te nodigen om te vertellen hoe het eruit ziet op hogere posities op de schaal en uit te nodigen om na te denken hoe er een stapje vooruit kan worden gezet. Schaalvragen worden gebruikt om de ernst van de klachten te helpen relativeren, de cliënt te bevrijden uit het dichotome denken, te helpen nadenken over oplossingen en te motiveren voor gedragsverandering.
Stil durven zijn
Spreken is zilver, zwijgen is goud. Soms is het nodig om een korte stilte of pauze in te lassen. De cliënt krijgt de ruimte om na te denken en gevoelens en gedachten onder woorden te brengen. Niet iedereen heeft een even sterke stiltetolerantie, waardoor ze een onbehaaglijk gevoel kunnen krijgen. Door een korte aanmoediging kan dit worden doorbroken. Een stilte kan gevoelens versterken.
Samenvatting van Psychologische gespreksvoering: een basis voor hulpverlening van Lang and Van der Molen
Study guide with Psychologische gespreksvoering: een basis voor hulpverlening
Online summaries and study assistance with the 18th edition of Psychologische gespreksvoering: een basis voor hulpverlening by Lang and Van der Molen
- For Booksummaries with Psychologische gespreksvoering by Lang and Van der Molen see Samenvattingen per hoofdstuk bij de 18e druk
- For Practice exams with Psychologische gespreksvoering by Lang and Van der Molen see TentamenTests bij de 18e druk
- For summaries, practice exams and glossaries with earlier editions of Psychologische gespreksvoering: een basis voor hulpverlening by Lang and Van der Molen, see Study guide with Psychologische gespreksvoering: een basis voor hulpverlening by Lang and Van der Molen
Related content on joho.org
Samenvatting van Mastery in Coaching van Passmore
Samenvattingen en studiehulp bij Mastery in Coaching van Passmore
- Boeksamenvatting bij Mastery in Coaching van Passmore is gedeeld op JoHo WorldSupporter
Inhoudsopgave
- What is mastery in coaching? - Chapter 1
- What is positive psychology coaching? - Chapter 2
- What is psychodynamic coaching? - Chapter 3
- What is narrative coaching? - Chapter 4
- What is gestalt coaching? - Chapter 5
- How to apply neuroscience research to the development of coaching practice? - Chapter 6
- What is cognitive behavioural coaching? - Chapter 7
- What is mindful coaching? - Chapter 8
- What is compassionate mind coaching? - Chapter 9
- What is acceptance and commitment coaching? - Chapter 10
- What is motivational interviewing? - Chapter 11
Naar de samenvatting
- Samenvattingen en studiehulp gebruiken: Boeksamenvatting bij Mastery in Coaching van Passmore
Meer lezen
Organisatiepsychologie en arbeidspsychologie als studie en kennisgebied
Werken en jezelf ontwikkelen in de coachingsector en geestelijke gezondheidszorg
Gesprekken houden, overleggen en discussie voeren
Argumentatie en logica: uitgelichte boeksamenvattingen
Argumentatie & Logica: Wat zijn de beste leerboeken rond argumentatie en logica?
Understanding arguments van Fogelin
- Uitgebreide en diepgravende behandeling van argumentatie
- Behandelt ook specifiek wetenschappelijke, juridische en filosofische argumentatie
Critical Thinking van Moore en Parker
- Goede introductie op overtuigingskracht van argumenten
- Geeft fijne handvaten hoe je andermans argumentatie kritisch kan en moet benaderen
Critical Thinking: a Concise Guide van Bowell & Kemp
- Korte behandeling van de theorie van argumentatieleer
- Handig bij de formele beoordeling van argumenten
De ware toedracht. Praktische wetenschapsfilosofie voor waarheidszoekers van Derksen
- Minder filosofisch dan de titel doet vermoeden
- Handige termen die je helpen andermans argumentatiefouten te benoemen
Samenvatting van Understanding arguments van Fogelin
Samenvattingen en studiehulp bij Understanding arguments van Fogelin
- Boeksamenvatting bij Understanding arguments van Fogelin is gedeeld op JoHo WorldSupporter
Inhoudsopgave
- Wat zijn argumenten? - Chapter 1
- Wat is de plaats van argumenten in het taalweb? - Chapter 2
- Wat is de taal van het argumenteren? - Chapter 3
- Waarom is het nauwkeurig analyseren een kunst? - Chapter 4
- Wat houdt een grondige analyse van argumentatie in? - Chapter 5
- Hoe draagt propositionele logica bij aan het valideren van argumenten? - Chapter 6
- Hoe draagt categorische logica bij aan het valideren van argumenten? - Chapter 7
- Wat ligt ten grondslag aan het veralgemeniseren van argumenten? - Chapter 8
- Wat is het doel van het afleiden van de beste verklaring en van analogie? - Chapter 9
- Wat is de bedoeling van causaal redeneren? - Chapter 10
- Wat zijn de kansen voor beter zicht op de sterkte van argumenten? - Chapter 11
- Wat is de invloed van keuzes op argumentatie? - Chapter 12
- Wat betekent drogredenen op basis van vaagheid? - Chapter 13
- Wat betekent drogredenen op basis van dubbelzinnigheid? - Chapter 14
- Wat betekent drogredenen op basis van relevantie? - Chapter 15
- Wat betekent drogredenen op basis van zinloosheid? - Chapter 16
- Wat is het doel van weerleggingen van bestaande argumenten? - Chapter 17
- Wat ligt ten grondslag aan juridisch redeneren? - Chapter 18
- Wat ligt ten grondslag aan moreel redeneren? - Chapter 19
- Wat ligt ten grondslag aan wetenschappelijk redeneren? - Chapter 20
- Wat ligt ten grondslag aan religieus redeneren? - Chapter 21
- Wat ligt ten grondslag aan filosofisch redeneren? - Chapter 22
Naar de samenvatting
Meer lezen
Wetenschap en onderzoek als studie en kennisgebied
Werken, stagelopen of vrijwilligerswerk doen bij onderzoeksorganisaties of wetenschappelijke instellingen in binnen- en buitenland
Samenvatting van Een onderzoek presenteren van Markenhof
Samenvattingen en studiehulp bij Een onderzoek presenteren van Markenhof
- Boeksamenvatting bij Een onderzoek presenteren van Markenhof is gedeeld op JoHo WorldSupporter
Inhoudsopgave
- Waarom en voor wie presenteer je eigenlijk? - Chapter 1
- Wat maakt een presentatie goed? - Chapter 2
- Met welke eisen dien je bij je presentatie rekening te houden? - Chapter 3
- Hoe selecteer je de informatie voor je presentatie? - Chapter 4
- Hoe prestenteer je stijlvol? - Chapter 5
- Welke presentatietechnieken kan je gebruiken? - Chapter 6
- Wanneer maak je (geen) gebruik van hulpmiddelen bij je presentatie? - Chapter 7
- Welke tips geven ervaringsdeskundigen wanneer het gaat om presenteren? - Chapter 8
Naar de samenvatting
- Samenvattingen en studiehulp gebruiken: Boeksamenvatting bij Een onderzoek presenteren van Markenhof
Meer lezen
Wetenschap en onderzoek als studie en kennisgebied
Werken, stagelopen of vrijwilligerswerk doen bij onderzoeksorganisaties of wetenschappelijke instellingen in binnen- en buitenland
Samenvatting van Critical Thinking van Moore and Parker
Study guide with Critical Thinking
Summaries and study assistance with the 13th edition of Critical Thinking
- For Booksummaries with Critical Thinking by Moore and Parker, see Samenvattingen per hoofdstuk bij de 13e druk
- For Booksummaries with Critical Thinking by Moore and Parker, see Summaries per chapter with the 13th edition
- For Practice exams with Critical Thinking by Moore and Parker, see TentamenTests bij de 13e druk
- For Practice exams with Critical Thinking by Moore and Parker, see Examtests with the 13th edition
- For all available summaries, bulletpoints, practice exams and glossaries with Critical Thinking by Moore and Parker, see Study guide with Critical Thinking by Moore and Parker
Table of contents / Inhoudsopgave
- Waarom is kritisch kunnen denken van belang? - Chapter 1
- Welke twee manieren van redeneren zijn er? - Chapter 2
- Hoe schrijf je een goede tekst? - Chapter 3
- Wanneer is iets geloofwaardig? - Chapter 4
- Hoe werkt overtuiging? - Chapter 5
- Hoe werkt relevantie? - Chapter 6
- Wat zijn inductieve drogredenen? - Chapter 7
- Welke formele drogredenen zijn er? - Chapter 8
- Welke deductieve argumenten bestaan er? - Chapter 9
- Welke overige deductieve argumenten zijn er? - Chapter 10
- Wat houdt inductief redeneren in? - Chapter 11
- Hoe wordt er moreel, wettelijk en ethisch geredeneerd? - Chapter 12
Related content on joho.org
Samenvatting van Critical Thinking: A Concise Guide van Bowell & Kemp
Samenvattingen en studiehulp bij Critical Thinking: A Concise Guide van Bowell & Kemp
- Boeksamenvatting bij Critical Thinking: A Concise Guide van Bowell & Kemp is gedeeld op JoHo WorldSupporter
Inhoudsopgave
- Wat zijn argumenten? - Chapter 1
- Wat is de plaats van argumenten in het taalweb? - Chapter 2
- Wat is de taal van het argumenteren? - Chapter 3
- Waarom is het nauwkeurig analyseren een kunst? - Chapter 4
- Wat houdt een grondige analyse van argumentatie in? - Chapter 5
- Hoe draagt propositionele logica bij aan het valideren van argumenten? - Chapter 6
- Hoe draagt categorische logica bij aan het valideren van argumenten? - Chapter 7
- Wat ligt ten grondslag aan het veralgemeniseren van argumenten? - Chapter 8
- Wat is het doel van het afleiden van de beste verklaring en van analogie? - Chapter 9
- Wat is de bedoeling van causaal redeneren? - Chapter 10
- Wat zijn de kansen voor beter zicht op de sterkte van argumenten? - Chapter 11
- Wat is de invloed van keuzes op argumentatie? - Chapter 12
- Wat betekent drogredenen op basis van vaagheid? - Chapter 13
- Wat betekent drogredenen op basis van dubbelzinnigheid? - Chapter 14
- Wat betekent drogredenen op basis van relevantie? - Chapter 15
- Wat betekent drogredenen op basis van zinloosheid? - Chapter 16
- Wat is het doel van weerleggingen van bestaande argumenten? - Chapter 17
- Wat ligt ten grondslag aan juridisch redeneren? - Chapter 18
- Wat ligt ten grondslag aan moreel redeneren? - Chapter 19
- Wat ligt ten grondslag aan wetenschappelijk redeneren? - Chapter 20
- Wat ligt ten grondslag aan religieus redeneren? - Chapter 21
- Wat ligt ten grondslag aan filosofisch redeneren? - Chapter 22
Naar de samenvatting
Meer lezen
Wetenschap en onderzoek als studie en kennisgebied
Werken, stagelopen of vrijwilligerswerk doen bij onderzoeksorganisaties of wetenschappelijke instellingen in binnen- en buitenland
Samenvatting van De ware toedracht van Derksen
Samenvattingen en studiehulp bij De ware toedracht van Derksen
- Boeksamenvatting bij De ware toedracht van Derksen is gedeeld op JoHo WorldSupporter
Inhoudsopgave
- Wat is het belang van de alledaagse waarheidsvinding? - Chapter 0
- Deel 1: Waarheidsvinding. Wat is het belang van een zoekvraag? - Chapter 1
- Hoe moet er bij theorieën omgegaan worden met waarnemingen? - Chapter 2
- Hoe moet er geïnterpreteerd worden? - Chapter 3
- Hoe moeten de feiten gewogen worden? - Chapter 4
- Deel 2: Cognitieve geslotenheid
- Wat is de menselijke drang tot duiden? - Chapter 1
- Is er een magisch oog? - Chapter 2
- Welke rol speelt het geloven in theorieën? - Chapter 3
- Wat is cognitieve blindheid en welk gevaar brengt dit met zich mee? - Chapter 4
- Deel 3: Waarheid. Welke verschillende waarheidsconcepties zijn er? - Chapter 1
- Wat is de ware toedracht? - Chapter 2
- Deel 4: Waarschijnlijkheid: begrippen en valkuilen. Welke waarschijnlijkheidsbegrippen zijn er? - Chapter 1
- Wat is waarschijnlijkheidsargumentatie? - Chapter 2
- Wat zijn de valkuilen bij waarschijnlijkheidsargumentatie? - Chapter 3
Naar de samenvatting
Meer lezen
Wetenschap en onderzoek als studie en kennisgebied
Werken, stagelopen of vrijwilligerswerk doen bij onderzoeksorganisaties of wetenschappelijke instellingen in binnen- en buitenland
Samenvatting van Logisch en kritisch denken van Burgers
Study guide with Logisch en kritisch denken
Samenvattingen en studiehulp bij Logisch en kritisch denken op worldsupporter.org
- Voor Samenvattingen, bulletpoints en tentamenvragen bij Logisch en kritisch denken de studiegids: Logisch en kritisch denken by Burgers on WorldSupporter
Inhoudsopgave
- Hoofdstuk 0 - Waar gaat het boek 'Logisch en kritisch denken van Burgers' over?
- Hoofdstuk 1 - Wat houdt 'kritisch denken' in?
- Hoofdstuk 2 - Waaruit bestaat een redenering?
- Hoofdstuk 3 - Hoe kun je redeneringen ontleden?
- Hoofdstuk 4 - Wanneer is er sprake van een geldige dan wel een ongeldige conclusie?
- Hoofdstuk 5 - Wanneer is er sprake van voldoende en noodzakelijke voorwaarden?
- Hoofdstuk 6 - Hoe kun je helder denken door middel van categorieën?
- Hoofdstuk 7 - Wat zijn informele drogredenen?
- Hoofdstuk 8 - Aan welke vereisten moeten argumenten voldoen voor een toereikende ondersteuning van de conclusie?
- Hoofdstuk 9 - Welke verschillende soorten conclusies zijn er?
- Hoofdstuk 10 - Onderzoek doen: wat houden verifiëren en falsifiëren in?
- Hoofdstuk 11 - Wat houdt het advies 'het scheermes van Ockham' in?
- Hoofdstuk 12 - Welke invloed hebben emoties op conclusies?
- Hoofdstuk 13 - Hoe trek je een conclusie uit statistisch onderzoek?
Studying Logisch en kritisch denken by Burgers
- Study tips: Critical thinking is very important for doing good research. So you need to know what critical thinking means. You can mention this using the following mnemonic. BINKA: disputed information, do not accept it uncritically. A critical thinker constantly asks himself three things, remember them and understand the distinction between them: 1) Is this argument correct? 2) Is the correct conclusion drawn? 3) Is there really nothing to argue against?
Related content on joho.org
Samenvatting van Pleitwijzer: succesvol pleiten in de praktijk van Klink & Broekers-Knol
Samenvattingen en studiehulp bij Pleitwijzer: succesvol pleiten in de praktijk van Klink & Broekers-Knol
- Boeksamenvatting bij Pleitwijzer: succesvol pleiten in de praktijk van Klink & Broekers-Knol is gedeeld op JoHo WorldSupporter
Inhoudsopgave
- Wanneer ontstond de retorica? - Chapter 1
- Welke vier wetten voor succesvolle communicatie zijn te onderscheiden? - Chapter 2
- Wat is het onderscheid tussen moderne en klassieke pleitretoriek? - Chapter 3
- Wat is het gevaar van de retoriek? - Chapter 4
- Wat is het nut van decorum, probatio en refutatio? - Chapter 5
- Welke functie heeft het pleidooi in het proces? - Chapter 6
- Welk nut heeft retorica bij de rechter? - Chapter 7
- Wat zijn ethos, pathos en logos? - Chapter 8
- Welke tegenargumenten kun je verwachten? - Chapter 9
- Wat zijn de belangrijkste redeneerfouten? - Chapter 10
- Hoe deel je je betoog in? - Chapter 11
- Welke stijlkenmerken dient een juridisch pleidooi te bezitten? - Chapter 12
- Hoe wordt een betoog verlevendigd? - Chapter 13
- Hoe onthoud je je pleidooi? - Chapter 14
- Wat is van belang bij de presentatie van een betoog? - Chapter 15
- Hoe werkt een betoog in de praktijk van een proces? - Chapter 16
- Op welke wijze zet je het betoog op? - Chapter 17
- Hoe werken argumenten, beschouwing en pleitnota in de rechtspraktijk? - Chapter 18
- Hoe gaat het mondelinge gedeelte van het juridisch pleidooi in zijn werk? - Chapter 19
- Welke adviezen zijn relevant bij pleiten in bestuursrechtelijke of fiscale zaken? - Chapter 20
- Hoe gaat het requisitoir? - Chapter 21
- Wat is de rol van retoriek in het heden? - Chapter 22
Naar de samenvatting
Meer lezen
Wetenschap en onderzoek als studie en kennisgebied
Werken, stagelopen of vrijwilligerswerk doen bij onderzoeksorganisaties of wetenschappelijke instellingen in binnen- en buitenland
Goede argumenten gebruiken en logisch redeneren bij studie, stage of werk
Carrière switchen, beroep kiezen en loopbaan plannen
Competenties en vaardigheden opdoen voor je studie, je werk, je reis en je leven
Functies en werkzaamheden uitoefenen tijdens je baan, stage of vrijwilligerswerk in het buitenland
Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil
Gesprekken houden, overleggen en discussie voeren
Goede argumenten gebruiken en logisch redeneren bij studie, stage of werk
Kennis overdragen, feiten uitwisselen en boodschappen overbrengen bij studie, stage en werk
Studiekeuze maken en master kiezen
Talent en aanleg ontdekken en waarderen om te leren, te werken en te leven
Twijfelen of keuzes maken: van keuzestress naar een goede beslissing
Vraag stellen en antwoord zoeken: van probleem naar oplossing gaan
Werkplezier en energie van je werk krijgen: leer je om te werken of werk je om te leren?
Behulpzaamheid versus onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen
Beleving versus verveling: creëer perspectief door het openen van nieuwe deuren
Betrokkenheid versus onverschilligheid: geef niet op maar ergens om
Inlevingsvermogen versus onbegrip: maak gebruik van je empathische vaardigheden
Onafhankelijkheid versus afhankelijkheid: blijf bij jezelf en laat die kudde achter je
Stap voor stap versus ongefocussed: richt je op je reis en niet op je bestemming
Stabiliteit versus stress: ga actief om met je negatieve emoties
Succes versus teleurstelling: waardeer en vier je kleine succes
Tolerantie versus onverdraagzaamheid: laat de ander zijn eigen weg bewandelen
Verbondenheid versus eenzaamheid: leg en onderhoud sociale contacten
Vrijheid versus beperking: voel je onbeperkt en niet begrensd
Zelfbewust zijn versus onzekerheid: ontdek je kwaliteiten, verkrijg zelfinzicht en omzeil je klippen
Zingeving en motivatie: zoek voldoening bij studie, werk, reizen en de wereld om je heen
Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil
![]() |
Wat is parafraseren als professionele gespreksvaardigheid? - Hugo Parafraseren is een krachtige professionele gespreksvaardigheid die je helpt om de boodschap van de spreker te... |
![]() |
Argumenteren en argumentatie: begrippen en definities - Vintage Supporter 1. Standpunten en verschillende meningen Meningsverschil (1.1): Een standpunt wordt niet gedeeld door... |
![]() |
Wat is papegaaien als professionele gespreksvaardigheid? - Hugo Papegaaien, ook wel echoën genoemd, is een professionele gespreksvaardigheid die gericht is op het herhalen van de... |
![]() |
Hoe voer je een professioneel gesprek met een cognitief beperkt persoon? - Hugo Een professioneel gesprek met een cognitief beperkt persoon is een gesprek met een duidelijk doel, gericht op het... |
![]() |
Glossary of Academic Skills for the Social and Psychological Sciences - Motivations and Skills Supporter Chapter 1: Literature Literature review A detailed overview of the significant literature... |
Titel | ||
---|---|---|
Gesprekken houden, overleggen en discussie voeren |
![]() |
Titel | ||
---|---|---|
Hoe kan je je verbale en nonverbale communicatievaardigheden verbeteren voor een sollicitatiegesprek? | ||
Wat zijn veelgestelde sollicitatievragen en hoe moet je ze beantwoorden? |
Titel | ||
---|---|---|
Communiceren: leren of versterken | ||
Overtuigend zijn: leren of versterken |
Competentie en kwaliteit
- Gesprekken en interviews houden: voor competenties en vaardigheden verbeteren rond het thema, zie je kwaliteiten verbeteren en versterken in binnen- en buitenland
- voor competenties en vaardigheden per studiegebied of werkveld: zie competenties en vaardigheden om te leren, te werken en te leven
Samenvattingen en studiehulp
- Gesprekken en interviews houden: voor samenvattingen en studiehulp rond het thema, zie deze pagina of check studie, vak of boek op JoHo WorldSupporter en samenvattingen en studiehulp: per studie, vak en vakgebied
Studie in het buitenland
- van college volgen, minor halen, master doen, PHD, promotie tot voorbereiding en vertrek: zie studeren in het buitenland en onderzoek doen in het buitenland
- voor taalcursussen: zie taalcursus in het buitenland of taalreizen van Chinees tot Spaans leren
- Zie ook studie in het buitenland verzekeren om te zorgen dat er in het buitenland niets mis gaat en dat je visum kan worden aangevraagd
Stage en werkervaring
- Gesprekken en interviews houden: voor stages rond het thema, zie deze pagina of check praktijkstage en afstudeerstage in Nederland en stagelopen in het buitenland en werkervaring opdoen op reis
Vrijwilligerswerk
- Gesprekken en interviews houden: voor vrijwilligerswerk rond het thema, zie deze pagina of check vrijwilligerswerk in het buitenland doen en projecten steunen
Werk
- Gesprekken en interviews houden: voor werk en vacatures rond het thema, zie deze pagina of check werken in het buitenland en vacatures in het buitenland en werkvakantie en working Holidays
- voor functies, rollen en werkzaamheden: zie functies en werkzaamheden tijdens je baan, stage of vrijwilligerswerk in het buitenland
- voor plezier en tevredenheid met je werk: zie werkplezier en energie uit werk
- voor betrokken werkvelden en onderliggende vakgebieden zie ook elders op deze pagina
JoHo Worldsupporter doelstellingen
- Zie de doelstellingen van JoHo WorldSupporter voor: het versterken van begrip voor andere culturen en personen, het stimuleren van tolerantie in de wereld om je heen, het wereldwijd delen van kennis en knowhow, en het stimuleren van persoonlijke ontwikkeling in binnen- en buitenland
Vertrekken naar het buitenland
- Bestemming kiezen: zie reis of vakantiebestemming kiezen
- Reis voorbereiden: reizen maken en backpacken in het buitenland
- Spullen inpakken of handig meenemen bij reizen en backpacken
- Lang verblijf voorbereiden: voorbereiden op wonen en lang verblijf in buitenland
Probleemloos wonen of tijdelijk verblijven in het buitenland?
- Gevaar vermijden: check gevaarlijke situaties in het buitenland en noodgevallen op reis voorkomen
- Diefstal voorkomen: check: veilig blijven bij reizen en backpacken?
- Problemen oplossen: check problemen oplossen in het buitenland met bagage, documenten of transport of met mens, natuur en organisaties
- Dieren vermijden: check gevaarlijke dieren en beestjes op reis en in het buitenland
- Ziekte voorkomen: check ziektes op reis voorkomen of je in een ziekenhuis laten behandelen