Bang zijn en angst voelen:

ontwikkelen, verbeteren of beheersen

 

Van signalen herkennen tot motivaties begrijpen

Van competenties opdoen tot vaardigheden verbeteren in het buitenland

van vrijwilligerswerk doen tot werkvaardigheden in binnen- en buitenland

Indeling

Bang zijn en angst voelen      

Bang zijn en angst voelen: relaties      

Bang zijn en angst voelen: gerelateerde termen     

wegwijzer bij competenties en motivaties      

naar het buitenland   

Angstig zijn en angst voelen

Angst signaleren, controleren en overwinnen en paniek voorkomen:

Wat is bang zijn en angst voelen?

  • Angst bestaat uit een subjectief gevoel van bang zijn of angstig zijn en fysiologische reacties, zoals versnelde hartslag en ademhaling, verhoogde bloeddruk en hormonale veranderingen.
  • Het lichaam vertoont een fight-or-flight respons
Wat is angst en angstig zijn?

Wat is angst en angstig zijn?

Wat is angst?

  • Angst bestaat uit een subjectief gevoel van bang zijn of angstig zijn en fysiologische reacties, zoals versnelde hartslag en ademhaling, verhoogde bloeddruk en hormonale veranderingen. Het lichaam vertoont een fight-or-flight respons. Dit is dat het lichaam zich klaarmaakt om te vechten of te vluchten.
  • Gevoelens van angst zijn functioneel en adaptief omdat ze beschermend zijn. Angst zorgt voor een grotere overlevingskans.
  • Angst is een dimensie, dus het is lastig om een grens te trekken tussen normale en pathologische angst.
  • Pathologische angst wordt beoordeeld op intensiteit, soort gedrag, de duur en de aard van de uitlokkende gebeurtenis.

Wat is bang zijn?

  • Bang zijn (fear) wil zeggen dat je een specifieke emotionele reactie ervaart op een identificeerbaar object, zoals een slang of een spin (vergelijkbaar met een reactie in een noodsituatie). Het is een zeer intense reactie waardoor je in één keer wakker geschud wordt.
  • Vaak gaat de bangheid weg wanneer het gevaar geweken is. Het bang zijn kan dus gecontroleerd worden.
  • Bangheid kan rationeel of irrationeel van aard zijn. De waargenomen oorzaak van het bang zijn kan juist, of verkeerd ingeschat worden of juist ingeschat maar verkeerd geïnterpreteerd. Een intense, irrationele bangheid wordt ook wel een fobie genoemd.

Wat is angstig zijn?

  • Angstig zijn (anxiety) wil zeggen dat je moeite hebt met het identificeren van datgene wat de angst veroorzaakt, waardoor je moeite heeft met het beheersen van de emotie.
  • Het optreden van angst is vaak onvoorspelbaar. Het lijkt wel alsof de angst steeds op de achtergrond is en op elk moment ineens kan intreden. Angstig zijn is een staat van constante verhoogde waakzaamheid en niet een reactie op acute nood. Angstig zijn wordt ook wel gedefinieerd als een spanning voor een gebeurtenis die nog moet komen. Deze gebeurtenis wordt als dreigend ervaren, maar heeft nog geen vaste vorm, zoals bij bangheid wel het geval is.
  • Met angstig zijn kunnen mensen vaak moeilijker omgaan, omdat het als onvoorspelbaar en oncontroleerbaar wordt ervaren en het een vasthoudend karakter heeft.

Wat is het verschil tussen bang zijn en angstig zijn?

Bangheid en bang zijn heeft drie componenten waarmee het te onderscheiden valt van angstig zijn:

  • de subjectieve ervaring van dreiging,
  • de fysiologische reacties op deze dreiging (trillen, zweten, en hartkloppingen),
  • bepaalde gedragingen om de bedreigende situatie te vermijden of zo snel mogelijk te verlaten, of om het gevoel van vrees kwijt te raken.
Wat is een angststoornis, angstfobie, sociale angst of dwangstoornis?

Wat is een angststoornis, angstfobie, sociale angst of dwangstoornis?

Wat is een angststoornis?

  • Een angststoornis is een pathologische angst die iemand heeft en diegene lijdt eronder. Mensen met een angststoornis ervaren subjectief angst, fysiologische reacties, vermijdingsgedrag en irrationele gedachten.

Wat is een separatie angststoornis?

  • De separatieangststoornis is een angst voor het gescheiden worden van thuis of degenen aan wie men gehecht is. Er volgt een heftige angstreactie als een separatie plaatsvindt. De diagnose wordt alleen aan kinderen en jeugd gesteld.

Wat is een angstfobie?

  • Een angstfobie is een angst voor minimaal zes maanden voor een bepaald object of bepaalde situatie die buitenproportioneel is. Er zijn vijf verschillende hoofdcategorieën: Dieren, Natuurverschijnselen, Bloed-injectie-verwonding, Situationeel, Overig

Wat is een sociale angststoornis?

  • De sociale angststoornis is een angst voor sociale contacten of situaties waar beoordeling plaats kan vinden. Vermijding is ook voorkomend bij deze angststoornis.

Wat is een paniekstoornis?

  • Een paniekstoornis is als paniekaanvallen spontaan en zonder duidelijke aanleiding optreden. Hierdoor kan angst om aanvallen te krijgen ontstaan en het aantal aanvallen toenemen.

Wat is agorafobie?

  • Agorafobie is de angst in situaties waar men moeilijk weg kan of waarin geen hulp beschikbaar is als men last krijgt van paniek achtige symptomen of andere symptomen die schaamte kunnen veroorzaken.

Wat is een gegeneraliseerde-angststoornis?

  • De gegeneraliseerde-angststoornis is een angst en bezorgdheid over meerdere gebeurtenissen of activiteiten. Het uit zich in veel piekeren.
Durven versus angst hebben: begrippen, definities en inzichten

Durven versus angst hebben: begrippen, definities en inzichten

Wat is durf of moed?

Wat is durf of moed?

Wat is durf?

  • Durf, of moed, is op eigen verantwoordelijkheid (gecalculeerde) risicovolle beslissingen nemen in situaties die vragen om direct op te treden, ook als dit nadelige gevolgen kan hebben voor je eigen positie.
  • Je pakt lastige situaties aan en loopt er niet omheen.

Wat zijn aan durf gerelateerde begrippen en competenties?

  • Lef hebben
  • Moed hebben
  • Risico's durven nemen
  • Verantwoordelijkheid nemen
  • Verantwoordelijkheid uitstralen

Quotes

  • Courage is not the absence of fear, but the mastery of it - Mark Twain
  • I learned that courage was not the absence of fear, but the triumph over it. The brave man is not he who does not feel afraid, but he who conquers that fear. - Nelson Mandela
  • Only those who risk going too far can possibly find out how far one can go - T.S. Elliot
Wat is zelfvertrouwen?

Wat is zelfvertrouwen?

Wat is zelfvertrouwen hebben?

  • Zelfvertrouwen is het vermogen om weloverwogen en zelfbewust te besluiten en acties te ondernemen, ook in moeilijke omstandigheden.
  • Zelfvertrouwen gaat over het vertrouwen in jezelf. Het kan gaan over het hebben van vertrouwen dat je een bepaalde taak kan volbrengen. In de kern zal het echter meer gaan over een basaal vertrouwen in jezelf, ongeacht of je iets bereikt of niet.
  • Je zou kunnen zeggen dat iemand die een hoge mate van zelfwaardering heeft, ook veel zelfvertrouwen uitstraalt. Zelfvertrouwen bouwt ook voort op zelfacceptatie, waarbij je jezelf accepteert met al je ‘plussen en minnen’.

Wat zijn met zelfvertrouwen samenhangende begrippen en competenties?

  • Impact
  • Zelfbewustheid
  • Zelfverzekerdheid
  • Zelfwaardering
  • Zelfsturing: een eigen koers kiezen en dit weten te realiseren in en buiten de organisatie, rekening houdend met je eigen persoonlijke missie, visie of drijfveren, sterke en zwakke kanten, interessen, waarden en ambities.
Wat is stabiliteit en wat betekent je mentaal stabiel en in balans voelen?

Wat is stabiliteit en wat betekent je mentaal stabiel en in balans voelen?

Wat is stabiliteit en is je mentaal stabiel en in balans voelen?

  • Stabiliteit staat voor een zeker stevigheid en in balans zijn.
  • Als mens kun je een gevoel van stabiliteit herkennen wanneer er een ingrijpende gebeurtenis is, maar je merkt dat je daar goed mee om kunt gaan.
  • Stabiliteit gaat over een diepgeworteld vertrouwen in jezelf en het leven. Dat je alle stormen die het leven je soms geeft, aan kan. Je boot stevig genoeg is.

“Do not be afraid to face your difficulty. Turn toward it. Lean into the wind. Hold your ground.”

Jack Kornfield,

 

Wat is angst en angstig zijn?

Wat is angst en angstig zijn?

Wat is angst?

  • Angst bestaat uit een subjectief gevoel van bang zijn of angstig zijn en fysiologische reacties, zoals versnelde hartslag en ademhaling, verhoogde bloeddruk en hormonale veranderingen. Het lichaam vertoont een fight-or-flight respons. Dit is dat het lichaam zich klaarmaakt om te vechten of te vluchten.
  • Gevoelens van angst zijn functioneel en adaptief omdat ze beschermend zijn. Angst zorgt voor een grotere overlevingskans.
  • Angst is een dimensie, dus het is lastig om een grens te trekken tussen normale en pathologische angst.
  • Pathologische angst wordt beoordeeld op intensiteit, soort gedrag, de duur en de aard van de uitlokkende gebeurtenis.

Wat is bang zijn?

  • Bang zijn (fear) wil zeggen dat je een specifieke emotionele reactie ervaart op een identificeerbaar object, zoals een slang of een spin (vergelijkbaar met een reactie in een noodsituatie). Het is een zeer intense reactie waardoor je in één keer wakker geschud wordt.
  • Vaak gaat de bangheid weg wanneer het gevaar geweken is. Het bang zijn kan dus gecontroleerd worden.
  • Bangheid kan rationeel of irrationeel van aard zijn. De waargenomen oorzaak van het bang zijn kan juist, of verkeerd ingeschat worden of juist ingeschat maar verkeerd geïnterpreteerd. Een intense, irrationele bangheid wordt ook wel een fobie genoemd.

Wat is angstig zijn?

  • Angstig zijn (anxiety) wil zeggen dat je moeite hebt met het identificeren van datgene wat de angst veroorzaakt, waardoor je moeite heeft met het beheersen van de emotie.
  • Het optreden van angst is vaak onvoorspelbaar. Het lijkt wel alsof de angst steeds op de achtergrond is en op elk moment ineens kan intreden. Angstig zijn is een staat van constante verhoogde waakzaamheid en niet een reactie op acute nood. Angstig zijn wordt ook wel gedefinieerd als een spanning voor een gebeurtenis die nog moet komen. Deze gebeurtenis wordt als dreigend ervaren, maar heeft nog geen vaste vorm, zoals bij bangheid wel het geval is.
  • Met angstig zijn kunnen mensen vaak moeilijker omgaan, omdat het als onvoorspelbaar en oncontroleerbaar wordt ervaren en het een vasthoudend karakter heeft.

Wat is het verschil tussen bang zijn en angstig zijn?

Bangheid en bang zijn heeft drie componenten waarmee het te onderscheiden valt van angstig zijn:

  • de subjectieve ervaring van dreiging,
  • de fysiologische reacties op deze dreiging (trillen, zweten, en hartkloppingen),
  • bepaalde gedragingen om de bedreigende situatie te vermijden of zo snel mogelijk te verlaten, of om het gevoel van vrees kwijt te raken.
Wat is paniek, en in paniek raken?

Wat is paniek, en in paniek raken?

Wat wil paniek zeggen?

  • Wanneer er een stressvolle situatie voordoet dan gaat het lichaam energie gebruiken, en heb je een snellere ademhaling en hartslag.
  • Door die inspanning neemt vaak ook de angst toe, wat kan leiden tot hyperventilatie.
  • De combinatie van de stressfactor met de fysieke gevolgen van deze stress, kunnen resulteren in een situatie die beschreven kan worden als paniek.
  • Paniek is de situatie waarin een extreme angst zich geheel van je overneemt.
  • Het lichaam reageert daar ook sterk op, waardoor het moeilijk is jezelf rustig te krijgen.
  • Je lijf heeft het als het ware over genomen van je verstand.
Wat is een angststoornis, angstfobie, sociale angst of dwangstoornis?

Wat is een angststoornis, angstfobie, sociale angst of dwangstoornis?

Wat is een angststoornis?

  • Een angststoornis is een pathologische angst die iemand heeft en diegene lijdt eronder. Mensen met een angststoornis ervaren subjectief angst, fysiologische reacties, vermijdingsgedrag en irrationele gedachten.

Wat is een separatie angststoornis?

  • De separatieangststoornis is een angst voor het gescheiden worden van thuis of degenen aan wie men gehecht is. Er volgt een heftige angstreactie als een separatie plaatsvindt. De diagnose wordt alleen aan kinderen en jeugd gesteld.

Wat is een angstfobie?

  • Een angstfobie is een angst voor minimaal zes maanden voor een bepaald object of bepaalde situatie die buitenproportioneel is. Er zijn vijf verschillende hoofdcategorieën: Dieren, Natuurverschijnselen, Bloed-injectie-verwonding, Situationeel, Overig

Wat is een sociale angststoornis?

  • De sociale angststoornis is een angst voor sociale contacten of situaties waar beoordeling plaats kan vinden. Vermijding is ook voorkomend bij deze angststoornis.

Wat is een paniekstoornis?

  • Een paniekstoornis is als paniekaanvallen spontaan en zonder duidelijke aanleiding optreden. Hierdoor kan angst om aanvallen te krijgen ontstaan en het aantal aanvallen toenemen.

Wat is agorafobie?

  • Agorafobie is de angst in situaties waar men moeilijk weg kan of waarin geen hulp beschikbaar is als men last krijgt van paniek achtige symptomen of andere symptomen die schaamte kunnen veroorzaken.

Wat is een gegeneraliseerde-angststoornis?

  • De gegeneraliseerde-angststoornis is een angst en bezorgdheid over meerdere gebeurtenissen of activiteiten. Het uit zich in veel piekeren.
Stabiliteit versus stress: begrippen, definities en inzichten

Stabiliteit versus stress: begrippen, definities en inzichten

Wat is stabiliteit en wat betekent je mentaal stabiel en in balans voelen?

Wat is stabiliteit en wat betekent je mentaal stabiel en in balans voelen?

Wat is stabiliteit en is je mentaal stabiel en in balans voelen?

  • Stabiliteit staat voor een zeker stevigheid en in balans zijn.
  • Als mens kun je een gevoel van stabiliteit herkennen wanneer er een ingrijpende gebeurtenis is, maar je merkt dat je daar goed mee om kunt gaan.
  • Stabiliteit gaat over een diepgeworteld vertrouwen in jezelf en het leven. Dat je alle stormen die het leven je soms geeft, aan kan. Je boot stevig genoeg is.

“Do not be afraid to face your difficulty. Turn toward it. Lean into the wind. Hold your ground.”

Jack Kornfield,

 

Wat is positiviteit en optimisme?

Wat is positiviteit en optimisme?

Wat betekent optimisme en positiviteit en wat verstaan we daar onder?

  • Optimisme is een levenshouding die uitgaat van het positieve. Als mens hebben we de unieke vaardigheid om abstract te denken, en daarmee bijvoorbeeld ook allerlei situaties in de toekomst te visualiseren.

  • Er is een neiging om in coaching en psychologische hulpverlening met name te werken aan het verkennen van alle beperkende gedachten (cognitieve therapie) of aan het oprakelen van (jeugd)trauma’s (psychotherapie).

  • Er zijn echter ook andere visies die er vanuit gaan dat je de balans ook kunt verschuiven, positiever kunt denken, door gewoonweg meer aandacht te geven aan positieve gedachten en activiteiten. Je kunt je gedachten zien als een emmer met knikkers: als je er zelf steeds meer positieve knikkers bij gooit, verschuift vanzelf de totaalsom naar het positieve.

  • Er wordt momenteel in de westerse psychologie uitgegaan van het concept van een basaal geluksniveau dat bij iedereen net wat anders is ingesteld (deels ook genetisch bepaald), waardoor de een een positievere basispositie heeft dan een ander. Tegelijkertijd is er ook voldoende ruimte om jezelf te beoefenen in een meer positieve blik op het leven.

Wat is negativiteit en wat is pessimisme?

Wat is negativiteit en wat is pessimisme?

Wat is negativiteit ?

  • Negativiteit is een pessimistische houding waarbij de meest slechte uitkomst verwacht wordt.
  • Mensen met een negatieve houding hebben de neiging om skeptisch te zijn en plannen de grond in te boren.
  • Waar een ander (of zij zelf) een nieuw plan of idee heeft, worden overal beren op de weg gezien.
  • Pessimistische mensen zullen dan ook niet snel in actie komen en ook het enthousiasme bij anderen de kop in drukken.

Wat is het negativiteitseffect?

  • Als mensen hebben we (evolutionair) meer last van negatieve zaken, ook wel de negativity bias genoemd. Dit houdt in dat de impact van een negatieve gebeurtenis op onze psychologische staat groter is dan een positieve gebeurtenis.

Wat zijn negatieve gevoelens en houdingen?

  • Negatieve gevoelens zijn stemmingen en emoties als humeurig zijn, angstig zijn, zich zorgen maken, boosheid, bitter of vijandig zijn.
  • Negatieve houding wil zeggen een een negatieve kijk op verschillende aspecten van je activititeiten, baan of organisatie. Je kan je ondergewaardeerd voelen of last hebben van gebrek aan controle .
Wat is emotie?

Wat is emotie?

Wat is emotie?

  • Emoties zijn gevoelstoestanden die een patroon bevatten van cognitieve, fysiologische en gedragsmatige reacties op gebeurtenissen. 
  • Emoties zijn hersenfuncties met als doel de belangrijke informatie te detecteren en het lichaam klaar maken om hierop te reageren met de hoogste kans tot overleven

Alle emotionele toestanden hebben vier algemene eigenschappen:

  1. Emoties worden uitgelokt door externe of interne stimuli.
  2. Emotionele reacties komen voort uit evaluaties van deze stimuli, waardoor de situatie betekenis en belang krijgt.
  3. Onze lichamen reageren fysiologisch op onze evaluaties. We kunnen fysiek opgewonden raken wanneer we angst, blijdschap of woede voelen. Of we ervaren een verminderde opwinding, zoals bij tevredenheid of depressie.
  4. Emoties bevatten gedragsneigingen. Soms zijn dit expressieve gedragingen, zoals lachen bij blijdschap, of huilen. Soms zijn dit instrumentele gedragingen, manieren om iets te doen aan de stimulus die de emotie veroorzaakte, zoals studeren voor een beangstigend tentamen of terugvechten uit zelfverdediging.

Elk van deze vier elementen kunnen snel veranderen tijdens een emotionele periode. Emotie is dus een dynamisch, doorgaand proces.

Hoe kan je emoties onderscheiden?

Hoe kan je emoties onderscheiden?

Hoe kan je emoties indelen?

  • Emoties kunnen ingedeeld worden op basis van valentie (positief of negatief), toenadering (extraversie of introversie) of intensiteit (hoog of laag).
  • Een veelgebruikt onderscheid is het verschil tussen de primaire en de secundaire emoties.
    • De zes primaire emoties zijn blijdschap, angst, verdriet, walging, verbazing en boosheid. Alle basale emoties worden universeel herkend in de gezichtsuitdrukkingen.
    • De secundaire emoties (ook wel ‘sociale’ of ‘morele’ emoties genoemd) reguleren in algemene zin het gedrag om sociale uitsluiting te voorkomen en aanpassing aan de groep te faciliteren. Voorbeelden zijn schaamte, afkeuring, jaloezie, altruïsme, inlevingsvermogen en apathie. Er kunnen meer dan 300 secundaire emoties worden onderscheiden.

Hoe kan je primaire emoties onderscheiden?

Bij de primaire emoties zijn aanverwante emoties te ontwaren, zoals:

  • Blijdschap: gelukkig, opgelucht, plezier, tevreden, vervoerd, verrukt, trots, extase, euforisch, genot, enthousiast.
  • Angst: rusteloos, fobisch, paniekerig, schrik, zenuwachtig, ongerust, bezorgd, nerveus, zorgen makend, wantrouwend, hysterisch.
  • Verdriet: zwaarmoedig, zelfmedelijden, bedroefd, wanhopig, eenzaam, depressief, rouwend, smart, zwaarmoedigheid, melancholisch, ongelukkig, ellendig, weemoedig, vernederd.
  • Walging: minachtend, aversie, weerzin, ontzet.
  • Verbazing: gechoqueerd, verbijsterd, verwonderd, overrompeld, ontsteld, verrast.
  • Boosheid: verbolgen, ergernis, verbitterd, wrok, geïrriteerd, vijandig, furieus, verontwaardigd, bitterheid, agitatie, woede.

Meer lezen en meer info:

Wat is scepsis, en wat betekent sceptisch zijn?

Wat is scepsis, en wat betekent sceptisch zijn?

Wat wil scepsis, en sceptisch zijn, zeggen?

  • Scepsis is twijfel. Twijfel aan de waarheid, aan wat iemand zegt en in fundamentelere zin aan een goed proces.
  • Scepsis zou je kunnen zien als de afwezigheid van vertrouwen in een goede afloop. In die zin is het gerelateerd aan pessimisme.
  • Het heeft een mate van terughoudendheid in zich. Het heeft als gevolg dat je geen actie wilt ondernemen en geen risico wilt lopen.
  • De aanwezigheid van scepsis herken je wanneer jezelf of een ander een hoop 'beren op de weg' ziet.

“Men are never convinced of your reasons, of your sincerity, of the seriousness of your sufferings, except by your death. So long as you are alive, your case is doubtful; you have a right only to their skepticism.” - Albert Camus

 

Wat is schrikken?

Wat is schrikken?

Wat is schrikken, en wat is schrik ervaren?

  • Schrikken is het ervaren van plotselinge angst.Het lichaam reageert voordat je uberhaupt een gedachte hebt.
  • Een schrikreactie is evolutionair gezien heel handig. Er zijn mensen waarbij het lichaam nog altijd een schrikreactie toont als er op de televisie een slang langs komt. Ook helpt deze automatische, fysieke reactie als er opeens een auto om de hoek komt zetten of als je een wild zwijn tegen komt tijdens je boswandeling.
  • Schrik is een hele fysieke reactie. Er wordt adrenaline aangemaakt, waardoor je lichaam als het ware in de mogelijkheid wordt gesteld om te vechten of vluchten. Je zal wellicht ook merken dat je ademhaling en hartslag omhoog gaan.
Wat is stress?

Wat is stress?

Wat is stress en gestresst zijn?

  • Stress is het ervaren van mogelijkheden (iets dat de potentie heeft nuttig te zijn voor een persoon) of bedreigingen (iets dat de potentie heeft de persoon te beschadigen) die belangrijk zijn voor een persoon. Stress ontstaat wanneer de persoon voelt dat hij niet effectief om kan gaan met de mogelijkheden of bedreigingen. Stress heeft dus drie aspecten: mogelijkheden/bedreigingen, belangrijkheid en onzekerheid. Stress gaat over de perceptie van deze drie aspecten.
  • Stress is iets heel persoonlijks. Individuele verschillen als persoonlijkheid, talenten en percepties, spelen een grote rol in het vaststellen van de manier waarop mensen reageren op stress, in hoeverre ze stress ervaren en hoe ze denken over mogelijke bronnen van stress binnen een sociale context. Persoonlijkheidstrekken die erg vatbaar zijn voor stress zijn: neuroticisme, introvert zijn, lage eigenwaarde en mensen die niet open staan voor nieuwe ervaringen, daarnaast ook mensen met een type A persoonlijkheid. Daarnaast kunnen capaciteiten een stressfactor zijn. Mensen hebben dan stress omdat ze denken dat ze bepaalde dingen niet kunnen. Een gebrek aan ervaring kan ook een rol spelen bij stress.
  • Omdat mensen verschillend reageren op stress zijn ook de gevolgen van stress voor iedereen verschillend. Stress kan lichamelijke consequenties, psychische consequenties en consequenties voor het gedrag hebben.

Wat is stress bij acute fysieke crisissituaties?

  • Dieren ervaren stress bij acute fysieke crisissituaties. Een voorbeeld hiervan is een zebra die wordt opgejaagd door een tijger. De zebra zal het plotseling op een rennen moeten zetten, om zichzelf in veiligheid te brengen voor de tijger. De zebra kan zelfs al verwond zijn door de tijger en alsnog uit alle macht proberen te vluchten. Er wordt dan fysiek ineens heel veel geëist van de zebra. Het lichaam blijkt echter prima in staat te zijn om met dit soort stress om te gaan.

Wat is chronische fysieke stress?

  • Mensen ervaren vaak chronische fysieke stress. Wanneer de gewassen van een boer bijvoorbeeld door beesten zijn opgegeten, zal hij gedurende een lange periode zijn eten ergens anders moeten halen. Hij zal dan bijvoorbeeld iedere keer veel verder moeten lopen om aan wat eten te komen. Doordat hij iedere keer, gedurende een lange tijd meer inspanning moet leveren voor zijn eten, staat hij onder chronisch fysieke stress. 

Wat is psychische en sociale stress?

  • Deze vorm van stress is kenmerkend voor mensen en bestaat eigenlijk alleen in het hoofd.
  • Mensen kunnen heftige emoties ervaren die het resultaat zijn van enkel de gedachten. De lichamen kunnen dezelfde reacties geven op psychische en sociale stress als op fysieke stress.
  • Het lichaam kan zich heel goed aanpassen om te kunnen omgaan met acute stress die een korte tijd aanhoudt.
  • Dit is echter anders wanneer de stress chronisch lijkt te zijn en het stresssysteem vaak en lang wordt geactiveerd. Het lichaam is hier niet op ingesteld, want de fysiologische verdedigingsmechanismen zijn oorspronkelijk bedoeld om het lichaam in staat te stellen snel en efficiënt te reageren op een plotselinge bedreiging. Gedurende een zekere tijd zal het lichaam weerstand bieden aan de psychologische stress, maar daarna volgt onvermijdelijk uitputting. Hierdoor kunnen er stressgerelateerde ziekten ontstaan.

Wat is stressbestendigheid in relatie met werk of activititeiten?

  • Je bent stressbestendig wanneer je effectief blijft presteren onder werkdruk, tijdsdruk, bij tegenslag, tegenspel, teleurstelling en/of kritiek.
  • Je laat je niet van je stuk brengen. 

Wat zijn gerelateerde competenties van stressbestendigheid?

  • Presteren onder tijdsdruk.
  • Goed bestand zijn tegen spanningen.
  • Om kunnen gaan met paniek.
  • Voorkomen van negatieve houding.
Wat houdt instabiliteit in en wat wil zeggen dat je uit balans bent?

Wat houdt instabiliteit in en wat wil zeggen dat je uit balans bent?

Wat houdt instabiliteit in en wat wil zeggen dat je uit balans bent?

  • Instabiliteit is er als de balans zoek is.
  • Je zou kunnen zeggen dat bij onevenwichtigheid er sprake is van extremen, maar dat het fundament nog wel stevig is.
  • Bij instabiliteit is het fundament er niet meer. Het is alsof je een huis bent dat gebouwd is op veengrond. Je wiebelt aan alle kanten en er is geen stevigheid te vinden onder je voeten.
  • De omgeving waarin je je bevindt kan bijdragen aan een gevoel van instabiliteit. Hoewel mensen die in een instabiele, onrustige, onveilige omgeving opgroeien, vaak een goed ontwikkelde stabiliteit hebben gevonden in zichzelf, zijn er natuurlijk ook situaties waarin de context waarin je leeft zo veel onrust geeft, dat het moeilijk is om stabiliteit te ervaren. Denk bijvoorbeeld aan situaties waarin vluchtelingen verkeren, in de onzekerheid van waar ze volgende maand wonen, op een andere plek in Nederland, moet men weer terug naar het land van herkomst, hoe lang gaat het wachten en deze onzekerheid duren?
  • Een ander aspect is de interne, mentale stabiliteit. Hierop zijn het met name onze gedachten die een instabiele situatie kunnen creeren. Beperkende overtuigingen, een negatief zelfbeeld (en bijbehorende zelfkritiek), onzekerheid, soms weer gemaskeerd met een laagje zelfverzekerdheid, kunnen een instabiel geheel vormen.

 

Wat is een burn-out?

Wat is een burn-out?

Wat is een burn-out?

  • Een burn-out is psychische, emotionele, of lichamelijke uitputting. Burn-out is een speciale psychische consequentie van stress die ontstaat als een iemand dag in dag voor een langere periode stress ervaart door werk, studie of andere spanning veroorzakende situaties. Vaak is dit een combinatie, en is de ene situatie weer het gevolg van de ander.

Wat zijn negatieve gevoelens?

  • Negatieve gevoelens, stemmingen en emoties: voorbeelden hiervan zijn humeurig zijn, angstig zijn, zich zorgen maken, boosheid, bitter of vijandig zijn.

Wat is een negatieve houding?

  • Voorbeelden hiervan zijn: een negatieve kijk op verschillende aspecten van je baan en organisatie, je ondergewaardeerd voelen of een gebrek aan controle ervaren.
Wat is paniek, en in paniek raken?

Wat is paniek, en in paniek raken?

Wat wil paniek zeggen?

  • Wanneer er een stressvolle situatie voordoet dan gaat het lichaam energie gebruiken, en heb je een snellere ademhaling en hartslag.
  • Door die inspanning neemt vaak ook de angst toe, wat kan leiden tot hyperventilatie.
  • De combinatie van de stressfactor met de fysieke gevolgen van deze stress, kunnen resulteren in een situatie die beschreven kan worden als paniek.
  • Paniek is de situatie waarin een extreme angst zich geheel van je overneemt.
  • Het lichaam reageert daar ook sterk op, waardoor het moeilijk is jezelf rustig te krijgen.
  • Je lijf heeft het als het ware over genomen van je verstand.
Wat betekent het gevoel van verloren voelen, en wat is jezelf kwijt zijn?

Wat betekent het gevoel van verloren voelen, en wat is jezelf kwijt zijn?

Wat wil het zeggen als je je verloren voelt?

  • Er zijn situaties wanneer je het gevoel kan hebben jezelf te verliezen of jezelf kwijt te zijn geraakt.
  • Dit gevoel kan een signaal zijn dat je het zicht op je (levens)pad kwijt bent.
  • Alsof je wakker wordt in je leven en je jezelf afvraagt 'Hoe ben ik hier terecht gekomen?'.
  • Een gevoel van verloren zijn, gaat vaak over het niet herkennen van de richting waarop je wandelt.
  • Het kan daarin wel heel helpend zijn om te kijken naar wat er wel is. Welke keuzes hebben je gebracht waar je nu bent? Wat heb je geleerd? Wat heb je bereikt? Wat heb je ontdekt? Waar ben je dankbaar voor?

 

“A good traveler has no fixed plans and is not intent on arriving.”

Lao Tzu

Wat is wanhoop en wanhopig zijn?

Wat is wanhoop en wanhopig zijn?

Wat betekent wanhoop?

  • Wanhoop is een sterk overheersende emotie die je voelt wanneer je het idee hebt niets meer te kunnen doen aan een moeilijke situatie.
  • Wanneer je een gevoel van wanhopig zijn ervaart dan zit daar een idee van uitzichtloosheid onder.
  • Het kan heel overweldigend zijn wanneer jezelf of iemand in je omgeving deze emotie ervaart. Wanhoop legt als het ware  een dikke deken over iedere oplossing of nieuwe weg uit de situatie
Hoe controleer je jouw emotie?

Hoe controleer je jouw emotie?

Hoe controleer, reguleer of vertrouw je jouw emotie?

  • Emotie regulatie is een vaardigheid die aan te leren is. Mensen functioneren beter als zij deze vaardigheid beter beheersen.
  • Volgens James Gross kunnen we op vijf manieren onze emoties reguleren:
    • Selectie van situaties door het ondernemen van actie om de emotionele ervaring te vermijden of juist op te zoeken.
    • Modificatie van situaties door te proberen de situatie waarin we terechtkomen te veranderen, bijvoorbeeld met probleemgerichte coping, pogingen om controle te hebben over situaties, het zoeken van sociale steun of het verlaten van de situatie
    • Het verleggen van de aandacht focus naar een op andere wijze emotioneel beladen aspect van de situatie. In plaats van focus op de boor van de tandarts verleg je bijvoorbeeld je aandacht naar het plafond dat je ziet
    • Herwaarderen van de situatie door de betekenis van en je eigen gedachten over een situatie te veranderen. In plaats van een pijnlijke gebeurtenis als een fout bestempelen herwaardeer je het bijvoorbeeld als een leermoment voor persoonlijke ontwikkeling. Of in plaats van je sterke emotie te zien als iets negatiefs dat je tegenhoudt, herwaardeer je het als iets positiefs dat je jouw pad wijst. Mensen die herwaarderen zijn psychisch, sociaal en fysiek vaak gezonder.
    • Onderdrukken van emoties door ze niet te tonen, of proberen niet te voelen. Onderdrukking is vaak een slechte strategie omdat het vaak negatieve (sociale) bijeffecten heeft. Het doorleven en tonen van emoties is natuurlijker dan ze te onderdrukken.

Meer lezen en meer info:

Wat is stressbestendig zijn, rustig blijven en kunnen relativeren, als competentie?

Wat is stressbestendig zijn, rustig blijven en kunnen relativeren, als competentie?

Wat is het nivo waarop je stressbestendig kunt zijn?

De mate waarin je de competentie 'stressbestendig zijn' kan beheersen, is oplopend:

  1. Onder druk rustig blijven
  2. Prioriteiten kunnen stellen en kunnen relativeren
  3. Stressfactoren herkennen en daar goed mee omgaan

Wat is rustig blijven onder druk en je eigen werk gecontroleerd afhandelen

  • Je reageert rustig en vriendelijk in chaotische en onverwachte situaties.
  • Je houdt jezelf onder controle in situaties waarbij emoties een grote rol spelen
  • Je blijft onder (tijds)druk effectief en geconcentreerd werken.
  • Je behoudt bij confrontaties een correcte en tactvolle houding.

Wat is prioriteiten stellen en relativeren waar dat nodig is?

  • Je gaat constructief om met kritiek van anderen en blijft bereid zijn/haar eigen aanpak te toetsen.
  • Je brengt bij (tijds)druk prioriteiten aan en blijft doeltreffend en tactisch handelen.
  • Je presteert langdurig goed onder tijdsdruk, tegenslag en bij complicaties.

Wat is het herkennen van stressfactoren herkennen, en er goed op reageren en mee omgaa

  • Je herkent factoren die stress met zich mee brengen en je maakt deze bespreekbaar door het proces met anderen te analyseren.
  • Je plant en structureert voor jezelf en voor anderen op een dusdanige manier dat stress wordt voorkomen.
  • Je blijft ondanks de druk optimistisch en positief in gecompliceerde situaties en bent hierdoor een voorbeeld voor anderen.
Stabiliteit versus stress: ga actief om met je negatieve emoties

Stabiliteit versus stress: ga actief om met je negatieve emoties

Stress voorkomen, met spanning omgaan en je stabiliteit te versterken Angst overwinnen - Burnout bestrijden - Drukte dimmen - Emotie erkennen - Evenwichtigheid versterken - Relaxed reageren - Spanning positief inzetten Inhoud: o.a. Wat is stress, wat is gestresst zijn, en wat is stressbestendigheid? Wat is stabiliteit en wat betekent je mentaal stabiel en in balans voelen? Wat houdt instabiliteit...... lees verder op de pagina

Wat kan je doen om je stressbestendigheid te versterken of stabiliteit te ontwikkelen: vragen en antwoorden

Wat kan je doen om je stressbestendigheid te versterken of stabiliteit te ontwikkelen: vragen en antwoorden

Hoe kan je je stressbestendigheid versterken en beter omgaan met spanning?
Hoe kun je de competentie ‘stressbestendigheid’ herkennen en ontwikkelen tijdens je studie, stage, reis en op je werk in het buitenland?

Hoe kun je de competentie ‘stressbestendigheid’ herkennen en ontwikkelen tijdens je studie, stage, reis en op je werk in het buitenland?

Stressbestendigheid tijdens je reis

  • Tijdens een reis kun je in situaties terechtkomen die ofwel niet gepland zijn, of heel anders zijn dan je in je dagelijkse leven gewend bent. Deze situaties kunnen stress of angst veroorzaken en op die momenten is het van belang dat je die stress goed kunt opvangen zodat het je reis niet verpest. Oftewel: laat een onverwachte situatie je reis niet verpesten en de stress om de situatie al helemaal niet.
  • Om goed met stress om te kunnen gaan, is het belangrijk om te werken aan je flexibiliteit als dat nodig is. Zo kun je op momenten dat iets mis gaat, of anders verloopt dan gepland, rustiger omgaan met de situatie en nadenken over oplossingen of alternatieven. Probeer de situatie ook in perspectief te zetten: in de meeste gevallen kun je achteraf luchtiger kijken naar de situatie en is het uiteindelijk minder ernstig dan het lijkt. Zet een stap terug, kijk naar het grote plaatje en probeer zo flexibel mogelijk om te gaan met wat je reis je brengt.

Stressbestendigheid tijdens je studie

  • Je studie kan op meerdere vlakken stress veroorzaken. Wanneer je begint met studeren kom je vaak in een nieuwe omgeving terecht met allemaal mensen die je nog niet kent. Daarnaast kom je in aanraking met een nieuwe manier van leren en wie weet ga je wel voor het eerst op jezelf wonen. Als je studie eenmaal op gang komt zijn er papers en tentamens die stress kunnen geven.
  • Als je begint met studeren kan een goede voorbereiding helpen om stress te verminderen. Bereid je voor op je eerste periode door je in te lezen in je nieuwe studie, studiemateriaal op orde te hebben en rustig aan kennis te maken met je nieuwe studiegenoten. Onthoud dat zij waarschijnlijk net zo nerveus zijn als jij. Als je deze zaken op orde hebt hoef je je daar niet zo druk om te maken en kun je je helemaal richten op je nieuwe omgeving, lesstof en school of universiteit. 
  • Tijdens tentamenperiodes is het belangrijk om een goede balans te vinden tussen studeren en ontspannen. Denk goed na wat voor jou het beste werkt betreft leren en aarzel niet om samen te werken met je medestudenten als je daar behoefte aan hebt. Je kunt elkaar dan waar mogelijk helpen en het studeren zelfs gezelliger maken. Spreek bijvoorbeeld af om samen te leren in de bibliotheek.
  • Neem ook tijd voor ontspanning. Als je merkt dat je te stressvol bent, gaat de kwaliteit van het werk ook achteruit. Door af en toe een break te nemen en even totaal iets anders te doen ben je weer volledig opgeladen om er tegen aan te gaan. Wat je tijdens deze break doet en hoe lang dit duurt hangt af van de situatie en persoon. De één heeft genoeg aan vijf minuten buiten een rondje lopen, terwijl de ander een uur nodig heeft. Doe hierbij wat goed voor jou voelt en waar jij energie van krijgt om na deze break er weer vol tegen aan te gaan. 
  • Wanneer je veel last hebt van stress, kun je altijd naar extra ondersteuning zoeken die jouw school of universiteit te bieden heeft. Denk aan faalangst trainingen en hulp bij studeren.

Stressbestendigheid tijdens je werk

  • Een werkplek kan stress veroorzaken wanneer je bijvoorbeeld prestatiedruk voelt, wanneer een project niet zoals verwacht verloopt, als je in een lastige situatie zit met een klant of wanneer er conflicten ontstaan tussen medewerkers.
  • Wanneer je last hebt van prestatiedruk is het belangrijk om na te gaan waar die druk vandaan komt: komt deze van binnenuit, dus leg jij jezelf druk op, of komt de druk van buitenaf, van bijvoorbeeld een leidinggevende. Wanneer je voor jezelf die stress veroorzaakt, kun je een stapje terug zetten en doen wat voor jou helpt om stress te verminderen. Komt de druk van buitenaf en kun je minder goed functioneren, dan kun je het gesprek aangaan met je leidinggevende of waar mogelijk taken verdelen. 
  • Het is normaal om een zekere mate stress te ervaren, maar wanneer het enkel een negatieve invloed heeft op je werk of (mentale) gezondheid, dan is het belangrijk om na te gaan wat precies de stress veroorzaakt en wat je eraan kunt doen. Praten met de aangewezen persoon op je werkplek kan een eerste belangrijke stap zijn.

Stressbestendigheid tijdens je vrijwilligerswerk of stage

  • Tijdens vrijwilligerswerk of een stage kom je vaak in een andere omgeving of zelfs een ander land terecht.
  • Een goede voorbereiding kan helpen om bepaalde stressfactoren te verminderen. Voor wat voor soort organisatie ga je werk doen, wat wordt er van je verwacht, en in wat voor cultuur kom je terecht?
  • Als er tijdens je vrijwilligerswerk of stage iets mis gaat of anders verloopt, is het van belang om flexibel te kunnen reageren om de situatie goed op te vangen. Wanneer je merkt dat je gestresst raakt, zet een stap terug en kijk welke alternatieven of oplossingen mogelijk zijn en aarzel niet om om hulp te vragen waar nodig. Als je op die manier een stressmoment kunt omzetten naar een leerzame ervaring heb je meteen extra waarde toegevoegd aan je tijd als vrijwilliger of stagiair.
Hoe geef je jezelf een time-out?

Hoe geef je jezelf een time-out?

Door te leren ontspannen en het stressniveau te beheersen kun je de controle behouden en hierdoor de gestelde doelen bereiken zonder jezelf en naasten uit te putten. Soms is het nodig dat je jezelf aanleert om je lichamelijk te ontspannen. Een voorbeeld is een time-out bij stress. Het doel van een time-out is stress of woede de rug toe te keren en de aandacht te richten op wat werkelijk van belang is. In plaats van zeer betrokken te raken bij stressvolle situaties neem je een time-out. Zodra je weer overzicht hebt over een situatie kan die je niet meer overweldigen. Een time-out mag een minuut of een uur duren. Korte maar veelvuldige time-outs in de dagelijkse routine kunnen het welbevinden en zelfbeheersing doen laten groeien.

Er zijn zes manieren om een time-out voor jezelf te nemen om verschillende redenen:

  1. Time-out en ademhaling: stress kan verminderd worden door diep en langzaam ademhalen. Dit zorgt ervoor om spanning te verminderen, de spieren te ontspannen, de hartslag te doen afnemen, de bloeddruk te verlagen en de geest tot rust te brengen. Vaak moet je eerst leren om je lichamelijk te ontspannen voordat je weer controle krijgt over je gedachten.
  2. Time-out voor onderweg: de time-out voor onderweg kan overal worden toegepast, een voorbeeld is tijdens het doen van boodschappen. 1) Span en ontspan systematisch bepaalde delen van het lichaam. 2) Sluit je ogen en bedenk hoe je spieren zich spannen en ontspannen. 3) Bij inademing, span dan daarbij zo hard mogelijk je rechterarm en –vuist aan. Houd dit voor 4 tellen vast en ontspan vervolgens volledig terwijl je uitademt. 5) Herhaal dit voor je linkerarm en vuist, voor je billen, voor rechter- en linkerbeen en –voet, en daarna voor gezicht en kaken. 6) Span als laatst het hele lichaam en laat vervolgens los.
  3. Time-out door beeldvorming: hierbij stel je een rustgevende scene of moment uit het leven voor. Verbeelden is voor iedereen anders. Je zult het moeten uitproberen om uit te vinden bij welke soort voorstelling je ontspant.
  4. Time-out om de boze gevoelens te beheersen: stoom afblazen blijkt juist een stimulerend effect te hebben op agressie en gebruik van geweld in plaats van dat het een opluchtend effect heeft. Uit onderzoek is gebleken dat bij partners die tegen elkaar schreeuwen de boosheid achteraf niet minder is geworden maar juist is toegenomen. Boze uitbarstingen blijken vaak juist zichzelf te versterken, omdat ze mensen een onterecht gevoel van macht geven. Een woede-uitbarsting kan ook een manier zijn om wraak te nemen. Dit zijn echter allemaal korte termijn effecten; het allerbelangrijkst is om te kijken naar de effecten op de lange termijn: die kunnen blijvend en beschadigend zijn. Ouders met woedeaanvallen geven een verkeerd voorbeeld en maken de andere gezinsleden nog bozer, dringen hen om in verdediging te schieten en maken hen angstig. De volgende stappen kunnen bijdragen aan het doorbreken van de woedecyclus:
  • Let goed op signalen van toenemende woede: woede neemt meestal geleidelijk toe. Let op snelle ademhaling, beschuldigende gedachten enzovoort.
  • Spreek een time-outteken af: Laat de gezinsleden weten dat je een time-out wil om je boosheid onder controle te krijgen. Het moet een neutraal teken zijn.
  • Zoek een plek waar je alleen kunt zijn en zorg ervoor dat de rest van het gezin weet waar je bent zodat zij zich niet in de steek gelaten voelen en proberen je tegen te houden.
  • Spreek af hoe lang de time-out mag duren. Niet langer dan 30 minuten is het beste. Daarna kan je een signaal geven dat je discussie  weer op wil starten. Het gezin moet weten dat de onderbroken situatie weer opgepakt moet worden. Hierdoor wordt voorkomen dat  de time-out geen vermijdingsgedrag wordt.
  • Alle gezinsleden moeten het eens zijn met de richtlijnen voor een time-out. Hierdoor weten zij wat ze kunnen verwachten als iemand een time-out wil.
  1. De gedachten over stress: accepteer dat stress er af en toe bij hoort. Bedenk dat het er niet om gaat stress te voorkomen, maar om stress hanteerbaar te houden. Stress moet worden gezien als een onderdeel van het gezinsleven. Weet dat stress ook weer verdwijnt en tijdelijk is. Richt je op wat je wel onder controle kunt houden en niet op wat je niet onder controle kunt houden. Probeer oplossingen voor problemen te bedenken in plaats van anderen de schuld te geven.
  2. Een time-out voor jezelf: een van de beste manieren om stress te verminderen, is tijd nemen voor jezelf; dit geldt zowel voor volwassenen als voor kinderen. Vermijd koffie, alcohol of drugs.

bron: The incredible years: A trouble-shooting guide for parents of children aged 2-8 years van Webster-Stratton

Hoe ga je om met tentamenstress, tentamenangst en negatieve faalangst?

Hoe ga je om met tentamenstress, tentamenangst en negatieve faalangst?

Positieve faalangst

  • Er zijn studenten die het maken van een tentamen altijd moeilijk vinden, ook als zij goed gestudeerd hebben. Zij voelen zich angstig en gespannen vóór en tijdens het tentamen. Voor enkelen kan dit een positief effect hebben. Sommige studenten hebben de spanning nodig om het tentamen goed te kunnen maken. Dit wordt ook wel positieve faalangst genoemd. Bij anderen werkt dit echter nadelig. De angst en spanning loopt dermate hoog op dat zij verlammen en niet meer goed na kunnen denken. Deze negatieve faalangst heeft gevolgen voor je prestaties.

Hoe ga je om met tentamenstress en negatieve faalangst?

  • Een goede voorbereiding is voor mensen met negatieve faalangst erg belangrijk.
  • Doordat je elke dag iets doet ter voorbereiding op het tentamen, kan je tegen jezelf zeggen dat je goed hebt voorbereid en dus niet bang hoeft te zijn om het niet te halen. Zeg tegen jezelf dat je goed hebt geleerd en overtuig jezelf ervan dat je de stof weet en dat niemand je dat af kan nemen. Het hebben van zelfvertrouwen is hierbij dus zeer belangrijk. Het zal je helpen je onnodige angsten onder controle te houden.
  • Lukt het je niet om zelf van je faalangst af te komen, zoek dan hulp bij je studiecoördinator of studentpsycholoog.
  • Diverse studies hebben uitgewezen dat meditatie studenten helpt om te focussen en te concentreren. Daarnaast kan het studiestress verminderen.
    Wat zijn oefeningen en tools die kan je doen om beter om te gaan met stress, instabiliteit, onevenwichtigheid en piekergedrag?
    Stabiliteit versus stress: ga actief om met je negatieve emoties

    Stabiliteit versus stress: ga actief om met je negatieve emoties

    Stress voorkomen, met spanning omgaan en je stabiliteit te versterken Angst overwinnen - Burnout bestrijden - Drukte dimmen - Emotie erkennen - Evenwichtigheid versterken - Relaxed reageren - Spanning positief inzetten Inhoud: o.a. Wat is stress, wat is gestresst zijn, en wat is stressbestendigheid? Wat is stabiliteit en wat betekent je mentaal stabiel en in balans voelen? Wat houdt instabiliteit...... lees verder op de pagina
    Stress, burnout en ontspanning: uitgelichte chapter- en boeksamenvattingen

    Stress, burnout en ontspanning: uitgelichte chapter- en boeksamenvattingen

    Hoe geef je jezelf een time-out?

    Hoe geef je jezelf een time-out?

    Door te leren ontspannen en het stressniveau te beheersen kun je de controle behouden en hierdoor de gestelde doelen bereiken zonder jezelf en naasten uit te putten. Soms is het nodig dat je jezelf aanleert om je lichamelijk te ontspannen. Een voorbeeld is een time-out bij stress. Het doel van een time-out is stress of woede de rug toe te keren en de aandacht te richten op wat werkelijk van belang is. In plaats van zeer betrokken te raken bij stressvolle situaties neem je een time-out. Zodra je weer overzicht hebt over een situatie kan die je niet meer overweldigen. Een time-out mag een minuut of een uur duren. Korte maar veelvuldige time-outs in de dagelijkse routine kunnen het welbevinden en zelfbeheersing doen laten groeien.

    Er zijn zes manieren om een time-out voor jezelf te nemen om verschillende redenen:

    1. Time-out en ademhaling: stress kan verminderd worden door diep en langzaam ademhalen. Dit zorgt ervoor om spanning te verminderen, de spieren te ontspannen, de hartslag te doen afnemen, de bloeddruk te verlagen en de geest tot rust te brengen. Vaak moet je eerst leren om je lichamelijk te ontspannen voordat je weer controle krijgt over je gedachten.
    2. Time-out voor onderweg: de time-out voor onderweg kan overal worden toegepast, een voorbeeld is tijdens het doen van boodschappen. 1) Span en ontspan systematisch bepaalde delen van het lichaam. 2) Sluit je ogen en bedenk hoe je spieren zich spannen en ontspannen. 3) Bij inademing, span dan daarbij zo hard mogelijk je rechterarm en –vuist aan. Houd dit voor 4 tellen vast en ontspan vervolgens volledig terwijl je uitademt. 5) Herhaal dit voor je linkerarm en vuist, voor je billen, voor rechter- en linkerbeen en –voet, en daarna voor gezicht en kaken. 6) Span als laatst het hele lichaam en laat vervolgens los.
    3. Time-out door beeldvorming: hierbij stel je een rustgevende scene of moment uit het leven voor. Verbeelden is voor iedereen anders. Je zult het moeten uitproberen om uit te vinden bij welke soort voorstelling je ontspant.
    4. Time-out om de boze gevoelens te beheersen: stoom afblazen blijkt juist een stimulerend effect te hebben op agressie en gebruik van geweld in plaats van dat het een opluchtend effect heeft. Uit onderzoek is gebleken dat bij partners die tegen elkaar schreeuwen de boosheid achteraf niet minder is geworden maar juist is toegenomen. Boze uitbarstingen blijken vaak juist zichzelf te versterken, omdat ze mensen een onterecht gevoel van macht geven. Een woede-uitbarsting kan ook een manier zijn om wraak te nemen. Dit zijn echter allemaal korte termijn effecten; het allerbelangrijkst is om te kijken naar de effecten op de lange termijn: die kunnen blijvend en beschadigend zijn. Ouders met woedeaanvallen geven een verkeerd voorbeeld en maken de andere gezinsleden nog bozer, dringen hen om in verdediging te schieten en maken hen angstig. De volgende stappen kunnen bijdragen aan het doorbreken van de woedecyclus:
    • Let goed op signalen van toenemende woede: woede neemt meestal geleidelijk toe. Let op snelle ademhaling, beschuldigende gedachten enzovoort.
    • Spreek een time-outteken af: Laat de gezinsleden weten dat je een time-out wil om je boosheid onder controle te krijgen. Het moet een neutraal teken zijn.
    • Zoek een plek waar je alleen kunt zijn en zorg ervoor dat de rest van het gezin weet waar je bent zodat zij zich niet in de steek gelaten voelen en proberen je tegen te houden.
    • Spreek af hoe lang de time-out mag duren. Niet langer dan 30 minuten is het beste. Daarna kan je een signaal geven dat je discussie  weer op wil starten. Het gezin moet weten dat de onderbroken situatie weer opgepakt moet worden. Hierdoor wordt voorkomen dat  de time-out geen vermijdingsgedrag wordt.
    • Alle gezinsleden moeten het eens zijn met de richtlijnen voor een time-out. Hierdoor weten zij wat ze kunnen verwachten als iemand een time-out wil.
    1. De gedachten over stress: accepteer dat stress er af en toe bij hoort. Bedenk dat het er niet om gaat stress te voorkomen, maar om stress hanteerbaar te houden. Stress moet worden gezien als een onderdeel van het gezinsleven. Weet dat stress ook weer verdwijnt en tijdelijk is. Richt je op wat je wel onder controle kunt houden en niet op wat je niet onder controle kunt houden. Probeer oplossingen voor problemen te bedenken in plaats van anderen de schuld te geven.
    2. Een time-out voor jezelf: een van de beste manieren om stress te verminderen, is tijd nemen voor jezelf; dit geldt zowel voor volwassenen als voor kinderen. Vermijd koffie, alcohol of drugs.

    bron: The incredible years: A trouble-shooting guide for parents of children aged 2-8 years van Webster-Stratton

    Hoe kun je binnen een organisatie omgaan met conflicten, diversiteit, stress en burnout?

    Hoe kun je binnen een organisatie omgaan met conflicten, diversiteit, stress en burnout?

    Het organisatieklimaat is belangrijk voor zowel managers als werknemers, dit is echter niet hetzelfde als de organisatiecultuur.

    Het klimaat is een situatie waarin gevoelens, reflecties en gedrag van mensen in de organisatie centraal staan. Dit kan dus door de tijd veranderen en is afhankelijk van de observeerder. In tegenstelling tot klimaat is de culture een vast gegeven, het is gevormd door de jaren heen en wordt niet meer veranderd. Naast het feit dat deze twee elkaar overlappen, beïnvloeden ze elkaar ook nog. Het klimaat en de cultuur bekijken beide dezelfde feiten maar dan op een andere manier. De cultuur laat de onderliggende waarden en veronderstellingen zien terwijl het klimaat meer een snapshot laat zien, op een bepaald tijdstip. Wel veronderstellen beide dat de organisatie het resultaat is van sociale interactie en dat tegelijkertijd de tijd de interactie vormt. Er zijn 8 startpunten om te kijken naar het klimaat in de organisatie, namelijk:

    • autonomy

    • cohesion

    • trust

    • pressure

    • support

    • recognition

    • fairness

    • innovation

    Deze 8 componenten zijn weer bruikbaar om het klimaat te veranderen door communicatie, waarden, verwachtingen, normen, beleid en regels, programma’s en leiderschap.

    Wat houdt diversiteit in?

    Organisaties kunnen natuurlijk uit verschillende soorten personen bestaan. Dit kan goed zijn, maar het kan ook tot conflicten leiden. Een van de problemen die kan ontstaan in een diverse organisatie, is stereotypering. Een stereotype is iemands geloof over de karakteristieken van een groep. Stereotypering is een vier stappen proces welke begint met het categoriseren van mensen in groepen op basis van verschillende criteria, zoals geslacht, leeftijd, ras, religie etc. Daarna leiden we af dat alle mensen in een bepaalde groep dezelfde karakteristieken en traits hebben. We vormen verwachtingen van anderen en interpreteren hun gedrag aan de hand van de stereotypen. Stereotypering kan wel of niet accuraat zijn en dit leidt tot ingroup-outgroup thinking. Er zijn verschillende soorten stereotypes. De meest voorkomende in een organisatie zijn:

    1. Seks-role (gender) stereotype: bv Mannen vragen nooit om hulp, en vrouwen kunnen geen kaart lezen of mannen zijn goede leiders, vrouwen zijn goede verzorgers. De glass ceiling is een onzichtbare hindernis die ervoor zorgt dat vrouwen en minderheden geen topmanagement posities hebben.

    2. Age stereotype: bv. oudere mensen zijn minder flexibel en kunnen minder snel nieuwe technieken (computers) leren

    3. Ethic and racial stereotypes: bijvoorbeeld allochtoon kan bepaald werk niet goed doen.

    Het managen van diversiteit houdt in dat organisatieveranderingen gecreëerd moeten worden die mogelijk maken dat alle mensen maximaal presteren. Als diversiteit effectief wordt gemanaged zal er een competitief voordeel ontstaan voor de organisatie. Het kan zorgen voor lagere kosten en verbeterde attitudes van de medewerkers, het aantrekken en vasthouden van competente werknemers, verhoogde sales en winst, meer creativiteit en innovatie en een betere productiviteit en oplossingsgerichtheid. Werknemers vinden het fijn als ze dezelfde mogelijkheden krijgen. Dit wordt ook wel equality genoemd. Barrières en uitdagingen die komen kijken bij het managen van diversiteit zijn belangrijk om in het achterhoofd te houden. Voorbeelden hiervan zijn dat er weerstand is tegen verandering en dat er niet een ondersteunende en wel een vijandelijke werkomgeving is. Er zijn verschillende acties om de diversiteitsproblemen aan te pakken. Een manager kan meer of juist minder diverse mensen in alle lagen van de organisatie zetten. Een andere actie is om te ontkennen dat er verschillen bestaan. Ook kan men alle diverse mensen leren om te passen bij de organisatie of net zo te worden als de dominante groep (assimilatie). Daarnaast kunnen verschillen worden ontmoedigd (surpress). Ook kan er behouden worden van hoe dingen gedaan worden en diverse mensen aan de zijlijn zetten (isolate). Daarnaast kunnen verschillen erkend worden, maar er wordt geen waarde aan gehecht en het wordt niet geaccepteerd (tolerate). Ook kunnen door goede relaties verschillen worden overwonnen (building). Tenslotte kunnen mensen verschillen herkennen en accepteren en het met elkaar eens zijn dat iedereen en alles open staat voor verandering.

    Ann Morrison had specifieke diversiteitsinitiatieven. Zij onderscheidt drie typen van activiteiten:

    • Accountability practices: relateren aan verantwoordelijkheid van professionele mensen om diverse werknemers eerlijk te behandelen.

    • Development practices: focus ligt op voorbereiden van diverse werknemers op grotere verantwoordelijkheid en verrijking.

    • Recruitment practices: pogingen om gekwalificeerde en diverse werknemers aan te trekken voor alle niveaus in de organisatie.

    Wat is stress?

    Stress is iets wat niet meer weg te denken valt uit het werkleven. Dit komt voornamelijk door de grotere concurrentiestrijd tussen bedrijven waardoor werknemers betere kwaliteit en grotere kwantiteit moeten leveren in minder tijd en met minder resources. Daarnaast zorgen technologische verbeteringen ervoor dat een het voor een werknemer moeilijker wordt om zich te ontbinden van de werkplek. De dynamieken van het moderne leven zorgen ervoor dat het moeilijk wordt om werk en privé gescheiden te houden. En als laatste heeft men meer stress doordat deze gerelateerd is aan motivatie. Dus hoe meer gemotiveerd men is hoe meer stress men meemaakt.

    Stress zorgt voor 2 basis reacties: actief vechten of passief vluchten oftewel de fight-or-flight response. Stressors zijn omgevingsfactoren die stress veroorzaken. Stress kan veroorzaakt worden door socio-demografische factoren (scholing), socio-economische factoren (onderbetaald zijn) en psychologische factoren. Stress is een adaptief antwoord, gematigd door individuele karakteristieken en/of psychologische processen, dat is een consequentie is van een externe actie, situatie of gebeurtenis dat fysiek en psychologisch veel vraagt van een persoon. Eustress is stress dat positief is of positieve uitkomsten produceert.

    Wat zijn modellen van stress?

    Het Karasek model houdt in dat stress factoren zijn ingebed in de organisatie in plaats van in iemand zijn individuele karakteristieken. Het model bestaat uit 3 dimensies. Centraal in het model staat de interactie tussen job demand en job control. De eerste twee dimensies verklaren de werkomgeving deze zijn de psychologische vraag van werk en de hoeveelheid autonomie die iemand heeft. De derde dimensies is sociale ondersteuning. Volgens het model heeft men meer kans op stress wanneer de psychologische vraag hoog is en de hoeveelheid autonomie in een baan laag is. Dus de hoge psychologische vraag alleen hoeft niet tot stress te leiden. Het is de combinatie van hoge psychologische vraag en lage autonomie. De negatieve effecten van deze combinatie kunnen versterkt worden door weinig sociale ondersteuning.

    Het model van beroepsstress kijkt grondiger naar de relaties tussen stressors, individuele verschillen en uitkomsten. Het model laat zien dat 4 soorten stressors zorgen voor stress, welke dan weer voor verschillende uitkomsten zorgen. Deze zijn op individueel niveau (rolconflicten, werklading), groepsniveau (management gedrag, conflicten tussen groepen), organisatieniveau (cultuur, structuur, technologie) en extra-organisatieniveau (familie, economie, geluid, warmte). Deze zorgen dus voor verschillende uitkomsten zoals psychologisch/houdingsstress (werktevredenheid, emotie, toewijding), gedragsstress (afwezigheid, ongelukken, prestatie), cognitieve stress (slechte beslissingen maken, geen concentratie) en fysieke gezondheid (immuunsysteem). Verschillende individuele verschillen matigen de uitkomsten. Ook is de waargenomen stress belangrijk. Immers, dit gaat over hoe mensen de invloed van verschillende stressors op hun leven ervaren. Mensen kunnen dezelfde stressor op verschillende manieren interpreteren.

    Stressvolle gebeurtenissen in het leven zijn gebeurtenissen in het leven die niet werk gerelateerd zijn en dagelijkse routines en sociale gebeurtenissen ontwrichten. Oncontroleerbare gebeurtenissen die negatief zijn voor iemand zorgen voor de meeste stress.

    Hoe moet men omgaan met burn-outs en stress?

    Wat is een burn-out?

    Een burn-out is een stress gerelateerd probleem welke vaak voorkomt in beroepen die een helpende functie hebben zoals sociale werkers, zusters en advocaten. Het gaat hier niet om een specifiek gevoel, houding of psychologische uitkomst gerelateerd aan een specifieke tijdsperiode, het gebeurt door de tijd heen. Het is een conditie van emotionele uitputting en negatieve houdingen. Typische karakteristieken van iemand met een burn-out zijn moeheid, verveling, falen en ontevredenheid.

    Het model dat ontworpen is bij een burn-out bestaat uit 3 sleutelfasen. Deze zijn emotionele uitputting, depersonalisering en het gevoel van het missen van persoonlijke bekwaamheden. Emotionele uitputting komt door persoonlijke stressors en werk en organisatie stressors. Emotionele uitputting leidt na een tijd tot de-personalisatie en dit zal uiteindelijk leiden tot een gevoel van onderwaardering. Deze 3 worden allemaal nog weer beïnvloed door negatieve houding- en gedragsuitkomsten.

    Burn-outs kunnen voorkomen worden door buffers. Dit zijn bronnen of administratieve veranderingen welke een burn-out reduceren. Dit zijn bijvoorbeeld erkenning van bekwaamheden, meer vrijheid geven tot het maken van beslissingen, meer communicatie met top en beloningen.

    Om beroepsstress te matigen zijn er verschillende matigende factoren zoals sociale ondersteuning. Dit is de hoeveelheid hulp dat men krijgt van sociale relaties. Het model wat hierbij behoort heeft betrekking op culturele normen, sociale instituties, bedrijven, groepen en individuen welke allemaal bronnen zijn van sociale ondersteuning. Deze bronnen zorgen voor 4 typen ondersteuning:

    • Esteem support: de persoon is geaccepteerd en gerespecteerd ondanks problemen of onkunde.

    • Informational support: hulp bij het definiëren, begrijpen en coping van problemen.

    • Social companionship; tijd doorbrengen met anderen in vrije tijds en recreatieve activiteiten.

    • Instrumental support: financiële hulp, materiële hulpmiddelen of nodige services.

    Wat is coping?

    Dit is het proces van omgaan met stress zowel extern als intern. Het coping proces heeft 3 grote componenten: situatie en persoonlijke factoren, cognitieve beoordelingen van deze stressors en coping strategieën. Situatie factoren zijn omgevingskarakteristieken welke de interpretatie van stressors beïnvloeden. Persoonlijke factoren zijn persoonlijkheidstraits en persoonlijke bronnen die de beoordeling van stressors beïnvloeden. Cognitieve beoordeling reflecteert de gehele perceptie van een situatie of een stressor. Deze beoordeelt of een stressor schadelijk, bedreigend of uitdagend is. Coping strategieën kunnen worden onderverdeeld in 3 soorten:

    1. Control strategie, coping strategie dat direct problemen confronteert of oplost. Escape strategie, coping strategie dat stressors en problemen uit de weg gaat of negeert.

    2. Symptom management strategie, coping strategie dat focust op het reduceren van de symptomen van stress.

    3. Enkele manieren om stress te reduceren zijn het ontspannen van de spieren, biofeedback (letten op je lichaam), meditatie en cognitief herstructureren.

    Hoe worden stress en coping benaderd binnen de gezondheidspsychologie?

    Hoe worden stress en coping benaderd binnen de gezondheidspsychologie?

    Gezondheidspsychologie is een veld binnen de psychologie waar men zich bezighoudt met het begrijpen van psychologische invloeden op hoe mensen gezond blijven, waarom mensen ziek worden en hoe mensen reageren wanneer ze ziek worden.

    Een beknopte uitleg van de gezondheidspsychologie

    De thema’s binnen de gezondheidspsychologie zijn van alle tijden. Veel culturen geloofden lang geleden dat er een relatie bestaat tussen je gedrag, mentale staat en je gezondheid. In de huidige tijd is er hiervoor ook wetenschappelijke evidentie. Lichamelijke ziekten worden geassocieerd met kwaadheid, vijandigheid, pessimisme, depressie, sociale isolatie en een gevoel van hopeloosheid. Daarnaast worden lichamelijke ziekten gelinkt met gedragsaspecten zoals weinig beweging, een slecht voedingspatroon, roken en alcohol en/of drugsmisbruik. Een goede gezondheid wordt daarentegen in verband gebracht met optimisme, het ervaren van positieve emoties en gedrag zoals genoeg lichaamsbeweging en het opvolgen van medisch advies.

    Een doel binnen de gezondheidspsychologie is mensen helpen te begrijpen dat ze een belangrijke rol kunnen spelen in het in controle houden van hun eigen gezondheid en levensverwachting. Een ander doel is mensen bijbrengen dat stress en belangrijke rol speelt in gezondheid en ziekte.

    Stress en stressoren

    In de gezondheidspsychologie wordt stress omschreven als een intern proces dat optreedt wanneer mensen zich proberen aan te passen aan situaties en gebeurtenissen. Deze situaties en gebeurtenissen worden stressoren genoemd. Stressreacties onderbreken je dagelijks functioneren of dreigen je dagelijks functioneren te onderbreken. Hierdoor moet je je aanpassen. Stressoren kunnen mild en tijdelijk, maar ook heftig en langdurig zijn. Sommige stressoren, zoals trouwen, zijn stimulerend of motiverend en wenselijk.

    Stressreacties zijn psychologische, fysieke en gedragsresponsen die je laat zien wanneer je te maken hebt met een stressor. Stress heeft dus een transactie tussen mensen en hun fysieke en psychologische omgevingen nodig. De hoeveelheid stress die men ervaart kan verminderd worden door de volgende stress mediators: steun van naaste, toenemen van grip op de situatie (het kunnen voorspellen en controleren van de situatie) en een positiever zelfbeeld.

    Stressoren en het meten hiervan

    Om stress te kunnen meten hebben Thomas Holmes en Richard Rahe meerdere mensen gevraagd om van bepaalde situaties aan te geven hoe stressvol dit is. Aan de hand van de uitkomst hebben ze de SRRS, Social Readjustment Rating Scale, bedacht. De stressscore van iemand kan berekend worden door te kijken naar welke gebeurtenissen iemand heeft meegemaakt en de scores hiervan bij elkaar op te tellen. Mensen die hoog scoren op de SRRS hebben een grotere kans om lichamelijke of geestelijke problemen te ontwikkelen dan mensen die lager scoren. Een tweede meetinstrument dat is ontworpen is de Life Experiences Survey (LES). Bij dit meetinstrument wordt gekeken naar hetgeen iemand heeft meegemaakt en naar de manier waarop diegene die situaties heeft ervaren.

    Stressrespons

    Fysieke en psychologische stressresponsen vinden vaak samen plaats, zeker wanneer stressoren intens zijn. Daarnaast kan het ene type stressrespons een ander type in werking stellen.

    Lichamelijke respons

    Als er iets engs is gebeurd, merk je dat je anders gaat ademen, hartkloppingen krijgt en gaat trillen. Dit zijn de lichamelijke gevolgen van stress. Dit is een vecht-of-vlucht reactie. Wanneer stress langer aanhoudt kan het zorgen voor een reeks van psychologische en lichamelijke problemen, het zogeheten General Adaptation Syndrome (GAS), bedacht door Selye. Dit is verdeeld in drie fasen. De eerste fase is de alarmfase, waarbij je de reactie krijgt van het vechten of vluchten. Daarna komt de fase van verzet, hierbij gaan de reacties van de alarmfase weg en doet het lichaam z’n best om met de stress om te gaan. Als laatste komt de fase van uitputting, waarbij iemand letterlijk ziek kan worden van alle stress. Het immuunsysteem is verzwakt, waardoor de kans op griep of verkoudheid toeneemt. Daarnaast kunnen de grote hoeveelheden cortisol en adrenaline door de stress zorgen voor onder andere hartproblemen. Ziekten als gevolg van stress worden ook wel aanpassingsziekten genoemd, stress wordt immers veroorzaakt door het verlies van evenwicht bij het aanpassen van veranderende omstandigheden.

    Psychologische respons

    Naast de lichamelijke reactie voel je ook de emotionele reactie. Zodra de stressor weg is, gaan de emoties ook weg, maar als de stressor niet weggaat, zullen de emoties ook aanhouden. Stress kan er ook voor zorgen dat je je minder goed kunt concentreren en je daardoor slechter nadenkt (cognitieve veranderingen). Dit kan worden veroorzaakt door rumineren (piekeren). Een hieraan gerelateerd fenomeen is catastroferen: het stilstaan bij en het overschatten van de mogelijke consequenties van negatieve gebeurtenissen. Daarnaast zorgt teveel opwinding door stress vaak voor een kleine aandachtsspanne. Mensen die stress ervaren houden het vaak bij hun mentale sets die een probleem niet altijd op de goede manier te lijf gaan. Daarnaast kan stress functional fixedness vergroten. Dit is de neiging tot het gebruiken van een object voor slechts één doel. Ook kan stress het proces van oordelen en beslissingen nemen aantasten.

    Gedragsrespons

    Je lichaamshouding, manier van bewegen en praten kunnen aangeven of je stress ervaart. Sommige mensen vluchten van de situaties die stressvol zijn (bijvoorbeeld door het gebruik van verdovende middelen), waardoor zij niet kunnen aanleren hoe ze met de stress om moeten gaan. Ook kunnen zo negatieve gezondheidsgevolgen ontstaan.

    Stress en psychologische ziekten

    Een voorbeeld van een psychologisch probleem dat wordt veroorzaakt door stress is een burnout. Men heeft dan chronisch stress ervaren en is daardoor niet meer in staat goed te functioneren in het dagelijks leven. Een tweede psychologisch probleem is de Posttraumatische Stress Stoornis (PTSS). De oorzaak hiervan is een traumatische ervaring waarin men zeer veel stress ervaart. Symptomen van PTSS zijn angstige en depressieve gevoelens, flashbacks naar de traumatische ervaring, slaapproblemen en een verminderde concentratie. Niet iedere traumatische ervaring hoeft echter een PTSS op te leveren, men kan ook sterker uit de ervaring komen. Psychologische problemen veroorzaakt door stress kunnen een genetische basis hebben maar pas tot uiting komen binnen een bepaalde (stressvolle) omgeving, men spreekt hier over het Diathesis stressmodel. 

    De aanwezigheid van stress mediatoren

    Verschillende mensen reageren op verschillende manieren op verschillende stressoren. De reden hiervoor wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld de volgende mediatoren:

    • Controle

    • Cognitieve schattingen

    • Voorspelbaarheid

    • Copingmethoden en bronnen

    • Sociale steun

    Het ontvangen van stressoren

    Onze kijk op de wereld hangt af van de stimuli die we ontvangen en hoe we deze interpreteren of inschatten. Met welke stressor je ook te maken hebt, wanneer je deze interpreteert als een bedreiging zal de stressor een negatievere impact hebben dan wanneer je dezelfde stressor zou interpreteren als een kans of uitdaging. Een belangrijk onderdeel van het inschatten van een stressor bestaat uit de controle die je denkt over de stressor te hebben en de voorspelbaarheid van de stressor.

    Controle en voorspelbaarheid

    Onvoorspelbare stressoren hebben meer impact dan stressoren die je wel kunt voorspellen, zeker wanneer de stressoren relatief heftig en kort zijn. Het is echter niet zo dat voorspelbaarheid je helemaal beschermt tegen stressoren. Wanneer zelfs milde voorspelbare stressoren over langere tijdsperioden aanhouden, kunnen zij zelfs schadelijker zijn dan kortere onvoorspelbare stressoren (dieronderzoek).

    De effecten van stressoren kunnen ook worden beïnvloed door het gevoel van controle. Een stressor waarbij mensen het idee hebben er controle over uit te kunnen voeren, heeft vaak een minder heftige impact op de gezondheid. De impact van de stressor wordt al verminderd wanneer je gelooft dat je controle hebt, zelfs wanneer die controle in het echt niet bestaat. Mensen die het idee hebben stressoren niet te kunnen controleren hebben een grotere kans op lichamelijke en psychische problematiek. Ze hebben vaak het gevoel van hulpeloosheid en hopeloosheid waardoor ze grotere risico’s hebben op het ontwikkelen van bijvoorbeeld hartproblemen of depressie.

    Copingmethoden en copingbronnen

    Mensen hebben vaak minder last van stressoren wanneer ze goede copingbronnen (zoals tijd en geld) en copingmethoden hebben. De focus van coping kan in de copingmethodes liggen op het probleem of op de emotie: probleemgerichte coping (je wilt de bron van de stress veranderen of verwijderen) en emotiegerichte coping (het reguleren van de negatieve gevolgen van de stressor). Dit kan ook samengaan als bijvoorbeeld werken aan het probleem ervoor zorgt dat je emoties minder erg worden. De copingmethoden werken niet altijd. Als je zeer gestrest wordt van de gedachte aan een aankomend tentamen, maar je neemt enkel een kalmeringsmiddel en gaat niet leren, dan werken de methoden bijvoorbeeld niet. Je stress op de korte termijn wordt wel verminderd of verdwijnt zelfs, maar doordat je het tentamen niet haalt, blijft de stress op de lange termijn bestaan. Het kan ook helpen om te denken aan wat stress met je doet en denken aan de positieve dingen die je van de situatie krijgt.

    De aanwezigheid van sociale steun

    Steun van een sociaal netwerk zorgt voor minder stressgevoelens en een betere gezondheid. Een slecht sociaal netwerk is volgens sommige studies ongeveer even ongezond als roken en een ongezonde levensstijl. Naast dat steun kan zorgen voor minder stress kan het ook zijn dat goed om kunnen gaan met stress zorgt voor meer sociale contacten. De kwaliteit van de relatie met mensen is ook belangrijk, conflicten zijn bijvoorbeeld slecht voor de gezondheid. Sociale steun kan iemand helpen als de persoon hierdoor zijn emoties kan uiten, omdat volgens Pennebaker het inhouden van deze emoties stress veroorzaakt. Te veel steun kan ook even slecht zijn als te weinig steun. Zo kan een grote sociale kring waarin bijna iedereen rookt, ervoor zorgen dat jij niet stopt met roken.

    Persoonlijkheid, stress en geslacht

    De impact van stress wordt gedeeltelijk veroorzaakt door hoe mensen in het algemeen over de wereld denken en op de wereld reageren. Zo hebben mensen die stressoren negeren waar dit mogelijk is, een grotere kans op ziekten. Mensen die stressoren in het algemeen juist opvatten als tijdelijke uitdagingen en die de oorzaak van de stressor niet altijd bij zichzelf leggen hebben een veel kleinere kans op het ontwikkelen van ziekten. Een belangrijke oorzaak hiervan is het dispositioneel optimisme: het geloof dat alles goed komt.

    Naast optimisme worden ook het gevoel van geluk en andere positieve emoties gerelateerd aan een langere levensloop en een betere gezondheid.

    Daarnaast lijkt het geslacht een belangrijke rol te spelen. Mannen reageren heftiger op stress dan vrouwen, waarschijnlijk omdat stresshormonen anders reageren op de geslachtshormonen. Misschien is dit voor een gedeelte de reden dat vrouwen gemiddeld ouder worden dan mannen.

    Gezondheid en ziekte met de bijbehorende psychologie en fysiologie

    Ziekten, stress en het immuunsysteem

    Psychoneuroimmunologie is een vorm van psychologie die zich bezig houdt met de samenhang tussen fysieke en mentale processen die het lichaam in staat stellen om zich te verdedigen tegen ziekten. Wanneer het immuunsysteem is verzwakt door stress zijn we vatbaarder voor verschillende ziekten. Wanneer er sprake is van een overactief immuunsysteem, kunnen er ook vervelende dingen gebeuren: er kunnen chronische en progressieve ziekten als artritis en diabetes ontstaan. Cellen van het immuunsysteem vallen dan gezonde goede lichaamscellen aan.

    Belangrijke cellen in het immuunsysteem die het lichaam beschermen tegen ziekten zijn witte bloedcellen oftewel leukocyten. Leukocyten worden gevormd in het beenmerg en ze dienen als mobiele verdedigingscellen. Vormen van leukocyten zijn B-cellen en T-cellen. T-cellen doden andere (verkeerde/gevaarlijke) cellen en B-cellen produceren antilichamen. Andere vormen van leukocyten zijn natural killer cells, deze doden veel verschillende onbekende organismen. De macrofaag, een andere leukocyt, eet onbekende cellen op buiten de bloedbaan, bijvoorbeeld in je organen. De activiteit van deze cellen wordt beïnvloed door het endocrine systeem en het centrale en autonome zenuwstelsel. Door deze connecties hebben stressvolle situaties invloed op het immuunsysteem, maar hoe dit precies werkt is nog onbekend.

    Ziekten, stress en het cardiovasculaire systeem

    Het sympatho-adreno-medullary (SAM) systeem mobiliseert het lichaam bij gevaar. Doordat het SAM systeem gerelateerd is aan het cardiovasculaire systeem kan een herhaaldelijke activatie van het SAM systeem door stressoren coronaire hartziekten veroorzaken, vooral als de mensen lichamelijk heftiger reageren op stress. Iemand die ongeduldig is en een gevoel heeft van vijandigheid heeft een grotere kans op een hartziekte.

    Verhoogt vijandigheid het risico op hartziekten?

    Vijandigheid wordt gekarakteriseerd als achterdocht, regelmatige kwaadheid, wrok, vijandschap en het wantrouwen van anderen. Vijandigheid wordt aangemerkt als een risicofactor op het ontstaan van coronaire hartziekten of het krijgen van een hartaanval, maar is vijandigheid wel zo gevaarlijk als gezondheidspsychologen denken?

    Er is wetenschappelijk bewijs voor een relatie tussen vijandigheid en hartziekten, maar wetenschappers weten nog niet wat de relatie verklaart. Er lijken zowel directe als indirecte banden aanwezig te zijn, maar onderzoek naar de relatie is lastig omdat de onafhankelijke variabele (vijandigheid) niet gemanipuleerd kan worden. Een causale relatie kan dus niet zomaar worden gelegd. Er zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn van een derde variabele die de relatie verklaart.

    Gezondheidsgedachten en gezond gedrag

    Gezondheidspsychologen proberen gedachtenprocessen die leiden tot gezondheidsbedreigend gedrag te begrijpen en op basis hiervan interventies te ontwikkelen. Dit valt onder het health belief model. Rosenstock ontwierp zo’n model. Hij dacht dat de beslissing die mensen nemen over gezond gedrag afhangt van de volgende factoren:

    • Het geloven in de ernst en de consequenties van de ziekte.

    • Het geloven dat het gezondheidsprobleem je persoonlijk bedreigt.

    • Het geloven dat het veranderen van bepaald gedrag het risico op het gezondheidsprobleem vermindert.

    • Een vergelijking tussen de verwachte voordelen door de gedragsverandering en de verwachte kosten van de gedragsverandering.

    Om te stoppen met roken moet je dus geloven dat je een groot risico hebt op het ontwikkelen van longkanker, dat longkanker heel ernstig en levensbedreigend is, dat je door te stoppen met roken het risico op longkanker aanzienlijk kan verkleinen en dat de moeilijkheid van het stoppen met roken minder erg is dan het doodgaan aan longkanker.

    Andere health belief models nemen vaak ook de self efficacy mee (het geloof dat je bepaald gedrag kunt uitvoeren).

    Gezond gedrag en het veranderen hiervan

    Volgens James Prochaska en collega’s is het veranderen van risicogedrag een proces van vijf fasen:

    • Fase 1: voorbeschouwing. men voorziet nog geen problemen in gezondheid. Geen plannen heeft men gemaakt met als doel te veranderen.

    • Fase 2: de beschouwing. men ziet in dat zijn/haar gezondheid in gevaar is. Men denkt eraan om serieus te veranderen.

    • Fase 3: voorbereiden. Men maakt serieuze plannen.

    • Fase 4: actie ondernemen. Men voert alle plannen serieus uit en verandert zijn/haar gedrag.

    • Fase 5: volhouden. Ten minste zes maanden heeft het gezonde gedrag voortgeduurd. Hierbij heeft men vaardigheden ontwikkeld.

    Vaak vallen mensen terug in een eerder stadium. Ze doorlopen fasen één tot en met vier een aantal keer (en vallen telkens terug), voordat ze stadium vijf echt bereiken.

    Programma’s en het promoten van gezondheid

    Een belangrijk onderdeel van het werk van gezondheidspsychologen is het verbeteren van de stress copingvaardigheden van mensen. De eerste stap van het leren omgaan met stress (coping) is het maken van een systematische assessment over in hoeverre de stress je leven ontwricht. Hiervoor moet je ten eerste de specifieke gebeurtenissen en situaties die optreden als stressoren herkennen en ten tweede de effecten van die stressoren herkennen. Vervolgens is de tweede stap het stellen van doelen. Welke stressoren en stressresponsen wil je aanpakken, welke stressoren zijn veranderbaar en welke niet? De derde stap is het plannen van de specifieke stappen die je nodig hebt voor het omgaan met de stress. Tijdens de vierde stap onderneem je actie: je voert je copingplannen uit. De vijfde stap omvat de evaluatie: bepaal de veranderingen in stressoren en stressresponsen die zijn ontstaan door je copingmethoden. Uiteindelijk kom je bij de zesde stap: verander je copingmethoden om je resultaten te verbeteren wanneer dit nodig is.

    Onthoud wel dat er geen universele copingmethode bestaat: wat voor de ene persoon werkt, hoeft voor de andere persoon niet te werken, Daarnaast hoeft een copingmethode die bij de ene stressor wel werkt, niet per definitie bij een andere stressor uitkomst te bieden.

    Copingstrategieën kunnen gebaseerd zijn op emoties, cognitief zijn, op gedrag gericht of lichamelijk zijn. Cognitieve strategieën gaan over het veranderen van hoe we denken over de stressoren. Zo wordt catastrofaal denken veranderd door gedachten waarin de stressor wordt gezien als een uitdaging in plaats van een bedreiging. Dit heet cognitieve herstructurering. Strategieën die zich op emoties richten gaan over het zoeken naar sociale steun. De strategieën gericht op gedrag gaan over het minimaliseren van de impact van de stressoren. Een voorbeeld hiervan is time management. Lichamelijke strategieën richten zich op het veranderen van onwenselijke lichamelijke reacties op de stressoren. De meest voorkomende lichamelijke strategie is het gebruik van medicatie (of verdovende middelen). Een vorm van niet-chemische lichamelijke coping is een progressieve spierrelaxatie training.

    Wat is het effect van stress en problemen op relaties?
    Wat is het effect van stress op gezondheid?

    Wat is het effect van stress op gezondheid?

    Wat is stress vanuit een medisch perspectief?

    De definitie van stress: Een negatieve situatie, een gevoel van druk, spanning of negatieve emotie. Stress treedt op wanneer er meer van de persoon wordt gevraagd dan hij/zij aan kan. Stressoren: externe of interne gebeurtenissen die stress responses tot gevolg hebben. Stress responses: De verschillende manieren waarop we op stress reageren.

    • Cognitief

    • Affectief

    • Gedragsmatig

    • Fysiek

    De fysieke respons op stress: De fight-flight respons maakt ons paraat voor onmiddellijke actie wanneer dit vereist is.

    • De sympathische tak van het autonome zenuwstelsel wordt geactiveerd als eerste snelle respons, de medulla in de nieren wordt gestimuleerd om stresshormonen te produceren, zoals adrenaline en noradrenaline. Stimulatie van het hart en de longen, en remming van bijvoorbeeld speekselproductie, vertering en reproductie.

    • Hypothalamus-hypofyse-adrenal-as wordt geactiveerd als tweede langzamere respons. De hypothalamus produceert corticotrophine releasing factor (CRF), dit resulteert na een cascade van reacties in de productie van cortisol (steroïde) en andere hormonen van de bijnierschors (adrenal cortex). Het bloedsuikerniveau schiet omhoog, het metabolisme neemt toe en heeft een effect op de regulatie van de bloeddruk, het immuunsysteem en de inflammatoire respons.

    Deze HHA-as is een systeem dat negatief terug wordt gekoppeld. Dit wil zeggen, wanneer cortisol zich in het bloed bevindt, wordt de hypothalamus getriggerd om de productie van CRF stop te zetten. Dit is de reden waarom, na een stressvolle gebeurtenis, het cortisolniveau in het bloed na 40-60 minuten weer terug naar normaal is. Echter, wanneer er sprake is van langdurige stress kan deze as worden gedisreguleerd waardoor er een constante verhoogde spiegel van cortisol in het bloed te vinden is. Dit heeft een negatieve invloed op het lichaam (ophoping van abdominaal vet, gebruik van spieren, zie voor andere symptomen het syndroom van Cushing). Ernstige en/of chronische stress is dus geassocieerd met een slechte gezondheid. Mensen helpen om hun stress onder controle te krijgen kan bijdragen aan het verminderen van ziekte op de lange termijn.

    De fysieke respons op stress kan als volgt worden gezien:

    • Alarm

    • Weerstand; het lichaam zal proberen om weer naar de normale toestand terug te keren.

    • Uitputting wanneer de stressor aanhoudt.

    Wanneer een stressor niet onder controle te houden is, dan zal er sprake zijn van een grotere hoeveelheid stress en een grotere negatieve invloed op de gezondheid. Dit in vergelijking met de situatie waarin de stressor wel onder controle te houden is.

    De HHA-as onderdrukt door de productie van cortisol de activiteit van het immuunsysteem. Dit heeft een anti-inflammatoir effect en vermindert het aantal witte bloedcellen en vermindert de productie en vrijlating van cytokines. Kortom, chronische stress heeft een negatieve invloed op bijna alle functies van het immuunsysteem, met een slechtere immuunreactie tot gevolg wanneer de persoon in contact komt met een pathogeen. Hierdoor wordt een persoon die lijdt aan veel en langdurige stress sneller ziek (is vatbaarder) dan een persoon die niet aan deze stress lijdt.

    Wanneer er sprake is van stress gaat het als volgt: appraisal – coping – reappraisal. Hieruit volgt dat stress een dynamisch proces is.

    Omgaan met stress

    De manier waarop een individu op stress reageert, is zeer verschillend. De verklaring voor de verschillende reacties op stress zijn onder andere te vinden in verschillen in sociale steun, verschillende manieren van hoe met stress om te gaan (verschillende coping responses) en verschillende in de karakteristieken waardoor de stress is ontstaan. Andere redenen waarom een individu op een bepaalde manier op stress reageert en een ander individu weer compleet verschillend met stress omgaat, zijn:

    • Persoonlijkheid: neuroticisme speelt hierin een belangrijke rol.

    • Coping, de manier waarop een individu met de stress omgaat.

      • Emotion-focussed: heeft betrekking op het gevoel, bijvoorbeeld angst

      • Problem-focussed: omgaan met het probleem door bijvoorbeeld informatie op te zoeken.

      • Approach coping: proberen op een proactieve manier met de situatie om te gaan. Deze patiënt is geïnteresseerd in hoe er mee om te gaan en duikt diep in het probleem. Deze patiënt zal ook graag naar het spreekuur komen om over zijn/haar probleem te praten.

      • Avoidant coping: Het probleem negeren. Deze patiënt zal moeilijk over zijn/haar probleem kunnen praten en wil er zo min mogelijk vanaf weten.

    • Sociale steun: patiënten met een brede sociale kring zijn veel minder geneigd om in de eerste plaats stress te ondervinden, in tegenstelling tot patiënten met geen/zeer weinig sociale steun. Ook kunnen patiënten met een brede sociale steun vaker succesvol met hun stress omgaan.

    • Fysieke activiteit: Het is algemeen bekend dat fysieke activiteit goed voor de mens is. Er bestaat bewijs dat exercise angst en depressie doet verminderen en het zelfvertrouwen doet toenemen.

    Burnout

    Een stress burnout wordt gemiddeld door 18 procent van de volwassenen ervaren in hun leven. Een stress burnout heeft de volgende drie voornaamste symptomen:

    1. Emotionele uitputting, vaak in combinatie met andere fysieke klachten zoals hoofdpijn, gastro-intestinale symptomen, hypertensie, verkoudheden, de griep en slaapproblemen.

    2. Depersonalisatie

    3. Een verminderde persoonlijke prestatie

    Er wordt een positief verband gezien tussen een burnout en een werkplek waarbij sprake is van:

    • Een hoge werkdruk

    • Weinig controle

    • Onvoldoende beloning voor het geleverde werk

    • Afwezigheid van gelijkheid/eerlijkheid

    • Waarde conflicten

    • Weinig eensgezindheid

    PTSD= post traumatic stress disorder (In het Nederlands: post traumatisch stress syndroom)

    Wat is de rol van risico en veerkracht in de ontwikkeling?

    Wat is de rol van risico en veerkracht in de ontwikkeling?

    Risico is gedefinieerd als de stressoren die een bewezen of een verondersteld effect hebben op de toenemende waarschijnlijkheid van een slechte aanpassing in kinderen, zoals armoede, mishandeling en families die uit elkaar vallen.

    Veerkracht komt voor wanneer kinderen positieve uitkomsten ervaren ondanks dat zij veel risico lopen. Voor veerkracht moet er twee voorwaarden bestaan: blootstelling aan een dreiging of erge tegenspoed en het behalen van een positieve aanpassing. Veerkracht is hierdoor een ontwikkelingsproces.

    Historische achtergrond

    Het begin van het gebruik van veerkracht in onderzoek is te vinden bij onderzoek naar personen met psychopathologie. Hierbij is het onderzoek van Norman Garmezy en zijn collega’s erg belangrijk (1940-1950). Toen hij wilde onderzoeken hoe het met de kinderen van ouders die een zware mentale stoornis hadden ging bleek dat het heel goed met hen ging. Hierna is hij de competentie van kinderen gaan onderzoeken.

    Ook een onderzoek in Hawaii waarbij bij de populatie kinderen zaten die meer dan 4 risicofactoren hadden, zoals armoede bleek dat zij het goed deden in hun ontwikkeling en hadden ze geen psychologische problemen. Deze groep had dan ook meer middelen, zoals een goed temperament en positief ouderschap om zich goed te ontwikkelen.

    Onderzoeken zoals degene die net genoemd zijn veranderden de visie op psychopathologie die eerst deterministisch was.

    Risicofactoren

    Risicofactoren bevatten catastrofale gebeurtenissen, zoals oorlog, natuurrampen, familietegenslagen zoals rouw en een scheiding en economische situaties, zoals armoede en blootstelling aan een negatieve omgeving, zoals arme buurten (op blz. 617 in figuur 19.1 staan meer voorbeelden van risicofactoren voor kinderen). Risicofactoren zijn een dreiging doordat het kind achtergesteld wordt op het gebied van de basisbehoeften zoals fysieke levensonderhoud en bescherming, emotionele veiligheid en hechting, en sociale interacties. De risico’s waar een kind aan blootgesteld wordt verschild ook per leeftijd. Jonge kinderen zijn nog erg afhankelijk van anderen en zijn hierdoor ook gevoeliger voor tegenslagen. Het is echter minder waarschijnlijk dat deze kinderen last hebben van risico’s in hun sociale omgeving, omdat ze dit nog niet kunnen begrijpen. Voor adolescenten is dit echter wel een groot risico, omdat zij dit wel allemaal kunnen begrijpen.

    Ouderlijke rouw

    De dood van een ouder is één van de meest traumatiserende gebeurtenissen voor kinderen. Dit staat voor een permanent verlies en scheiding van een primaire verzorger. Dit kan versterkt worden door stressoren zoals herstructurering van de familie, nieuwe verwachtingen van het gedrag van het kind, verdriet van de ouders en herinnering aan de dood van de ouders. Toch zijn de effecten geringer dan wanneer de ouders scheiden.

    Scheiding en conflicten tussen ouders

    Scheiding verhoogt het risico op psychologische, gedrags-, sociale en academische problemen. Uit onderzoek blijkt dat kinderen die opgroeien in eenoudergezinnen minder succesvol zijn dan kinderen uit tweeoudergezinnen. De risico’s zijn het grootst voor kinderen van gescheiden ouders waar er sprake is van veel conflict, het verlies van contact met één ouder, problemen met de mentale gezondheid van ouders, minder economische stabiliteit, en ouders die meerdere andere huwelijken of relaties aangaan. Hoewel de intensiteit van deze problemen afneemt blijven de problemen zichtbaar tot in de jonge volwassenheid. Ook is er sprake van de intergenerationele cirkel van moeilijkheden in relaties met anderen. Dit betekent dat kinderen van gescheiden ouders meer kans hebben op problemen met familie, in intieme relaties, in hun huwelijk en op het werk. Deze kinderen scheiden vaker, ze zijn minder tevreden over hun leven en hun welbevinden is minder. Dit geldt echter niet voor alle kinderen van gescheiden ouders. Veerkracht speelt hierbij een grote rol.

    Misbruik en mishandeling

    Mishandelde kinderen laten weinig veerkracht zien, omdat hun omgeving zo erg afwijkt van kinderen met een normale ontwikkeling. Mishandeling komt ook vaak samen voor met andere risicofactoren, zoals veel conflicten tussen ouders, psychopathologie van de ouders, drugsmisbruik van ouders en armoede. Het gebrek aan protectieve factoren maakt de zaak lastiger. Hoe ouder de kinderen zijn en hoe korter de mishandeling heeft plaatsgevonden des te meer er sprake kan zijn van veerkracht.

    Psychologische problemen bij ouders

    Mentale gezondheidsproblemen en drugs/alcoholmisbruik zijn ook gekoppeld aan verschillende gedrags-, sociaal-emotionele en cognitieve problemen bij kinderen. Veel van deze kinderen hebben dubbele risico’s, omdat er nog andere problemen zijn zoals financiële problemen, stressvolle gebeurtenissen en psychologische problemen.

    Veel van de studies naar psychologische problemen bij ouders hebben zich gericht op depressie van de moeder, omdat het bij vrouwen vaker voorkomt. Bevindingen laten zien dat kinderen van deze moeders meer risico lopen op moeilijkheden. Zo is het risico ook veel groter voor depressieve kinderen waarvan de ouders ook depressief waren, dan kinderen die geen depressieve ouders hadden. Hierbij zijn de non-genetische kenmerken betere voorspellers. Het gedrag van de ouders en wat ze overbrengen aan de kinderen is dus het belangrijkst. Over erfelijkheid is weinig bekend. Verder blijkt het opvoedgedrag heel belangrijk te zijn. Zo blijkt dat depressieve moeders meer negatieve en vijandige gedragingen, minder positieve gedragingen en meer negeren laten zien tegenover hun kinderen. Vaak is het bij de jonge kinderen het ergst en komt depressie bij de moeder vaak voor als de kinderen jong zijn.

    Socio-economische risicofactoren

    Jeugd inkomen armoede (child income poverty) komt voor wanneer kinderen in een familie opgroeien wiens inkomen beneden het niveau ligt wat nodig is om het minimale aan basisuitgaven te bekostigen. Dit zorgt voor een verhoogd risico op negatieve uitkomsten voor het kind. Zo heeft armoede erge effecten zoals een slechte fysieke gezondheid, lagere academische prestaties en schoolprestaties en bereiken ze minder en hebben ze vaker sociale emotionele en gedragsproblemen. Hier geldt ook weer dat hoe jonger het kind is, hoe erger de gevolgen.

    Een ander gebied wat veel onderzocht is, is een lage sociaaleconomische status van de ouders en laagopgeleide ouders. Hierbij zijn een lagere opleiding en een groter gezin risicofactoren, omdat er minder expertise en aandacht is. Verder blijkt dat de effecten van laagopgeleide ouders tegenover ouders met een laag inkomen verschillen met de uitkomsten van het kind. Verder blijken er veel verschillen te zijn. Zo zou een interventie gericht op het inkomen van het gezien wel externaliserende problemen kunnen oplossen, maar geen internaliserende.

    Stressvolle gebeurtenissen in het leven

    Er zijn veel gebeurtenissen die als stressvol worden ervaren. Zo kan het gaan om een verhuizing, maar ook om de dagelijkse irritante en vervelende gebeurtenissen. Dit heeft het meeste effect op de ouders, maar deze gebeurtenissen kunnen ook het welbevinden van kinderen beïnvloeden. Zo blijkt dat deze gebeurtenissen voor emotionele problemen kunnen leiden. Zo is gebleken dat meisjes die meer stressvolle gebeurtenissen meemaakten meer psychologische problemen hadden zoals depressie. Verder is gebleken dat deze hoge niveaus van stress ook lichamelijke gevolgen hadden. Het bleek dat de lichamen van kinderen die tijdens hun vroege kindertijd veel stress hadden meer moeite hadden met het adequaat reageren op stress.

    De sociale context van kinderen

    Kinderen die in arme buurten wonen lopen meer risico op het ervaren van moeilijke omstandigheden. Zij leven vaker in woningen die onvoldoende zijn, hebben minder toegang tot goede scholen en andere sociale middelen en worden vaker blootgesteld aan delinquente leeftijdsgenoten en meerdere gewelddadige gebeurtenissen. Hierbij bleek in Amerika dat deze kinderen het risico liepen op internaliserende problemen. Een Britse studie daarentegen liet zien dat zowel de buurt als de familie een voorspeller was voor externaliserende problemen.

    Mechanismen in de maatschappij

    De grotere sociale context is ook erg belangrijk. Hierbij kan gedacht worden aan discriminatie, racisme en vooroordelen die het leven van kinderen negatief kunnen beïnvloeden. Racisme en etnische discriminatie worden gekoppeld aan minder waargenomen controle, angst en frustratie. Ook blijkt dat leraren vaak lagere verwachtingen hebben van deze kinderen. Dit zou het onderpresteren van kinderen van een etnische minderheid kunnen verklaren.

    Catastrofale evenementen

    Hierbij kan gedacht worden aan oorlog, extreme deprivatie en natuurlijke rampen. Kinderen zijn vaak niet in staat om de consequenties van zulke catastrofes in te zien. Hierbij kan gedacht worden aan het verliezen van geliefden en het getuige zijn van wreedheden. Deze kinderen kunnen echter wanneer ze in andere omgevingen geplaatst worden weer normale levens leiden.

    Het meten van risico

    Het onderzoek van risicofactoren is verplaatst van aparte factoren naar het onderzoeken van meerdere factoren tegelijk, omdat deze risicofactoren vaak geclusterd zijn. Het onderzoek van risicofactoren verschilt van het onderzoek naar mogelijke oorzaken, omdat het meer probabilistisch is in plaats van deterministisch. Verder is gebleken dat één risicofactor op zichzelf niet voor grote problemen zorgt: het is meer een geschiedenis van risicofactoren die voor moeilijkheden zorgen.

    Accumulatie van risico

    Cumulatieve risicomodellen zijn opgesteld om meerdere risicofactoren te onderzoeken. In het model van Rutter worden individuele karakteristieken en de kwaliteit van de omgeving samengenomen. Elke risicofactor wordt in één van deze groepen ingedeeld en er wordt gekeken of deze aanwezig of afwezig is. Dit leidt tot de cumulatieve risicotheorie die stelt dat de som van risicofactoren in plaats van een enkele risico factor leidt tot disfunctioneren, omdat het de adaptieve kwaliteiten van een individu overweldigt. Hierbij wordt dus ook gesteld dat één risicofactor niet belangrijker is dan de andere. Ook is hierbij de hoeveelheid risicofactoren belangrijker dan hoe zwaar één risicofactor meeweegt.

    Uit onderzoek blijkt dat hoe hoger de hoeveelheid aan risicofactoren, des te slechter de ontwikkelingsuitkomsten zijn. Uit een onderzoek van Rutter waarin hij de risicofactoren echtelijke nood, lage sociaaleconomische status, grote familie, criminaliteit van de ouders, psychiatrische stoornis van de moeder en plaatsing van het kind in de pleegzorg bekeek, blijkt dat niet één individueel risicofactor de uitkomsten van de kinderen bepaalde, maar de som van risicofactoren dit wel deed. Deze hoeveelheid aan risicofactoren voorspelde dan ook een diagnose van een stoornis.

    Ook in een onderzoek van Sameroff, die naar tien risicofactoren keek, bleek dat hoe meer risicofactoren des te slechter de cognitieve en mentale gezondheidsuitkomsten. Hierbij waren de kinderen met meer risicofactoren vaker afwezig op school, scoorden zij lager op school en hadden ze vaker een lager IQ. Het verschil tussen de kinderen met en zonder de risicofactoren bleek ook te vergroten over de tijd.

    Specifieke risico’s

    Een nadeel van de cumulatieve aanpak is dat het aanneemt dat elke risicofactor net zo zwaar weegt en dat ze met elkaar te vergelijken zijn. Hoewel de som van risicofactoren zwaarder weegt dan één risicofactor is de impact van verschillende risicofactor verschillend. De vraag of de kwaliteit of kwantiteit van risicofactoren het belangrijkst is voor kinderen werd ook onderzocht door Sameroff et al. Zij concludeerden dat kwantiteit het belangrijkste was bij het voorspellen van uitkomsten voor kinderen en dat de combinatie van risicofactoren hierbij niet uitmaakte. Een ander onderzoek gebruikte de Strengths and difficulties questionaire (SDQ) om te kijken wat zwaarder woog. Ook hier werd gevonden dat de hoeveelheid risicofactoren belangrijker was dan de individuele type risicofactoren. Tijdens dit onderzoek is er ook gebruikt maakt van de adverse life events scale die stress in het leven meet. Uit deze meting kwam hetzelfde resultaat.

    Andere onderzoeken hebben dezelfde resultaten gevonden: het aantal risicofactoren weegt zwaarder dan individuele risicofactoren.

    Equifinaliteit en mulitifinaliteit

    Verder onderzoek heeft bewezen dat één bepaalde risicofactor kan leiden dat meerdere uitkomsten voor het kind. Dit wordt multifinaliteit genoemd. Daarbij kan de uitkomst voor een kind beïnvloed worden door meerdere risicofactoren. Dit wordt equifinaliteit genoemd.

    Niveaus van risico’s

    Uit onderzoek is gebleken dat de hoeveelheid emotioneel en gedragsproblemen verschilde per buurt waarin de kinderen woonden. Veel van deze verschillen konden verklaard worden de sociaaleconomische status van de buurten: hoe lager de sociaaleconomische status des te meer problemen. Toen er echter gecontroleerd werd voor sociaaleconomische status bleek dat de familie erg belangrijk was.

    Protectieve en kwetsbaarheidsfactoren

    Bij kinderen die slagen in het leven ondanks risicofactoren is er sprake van protectieve factoren die compenseren voor de moeilijkheden in hun leven. Protectieve factoren zijn eigenschappen van personen, omgevingen, situaties en gebeurtenissen die leiden tot positieve aanpassing bij tegenslagen. Daarnaast bestaan er ook nog kwetsbaarheidsfactoren. Deze zijn samen met protectieve factoren te plaatsten op een construct waarbij protectieve factoren aan de ene kant staan en kwetsbaarheidsfactoren aan de andere kant. Hierbij zijn de protectieve factoren de positieve kant (bijv. een warme opvoeding) en de kwetsbaarheidsfactoren de negatieve kant (bijv. ouders die heel koud zijn tegen hun kinderen).

    Garmezy heeft drie variabelen gevonden die werken als protectieve factoren: 1) persoonlijke karakteristieken van het kind zoals sekse, intelligentie en persoonlijkheidskenmerken; 2) karakteristieken van de familie zoals warmte, gezinscohesie en structuur; en 3) externe ondersteuningssystemen zoals leeftijdsgenoten en school (in tabel 19.2 op blz. 630 zijn meer voorbeelden van protectieve factoren te vinden). Hierbij moet wel geconcludeerd worden dat niet alle protectieve factoren voor verschillende kinderen hetzelfde zijn. Sommige omstandigheden vragen om andere dingen. Zo is een autoritatieve opvoeding goed voor kinderen in de middenklassen, maar voor kinderen in minder goede buurten is waarschijnlijk meer controle van de ouders nodig.

    Persoonlijke karakteristieken

    Persoonlijke karakteristieken die als protectieve factoren werken zijn zowel genetische factoren als factoren zoals geslacht, intelligentie, temperament en persoonlijkheidskenmerken. Zo bepalen persoonlijkheidskenmerken hoe het kind op een bepaalde situatie reageert: sommige kinderen zullen er meer moeite mee hebben dan anderen.

    Andere onderzoeken hebben aangewezen dat geslacht invloed heeft op de manier waarop kinderen op tegenslagen reageren. Zo wordt er gesuggereerd dat meisjes minder gevoelig zijn voor emotionele en gedragsproblemen dan jongens wanneer zij blootstaan aan stress in de familie. Hier werd aan toegevoegd dat men dacht dat jongens een groter risico liepen op deze problemen in deze situatie. Mogelijke verklaringen zijn dat jongens vaker blootstaan aan stress in de familie, omdat ouders sneller ruziemaken in hun bijzijn. Ook gaan jongens sneller naar andere zorg dan meisjes wanneer een gezin uit elkaar gaat. Het kan dus zijn dat meisjes minder blootstaan aan de risico’s dan jongens. Deze effecten blijken tegenwoordig minder te worden door de betrokkenheid van de vader en met de leeftijd.

    Intelligentie als protectieve factor heeft veel verschillende resultaten met zich mee gebracht. Soms bleek het voor kinderen met enkele risico’s inderdaad een protectieve factor, maar bij meerdere risicofactoren niet meer. Anderen stelden dat het vooral voor jongere kinderen een protectieve factor is. Anderen stellen dat het vooral om de taalcapaciteiten van het kind gaat. Wanneer er niet naar academische capaciteiten gekeken wordt blijkt dat algemene capaciteiten van het kind wel een protectieve factor is op sociaal, emotioneel en gedragsniveau.

    Ook temperament kan als protectieve factor dienen. Wanneer kinderen een makkelijker temperament hebben: sociaal responsief zijn en humor hebben blijkt dit het kind te beschermen tegen tegenslagen. Zo zouden deze kinderen door hun temperament ook positievere reacties uitlokken. Hierbij is een negatiever temperament ook een risicofactor.

    Andere protectieve factoren zijn de waargenomen locus of control, zelfvertrouwen en copingstijl. Hierbij zijn een interne locus of control (dus weten dat succes en falen komt door hun eigen eigenschappen en acties), meer positief zelfbeeld en een gezonde manier van omgaan met problemen protectieve factoren voor problemen op het gebied van gedrag, mentale gezondheid en emotionele gezondheid.

    Verder bleek dat kinderen die een sterke etnische identiteit hadden minder problemen lieten zien dan kinderen die een wat zwakkere etnische identiteit hadden.

    Karakteristieken van de familie

    Bij familie karakteristieken zijn deze in te delen in proximale factoren zoals de interacties tussen de ouder en het kind en distale factoren zoals de financiële status en educatie van de ouders. Veilige hechting speelt hier een belangrijke rol. Veilige hechting bevat een responsieve, ondersteunende, gestructureerde en affectieve stimulerende relatie tussen ouder en kind. Veilige hechting leidt tot positieve uitkomsten en is vooral belangrijk bij tegenslagen. Het helpt bij een positieve zelfwaarde en helpt bij de capaciteiten van kind met betrekking tot het aanpassingsvermogen, copingstrategieën, probleemoplossingsmogelijkheden en sociale competentie.

    Daarnaast is de manier van opvoeden belangrijk. Hierbij geeft een autoritatieve opvoeding de beste uitkomst door de warmte en steun die het aan het kind geeft. Hierbij is de hechtheid van het gezin ook erg belangrijk.

    Distale protectieve factoren zijn een beter inkomen van het gezin en een hogere educatie.

    Externe ondersteuningssystemen

    Belangrijke externe ondersteuningssystemen zijn vrienden. Wederkerige, positieve vriendschappen kunnen positief zijn voor het zelfvertrouwen en emotionele steun. Op het academische gebied zijn vrienden die dit ondersteunen en belangrijk vinden ook belangrijk.

    Ook een goede zorg is een positieve factor. Zo hadden kinderen die op een vroegere leeftijd naar een kinderdagverblijf gingen positievere uitkomsten op het gebied van taal als zij uit een gezin met weinig geld kwamen.
    Ook een ondersteunende leraar kan veel positieve effecten opleveren, omdat zij het kind de steun kunnen geven die het nodig heeft.

    Daarnaast kan ook de gemeenschap van het kind veel positiefs meebrengen. Sociale steun van buren en veel betrokkenheid met elkaar is een protectieve factor. Ook kinderen die aan activiteiten van organisaties na school meededen is beschermend.

    Theoretische modellen van risico en veerkracht: moderator

    Veel protectieve factoren hebben alleen een effect als er tegenslagen zijn in het leven van het kind, maar zijn ze niet extreem belangrijk als deze tegenslagen er niet zijn. Protectieve en kwetsbaarheidsfactoren moeten dus een interactieve relatie hebben met een risicofactor. Het kan dus per situatie verschillen. Deze interactieve relatie wordt ook wel beschreven aan de hand van een moderator. Een voorbeeld van zo een interactie is dat wanneer een kind een hoog risico loopt, maar zich in een omgeving begint met een hoge kwaliteit van zorg dit zorgt voor een betere cognitieve ontwikkeling dan bij kinderen die een hoog risico lopen in een omgeving met een slechte kwaliteit zorg.

    Belangrijkste effecten modellen

    Deze modellen onderzoeken veerkracht en de factoren die de uitkomsten van kinderen bepalen bij risicofactoren. Hierbij kan een homogene groep of een heterogene groep gebruikt worden. Bij een homogene groep worden de risicofactoren vastgesteld door te kijken welke kinderen zich positief aanpassen en welke niet en hoe deze twee groepen overeenkomen. Bij een heterogene groep wordt er gekeken welke factoren positieve uitkomsten voor iedereen bieden. Hier kan dus gekeken worden welke factoren zouden kunnen helpen bij kinderen met moeilijkheden die andere mensen in de maatschappij ook hebben.

    Mediator effecten modellen

    Deze modellen laten de paden zien op welke manier sommige risicofactoren tot bepaalde uitkomsten leiden. Deze modellen kijken dan ook naar tussenliggende factoren. Er zijn bij deze modellen twee mogelijkheden: de mediator verslecht de uitkomsten of verbetert ze.

    Zowel mediator als belangrijkste effectenmodellen zijn interessant voor onderzoek. Alleen het moderator effecten model kan echter de interactieve aard van risico en protectieve factoren verklaren.

    Ontwikkelingsuitkomsten: Competentie en onaangepastheid

    De focus van onderzoek naar veerkracht is de laatste jaren veranderd van onderzoek naar onaangepastheid naar positieve psychologie. Zo is bijvoorbeeld sociale competentie onderzocht (het voldoen aan sociale verwachtingen) in combinatie met veerkracht. Hieruit bleek dat kinderen die het op één domein goed deden het op een ander domein vaak alsnog minder deden (bijv. academisch en internaliserende/externaliserende problemen). Hierdoor is er geconcludeerd dat veerkracht niet meer door één domein van sociale competentie bepaald mag worden, maar dat het door meerdere bepaald moet worden.

    Verder bleek dat kinderen die competent gedrag lieten zien op een bepaald moment in de ontwikkeling hierdoor beschermd werden op een later tijdstip. Helaas klopt het omgekeerd ook. Niet competent gedrag kan leiden tot meer problemen.

    Interventies

    Veel interventies gebruiken tegenwoordig veerkracht. Deze zijn ook meer gezien vanuit een ontwikkelingsperspectief, omdat het erop gericht is de ontwikkeling van het kind op zo een positief mogelijke manier te laten verlopen. Er zijn hierbij drie verschillende programma’s. De risico-gecentreerde programma’s richten zich op de poging tot het reduceren van risico’s. De troef-gecentreerde programma’s richten zich erop om ervoor te zorgen dat de positieve aspecten in het leven van een kind een betere kwaliteit en kwantiteit krijgen. De proces georiënteerde programma’s proberen de meest belangrijke aanpassing systemen van kinderen te verbeteren zoals belangrijke relaties, functioneren op intellectueel gebied en zelfregulatie systemen.

    Uit welke onderdelen bestaat gezondheidspsychologie?

    Uit welke onderdelen bestaat gezondheidspsychologie?


    Gezondheidspsychologie gaat over factoren die van invloed zijn op het welzijn en op ziekte. Daarnaast gaat het over maatregelen die genomen kunnen worden om de gezondheid te verbeteren en ziekte te voorkomen.

    Stress en welzijn

    Stressoren zijn veeleisende of bedreigende situaties. Stress is een patroon van cognitieve beoordelingen, fysiologische reacties en gedragingen die voorkomen als reactie op een onbalans tussen situationele eisen en de middelen die nodig zijn om die het hoofd te bieden. Stressoren verschillen in ernst. Er kan sprake zijn van microstressoren; het dagelijkse gedoe en kleine ergernissen, zoals lastige collega’s, files en academische deadlines. Grote negatieve gebeurtenissen, zoals de dood of het verlies van een dierbare, een academische mislukking, een ernstige ziekte of slachtoffer worden van een misdaad, hebben veel invloed op ons en vereisen veel inspanning om deze het hoofd te bieden. Catastrofische gebeurtenissen gebeuren vaak onverwacht en hebben grote invloed op heel veel mensen. Voorbeelden zijn de tsunami of terroristische aanslagen. Alle drie typen stressoren kunnen belangrijke negatieve effecten hebben op het psychologische en fysieke welzijn. De stressrespons heeft cognitieve, fysiologische en gedragscomponenten. Stel dat je een belangrijk sollicitatiegesprek hebt. Eerst komt dan de primaire beoordeling; je interpreteert de situatie als onschuldig, neutraal/irrelevant of bedreigend op basis van wat er van je verlangd wordt en hoe belangrijk dat is voor je welzijn (hoe hard heb je die baan nodig?). Tegelijkertijd komt de secundaire beoordeling; je bekijkt of jij het vermogen hebt om de situatie het hoofd te bieden en de middelen waar je mee om moet gaan. Omgangsmiddelen zijn kennis en vermogens, je verbale vaardigheden en je sociale middelen, zoals mensen die je emotionele steun geven en je aanmoedigen. Wanneer je gelooft dat de eisen van het interview groter zijn dan de middelen die je hebt, ervaar je waarschijnlijk stress. Je denkt ook na over de potentiële consequenties wanneer het je niet lukt om om te gaan met de situatie, inclusief de ernst van de consequenties en de kans dat ze gebeuren. Tenslotte is ook de psychologische betekenis van de consequenties gerelateerd aan je overtuigingen over jezelf en de wereld.

    Selye omschreef een fysiologisch reactiepatroon op sterke en langdurige stressoren. Het algemene (general) adaptatie syndroom (GAS) bestaat uit drie fases: alarm, weerstand en uitputting. Als reactie op een fysieke of psychologische stressor, stijgt bij organismen meteen de fysiologische opwinding, omdat het lichaam zichzelf klaar maakt om te reageren op de bedreiging. Deze alarmreactie komt door de plotselinge activatie van het sympathische zenuwstelsel en het vrijkomen van stresshormonen door het endocriene systeem. Deze alarmfase kan niet oneindig doorgaan. Het lichaam heeft de natuurlijke neiging om een gebalanceerde innerlijke homeostase te houden, waardoor het parasympathische zenuwstelsel wordt geactiveerd en de opwinding vermindert. Het lichaam blijft wel alert, maar reageert met de tweede fase, weerstand. Tijdens weerstand worden de voorraden van het lichaam gemobiliseerd door de continue uitstoting van stresshormonen door het endocriene systeem, voornamelijk de bijnieren. Weerstand kan relatief lange tijd duren, maar de voorraden van het lichaam raken op en de werking van het immuunsysteem wordt deels onderdrukt door de stresshormonen. Wanneer de stressor erg intens is en lang duurt, komt het lichaam uiteindelijk in de fase van uitputting. Daarbij is er een verhoogde vatbaarheid voor ziekten en in sommige gevallen instorting en de dood. Selye stelde dat het zwakste lichaamssysteem (bijvoorbeeld cardiovasculair, ademhaling, gastro-intestinaal) hier het meeste last van heeft.

    Het feit dat mensen zo anders reageren op stressvolle gebeurtenissen heeft veel gezondheidspsychologen ertoe aangezet om te zoeken naar persoonlijke factoren en factoren uit de omgeving die mensen meer of minder vatbaar voor stressvolle gebeurtenissen maken. Het is namelijk zo dat wanneer stress lang aanhoudt, het erg schadelijk kan zijn voor de gezondheid. Ook kan stress al bestaande kwaaltjes verergeren. Dit komt doordat acute stress het imuunsysteem activeert, maar chronische stress het imuunsysteem juist plat legt.

    Kwetsbaarheidfactoren verhogen de vatbaarheid van mensen voor stressvolle gebeurtenissen. Dit zijn weinig sociale steun, neigingen om angstig of pessimistisch te worden, veel negatieve gevoelens en andere factoren die de weerstand tegen stress verlagen. Beschermende factoren zijn factoren uit de omgeving of persoonlijke middelen die mensen helpen om te gaan met stressvolle gebeurtenissen. Dit zijn fysiologische reactiviteit, sociale steun, goede manieren om ermee om te gaan en persoonlijke factoren zoals taaiheid, optimisme en het vermogen om de betekenis van stressvolle gebeurtenissen te zien. Mensen met een type A gedragspatroon hebben de neiging om onder grote druk te leven en veel van zichzelf en anderen te vragen. Veel type A mensen zijn workaholics die continu streven om meer gedaan te krijgen in minder tijd. Type A mensen worden ook gekarakteriseerd door een hoog niveau van concurrentievermogen en ambitie, wat agressie en vijandigheid op kan wekken wanneer dingen hun in de weg staan. Mensen die een type B gedragspatroon hebben laten het tegenovergestelde zien: geduld, kalmte en ze geven niets om tijdsurgentie. Zowel het lichaam als de geest kan de mens minder kwetsbaar of kwetsbaarder maken voor stressoren. Ook ons geloof in situaties en in onszelf is een belangrijke beschermende factor of kwetsbaarheidfactor.

    Taaiheid omvat drie overtuigingen van verbintenis, controle en uitdaging, wat stressbeschermende factoren zijn. Taaie mensen zijn toegewijd aan hun werk, hun familie en andere dingen waarin ze betrokken zijn. Zij geloven dat het belangrijk is wat ze doen. Ook vinden ze dat ze de controle hebben over hun uitkomsten, in plaats van dat ze zich machteloos voelen om gebeurtenissen te beïnvloeden. Ten slotte zien ze veeleisende situaties als uitdagingen of kansen, in plaats van bedreigingen. Daardoor worden situaties niet zo stressvol en kunnen ze een hoger niveau van het vermogen stimuleren en uiteindelijk kunnen ze bijdragen aan het welzijn van de persoon. Wanneer we geconfronteerd worden met een stressor is een van de belangrijkste afwegingen die we maken, of we voldoende middelen hebben om om te gaan met die stressor. Coping self-efficacy is het geloof dat we dat gedrag kunnen uitvoeren, dat nodig is om succesvol met de situatie om te gaan en is een belangrijke beschermende factor. Zelfs gebeurtenissen waarvan we denken dat ze erg veeleisend zijn kunnen weinig stress opleveren als we geloven dat we het vermogen hebben om ermee om te gaan.

    Omgaan met stress

    Hoewel er ontelbare manieren zijn waarop mensen reageren op een stressor, kunnen coping strategieën ingedeeld worden in drie algemene klassen. Probleem gefocust coping strategieën proberen om de eisen van de situatie meteen te confronteren en er meteen mee om te gaan, of om de situatie zo te veranderen dat deze niet meer stressvol is. Bij emotie gefocust coping probeert men de emotionele reacties als gevolg van de stressvolle situatie in de hand te houden. Sommige vormen van emotie gefocuste coping omvat het beoordelen van de situatie op een manier dat de emotionele impact geminimaliseerd wordt. De derde klasse van coping strategieën is het zoeken van sociale steun; je op anderen richten voor hulp en emotionele steun in tijden van stress. Een student kan zich bijvoorbeeld richten op een klasgenoot bij het voorbereiden van een tentamen.

    De effectiviteit van de verschillende coping-strategieën, en de invloeden van cultuur en sekse

    Geen enkele coping strategie is in alle gevallen even effectief. De effectiviteit van de verschillende mechanismen hangen af van de eigenschappen van de situatie, de geschiktheid van het toepassen van de techniek, en de vaardigheid waarmee de techniek wordt uitgevoerd. Ook is het zo dat vaak wordt gedacht dat we met mensen moeten praten over stressvolle gebeurtenissen, met het idee dat dit zorgt voor ontlading. Blootstelling en het erkennen van de stressor zorgt er inderdaad voor dat extinctie van de stimulus op kan treden, en de emotionele impact van de stressor verminderd wordt. Naast dat niet iedere copingstrategie altijd even effectief is, is het ook nog zo dat sekse en cultuur invloed uitoefenen. Ondanks dat mannen en vrouwen allebei probleem gefocust coping hanteren, gebruiken mannen dit vaker als eerste strategie. Vrouwen hebben vaak grotere sociale netwerken, en zoeken meer sociale steun. Ten slotte is het ook nog zo dat vrouwen, meer dan mannen, emotioneel gerichte coping gebruiken. Ook bij de coping-strategieën komt cultuur weer om de hoek kijken. In verschillende culturen worden verschillende coping-strategieën gewaardeerd en gehanteerd.

    Stress management training

    Wanneer mensen de techniek van cognitieve herstructurering om systematisch irrationele ideeën op te sporen, te trotseren en vervangen, kunnen hun gevoelens dramatisch veranderen. Met zelfinstructie training leren mensen om tegen zichzelf te praten en om hun gedrag te leiden op een manier die helpt om effectiever met situaties om te gaan. Ze ontwikkelen verschillende zelfinstructies die gebruikt kunnen worden tijdens vier stadia van de stressvolle situatie: voorbereiden op de stressor, de stressor confronteren, omgaan met het gevoel van overweldiging en het beoordelen van de coping effecten na de stressvolle situatie. Coping vaardigheidstraining kan mensen ook helpen om hun fysiologische reacties in stressvolle situaties te controleren. Omdat relaxatie onverenigbaar is met opwinding, is somatische relaxatie training een middel om vrijwillig hoge opwinding te verminderen of te voorkomen. Om dit te leren spannen mensen verscheidene delen van hun lichaam aan en koppelen ze ontspanning aan een triggerwoord. Het doel is om relaxatie aan het triggerwoord en uitademing te koppelen, zodat men meteen in een staat van relaxatie komt, zodra men in een stressvolle situatie komt, door uit te ademen en mentaal het triggerwoord te zeggen. Een andere manier van relaxatie kan opgewekt worden door meditatie. Meditatie ontspant niet alleen het lichaam, maar produceert ook cognitieve relaxatie. Dit is een vredige en rustige status. In de ene aanpak zit de persoon rustig in een comfortabele positie met de ogen gesloten en hij concentreert zich op het woord ‘een’ bij elke uitademing. Deze procedure houdt men 20 minuten vol en wanneer men de techniek beheerst, zorgt dit voor snelle ontspanning van lichaam en geest. Het belangrijke verschil tussen meditatie en somatische relaxatie is dat de laatste op elk moment kan worden toegepast, dus ook meteen tijdens de stressvolle situatie. Meditatie werkt het beste in een rustige, persoonlijke ruimte. Veel mensen die mediteren oefenen de techniek dagelijks.

    Pijn en pijnmanagement

    Pijnreceptoren bevinden zich in alle lichaamsweefsels, behalve de hersenen, botten, het haar, de nagels en de niet-levende delen van de tanden. Vrije zenuwuiteinden in de huid en interne organen reageren op intense mechanische, thermische of chemische stimulatie. Vervolgens sturen ze zenuwimpulsen naar het ruggenmerg, waar sensorische banen de pijninformatie naar de hersenen leiden. Wanneer dit in de hersenen is aangekomen, wordt de sensorische informatie over de pijnintensiteit en de locatie doorgegeven door de thalamus aan het somatosensorische en aan frontale delen van de cerebrale cortex. Andere banen vanaf de thalamus sturen zenuwimpulsen naar het limbische systeem, die betrokken is bij motivatie en emotie. Deze banen hebben controle over het emotionele onderdeel van pijn. Pijn heeft dus zowel een sensorisch als een emotioneel onderdeel. Iemand gaat lijden wanneer zowel pijnvolle sensaties als negatieve emotionele reacties aanwezig zijn. De poort controle theorie stelt dat de ervaring van pijn zorgt voor het openen en sluiten van poortmechanismen in het zenuwstelsel. Gebeurtenissen in het ruggenmerg kan een systeem van ruggenmerg ‘poorten’ openen en zenuwimpulsen in staat stellen om naar de hersenen te gaan. Andere sensorische input kan de poorten gedeeltelijk of geheel sluiten en onze ervaring van pijn afstompen. Volgens poort controle theoristen heeft acupunctuur pijnverlichtende effecten omdat de naalden vooral tactiele receptoren stimuleren, die de pijnpoorten sluiten.

    Endorfine is een endogeen (intern) geproduceerde morfine. Endorfines hebben pijnverlichtende effecten door de neurotransmitters te blokkeren die betrokken zijn bij de synaptische transmissie van pijnimpulsen van het ruggenmerg naar de hersenen. Sommige endorfines zijn meer dan 200 keer zo krachtig als morfine. Een fenomeen dat veroorzaakt wordt door endorfine is stressgeïnduceerde verdoving; een reductie in (of afwezigheid van) waargenomen pijn, wat gebeurt onder stressvolle omstandigheden. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat ongeveer 65% van de soldaten die gewond raken tijdens een gevecht, geen pijn voelden tijdens hun verwonding. In een levensbedreigende situatie moet fight-of-flight verdedigend gedrag de prioriteit hebben boven normale reacties op pijn, waarbij men ook vaak immobiel is. Door de pijnsensaties te verminderen of te blokkeren door het mechanisme van endorfine vrijlating, helpt stressgeïnduceerde verdoving dit pijngerelateerde gedrag te onderdrukken zodat de persoon of het dier de acties kan uitvoeren die nodig zijn om te overleven, zoals vluchten, vechten of help zoeken. Placebo’s zijn fysiologisch bewegingsloze substanties die geen medische waarde hebben, maar waarvan de patiënt wel denkt dat het helpt.

    Gezondheidsbevordering en ziektepreventie

    Gezondheid gerelateerd gedrag is onder te verdelen in twee hoofdcategorieën. Gezondheid-vermeerdering gedrag (health-enhancing behaviour) zorgt voor het behoud en vermeerdering van gezondheid. Onder deze gedragingen vallen bijvoorbeeld sporten en gezonde voeding. Gezondheidschadend gedrag (health-impairing behaviour) bevordert de ontwikkeling van ziektes. Hieronder valt bijvoorbeeld roken en te vet eten. De meeste theorieën over gezondheidsgedrag richten zich op cognitieve variabelen zoals geloof, attitudes, percepties van zelfkracht en de intenties om gezondheidsgedrag te verklaren. Volgens deze cognitieve theorieën bepalen de gedachtes, attitudes en verwachtingen van een persoon over toekomstige uitkomsten het gezondheidsgedrag.

    De meest onderzochte cognitieve theorie is de theorie van gepland gedrag (theory of planned behaviour), ook wel TPB genoemd. Volgens deze theorie is de beste voorspeller van gedrag de intentie van de persoon om het gedrag uit te voeren. Intentie wordt hier gedefinieerd als de motivatie van een persoon om zich op een bepaalde manier te gedragen. Dit indiceert hoeveel moeite een persoon zou willen investeren om het gedrag uit te voeren. De intentie wordt bepaald door middel van drie determinanten (zie fig. 16.19 op blz. 635). De eerste is de attitude over het bepaalde gedrag, de tweede is de subjectieve norm of waargenomen sociale druk om het gedrag uit te voeren en de derde is de waargenomen gedragscontrole. Stagetheorieën nemen aan dat gedragsverandering niet een doorgaand proces is, maar iets dat passeert tussen onderscheiden verschillende stages. Het gedrag is dus verschillend per fase. De bekendste stagetheorie is het transtheoretisch model dat zes belangrijke fases in het veranderingsproces identificeert.

    1. Voorbeschouwing: de persoon ziet niet in dat hij/zij een gezondheidsprobleem heeft, ontkent dat het iets is wat zijn/haar welzijn in gevaar brengt, of voelt zich te machteloos om er iets aan te veranderen.

    2. Beschouwing: de persoon ziet het probleem of wil zijn/haar gedrag veranderen, maar heeft nog niet het besluit genomen om actie te ondernemen. Sommige rokers zijn zich goed bewust van de gezondheidsrisico’s, maar zijn nog niet klaar om het besluit te nemen om te stoppen. Totdat de voordelen van verandering opwegen tegen de kosten of de moeite, zullen ze nog geen actie ondernemen.

    3. Voorbereiding: de persoon heeft besloten om het gedrag te veranderen en maakt voorafgaande plannen om dat te doen. Voorafgaande stappen zouden kunnen zijn het aantal gerookte sigaretten per dag verlagen.

    4. Actie: de persoon verandert actief zijn/haar gedrag. Succes tijdens deze fase is afhankelijk van de gedragscontrole vaardigheden die nodig zijn om het plan van actie uit te voeren. De actie fase vereist de grootste inzet van inspanningen en energie.

    5. Handhaving: de persoon heeft terugval kunnen voorkomen voor minstens zes maand. Dit betekent niet dat het gevecht over is. Veel mensen vallen een aantal keren terug naar hun voormalige gedrag, maar ze houden toch vast aan hun inspanningen voor verandering.

    6. Beëindiging: de verandering in gedrag is zo geïntegreerd en onder persoonlijke controle, dat het oorspronkelijke probleem niet meer terug komt.

    Sport wordt geassocieerd met fysieke gezondheid en een lang leven. Aerobics is een ononderbroken activiteit, zoals joggen, zwemmen en fietsen, dat de hartslag activeert en de behoefte aan zuurstof van het lichaam verhoogt. Deze manier van sporten heeft veel fysieke voordelen. Door de aerobics wordt de hartslag op den duur langzamer en efficiënter, zuurstof wordt beter gebruikt, er komen meer langzame slaapgolven, cholesterolniveau wordt lager, snellere fysieke aanpassing aan stressoren en meer calorieverbranding. Wanneer rokers, probleemdrinkers, drugsmisbruikers, mensen die onveilig seks hebben, etc. willen veranderen, moeten ze eerst hun problemen inzien, actie willen ondernemen en geloven dat ze kunnen veranderen. In plaats van de persoon met zijn of haar probleem te confronteren (wat juist vaak averechts werkt), leidt de techniek van motivationeel interviewen de persoon naar zijn of haar eigen conclusie, door vragen te stellen die focussen op verschillen tussen de huidige stand van zaken en het ideale zelfbeeld van de persoon, verlangd gedrag en verlangde uitkomsten. Focussen op deze verschillen kan gemotiveerde verandering teweegbrengen. De verschillende factoren die stimuleren om te roken, drinken of drugs te gebruiken, maken het moeilijk om deze gedragingen te veranderen. Psychologen combineren daarom alles dat bewezen is effectief te zijn. Deze Multi-modal behandelingen voegen vaak biologische middelen (zoals nicotinepleisters) samen met psychologische middelen, zoals:

    • Aversie therapie. Daarbij wordt het ongewenste gedrag geassocieerd met een onprettige stimulus, zoals een elektrische schok of een misselijkmakend medicijn, om een negatieve emotionele reactie te creëren.

    • Relaxatie en stressmanagement training, dat helpt de persoon om zich aan te passen en om te gaan met stressvolle situaties.

    • Zelfcontrole procedures die de persoon helpen om de nadelen en consequenties van het misbruikgedrag in te zien.

    • Coping en sociale vaardigheden training om om te gaan met hoge-risico-situaties die misbruik uitlokken.

    • Huwelijks- en familie begeleiding om ruzies te verminderen en sociale steun te verbeteren.

    • Positieve bekrachtigingprocedures om de verandering te versterken.

    Misbruik heeft niet alleen negatieve effecten op het fysieke welzijn, maar heeft vaak ook andere consequenties, zoals zelfvernietigend seksueel en agressief gedrag. Schadebeperking is een preventiestrategie die niet ontwikkeld is om een probleem te laten verdwijnen, maar om de schadelijke effecten van het gedrag te verminderen. Terugval preventie is ontwikkeld om de kans op terugval te verminderen. Bij een onthouding overtreding effect raakt de persoon overstuur en geeft hij/zij zichzelf de schuld van een misstap. Hij ziet dit als bewijs dat hij nooit sterk genoeg zal zijn om de verleiding te weerstaan. Dit gevoel van hopeloosheid zorgt ervoor dat mensen een nog grotere kans hebben om alle pogingen om te veranderen overboord te gooien. In veel gevallen heeft dit een complete terugval tot gevolg.

    bron: Psychology: The science of Mind and Behaviour - Holt

    Samenvatting van Why Zebras Don’t Get Ulcers: The Acclaimed Guide to Stress, Stress-Related Diseases, and Coping van Sapolsky

    Samenvatting van Why Zebras Don’t Get Ulcers: The Acclaimed Guide to Stress, Stress-Related Diseases, and Coping van Sapolsky

    Study guide with Why Zebras Don’t Get Ulcers: The Acclaimed Guide to Stress, Stress-Related Diseases, and Coping by Sapolsky

    Online summaries and study assistance with Why Zebras Don’t Get Ulcers on joho.org

    More summaries and study assistance with Why Zebras Don’t Get Ulcers on worldsupporter.org

    Table of content (Inhoudsopgave)

    • Hoofdstuk 1 -  Welke basisprincipes van het menselijk functioneren zijn belangrijk?
    • Hoofdstuk 2 - Wat gebeurt er in het lichaam tijdens stress?
    • Hoofdstuk 3 - Hoe reageert het hart op stress?
    • Hoofdstuk 4 - Wat is het effect van stress op diabetes en het metabolisme?
    • Hoofdstuk 5 - Wat is de relatie tussen stress, eetlust en maagzweren?
    • Hoofdstuk 6 - Hoe beïnvloedt stress de groei?
    • Hoofdstuk 7 - Hoe beïnvloedt stress de voortplanting?
    • Hoofdstuk 8 -  Welk verband houden stress, het immuunsysteem en ziekten?
    • Hoofdstuk 9 -  Welke invloed heeft stress op de pijnperceptie?
    • Hoofdstuk 10 -  Hoe werkt het geheugen onder invloed van stress?
    • Hoofdstuk 11 - Hoe wordt de nachtrust beïnvloed door stress?
    • Hoofdstuk 12 -  Hoe beïnvloeden stress, veroudering en sterfte elkaar?
    • Hoofdstuk 13 -  Wat wordt verstaan onder psychologische stress?
    • Hoofdstuk 14 - Op welke manier kan stress depressie veroorzaken, en vice versa?
    • Hoofdstuk 15 - Wat hebben persoonlijkheid, temperament en stress met elkaar te maken?
    • Hoofdstuk 16 - Hoe ziet plezier er biologisch uit en hoe heeft stress hier invloed op?
    • Hoofdstuk 17 -  Wat is het verband tussen ziekte, rang en armoede?
    • Hoofdstuk 18 - Op welke manieren kan omgegaan worden met stress?

    Related content on joho.org

    Stabiliteit versus stress: ga actief om met je negatieve emoties

    Stabiliteit versus stress: ga actief om met je negatieve emoties

    Stress voorkomen, met spanning omgaan en je stabiliteit te versterken Angst overwinnen - Burnout bestrijden - Drukte dimmen - Emotie erkennen - Evenwichtigheid versterken - Relaxed reageren - Spanning positief inzetten Inhoud: o.a. Wat is stress, wat is gestresst zijn, en wat is stressbestendigheid? Wat is stabiliteit en wat betekent je mentaal stabiel en in balans voelen? Wat houdt instabiliteit...... lees verder op de pagina
    Angst en angsten: uitgelichte boek- en chaptersamenvattingen

    Angst en angsten: uitgelichte boek- en chaptersamenvattingen

    Hoe ontstaat angst of een fobie?

    Hoe ontstaat angst of een fobie?


    Wat is de conditioneringstheorie van angst?

    Volgens de conditioneringstheorie zijn angsten niet aangeboren, maar worden deze verkregen door middel van conditionering. Neutrale stimuli kunnen onder bepaalde omstandigheden geconditioneerde angststimuli worden. De intensiteit van de angst wordt bepaald door hoe vaak de associatie tussen een stimulus en een angstopwekkend object voorkomt en de intensiteit van de angst of pijn die door iemand wordt ervaren. Stimuli die lijken op de geconditioneerde stimulus kunnen ook als angstopwekkend worden ervaren. Dit worden secundaire geconditioneerde stimuli genoemd. Een object of situatie die angst opwekken zullen tegelijkertijd ook motivatie gedrag oproepen om de angst te verminderen, zoals vlucht- of vermijdingsgedrag.

    Wolpe’s bijdrage aan angst conditionering hield geen rekening met individuele verschillen van kwetsbaarheid, Eysenck’s theorie wel. Volgens Eysenck zijn neurotische introverten makkelijker conditioneerbaar en zullen zij daarom eerder excessieve angsten ontwikkelen.

    De rol van conditionering bij angst werd ondersteund door zes bronnen:

    1. Onderzoek bij dieren

    2. Angststoornissen bij soldaten, zoals PTSS

    3. Experimenten met kinderen

    4. Klinische observaties: de meeste mensen met een fobie kunnen zich nog precies het moment (traumatische ervaring) herinneren waarop hun fobie begon te ontstaan

    5. Observaties van aversietherapie: mensen met een alcoholprobleem krijgen een middel toegediend dat als ze alcohol drinken dit misselijkheid oproept. Hierdoor ontstaat een associatie tussen alcohol en misselijkheid, waardoor mensen minder snel alcohol zullen drinken

    6. Effecten van traumatische stimulatie, zoals het toedienen van injecties die de ademhaling bemoeilijken

    Er is echter ook gebleken dat sommige angsten zich ontwikkelen in afwezigheid van een conditioneringsproces, zoals de angst voor slangen die mensen hebben in een gebied waar geen slangen voorkomen. Op de conditioneringstheorie zijn een aantal kritieken. De belangrijkste acht worden hieronder genoemd:

    1. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd verwacht dat er tijdens een luchtaanval onder de bevolking grote paniek zou uitbreken. In de praktijk bleek dat echter wel mee te vallen, het blootstaan aan herhaaldelijke luchtaanvallen zorgden niet voor een toename van psychische stoornissen. Korte angstreacties werden wel veelvuldig waargenomen, maar slechts enkele mensen ontwikkelden een fobie. In tegenstelling tot wat de conditioneringstheorie beweerd is er dus niet altijd sprake van een direct verband tussen een traumatische gebeurtenis en geconditioneerde angst, want niet iedereen ervaart een langdurige angstreactie na een traumatische gebeurtenis.

    2. Het is moeilijk om stabiele geconditioneerde angstreacties op te wekken bij mensen, zelfs onder experimentele condities.

    3. Op basis van de theorie zou je verwachten dat alle stimuli een even grote kans hebben op het veroorzaken van angst, terwijl sommige stimuli bij meer mensen angst opwekken dan andere.

    4. Zo hebben meer mensen last van vliegangst dan angst om op de fiets te stappen. Niet alle stimuli is daarmee even geschikt om geconditioneerd te worden.

    5. De verdeling van angsten in de populatie is niet gelijk. Op basis van de conditioneringstheorie zou je echter verwachten dat iedereen een gelijke kans heeft om een angst te verkrijgen.

    6. Sommige mensen met een fobie hebben deze fobie niet verkregen door een traumatische gebeurtenis, de angst is dus niet geconditioneerd. Volgens een analyse uitgevoerd door Ost in 1985 is slechts 65% van de fobieën verkregen door conditionering.

    7. Angsten kunnen ook worden aangeleerd door observaties door kinderen. In een experiment werden kleuters blootgesteld aan plastic spinnen en slangen die werden gecombineerd met een bepaalde gezichtsuitdrukking van de moeder (positief, negatief of neutraal). Uit dit experiment bleek dat er een sterk verband is tussen de gezichtsuitdrukking van de moeder en de angst die de kinderen ontwikkelen voor de plastic spinnen en slangen.

    8. Angsten kunnen worden verkregen door verbale informatie van anderen.

    9. Angst kan zelfs ontstaan als de stimulus wordt gegeven, er dan een tijdje niks gebeurd en de angst dan pas later komt. Zoals bij het eten van verkeerd voedsel, eerst merk je niks, en pas later wordt je er ziek van.

    Na alle kritieken geloven sommige wetenschappers dat mensen gepredisponeerd zijn om sommige angsten te verkrijgen. Zij gaan er dus vanuit dat sommige angsten aangeboren zijn en niet worden verkregen door middel van bijvoorbeeld conditionering. Dit wordt ondersteund door het feit dat sommige angsten veel vaker voorkomen dan anderen, zoals angst voor slangen: zelfs onder mensen die in een gebied wonen waar geen slangen voorkomen. Er wordt gedacht dat deze angsten gepredisponeerd zijn omdat ze belangrijk zijn te overleven.

    Ook met deze visie blijft het lastig te verklaren dat de verdeling van angsten binnen de populatie niet normaal is. Binnen deze visie zijn hier twee verklaringen voor. De eerste is dat predispositie genetisch is bepaald en dat daarom sommige mensen dit wel en andere dit niet hebben. Een andere verklaring is dat de predisposities door levenservaringen worden aangepast.

    Wat is neo-conditioneren?

    De traditionele benadering dat er sprake moet zijn van een directe opvolging in tijd tussen een geconditioneerde stimulus (CS) en een ongeconditioneerde stimulus (US) voor het conditioneringsproces is niet juist. Geconditioneerde reacties kunnen zelfs voorkomen wanneer de CS en US in tijd gescheiden zijn. Één gebeurtenis is genoeg om een langdurige geconditioneerde afkeer op te wekken, ook al komt deze negatieve stimulus minuten of uren na de eerste stimulus, bijvoorbeeld: een hond krijgt te eten, en uren later wordt de hond ziek, deze zal het voedsel dat hij eerder voorgeschoteld kreeg niet meer willen eten. Dit wordt ook wel non-contiguous conditioning genoemd. Het besef dat geconditioneerde processen niet altijd hoeven plaats te vinden komt door onderzoek over blocking effecten en de consequenties van willekeurige controle. Een stimulus zal niet geconditioneerd worden (CS) zelfs al wordt het herhaaldelijk aan de persoon getoond voor de ongeconditioneerde stimulus (US), als de persoon er geen waarde aan hecht.

    Als de US gebeurtenis al wordt voorspeld door een andere stimulus, zal er ook geen conditionering plaats vinden. De CS blokkeert de mogelijkheid tot ontwikkeling van een tweede CS. Bijvoorbeeld: als de schok voorspeld wordt door een toon (CS) waarna een visuele stimulus (CS) optreedt, zal de visuele stimulus geen voorspellende waarde hebben, en dus ook geen geconditioneerde response vertonen. De eerste CS is voldoende om conditionering op te laten treden. Tenzij de tweede stimulus een betere voorspeller is dan de eerste.

    Willekeurig toedienen van een stimulus zal ook geen conditionering teweeg brengen. Bijvoorbeeld, als een schok soms wordt toegediend na het horen van een bel en soms zonder het horen van de bel zal er geen conditionering optreden.

    Een andere verandering ten opzichte van het klassieke conditionering, is dat men ervan uit gaat dat niet elke stimulus een even grote kans heeft om geconditioneerd te worden. Sommige stimuli zijn dus makkelijke om te zetten in een geconditioneerd signaal dan anderen. Bijvoorbeeld, geen mens zal angst hebben voor hondenriemen, hoewel bijna elke hond er een draagt. De ervaring met een bepaalde stimulus beïnvloedt ook het gemak waarmee een stimulus geconditioneerd kan worden. Als er bijvoorbeeld al honderden positieve ervaringen zijn geweest met honden, zal iemand bij een negatieve ervaring waarschijnlijk geen angst voor honden conditioneren. Verder is er aangetoond dat dieren niet alleen angst kunnen ontwikkelen voor een stimulus, maar ook voor connecties tussen verschillende stimuli. Conditionering kan voorkomen als de stimuli elkaar opvolgen in de tijd, als ook voor abstracte stimuli.

    De conditioneringstheorieën kunnen deels verklaren hoe angst veroorzaakt wordt, maar toch heeft deze theorie nog geen verklaring voor het feit dat angst kan bestaan voor stimuli die nog nooit tegengekomen zijn.

    Wat voor specifieke fobieën kan je onderscheiden?

    Specifieke fobieën kunnen worden onderverdeeld in drie groepen:

    1. Sociale fobieën

    2. Fobieën voor dieren

    3. Letsel/Ziekte fobieën (inclusief angst voor verstikking).

    Een angst kan pas gezien worden als een fobie als het zeer ernstig, blijvend, en maladaptief is. Hoewel de scheidslijn tussen ernstige angsten en fobieën niet erg helder is. Maar weinig mensen met een fobie zoeken hier hulp voor. Tijdens de laatste 30 jaar zijn er efficiënte methoden ontwikkeld om deze mensen te helpen. Een van de eerste technieken desensitisatie werd ontwikkeld door Wolpe, en houdt in dat de patiënt herhaaldelijk geconfronteerd wordt met de angstwekkende stimulus in een gecontroleerde manier, terwijl de patiënt kalm wordt gehouden. Deze confrontaties kunnen in de werkelijkheid zijn, dit heet in vivo, of met ingebeelde representaties van de stimulus. In navolging van in vivo bestaat er inmiddels ook een techniek waarbij situaties uit het dagelijks leven zo goed mogelijk worden nagebootst, door onder meer computers. Dit helpt vooral bij angsten als vliegangst en hoogtevrees.

    Therapeutic modeling, waarbij de patiënt aangemoedigd wordt om het benaderingsgedrag van de therapeut na te doen, is ook een geliefde methode. Volgens de laatste statistieken zijn er maar zes sessies nodig om iemand van een fobie af te helpen. In sommige gevallen zijn cognitieve methode ook nuttig, vooral bij de behandeling van claustrofobie. Medicatie schijnt niet te helpen bij de behandeling van fobieën. Verklaringen voor de positieve uitkomsten van de behandel methodes zijn inhibitie, gewenning en uitdoving.

    Bron: Anxiety van Rachman

    Wat is angst en angstig zijn?

    Wat is angst en angstig zijn?

    Wat is angst?

    • Angst bestaat uit een subjectief gevoel van bang zijn of angstig zijn en fysiologische reacties, zoals versnelde hartslag en ademhaling, verhoogde bloeddruk en hormonale veranderingen. Het lichaam vertoont een fight-or-flight respons. Dit is dat het lichaam zich klaarmaakt om te vechten of te vluchten.
    • Gevoelens van angst zijn functioneel en adaptief omdat ze beschermend zijn. Angst zorgt voor een grotere overlevingskans.
    • Angst is een dimensie, dus het is lastig om een grens te trekken tussen normale en pathologische angst.
    • Pathologische angst wordt beoordeeld op intensiteit, soort gedrag, de duur en de aard van de uitlokkende gebeurtenis.

    Wat is bang zijn?

    • Bang zijn (fear) wil zeggen dat je een specifieke emotionele reactie ervaart op een identificeerbaar object, zoals een slang of een spin (vergelijkbaar met een reactie in een noodsituatie). Het is een zeer intense reactie waardoor je in één keer wakker geschud wordt.
    • Vaak gaat de bangheid weg wanneer het gevaar geweken is. Het bang zijn kan dus gecontroleerd worden.
    • Bangheid kan rationeel of irrationeel van aard zijn. De waargenomen oorzaak van het bang zijn kan juist, of verkeerd ingeschat worden of juist ingeschat maar verkeerd geïnterpreteerd. Een intense, irrationele bangheid wordt ook wel een fobie genoemd.

    Wat is angstig zijn?

    • Angstig zijn (anxiety) wil zeggen dat je moeite hebt met het identificeren van datgene wat de angst veroorzaakt, waardoor je moeite heeft met het beheersen van de emotie.
    • Het optreden van angst is vaak onvoorspelbaar. Het lijkt wel alsof de angst steeds op de achtergrond is en op elk moment ineens kan intreden. Angstig zijn is een staat van constante verhoogde waakzaamheid en niet een reactie op acute nood. Angstig zijn wordt ook wel gedefinieerd als een spanning voor een gebeurtenis die nog moet komen. Deze gebeurtenis wordt als dreigend ervaren, maar heeft nog geen vaste vorm, zoals bij bangheid wel het geval is.
    • Met angstig zijn kunnen mensen vaak moeilijker omgaan, omdat het als onvoorspelbaar en oncontroleerbaar wordt ervaren en het een vasthoudend karakter heeft.

    Wat is het verschil tussen bang zijn en angstig zijn?

    Bangheid en bang zijn heeft drie componenten waarmee het te onderscheiden valt van angstig zijn:

    • de subjectieve ervaring van dreiging,
    • de fysiologische reacties op deze dreiging (trillen, zweten, en hartkloppingen),
    • bepaalde gedragingen om de bedreigende situatie te vermijden of zo snel mogelijk te verlaten, of om het gevoel van vrees kwijt te raken.
    Wat zijn de theorieën over het ontstaan van angst?
    Welke factoren hebben invloed op het ervaren van angst?

    Welke factoren hebben invloed op het ervaren van angst?

    Er zijn veel verschillende factoren die meespelen bij de vraag of er door iemand angst wordt ervaren. De ene persoon een situatie als heel bedreigend ervaren, terwijl een ander dit helemaal niet zo voelt. Het ervaren van angst kan daarom beter beschreven worden als een proces, dan als een categorische gebeurtenis (je hebt het of je hebt het niet).


    Er zijn veel verschillende factoren die meespelen bij de vraag of er door iemand angst wordt ervaren. De ene persoon een situatie als heel bedreigend ervaren, terwijl een ander dit helemaal niet zo voelt. Het ervaren van angst kan daarom beter beschreven worden als een proces, dan als een categorische gebeurtenis (je hebt het of je hebt het niet).

    Wat is verhoogde waakzaamheid?

    Angstige mensen hebben vaak een verhoogde waakzaamheid (hypervigilance) wanneer zij in een nieuwe of mogelijke bedreigende situatie komen. Deze verhoogde waakzaamheid uit zich in het scannen van de omgeving op zoek naar een potentiële dreiging. Wanneer deze gevonden is wordt de volledige aandacht van een persoon naar deze mogelijke dreiging toegetrokken. De informatie die een persoon ontvangt wordt beoordeeld. Hieruit kunnen twee conclusies komen: veilig of gevaar. Bij het signaal veilig zal iemand verder gaan met waar hij of zij voor het opmerken van de potentiële dreiging mee bezig was. Bij de conclusie dat iets gevaarlijk is zal iemand echter angstig worden en vermijdingsverdrag gaan vertonen. In sommige situaties reageren mensen op signalen die ze niet bewust waarnemen.

    Het ervaren van angst is van nature een reactie die mensen ervaren bij onbekende of bedreigende situaties en draagt in zoverre bij aan de overlevingskans van het individu. Hoe kan het dan dat dit natuurlijke proces bij sommige mensen uit de hand loopt?

    Wat voor een rol speelt kwetsbaarheid?

    Er zijn veel individuele verschillen in het detecteren van bedreiging, en dat is ook een reden waarom mensen zo verschillen in hun kwetsbaarheid voor het ervaren van angst. Het lijkt er ook op dat sommige mensen naast de biologische determinant van kwetsbaarheid (het temperament waarmee iemand geboren is, meestal introvert en neurotisch), ook cognitief kwetsbaarder zijn. Mensen zijn geprimed om bedreigende tekens/signalen te detecteren door hun eigen ervaringen en gedachten. Ze zijn al voordat ze in de potentieel bedreigende situatie komen voorbereid door herinneringen aan eerdere pech of angst, welke gecombineerd worden met huidige overtuigingen over gevaar. De cognitieve kwetsbaarheid lijkt verschillen in waakzaamheid, het verzamelen en gebruiken van informatie, perceptuele processen, aandacht en beoordelingsvermogen te omvatten.

    Wat zijn state en trait anxiety?

    State anxiety is een angst die opkomt bij een waargenomen dreiging en neemt weer af zodra de dreiging weg is. Trait anxiety daarentegen omschrijft de groep mensen die sneller angstig reageren. Deze mensen verschillen in de manier waarop ze de wereld zien en reageren op wat ze zien van mensen die geen last hebben van trait anxiety. Hoe hoger de trait anxiety, hoe waarschijnlijker het is dat de persoon (intensere) anxiety zal ondervinden bij veel situaties. Volgens Spielberger is trait anxiety een latente dispositie van anxiety. Spielberger (die het onderscheid tussen state en trait anxiety voor het eerst maakte) ontwikkelde een zelfrapportage om deze twee vormen van angst te meten, namelijk de State-Trait Anxiety Inventory (STAI). Lage scores duiden kalmte en beheersing aan, hoge scores duiden op intense bezorgdheid en angst.

    Ondanks de vele mankementen van deze methode (vooral op psychometrisch gebied), wordt het vaak gebruikt omdat het makkelijk in het gebruik is. Deze methode wordt vaak gebruikt om verschillen in de mate van angst te meten tijdens medische of chirurgische processen

    Wat is anxiety sensitivity?

    Onder anxiety sensitivity wordt de angst omschreven die voortkomt uit het verkeerd interpreteren van lichamelijke sensaties. Deze sensaties worden als schadelijk geïnterpreteerd, iemand die ineens zijn eigen hart voelt kloppen kan bijvoorbeeld denken dat hij een hartaanval krijgt. Deze gevoeligheid voor het verkeerd interpreteren van lichamelijke sensaties kan gemeten worden met de Anxiety Sensitivity Index (ASI) van Reiss. Dit is een zelf rapportage methode welke factoren analyseert zoals temperament, misinterpretatie en niveaus van arousal. Uit onderzoek met de ASI bleek dat bijna alle mensen met een angststoornis hoog scoren op deze test. Dit kwam vooral naar voren bij mensen met een paniekstoornis.

    Angstgevoeligheid wordt vaak vergeleken met trait anxiety, hoewel het volgens McNally twee verschillende betekenissen heeft. Angstgevoeligheid betekent de specifieke gevoeligheid voor de eigen lichaamsprocessen, terwijl trait anxiety een algemene angst is voor potentiële bedreigingen. Volgens Taylor is angstgevoeligheid een van de drie factoren die leidt tot trait anxiety. Angstgevoeligheid, ziekte/ letsel gevoeligheid, en angst voor negatieve evaluaties dragen allemaal bij aan de algemene trait anxiety.

    Wat is hypervigilance (waakzaamheid)?

    Eysenck heeft veel onderzoek naar de hierboven eerder genoemde waakzaamheid gedaan, en hij beschrijft het als een reactie op een potentiële bedreiging en als een component van cognitieve kwetsbaarheid voor angst. Mensen die een verhoogde predispositie hebben voor angst uiten deze verhoogde waakzaamheid op vier manieren:

    • het veelvuldig scannen van de omgeving op zoek naar potentiële bedreiging, gepaard gaand met veel en snelle oogbewegingen.

    • een neiging om selectief te zoeken naar bedreigende in plaats van neutrale situaties of stimuli.

    • een verbreding van de aandacht voorafgaand aan de detectie van een bedreigende stimulus.

    • een versmalling van de aandacht wanneer een potentieel bedreigende stimulus wordt verwerkt.

    Verhoogde waakzaamheid is een kwetsbaarheidsfactor voor angststoornissen en is zowel te zien in de klinische populatie en de niet-klinische groep die hoog scoort op trait anxiety. Het komt vooral duidelijk naar voren tijdens stressvolle situaties. Selectieve aandacht is een component van hypervigilance, en heeft veel te maken met het scannen van de omgeving naar een potentiële bedreigende stimulus. Sommige mensen zijn zo bang dat een bepaalde stimulus zich laat zien, dat zij continu de omgeving scannen op zoek naar deze stimulus. Alles wat er maar een beetje op lijkt zullen zij verdacht vinden en dit willen ontwijken.

    Iemand die heel erg bang is voor spinnen zal bijvoorbeeld opschrikken bij iedere zwarte vlek op de grond of op een muur. Deze aandachtsprocessen hebben een beperkte capaciteit. Dit betekent dat als de aandacht ergens op gericht is, er geen aandacht meer is voor andere stimuli in de omgeving.

    Bij mensen die extreem of langdurig angstig zijn kan het lijken alsof zij volledig op zichzelf gericht zijn. Het versmallen van de aandacht leidt de aandacht weg van andere taken, waardoor mensen zich vaak niet op hun werk of andere dingen kunnen concentreren. Een ander nadeel van het gebruik van de selectieve aandacht, de constante waakzaamheid, en de poging tot constante concentratie is dat dit kan leiden tot vermoeidheid. In het kort zijn de consequenties van constante waakzaamheid: geen aandacht meer hebben voor andere mensen/stimuli, een verminderde concentratie en vermoeidheid.

    Stimuli kunnen juist en onjuist geïnterpreteerd worden. Onjuiste interpretatie kan bestaan uit het overdrijven van de mogelijkheid van een negatieve gebeurtenis of een overschatting van de ernst van een bepaalde situatie.

    Bron: Anxiety van Rachman

    Welke psychologische, angst en paniekstoornissen zijn er?

    Welke psychologische, angst en paniekstoornissen zijn er?


    Wat is een psychologische stoornis?

    Een psychologische stoornis wordt gedefinieerd als een syndroom, gekenmerkt door een klinisch significante verstoring van cognitie, emotieregulatie of gedrag, dat een reflectie is van een disfunctie in de psychologische, biologische of ontwikkelingsprocessen die ten grondslag liggen aan mentaal functioneren. Het onderzoek naar psychologische stoornissen wordt abnormale psychologie genoemd. Volgens de statistische definitie van abnormaliteit is gedrag dat de meeste mensen vertonen normaal, terwijl gedragingen van een minderheid van de mensen abnormaal zijn. Het voordeel van deze benadering is dat het duidelijk is wat abnormaal gedrag is. Een puur statistische benadering heeft echter een aantal nadelen. Allereerst impliceert het een culturele specificiteit. Omdat het gedrag van mensen uit verschillende culturen verschilt, kan een puur statistische benadering ertoe leiden dat een psychologische stoornis in verschillende culturen verschillend wordt gedefinieerd. Daarnaast omvat een statistische definitie niet het ongemak dat vaak gepaard gaat met een psychologische stoornis. Een andere benadering stelt dat abnormaal gedrag afwijkend is van een ideale manier van gedragen. Dit omvat ook het ongemak van abnormaal gedrag, maar leidt alsnog tot cross-culturele verschillen in het definiëren van verstoord gedrag. Bovendien is het onmogelijk om consensus te bereiken over wat ideaal gedrag is. Een manier om consensus te bereiken, is door gedrag dat schadelijk is voor de persoon zelf of anderen te beschouwen als niet ideaal. De beste aspecten van iedere benadering kunnen gecombineerd worden om een formele definitie van abnormaal gedrag te geven: abnormaal gedrag is ongebruikelijk, veroorzaakt ongemak en is schadelijk voor de persoon zelf of anderen. Het is om een aantal redenen onbekend hoeveel mensen psychologische stoornissen hebben. Zo kan iemand gediagnosticeerd zijn met comorbide stoornissen (meerdere stoornissen tegelijk), waardoor het optellen van de prevalenties van ieder type stoornis geen oplossing biedt. Daarnaast kan naar verschillende tijdsframes worden gekeken, bijvoorbeeld naar hoeveel mensen het afgelopen jaar een psychologische stoornis hadden of hoeveel mensen ooit in hun leven een psychologische stoornis hebben gehad.

    Hoe wordt een psychologische stoornis gediagnosticeerd?

    Om de consistentie in het diagnosticeren van psychologische stoornissen te verbeteren, maakt men vaak gebruik van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM). Een ander veelgebruikt classificatiesysteem is de International Statistical Classification of Diseases and Related Health Problems (ICD). Hoewel de DSM het standaard classificatiesysteem is, bestaat hier kritiek op. Zo stellen critici dat bepaalde normale gedragingen door het systeem gecategoriseerd worden als abnormaal.

    Hoe wordt er vanuit de psychologische perspectieven gekekn naar stoornissen?

    Een integratie van meerdere psychologische perspectieven is nuttig bij het onderzoeken van de mogelijke oorzaken van abnormaal gedrag. Hoe meer inzicht er is in de causale factoren die tot een psychologische stoornis leiden, hoe beter dit is voor de ontwikkeling van effectieve behandelingen.

    Welke stoornissen beginnen in de kindertijd?

    Veel stoornissen hebben hun oorsprong in de kindertijd, maar worden meestal in de adolescentie of volwassenheid gediagnosticeerd. Er zijn echter ook stoornissen, die meestal in de kindertijd worden gediagnosticeerd en vaak gedurende het hele leven aanwezig blijven. Deze worden neuro-ontwikkelingsstoornissen genoemd. Twee neuro-ontwikkelingsstoornissen zijn autismespectrumstoornissen (ASS) en attention deficit hyperactivity disorder (ADHD).

    Autismespectrumstoornissen

    De observaties van Kanner (1943) vormen de basis van de huidige diagnostieke criteria voor ASS. ASS representeert een spectrum, omdat er veel verschillende problemen zijn die qua ernst per individu verschillen. In de laatste twee decenia is het aantal mensen met ASS sterk toegenomen; ongeveer 1 kind van de 68 wordt hiermee gediagnosticeerd. Het aantal jongens dat ASS heeft is aanzienlijk hoger dan het aantal meisjes: 1 op de 42 tegen 1 op de 189. Onbekend is of de toename van het aantal mensen met ASS een gevolg is van van het veranderen van de criteria en het bewust zijn van de stoornis of dat de stoornis simpelweg vaker voorkomt.

    De stoornis heeft als belangrijkste kenmerk dat er problemen zijn met de sociale wereld. Kinderen maken vaak geen oogcontact en vinden wederkerige spelletjes niet leuk. Onderzoekers geloven dat deze kinderen geen normale theory of mind ontwikkelen en daardoor met ASS gediagnosticeerd worden. Individuen met ASS houden niet van veranderingen in hun omgevingen en waarderen herhalend routine gedrag.

    Oorzaken van ASS

    Familie- en tweelingstudies bieden sterk bewijs dat ASS beïnvloed wordt door genetica. Waarschijnlijk zijn grote aantallen genen betrokken. Ook afwijkingen in de corticale ontwikkeling kunnen een rol spelen bij het veroorzaken van ASS. Zo zijn er structurele afwijkingen gevonden in de amygdala, de hippocampus en het cerebellum. Bovendien speelt het spiegelneuronensysteem mogelijk een rol bij ASS. Ook omgevingsfactoren zijn betrokken bij het ontstaan van ASS. Deze factoren interacteren waarschijnlijk met genetische factoren tijdens de sensitieve perioden van de hersenontwikkeling. De leeftijd van de ouders lijkt een risicofactor te zijn, waarbij de kans op een kind met ASS toeneemt naarmate de ouders ouder zijn. Ook blootstelling aan infecties en bepaalde soorten voeding zijn risicofactoren. Er lijkt geen relatie te zijn met vaccinaties.

    Attention deficit hyperactivity disorder

    Attention deficit hyperactivity disorder (ADHD) omvat zowel onoplettendheid als hyperactiviteit. Sommige individuen vertonen enkel onoplettendheid. Het belangrijkste kenmerk van onoplettendheid is het onvermogen tot volgehouden aandacht en taakgericht gedrag. Hyperactiviteit komt tot uiting in een hoge motorische activiteit en moeite met gestructureerde activiteiten. Veel van de gedragingen die kenmerkend zijn voor ADHD worden ook gezien bij kinderen zonder een psychologische stoornis. Ook de prevalentie van ADHD neemt over de tijd heen toe. ADHD wordt minstens twee keer zo vaak gediagnosticeerd bij mannen dan bij vrouwen. Vrouwen worden vaker dan mannen gediagnosticeerd met onoplettendheid zonder hyperactiviteit.

    Oorzaken van ADHD

    Uit familie- en tweelingstudies blijkt dat genetica een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van ADHD. Omgevingsfactoren kunnen met genetische risicofactoren interacteren. Bekende risicofactoren in de omgeving zijn besmetting met lood, een laag geboortegewicht en prenatale blootstelling aan tabak, alcohol en andere drugs. Bij kinderen met ADHD kunnen de frontale kwabben onderactief zijn. Omdat de frontale kwabben actief zijn bij het inhiberen van gedrag, kan een verminderde activiteit in dit hersengebied leiden tot hyperactiviteit en impulsiviteit. De frontale kwabben lijken zich bij kinderen met ADHD bovendien trager te ontwikkelen dan bij kinderen zonder ADHD. Ook de caudate nucleus, onderdeel van de basale ganglia, lijken zich bij kinderen met ADHD vertraagd te ontwikkelen. De hersengebieden die bij ADHD betrokken zijn, worden gekenmerkt door dopamine activiteit. Veel van de medicaties die gebruikt worden om ADHD te behandelen, zoals methylfenidaat (Ritalin), vergroten de activiteit van dopamine. Er bestaan veel mythes over de oorzaken van ADHD. Zo is er geen bewijs voor het idee dat suiker of een slechte opvoeding de oorzaak is van hyperactief gedrag.

    Angststoornis

    Angststoornissen nemen verschillende vormen aan, maar worden altijd gekenmerkt door een onrealistische mate van angst. Angst bestaat uit twee componenten: (1) sterke negatieve emoties, en (2) fysieke spanning vanwege de anticipatie van gevaar. De tweede component zorgt voor het onderscheid tussen angst en bangheid. Als je bang bent, is dit het gevolg van iets dat op dat moment gebeurt, terwijl angst ontstaat als je bezorgd bent over iets dat in de toekomst zou kunnen gebeuren. Bij angststoornissen is er sprake van een overdrijving van wat normaal gesproken een nuttige reactie is. Een normale mate van angst beschermt mensen van risicovol gedrag, maar buitensporige angst kan ervoor zorgen dat een persoon zich terugtrekt van positieve levenservaringen en interpersoonlijke relaties. Angststoornissen verschillen tussen mannen en vrouwen en mensen van verschillende etniciteiten, maar de reden hiervoor is niet duidelijk. Vrouwen worden vaker met een angststoornis gediagnosticeerd dan mannen en in de Verenigde Staten worden blanke mensen vaker met een angststoornis gediagnosticeerd dan Afro-Amerikaanse of Latijns-Amerikaanse mensen.Mensen lijken genetisch kwetsbaar te zijn voor angststoornissen in het algemeen, maar niet voor specifieke soorten angststoornissen. Bewijs voor aanleg voor angst komt al vroeg in het leven tot uiting. Het temperament en de reactiviteit van kinderen kan hen vatbaar maken voor angst. Een angststoornis leidt niet tot een onvermogen om realistisch te denken. Meestal erkennen volwassenen met een angststoornis dat hun angst buitensporig is voor de omstandigheden, maar zijn zij niet in staat om hun angst te controleren. Jonge kinderen met angststoornissen zijn zich er meestal minder bewust van dat hun angst onrealistisch is.

    Specifieke fobieën

    Specifieke fobieën zijn angsten voor objecten of situaties, anders dan bij agorafobie (pleinvrees) of een sociale angststoornis. Voorbeelden van stimuli zijn dieren, fenomenen in de natuur (zoals water), bloed of situaties (zoals vliegen). Het evolutionaire perspectief stelt dat fobieën een overdrijving zijn van een gevoel van waakzaamheid dat in mindere mate nuttig is. De stimuli die angst opwekken, kunnen letsel veroorzaken, zoals slangen. De associaties die bij fobieën ontstaan, kunnen het gevolg zijn van klassieke conditionering. Een stimulus (geconditioneerde stimulus; CS) wordt geassocieerd met een negatieve ervaring (ongeconditioneerde stimulus; UCS) die leidt tot angst (ongeconditoneerde respons; UCR), waardoor de CS ook angst opwekt (geconditioneerde respons; CR). Het is mogelijk dat we biologisch uitgerust zijn om verbanden te leggen tussen bepaalde stimuli en angst. Ook leren kan de ontwikkeling van fobieën beïnvloeden door imitatie en observatie. Cognities hebben invloed op specifieke fobieën.

    Sociale angststoornis

    Een sociale angststoornis wordt gekenmerkt door angst om door anderen beoordeeld en bekritiseerd te worden, met name tijdens spreken in het openbaar en tijdens het ontmoeten van nieuwe mensen. Meestal begint een sociale angststoornis in de adolescentie. Adolescenten ervaren vaak een ‘spotlight effect’: het idee dat anderen hen beoordelen. Als dit effect overdreven wordt, kan dit tot een sociale angststoornis leiden. Culturele variabelen spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van sociale angst. Sociale angst komt vaker voor in collectivistische culturen, waarin de nadruk ligt op schaamte en andermans meningen, dan in individualistische culturen.

    Paniekstoornis

    In de DSM-5 wordt onderscheid gemaakt tussen een enkele paniekaanval, gekenmerkt door intense angst en autonome arousal, en een paniekstoornis, die wordt gekenmerkt door herhaaldelijke paniekaanvallen en de angst voor toekomstige paniekaanvallen. Vrouwen hebben een grotere kans op paniekaanvallen en een paniekstoornis dan mannen. Paniekstoornissen zijn vaak comorbide met een depressie of een ander type angststoornis. Paniekaanvallen beginnen vaak in de adolescentie en jongvolwassenheid. Een paniekaanval duurt vaak ongeveer tien minuten. Gevoelens van intense angst gaan gepaard met zowel fysieke als cognitieve symptomen. Een sterke arousal van het sympathische zenuwstelsel leidt tot een bonzend hart, zweten, trillen, benauwdheid, pijn op de borst, misselijkheid, duizeligheid en flauwvallen. Mensen die deze symptomen ervaren, denken vaak dat ze dood gaan of gek worden. Bij sommigen worden paniekaanvallen opgewekt door stimuli, terwijl het bij anderen vanuit het niets lijkt te komen. Veel mensen die herhaaldelijk een paniekaanval hebben gehad, kunnen agorafobie (pleinvrees) ontwikkelen. Een paniekstoornis kan het gevolg zijn van verstoringen in de hoeveelheid orexines: een stof die wordt uitgescheiden door de hypothalamus en een rol speelt bij waakzaamheid en eetlust. Mensen met een paniekstoornis hebben grotere hoeveelheden orexines dan mensen zonder de stoornis.

    Cognitieve theorieën van paniekaanvallen stellen dat de interpretatie van lichamelijke symptomen kan leiden tot angst en uiteindelijk tot paniek. Uit onderzoek blijkt echter dat paniek niet leidt tot toegenomen niveaus van het stresshormoon cortisol. Dit suggereert dat een paniekaanval meer is dan een reactie op de stress van denken dat je ziek bent of een hartaanval krijgt. Bij mensen met een paniekaanval worden ook sociale invloeden gezien. Veel mensen zijn bang om een vreemde indruk te maken, wat kan leiden tot meer angst en paniekaanvallen. Daarnaast speelt cultuur een belangrijke rol in de interpretatie van paniekaanvallen. Sociale factoren beïnvloeden tevens de ontwikkeling van een paniekstoornis. Een paniekstoornis komt vaker voor bij kinderen die een ouder hebben verloren en bij volwassenen die recentelijk stressvolle gebeurtenissen hebben ervaren.

    De ontwikkeling en ervaring van een paniekstoornis kan het best worden verklaard uit een combinatie van biologische, cognitieve en sociale factoren. Een paniekaanval kan ontstaan als gevolg van een aantal gebeurtenissen: (1) Een persoon met biologische aanleg voor paniek, waarbij het orexinesysteem in het brein mogelijk betrokken is, wordt (2) blootgesteld aan sociale stressoren in de vorm van verlies van een ouder of belangrijke levensstressoren, (3) interpreteert fysieke symptomen van arousal als bedreigend of beschamend, en (4) heeft cognities, die leiden tot paniek die gemoduleerd worden bij de culturele verwachtingen van het individu.

    Agorafobie

    Agorafobie is angst voor open plekken en wordt ook wel pleinvrees genoemd. Agorafobie is vaak een gevolg van een paniekstoornis. Angst kan in een aantal situaties ontstaan, zoals alleen buitenshuis zijn, bij het gebruik van openbaar vervoer of in een menigte staan.

    Gegeneraliseerde angststoornis

    Er is sprake van een gegeneraliseerde angststoornis (GAS) als iemand gedurende zes maanden buitensporige angst en bezorgdheid ervaart, die niet samenhangt met specifieke objecten of situaties. GAS wordt geassocieerd met fysieke klachten en is vaak comorbide met andere angststoornissen, drugsmisbruik en depressie. Er zijn een aantal biologische verklaringen voor GAS. Zo is er bewijs voor genetische aanleg. Ook lijkt het angstcircuit een rol te spelen, waarbij de amygdala betrokken is. Mogelijk reageert dit systeem anders bij mensen met GAS. Ook zijn er verschillende cognitieve modellen van GAS. Zo stellen sommigen dat GAS kan ontstaan als hoog-reactieve kinderen een schema ontwikkelen, dat stelt dat de wereld een gevaarlijke plek is. Een andere cognitieve benadering suggereert dat bezorgdheid een copingstrategie kan worden voor angst. Tot slot zijn er sociale verklaringen van GAS. Mensen met een lagere sociaal-economische status hebben een twee keer zo grote kans om met GAS gediagnosticeerd te worden dan mensen met een hogere SES. Ook verstoringen in sociale verbondenheid door een echtscheiding, separatie, overlijden van een echtgenoot of baanverlies wordt geassocieerd met een grotere kans op GAS. Als het biologische, cognitieve en sociale perspectief geïntegreerd worden, kan voorspeld worden dat GAS het meest voorkomt bij mensen met een hoog-reactief temperament, mogelijk vanwege hun genetische achtergrond, die vervolgens schema’s en andere cognitieve patronen ontwikkelen, die tot veel bezorgdheid leiden. Als deze individuen veel stress ervaren vanwege sociaal-economische factoren of een verstoring van het sociale netwerk, is het risico op het ontwikkelen van GAS nog groter.

    Obsessief-compulsieve stoornis

    Een obsessief-compulsieve stoornis (OCS) wordt gekenmerkt door indringende gedachten (obsessief) en/of de behoefte om repetitief, ritualistisch gedrag uit te voeren (compulsies). Obsessies worden onderscheiden van alledaagse zorgen, die zich meestal op problemen in het echte leven richten. Veelvoorkomende obsessies zijn zorgen om besmetting, ordening, ongepaste impulsen en seksuele verbeelding. Compulsies hebben tot doel om de angst te verminderen, die het gevolg is van obsessies of een andere bevreesde gebeurtenis. Iemand die een obsessie heeft voor besmetting, kan zijn/haar handen honderden keren per dag wassen. OCS heeft een sterke genetische component. Ook kunnen symptomen van OCS ontstaan als gevolg van een hoofdtrauma, een hersenontsteking en epilepsie. Geboortecomplicaties en streptokokkeninfecties vergroten de kans op het ontwikkelen van OCS. Bij mensen met OCS zijn meerdere hersenstructuren actiever dan bij mensen zonder OCS. Daarnaast lijkt er bij hen sprake te zijn van een verminderde serotonine activiteit. Leerverklaringen voor OCS richten zich op de bekrachtigende aspecten van compulsies. Als bijvoorbeeld het wassen van de handen leidt tot minder angst, neemt de frequentie van dit gedrag toe tot het punt waarop het als abnormaal wordt beschouwd. Cultuur speelt een rol bij de prevalentie van OCS en het type obsessies en compulsies dat veel voorkomt.

    Stoornis in de lichaamsbeleving

    Een stoornis in de lichaamsbeleving (body dysmorphic disorder; BDD) wordt gekenmerkt door de onrealistische perceptie van fysieke tekortkomingen. Veel mensen met BDD ondergaan vele cosmetische operaties. Anderen proberen hun lichaam te veranderen door bijvoorbeeld te trainen. Bij BDD speelt erfelijkheid een grote rol. Daarnaast lijkt hun visuele perceptie van subtiele gezichtsverstoringen veel beter te zijn dan bij mensen zonder BDD, waardoor zij tekortkomingen zien, die anderen niet zien.

    Posttraumatische stressstoornis

    Een posttraumatische stressstoornis (PTSS) is het gevolg van het ervaren van een trauma. De symptomen omvatten overdreven waakzaamheid, vermijden van stimuli die worden geassocieerd met het trauma, emotionele verdoving en opnieuw ervaren (repetitieve, indringende gedachten, flashbacks en dromen over de traumatische gebeurtenis). Kinderen met PTSS zijn vaak geneigd de traumatische gebeurtenis na te spelen. Kinderen lijken een grotere kans te hebben op het ontwikkelen van PTSS na een traumatische gebeurtenis dan volwassenen. Biologische verklaringen van PTSS richten zich op de hippocampus, die een rol speelt bij het vormen van herinneringen. PTSS hangt samen met een kleinere hippocampus. Daarnaast hebben mensen met PTSS vaak een verminderde benzodiazepine activiteit in de frontale cortex. Daarnaast dragen leren en klassieke conditionering bij aan de symptomen van PTSS. Tot slot spelen sociale en culturele factoren een rol bij de ontwikkeling van PTSS. Een voorbeeld van een sociale risicofactor is weinig sociale steun.

    Dissociatieve stoornissen

    Een dissociatieve stoornis wordt gekenmerkt door verstoringen in de identiteit, het geheugen of het bewustzijn van een persoon. Dissociatieve stoornissen kunnen verschillende vormen aannemen:

    • Dissociatieve amnesie: een persoon vergeet belangrijke informatie over specifieke gebeurtenissen, vaak als gevolg van een beangstigende of traumatische gebeurtenis.

    • Dissociatieve fuga: een persoon is verward over de eigen identiteit en combineert het verlies van identiteit met een plotselinge reis en de aanname van een nieuwe identiteit.

    • Depersonalisatie of derealisatie: een persoon heeft sterke gevoelens van onwerkelijkheid over zichzelf of de omgeving. Hij/zij voelt alsof hij/zij zich buiten het eigen lichaam bevindt, maar gelooft niet dat dat echt gebeurt.

    • Dissociatieve identiteitsstoornis: een persoon ervaart twee afzonderlijke persoonlijkheden.

    Somatische symptomen

    Somatische stoornissen worden gekenmerkt door fysieke symptomen zonder onderliggende medische oorzaak. Mensen met een somatische stoornis denken buitensporig veel na over de ernst van hun symptomen en dit gaat gepaard met een hoge mate van angst.

    Persoonlijkheidsstoornissen

    Een persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door problemen in de identiteit, in persoonlijkheidstrekken en in het vaststellen van empathie of intimiteit. Persoonlijkheidsstoornissen kunnen niet gediagnosticeerd worden bij minderjarigen.

    Antisociale persoonlijkheidsstoornis

    Een antisociale persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door een pervasief patroon van veronachtzaming voor en schending van de rechten van anderen. Mensen met deze stoornis houden weinig rekening met sociale regels en gebruiken. Hun gedrag is vaak risicovol en onverantwoordelijk. Een antisociale persoonlijkheidsstoornis heeft een genetische component. Ook vertonen mensen met de stoornis een ander patroon van hersenactiviteit dan mensen zonder de stoornis, wat duidt op een relatief gebrek aan reactie op emoties. Mensen met een antisociale persoonlijkheidsstoornis vertonen bijvoorbeeld minder activiteit in de amygdala, die een rol speelt bij het herkennen van negatieve emoties bij anderen. Daarnaast hangt antisociaal gedrag samen met afwijkingen van de orbitofrontale cortex.

    Borderline persoonlijkheidsstoornis

    Een borderline persoonlijkheidsstoornis wordt gekenmerkt door instabiliteit in interpersoonlijke relaties, zelfbeeld en emoties. Suïcide en automutilatie komen relatief veel voor bij mensen met deze stoornis. Vrouwen worden vaker gediagnosticeerd met een borderline persoonlijkheidsstoornis dan mannen. De stoornis vergroot de kwetsbaarheid voor andere stoornissen, zoals bipolaire stoornis, drugsmisbruik, eetstoornissen en andere persoonlijkheidsstoornissen. Bij de ontwikkeling va een borderline persoonlijkheidsstoornis speelt biologische aanleg vaak een rol. Daarnaast zijn er meerdere omgevingsfactoren die aan de ontwikkeling van de stoornis kunnen bijdragen, zoals een verleden van verlating, verwaarlozing en fysiek en/of seksueel misbruik.

    Narcistische persoonlijkheidsstoornis

    Nacistische persoonlijkheidsstoornis (NPS) wordt gekenmerkd door grootsheidwaanzin, de behoefte aan bewondering en een gebruik aan empathie. Onderzoekers debateren over de vraag of narcisten in twee subtypen op te delen zijn: de grootsheidswaanzinnige en de kwetsbare. Onzeker is hoe het gedrag behorende bij NPS ontwikkelt.

    Stampvragen

    1. Wat is de statistische definitie van abnormaliteit?

    2. Wat zijn twee veelgebruikte systemen bij het classificeren van psychologische stoornissen?

    3. Waarvan kan de toegenomen prevalentie van autismespectrumstoornissen (ASS) het gevolg zijn?

    4. Waardoor wordt ASS gekenmerkt?

    5. Wat is een mogelijke oorzaak van de sociale problemen van mensen met ASS?

    6. Waarvan is de ontwikkeling van ASS waarschijnlijk het gevolg?

    7. Waardoor wordt attention deficit hyperactivity disorder (ADHD) gekenmerkt?

    8. Waarvan is de ontwikkeling van ADHD waarschijnlijk het gevolg?

    9. Waardoor worden angststoornissen gekenmerkt?

    10. Wat is het onderscheid tussen bangheid en angst?

    11. Wat zijn specifieke fobieën?

    12. Waardoor wordt een sociale angststoornis gekenmerkt?

    13. Waardoor wordt een paniekstoornis gekenmerkt?

    14. Wat is een paniekaanval?

    15. Wat is agorafobie?

    16. Wanneer is er sprake van een gegeneraliseerde angststoornis (GAS)?

    17. Waardoor wordt een obsessief-compulsieve stoornis (OCS) gekenmerkt?

    18. Wat is het doel van compulsies?

    19. Waardoor wordt een stoornis in de lichaamsbeleving (body dysmorphic disorder; BDD) gekenmerkt?

    20. Wat zijn de symptomen van een posttraumatische stressstoornis (PTSS)?

    21. Waardoor wordt een dissociatieve stoornis gekenmerkt?

    22. Welke vormen kunnen dissociatieve stoornissen aannemen?

    23. Waardoor worden somatische stoornissen gekenmerkt?

    24. Waardoor wordt een persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt?

    25. Waardoor wordt een antisociale persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt?

    26. Waardoor wordt een borderline persoonlijkheidsstoornis gekenmerkt?

    27.  

    Bronnen en verder lezen

    Study guide with Brain and Behavior Custom UU edition by Kalat and Cacioppo et al. - 2023/2024

    Angst controleren: leren en ontwikkelen

    Welke angst- en stressgerelateerde stoornissen zijn er?

    Welke angst- en stressgerelateerde stoornissen zijn er?

    Het ervaren van angstige gevoelens is normaal in sommige situaties, zoals bij een eerste date. Deze reacties zijn gebaseerd op het evolutionaire aanpassingsvermogen om goed te kunnen presteren onder uitdagende omstandigheden. Maar angst kan vaak zo intens of ongepast zijn bij bepaalde gebeurtenissen of omstandigheden, dat het problematisch is voor het individu, Hieruit kan dan ook een angststoornis ontstaan. Een angststoornis is een psychische stoornis die wordt gekenmerkt door een buitensporige of opgewonden toestand en het gevoel van angst, onzekerheid en bangheid. Als je last hebt van een angststoornis, is de angstrespons:

    • Uit verhouding vergeleken met de dreiging: je reageert vaak angstiger in een bepaalde situatie of gebeurtenis dan hoe de doorsnee bevolking op deze situatie of gebeurtenis zou reageren, bijvoorbeeld bij specifieke fobieën;

    • Een toestand waarin een persoon zich continu bevindt,  de angst kan niet makkelijk worden toegeschreven aan specifieke bedreigingen (algemene angststoornis of paniekstoornis);

    • Ehronisch en kan gepaard gaat met emotionele stress. Het kan zelfs zo erg zijn dat iemands dagelijks leven belemmerd wordt door de stoornis, zodat iemand niet meer in staat is om te werken of een relatie te onderhouden.

    In deze tekst worden de zes angst- en stressgerelateerde stoornissen besproken: specifieke fobieën, sociale fobie, paniekstoornis, gegeneraliseerde angststoornis, obsessief compulsieve stoornis en posttraumatische stressstoornis.


    Hoe ziet angst eruit als comorbide conditie?

    Symptomen van angst komen voor bij verschillende angststoornissen, het is daarom vaak zo dat een persoon aan meerdere angststoornissen tegelijk lijdt. Voorbeelden hiervan zijn:

    • Fysiologische panieksymptomen komen zowel in een paniekstoornis voor als in specifieke fobieën in de reacties op de fobische stimuli;

    • Cognitieve biases die zorgen van selectieve aandacht komen voor in vrijwel alle angststoornissen;

    • De psychologische mechanismen die ten grondslag liggen aan de angststoornissen, zijn bij vrijwel elke stoornis hetzelfde;

    • Bepaalde ervaringen op jonge leeftijd kunnen het risico vergroten op het ontwikkelen van verschillende angstproblemen.

    Welke specifieke fobieën zijn er?

    Een specifieke fobie is een aanhoudende, irrationele angst die wordt geactiveerd door een specifiek object of een specifieke situatie. De fobische stimulus veroorzaakt vaak een enorme angst en paniek, waardoor de persoon vermijdingsstrategieën bedenkt voor een specifieke stimulus. Een dergelijk persoon probeert er dan alles aan te doen om de beangstigende situatie of object uit de weg te gaan. Mensen met een fobie weten vaak dat hun angst irrationeel is, maar hebben sterke fobische gedachten die controle houden over hun angst. Deze gedachten omvatten informatie over waarom de fobie zo eng is en hoe ze moeten reageren als ze ermee in contact komen.

    Behandelingen zijn gebaseerd op het vervangen van deze irrationele gedachten voor rationele gedachten over de stimulus.

    Criteria voor een specifieke fobie, volgens de DSM-5:

    1. Onproportioneel grote angst voor een specifiek object of een specifieke situatie;

    2. De situatie of het object wordt vermeden of getolereerd met een grote mate van angst;

    3. De symptomen kunnen niet verklaard worden door andere psychische stoornissen en zijn minstens zes maanden aanwezig;

    4. De angst leidt tot disfunctioneren in sociale of werkgerelateerde activiteiten.

    Wat is de prevalentie van specifieke fobieën?

    Een groot deel van de populatie (60,2%) ervaart onredelijke angsten, echter zijn deze vaak niet ernstig genoeg om disfunctioneren tot gevolg te hebben. Ongeveer 20% van de volwassenen ervaart op een zeker moment in het leven een specifieke fobie.

    Wat zijn veel voorkomende fobieën?

    De DSM-5 maakt onderscheid tussen vijf subgroepen fobieën:

    1. Dierenfobie;

    2. Natuurlijke omgeving fobie (bijv. angst voor water);

    3. Bloed-injectie-verwonding fobieën (BII);

    4. Situationele fobieën (bijv. angst voor kleine ruimtes);

    5. Overige fobieën.

    Er is bewijs gevonden dat dat als je last hebt van een specifieke fobie in één van deze categorieën, je meer kans hebt om te lijden aan een fobie van één of meer van de andere fobieën in die categorie. Het voorkomen en de angst van fobieën kan ook per cultuur verschillen.

    Hoe ziet de etiologie van de specifieke fobieën eruit?

    Specifieke fobieën werden aan de hand van psychoanalytische aanpak uitgelegd, geleid door Freud en het conditioneringsperspectief ontwikkeld door Watson. Er werd geprobeerd om alle fobieën te verklaren met één theorie. Tegenwoordig wordt echter meer uitgegaan van meerdere theorieën die de verschillende soorten apart verklaren.

    Wat zijn psychoanalytische verklaringen voor specifieke fobieën?

    Freud zag fobieën als een verdediging tegen de angst geproduceerd door onderdrukte id impulsen, en deze angst werd geassocieerd met externe gebeurtenissen of situaties die een symbolisch belang moest hebben voor  dat onderdrukte conflict met het id.

    Wat is de associatie tussen klassieke conditionering en fobieën?

    Fobieën werden vroeger vaak verklaard door klassieke conditionering. Volgens klassieke conditionering zou een fobie zijn aangeleerd door een negatieve (traumatische) ervaring met een bepaalde stimulus. Er bestaat veel kritiek op deze theorie. Zo zijn er mensen met een fobie die geen traumatische gebeurtenis hebben meegemaakt. Daarnaast bestaan er veel mensen die een traumatische gebeurtenis hebben meegemaakt en geen fobie ontwikkelen. Ook zijn fobieën vaak gelimiteerd tot een specifieke groep stimuli, terwijl het in het conditioneringsmodel zo zou moeten zijn dat alle stimuli een gelijke kans hebben om geconditioneerd te worden, maar bepaalde stimuli wekken sneller een angstrespons op (bijvoorbeeld pistolen). Tot slot kan het fenomeen incubatie niet worden toegepast op het conditioneringsmodel. In plaats van het toenemen van angst als men vaker in aanraking komt met de stimuli, stelt het model dat de angst afneemt.

    Wat is de rol van de evolutie?

    Naast psychoanalytische en conditionele verklaringen bestaan er ook evolutionaire verklaringen voor fobieën. Deze stellen dat veel fobieën bestaan uit angst voor een stimulus die levensbedreigend kan zijn, zoals hoogte, bloed of slangen. Het ontwijken van deze stimuli is dus evolutionair bepaald om de kans op overleven te vergroten. Er zijn twee evolutionaire verklaringen:

    • Seligman stelt dat fobieën zijn ontstaan door natuurlijke selectie. Deze benadering wordt ook wel biologische voorbereiding genoemd. Biologische voorbereiding is een theorie die stelt dat we een ingebouwde aanleg hebben om te vrezen voor dingen als slangen, spinnen, hoogten en water, omdat deze levensbedreigend zijn geweest voor onze voorouders.

    • Poulton en Menzies kwamen met het non-associatieve angstacquisitiemodel. Dit model stelt dat iedereen van jongs af aan angsten ontwikkelt voor bepaalde, biologisch relevante stimuli (hoogte, water), nadat enkele ervaringen deze angsten activeren. Deze angsten verdwijnen naarmate je ouder wordt.

    Ook op de evolutionaire verklaring bestaat kritiek. Zo zijn er weinig mensen met een fobie voor wapens of elektriciteit, terwijl hier ook veel mensen aan overlijden. Daarnaast is het niet empirisch te bewijzen dat een van onze voorouders vroeger is bedreigd door een bepaalde stimulus.

    De adaptieve drogreden is het idee dat je altijd wel redenen kunt bedenken waarom een object of situatie gevaarlijk zou kunnen zijn.

    Wat blijkt uit neuro-imaging studies?

    Aan de hand van neuro-imaging studies is gebleken dat de amygdala de belangrijkste structuur van de hersenen is die op angstige prikkels reageert. Deze is gelegen binnen de mediale temporale kwabben.

    Welke verschillende wegen zijn er naar fobieën?

    Tegenwoordig is bekend dat verschillende fobieën door verschillende theorieën verklaard worden. Sommige fobieën, zoals tand- en hondfobieën, worden veroorzaakt door een traumatische ervaring. Andere fobieën ontstaan juist geleidelijk en hebben niet één beginpunt. Sommige fobieën hebben een hoge associatie met de emotie walging, zoals bij spinnenfobieën. Het ziekte-ontwijkingsmodel voor dierfobieën stelt dat iemand dieren ontwijkt om ziekte te vermijden, omdat dieren ziekten bij zich kunnen dragen.

    Hoe ziet de behandeling van specifieke fobieën eruit?

    Het belangrijkste aspect bij het behandelen van fobieën is de blootstelling aan de gevreesde stimulus, dit noemt men exposure therapie. Hierdoor ziet iemand dat het in contact komen met de stimulus geen slechte gevolgen heeft. Een ander belangrijk aspect is het vervangen van de irrationele gedachten voor rationele gedachten. Dit gebeurt door toepassing van cognitieve therapie. Een combinatie van cognitieve en exposure therapie is het meest effectief gebleken voor de behandeling van specifieke fobieën.

    Wat is een sociale angststoornis?

    Een sociale angststoornis of sociale fobie is een ernstige en aanhoudende angst voor sociale situaties of een situatie waarin een prestatie dient te worden geleverd. Mensen met een sociale fobie vermijden situaties waarin ze zich beschamend zouden kunnen gedragen of negatief beoordeeld zouden kunnen worden door anderen.

    De DSM-5 criteria voor een sociale fobie:

    1. Duidelijke angst voor sociale interacties, gekenmerkt door onrust rond het ontvangen van een negatieve beoordeling of onrustig zijn over het geven van aanstoot aan anderen;

    2. Sociale situaties worden vermeden of beleefd met een grote mate van angst;

    3. De angst is ten minste zes maanden lang aanwezig en veroorzaakt significant veel stress en leidt tot disfunctioneren op sociaal of werkgerelateerd gebied;

    4. De angst kan niet worden verklaard door andere psychische stoornissen, drugsgebruik of medicatie.

    Wat is de prevalentie van sociale angststoornissen?

    De levensprevalentie van een sociale fobie ligt tussen de 4% en 13%. De verhouding vrouwen:mannen met de fobie is 3:2. De sociale fobie ontstaat vaak op jonge leeftijd, voor het 18e levensjaar.

    Hoe ziet de etiologie van de sociale fobie eruit?

    Een sociale fobie wordt afzonderlijk beschouwd van specifieke fobieën in de DSM-5, omdat het veel voorkomt en omdat factoren die specifiek zijn voor sociale angst belangrijk zijn in de etiologie van een sociale fobie.

    Wat zijn genetische factoren?

    Uit onderzoek blijkt dat genetische factoren gedeeltelijk meespelen bij het ontstaan van een sociale fobie. Bewijs hiervoor is dat kinderen met een sociale fobie vaker ouders hebben met dezelfde fobie dan kinderen zonder een sociale fobie. Ook tweelingstudies bewijzen dat er een genetische component is. Er zijn specifieke (deels) genetische constructen geïdentificeerd die gerelateerd zijn aan sociale fobie: onderdanigheid, angst, sociale vermijding en behavioural inhibition. Behavioural inhibition is een karakteristiek in kinderen die stil, geïsoleerd en angstig lijken wanneer ze met sociale of nieuwe situaties geconfronteerd worden.

    Wat zijn familiale factoren en ontwikkelingsfactoren?

    Omdat de sociale fobie vaak op jonge leeftijd begint, is er naast genetisch onderzoek ook gekeken naar of factoren in de ontwikkeling, zoals vroege ervaringen, meespelen. Zo hebben kinderen met een introverter temperament een grotere kans op een sociale fobie. Ook de ouder-kind interactie kan een rol spelen. Ouders die minder 'warm' en sociaal zijn en meer controlegericht, kunnen de kans op een sociale fobie bij het kind vergroten.

    Wat zijn cognitieve factoren?

    Er zijn verschillende cognitieve processen die de angst voor sociale situaties in stand houden. Ten eerste heeft iemand met een sociale fobie vaak te maken met een informatieverwerkings- en interpretatiebias. Hierdoor maakt iemand negatieve voorspellingen van gebeurtenissen in de toekomst, waardoor hij deze situaties zal vermijden. Ten tweede beoordeelt iemand met een sociale fobie zichzelf veel strenger dan iemand anders zou doen in dezelfde situatie en vindt hij of zij het lastig om positieve feedback te accepteren. Ten derde zijn er theorieën die beweren dat mensen met een sociale fobie de aandacht in zichzelf keren, dit wordt zelfgerichte aandacht genoemd. Hierdoor kijkt iemand alleen maar naar zijn eigen angstige reacties op de situatie en raakt hij ervan overtuigd dat een ander hem ook zo zal zien. Ten slotte zal iemand met deze fobie zich na een sociale gebeurtenis onderdompelen in negatieve evaluaties en zelfbeoordelingen.

    Hoe ziet de behandeling van sociale fobie eruit?

    Ter behandeling van de symptomen van een sociale fobie worden vooral medicijnen, MAOIs en SSRIs, en cognitieve therapieën (CBT) gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn exposure therapie, sociale-vaardighedentraining en cognitieve herstructurering (het vervangen van irrationele voor rationele gedachten over sociale situaties). De medicijnen hebben een directere werking, maar cognitieve therapie zorgt voor een langer werkend effect van de behandeling.

    Cognitieve therapie bestaat uit verschillende stappen:

    1. Het informeren van de cliënt over instandhoudende factorenen en dat de therapie zich op deze factoren zal richten;

    2. Het manipuleren van veiligheidsgedrag door rollenspellen, waarbij dit gedrag langzaam losgelaten moet worden;

    3. Het trainen van de cliënt om de aandacht weg te houden bij interne reacties en de aandacht extern te focussen;

    4. Het geven van videofeedback;

    5. Het verstrekken van gedragsexperimenten waarin de cliënt de angsten specificeert, waarna getest wordt of deze angsten optreden tijdens rollenspellen;

    6. Problematische verwerking die optreedt na het uitvoeren van de rollenspellen wordt besproken en gemodificeerd met behulp van cognitieve herstructurering.

    Wat houden de paniekstoornis en agorafobie in?

    Een paniekstoornis wordt gekenmerkt door herhaaldelijke aanvallen van paniek of angst. Met paniek wordt een plotselinge oncontroleerbare angst of het gevoel van bangheid bedoeld. Bijna iedereen heeft in zijn leven wel een keer last van een paniekaanval, maar volgens de DSM wordt de diagnose paniekstoornis pas gesteld bij het herhaaldelijk terugkomen van de aanvallen en minstens een maand lang aanhoudende angst voor een nieuwe aanval. De angsten die iemand ervaart bij een paniekstoornis zijn vaak gebaseerd op het idee dat er een achterliggende medische oorzaak is voor de aanvallen. Om dit nare gevoel te voorkomen zorgen deze mensen vaak voor grote veranderingen in hun gedrag en levensstijl.

    DSM-5 criteria voor een paniek aanval:

    Een paniek aanval wordt gekenmerkt door een plotseling gevoel van extreme angst of verdriet, dat afkomstig kan zijn van zowel een rustige of een angstige toestand. Symptomen verergeren in een korte tijd en gaan gepaard met een scala aan sensaties zoals:

    1. Schommelingen in hartfrequentie;

    2. Kortademigheid of pijn op de borst;

    3. Misselijkheid;

    4. Duizeligheid;

    5. Trillen;

    6. De persoon kan vrezen dat ze sterven of gek worden.

    DSM-5 criteria voor de diagnose van een paniekstoornis:

    Het voornaamste criterium voor een paniekstoornis bestaat uit herhaalde paniekaanvallen waarbij ten minste één maand sprake is van:

    1. Zorgen over verdere aanvallen en/of de gevolgen van een paniekaanval, zoals het verlies van controle;

    2. Significante, niet-heilzame verandering van gedrag, bedoeld om verdere aanvallen te voorkomen, zoals het vermijden van triggering situaties.

    Wat is agorafobie?

    Agorafobie is een angst voor een plaats waar het slachtoffer zich niet veilig voelt of zich opgesloten voelt, en gaat gepaard met een de sterke drang om te ontsnappen naar een veilige plaats (bijvoorbeeld thuis). Vaak wordt de neiging om te ontsnappen of om “onveilige” plekken te vermijden geassocieerd met de angst om een paniekaanval te krijgen.

    DSM-5 criteria voor agorafobie:

    1. Duidelijke angst voor situaties waarin de persoon buiten is, in een groep, in een open ruimte of in publieke ruimtes zoals winkels, bioscopen of bussen;

    2. Situaties worden vermeden of ervaren met een grote mate van angst dat er geen hulp beschikbaar is of dat paniek zal ontstaan;

    3. De persoon ervaart in minstens twee verschillende situaties symptomen van angst of vermijding voor minstens zes maanden;

    4. De angst veroorzaakt disfunctioneren in sociale en werkgerelateerde activiteiten en kan niet verklaard worden door andere psychische stoornissen of medische condities.

    Wat zijn de prevalenties van een paniekstoornis en agorafobie?

    De 12-maanden prevalentie van een paniekstoornis ligt tussen de 1,5% en 3% en van agorafobie tussen de 0,4% en 3%. Beide ontstaan vaak in de adolescentie of jongvolwassenheid. Paniekaanvallen kunnen voorkomen in verschillende angststoornissen, maar een paniekstoornis wordt gekarakteriseerd door terugkomende oncontroleerbare paniekaanvallen, waarbij een belangrijk aspect van het probleem is dat een individu bang is voor het hebben van paniekaanvallen.

    Hoe ziet de etiologie van paniekstoornis en agorafobie eruit?

    Omdat agorafobie pas recent is toegevoegd als aparte stoornis in de DSM, is er nog niet veel onderzoek gedaan naar de etiologie. Daarom wordt gefocust op paniekstoornissen.

    Hoe ziet de etiologie van paniekstoornis eruit?

    Naast de vaak beschreven biologische factoren die worden gebruikt om de oorzaken van een paniekstoornis te verklaren, zijn ook psychologische en cognitieve factoren van invloed.

    Hyperventilatie is veel voorkomend bij paniekaanvallen. Hyperventilatie is een snelle vorm van ademhalen waarbij de metabolische vraag naar lucht wordt overschreven, wat resulteert in het verhogen van het pH-niveau in het bloed. Zuurstof wordt minder effectief aan cellen afgegeven, wat leidt tot cardiovasculaire veranderingen die proberen te compenseren voor het tekort aan zuurstof: dit kan de symptomen van een paniekaanval produceren. Deze verklaring wordt deels ondersteund door bewijs uit biological challenge tests, waarbij een paniekaanval opgewekt wordt door de lucht te vullen met koolstofdioxide (CO2) of door hyperventilatie te stimuleren. Suffocation alarm theories zijn modellen van paniekstoornissen waarbij een combinatie van verhoogde CO2-inname een overgevoelig suffocation alarm system kan activeren en zo aanleiding geeft tot het ontstaan van de angst die ervaren wordt tijdens een paniekaanval.

    Noradrenaline speelt ook een rol in paniekstoornissen. Overactiviteit van het noradrenaline systeem zou gerelateerd zijn aan een tekort aan gamma-aminobutyric (GABA) neuronen die noradrene activiteit inhiberen.

    De mogelijke psychologische oorzaken van een paniekstoornis zijn gebaseerd op klassieke conditionering, sensitiviteit voor angst en misinterpretatie van lichamelijke sensaties. De theorie van klassieke conditionering voor paniekstoornissen stelt dat iemand bang is voor de angst. Iemand die iets denkt te voelen wat zou kunnen horen bij een paniekaanval, wordt in reactie daarop bang voor de gevolgen. Dit leidt uiteindelijk vaak tot een paniekaanval. Met sensitiviteit voor angst wordt de angst voor symptomen bedoeld, omdat ze schadelijke gevolgen kunnen hebben. Een hartklopping kan bijvoorbeeld een indicatie zijn voor een opkomende hartstilstand.

    Clark verklaarde angststoornissen door te stellen dat mensen met deze stoornis lichaamssensaties verkeerd interpreteren. Dat je hart een slag overslaat kan bijvoorbeeld komen door een hartprobleem (hier gaan mensen met een stoornis vanuit), maar het kan ook komen doordat iemand die je leuk vindt net de kamer binnenliep. Dit wordt angstsensitiviteit genoemd. Om dit te meten ontwikkelden Reiss, Peterson, Gursky & McNally (1986) de Anxiety Sensitivity Index. Echter, mensen die de neiging hebben om een paniekstoornis te ontwikkelen lijken catastrofistische misinterpretaties van lichamelijke gewaarwordingen te vertonen. Deze cognitieve bias maakt patiënten continu bang, wat weer kan leiden tot een paniekaanval. Mensen die last hebben van paniekaanvallen hebben veiligheidsgedrag ontwikkeld. Veiligheidsgedrag bestaat uit activiteiten die door mensen met een paniekstoornis worden uitgevoerd zodra ze denken dat ze een paniekaanval hebben. Zij hebben dit ontwikkeld in de overtuiging dat deze activiteit hen heeft gered van een catastrofistisch uitkomst.

    Hoe gaat de behandeling van een paniekstoornis in zijn werk?

    Door de heftige fysieke symptomen van een paniekstoornis, worden vaak eerst psychofarmaca voorgeschreven. Zowel tricyclische antidepressiva als benzodiazepinen kunnen effectief zijn. Maar ook hier geldt dat exposure therapie en cognitieve gedragstherapie het grootste effect hebben op lange termijn. Bij exposure therapie wordt iemand in een gecontroleerde omgeving blootgesteld aan stimuli die een paniekaanval veroorzaken. Bij de eerste symptomen van een aanval wordt de patiënt gevraagd de aangeleerde technieken toe te passen (zoals ontspanningsoefeningen).

    Wat is een generaliseerde angststoornis (GAS)?

    Een ander veel voorkomend angstprobleem is de gegeneraliseerde angststoornis (GAS). Dit is een doordringende aandoening waarbij de patiënt continentale vrees en angst over toekomstige gebeurtenissen ervaart. Dit leidt tot chronische en pathologische verontrustende gedachten over die gebeurtenissen. Iedereen maakt zich natuurlijk wel eens zorgen, maar mensen met GAS doen dat ook bij de kleinste dagelijkse dingen. Ook ervaren ze de aanvallen van bezorgdheid als oncontroleerbaar, ze weten niet wanneer het begint of eindigt. Daarnaast zijn mensen met GAS goed in het catastroferen van dingen, waarbij iets veel groter wordt gemaakt dan het is.

    Wat is de diagnose en prevalentie van GAS?

    DSM-5 criteria voor de diagnose van gegeneraliseerde angststoornis:

    1. Onredelijke angst gerelateerd aan activiteiten die te maken hebben met financiën, gezondheid, familie of werk en school;

    2. Excessieve angst of excessief zorgen maken: de angst is op een groot aantal dagen in de week aanwezig en bestaat ten minste zes maanden lang;

    3. De angst of de zorgen zijn geassocieerd met fysieke symptomen zoals rusteloosheid en gespannenheid;

    4. De angst of de zorgen gaan samen met een of meer van de volgende situaties: vermijding van gebeurtenissen met eventuele negatieve uitkomsten, het excessief veel tijd en moeite steken in het voorbereiden voor gebeurtenissen met eventuele negatieve uitkomsten, uitstelgedrag of herhaald zoeken naar geruststelling;

    5. Symptomen kunnen niet verklaard worden door andere stoornissen zoals een paniekstoornis.

    Hoe ziet de etiologie van GAS eruit?

    Wat zijn biologische theorieën voor GAS?

    Er is bewijs dat er een genetisch component bestaat bij GAS. Uit tweelingstudies blijkt dat het erfelijke component ongeveer 30% is. Neuropsychologische verklaringen staan in de kinderschoenen, maar het lijkt zo te zijn dat er abnormaliteiten zijn in emotieregulatie die gerelateerd zijn aan verminderde activatie in bepaalde hersengebieden.

    Wat zijn psychologische theorieën voor GAS?

    Een belangrijke cognitieve verklaring is de informatieverwerkingsbias. Deze bias heeft invloed op het interpreteren van, het focussen op, en het opslaan en ophalen van informatie. Deze invloed kan leiden tot disfunctionele denkwijzen en gedrag. Aan de ene kant zou je zeggen dat de angst en bezorgdheid leiden tot deze afwijkende manier van denken, maar er is ook bewijs voor het omgekeerde, namelijk dat de bias de angst veroorzaakt. Zeer angstige mensen hebben aandachts- en interpretatiebiases tegenover de dreiging die de angst veroorzaakt. Attention bias modificatie (ABM) is een praktische manier van het omkeren van deze biases en maakt gebruik van experimentele procedures om angstgevoelens te neutraliseren.

    Mensen met GAS blijven bezorgd, al weten ze dat het hen stress oplevert en hen belemmert in het dagelijks leven. Dus zou je zeggen dat de bezorgdheid toch een functie heeft, waardoor de voordelen ervan opwegen tegen de nadelen. En dat is ook zo, mensen die zich veel zorgen maken geloven dat dit hard nodig is en dat je goed moet nadenken om rampen in de toekomst te voorkomen. Daarnaast leidt het zorgen maken af van het ervaren van andere negatieve emoties of gebeurtenissen. Mensen met GAS zijn vaak perfectionistisch, willen het liefst overal zeker van zijn en voelen zich verantwoordelijk voor negatieve uitkomsten. Deze eigenschappen houden de bezorgdheid in stand.

    ABM is succesvol gebleken in het modificeren van aandachts- en interpretatiebiases en in het reduceren van de kwetsbaarheid voor angst en disfunctionele angst. De procedure houdt in het kort in dat een participant op een scherm kort twee woorden te zien krijgt, een bedreigend en een niet-bedreigend woord. Daarna verschijnt er een 'probe' en de participant moet dan zo snel mogelijk aangeven waar deze zich bevond. De probe verschijnt altijd op de plaats van het niet-bedreigende woord. Op deze manier wordt de cliënt getraind om sneller te reageren op het niet-bedreigende woord, waardoor aandachtsbias tegenover dreiging wordt verminderd.

    Hoe ziet de behandeling van GAS eruit?

    Ook bij GAS worden vaak medicatie, cognitieve therapieën of een combinatie van beide gebruikt. Medicijnen worden vaak toegeschreven als er onmiddellijke behandeling nodig is, bijvoorbeeld als iemand suïcidaal gedrag vertoont. Op de langere termijn wordt vaak gekozen voor cognitieve methoden of zelf-hulpprogramma’s.

    Hoe ziet de farmacologische behandeling eruit?

    De meeste cliënten krijgen antidepressiva zoals SSRI's of SNRI's voorgeschreven tegen GAS. Een kleinere groep wordt behandeld met benzodiazepines.

    Hoe ziet de psychologische behandeling eruit?

    Een van de eerste cognitieve methoden voor de behandeling van GAS is de stimuluscontrolebehandeling. Deze vorm is gebaseerd op het conditioneringsprincipe dat de omgeving waarin gedrag voorkomt gekoppeld wordt aan het gedrag, en dat het gedrag dus vaker zal voorkomen in deze omgeving. Zorgen maken gebeurt overal, dus eerst moeten de verschillende locaties waarin iemand bezorgd is verminderd worden (iemand mag zich alleen nog maar op bepaalde tijden en locaties zorgen maken).

    De andere veelgebruikte cognitieve behandelmethode is cognitieve gedragstherapie. CBT voor GAS bestaat uit zelfmonitoring, ontspanningsoefeningen, cognitieve herstructurering en gedragsoefening. Het doel van zelfmonitoring is dat de cliënt inzicht krijgt in zijn gedrags- en gedachtenpatronen. De cliënt moet zijn eigen gedrag observeren, opschrijven welk gedrag hij laat zien en welke gedachten hij heeft en in welke context. Ontspanningsoefeningen zorgen ervoor dat je spieren steeds meer ontspannen. Deze methode kan even effectief zijn als cognitieve therapie. Bij cognitieve herstructurering worden biases betwist en vervangen door rationelere gedachten. Tenslotte bestaat er nog de methode van gedragsoefening (behavioural rehearsal), waarbij wordt ingegaan op de manier van omgaan (coping) met de stressor.

    Wat is een obsessief compulsieve stoornis?

    We hebben allemaal wel eens opeens een gedachte over of we de deur wel goed achter ons dicht hebben gedaan, maar bij mensen met een obsessieve-compulsieve stoornis (OCD) herhalen deze gedachten zich vaak en krijgen ze zelfs de overhand in het dagelijks leven. OCD heeft twee aspecten: obsessie en compulsie. Obsessies zijn terugkerende gedachten van een persoon, die hij of zij als storend en oncontroleerbaar ervaart. Een compulsie is herhaling of ritualisering van gedrag dat uitgevoerd moet worden om een negatieve gebeurtenis te voorkomen. Veel compulsies bestaan uit het checken of wassen van dingen, maar andere voorkomende vormen van OCD bestaan uit bijvoorbeeld herhaling van bijgelovige bewegingen of het verzamelen en rangschikken van bepaalde dingen.

    Wat is de diagnose en prevalentie van OCD?

    Of iemand gediagnosticeerd wordt met OCD, hangt af van in hoeverre het stress veroorzaakt en het dagelijks leven belemmert.

    DSM-5 criteria voor OCD:

    1. Aanwezigheid van obsessies, zoals herhaalde gedachten die het individu probeert te negeren of onderdrukken;

    2. Aanwezigheid van compulsies, waarbij een individu zich gedwongen voelt om bepaalde gedragingen te herhalen;

    3. Het individu gelooft dat de gedragingen een ernstige gebeurtenis helpen voorkomen, terwijl dit niet realistisch;

    4. Obsessies en compulsies verbruiken minstens één uur per dag en veroorzaken moeite met het uitvoeren van andere dingen;

    5. Symptomen kunnen niet toegeschreven worden aan andere stoornissen, drugsgebruik of medicijngebruik.

    Wat zijn OCD-gerelateerde stoornissen?

    • Morfodysfore stoornis (body dysmorphic disorder, BDD): dit is een stoornis van de lichaamsbeleving. Mensen met deze stoornis hebben een obsessie voor hun uiterlijk.

    • Verzamelstoornis (hoarding disorder): moeite hebben met het afstand doen van bezittingen tot het punt waar de individuele woonruimte ernstig wordt overbelast door rommel.

    • Trichotillomaniea: aandoening waarbij het individu dwangmatig zijn of haar eigen haar eruit trekt. Dit resulteert in aanzienlijk haarverlies.

    • Skin-picking disorder: terugkerende plukken van de huid wat  resulteert in huidletsel.

    Focus point 3

    BDD is een stoornis die wordt gekenmerkt door een preoccupatie met veronderstelde gebreken in het uiterlijk die niet echt aanwezig zijn. Als er wel een gebrek aanwezig is, zal deze extreem worden uitvergroot. De meest voorkomende klachten betreffen gezichtskenmerken zoals asymmetrie in het gezicht, acne en rimpels. Ook komt vaak voor dat cliënten niet tevreden zijn met delen van het lichaam, zoals de borsten of billen. Cliënten hebben obsessieve gedachten over de betrokken lichaamsdelen en over hoe anderen hen zien. Er wordt vaak veel tijd gespendeerd voor de spiegel.

    Focus point 4

    De verzamelstoornis heeft drie specifieke kenmerken: (1) het verzamelen van een overvloed aan items, (2) het hebben van moeite met het afstand doen van de items en (3) het hebben van algemene problemen in het ordenen van hun bezittingen, wat kan komen door problemen in meer fundamentele cognitieve processen, zoals aandacht en categoriseren. Cliënten denken dat er ernstige dingen zullen gebeuren als items weggedaan moeten worden.

    Hoe ziet de etiologie van OCD eruit?

    Wat zijn biologische factoren bij OCD?

    Voor een obsessief-compulsieve stoornis kunnen verschillende oorzaken zijn. Op biologisch gebied heeft het ontstaan van de stoornis vaak te maken met neuropsychologische factoren, zoals een traumatisch hersenletsel of encefalitis. Ook het gebied van de basale ganglia speelt een rol bij OCD. Verder blijkt dat personen met OCD beperkingen laten zien in neuropsychologische processen, zoals informatieverwerking en executief functioneren.

    Wat zijn psychologische factoren bij OCD?

    Op psychologisch gebied zijn er ook verschillende theorieën over de stoornis ontstaan. Ten eerste kunnen er verschillende fouten zijn in de manier van denken (memory deficits), namelijk: een algemene denkfout, minder vertrouwen in de werkelijkheid van de herinneringen en moeite hebben met het onderscheiden van herinneringen van echte en ingebeelde handelingen. Al lijken dit vrij logische oorzaken, recent onderzoek heeft uitgewezen dat dit juist de consequenties zijn van de stoornis.

    Ten tweede wordt de oorzaak van OCD gezocht in de overtuigingen die mensen met OCD hebben over hun compulsieve gedachten. Zo denken ze bijvoorbeeld dat ze wanneer ze een rare gedachte hebben, ze deze ook echt zullen uitvoeren, en dat hun gedachten hoe dan ook ernstige gevolgen zullen hebben. Ook hebben ze vaak een vergroot verantwoordelijkheidsgevoel om negatieve dingen te voorkomen, dit zorgt ervoor dat ze dingen vaak checken zodat de omgeving beschermd wordt voor een ramp. Thought-action fusion is een veel voorkomend fenomeen bij cliënten; zij zien het denken aan een bepaalde actie als gelijk aan het uitvoeren ervan. Mental contamination houdt in dat de cliënt het gevoel heeft vies te zijn, zonder dat hij in aanraking is gekomen met verontreinigde middelen. Dit kan veroorzaakt worden door plaatjes, gedachten en herinneringen die geassocieerd kunnen zijn met het compulsief handen wassen en met ervaringen van bedrog. Ook onderdrukking van gedachten kan een deeloorzaak van OCD zijn. Wanneer je je gedachten namelijk onderdrukt, krijg je ze des te vaker wanneer je bent gestopt met onderdrukken; dit wordt het rebound-effect genoemd.

    De laatste psychologische oorzaak voor OCD is gebaseerd op de stemming-als-input hypothese. Hierbij wordt de stemming die iemand op dat moment heeft gebruikt als informatie voor de vraag of iemand zijn taak goed heeft volbracht of niet. Door hun vaak negatieve stemming blijven ze dan doorgaan met checken.

    Hoe ziet de behandeling van OCD eruit?

    De meest gebruikte behandeling voor OCD is blootstelling en doorbreken van rituelen (ERP). Dit bestaat uit blootstelling aan de stimuli die de stress veroorzaken (bijvoorbeeld het aanraken van vieze afwas voor iemand met OCD voor wassen). Hiermee wordt doorgegaan totdat de stress die de stimuli veroorzaakt sterk verminderd is. Daarnaast bestaat deze behandeling uit het doorbreken van rituelen, door tegenovergestelde gedragingen te oefenen en de rituelen te vervangen voor andere gewoontes.

    Hoe ziet CBT eruit bij OCD?

    Een andere behandeling die veel gebruikt wordt is cognitieve gedragstherapie. Hierbij worden de irrationele, compulsieve gedachten uitgedaagd en vervangen door rationele gedachten. Bij CBT voor OCD wordt ingegaan op het verhoogde verantwoordelijkheidsgevoel, het te grote ingebeelde belang van gedachten en het overdreven gevoel van dreiging dat er iets negatiefs zal gebeuren.

    Hoe zien farmacologische en neurochirurgische behandelingen eruit bij OCD?

    Farmacologische behandeling is een effectieve en goedkope manier om OCD op korte termijn te behandelen. Terugval komt echter vaak voor bij het staken van de behandeling met geneesmiddelen. ERP is net zo effectief als medicinale behandeling op korte termijn en heeft grotere lange termijn effecten. Wanneer farmacologische en psychologische behandelingen hebben gefaald, biedt een hersenoperatie een laatste redmiddel voor OCD. De meest voorkomende procedure is cingulotomy. Bij cingulotomy worden cellen in het cingulum (dichtbij het corpus callosum) vernietigd.

    Wat zijn trauma en stressgerelateerde stoornissen?

    Een post-traumatische stressstoornis (PTSS) ontstaat als reactie op een zeer angstige, traumatische gebeurtenis. Zo'n gebeurtenis is vaak levensbedreigend of enorm stressvol geweest.

    Wat zijn de diagnose en prevalentie bij trauma en stressgerelateerde stoornissen?

    De symptomen van PTSS kunnen ingedeeld worden in vier groepen: (1) opdringende symptomen, zoals flashbacks, (2) vermijding, zoals het vermijden van gedachten en herinneringen aan het trauma, (3) negatieve veranderingen in cognitie en stemming, zoals angst, boosheid, schuldgevoelens en vervreemding van zichzelf en anderen en (4) verhoogde arousal, zoals hypervigilantie.

    DSM-5 criteria voor diagnose post traumatische stress stoornis:

    1. Het individu is blootgesteld aan of bedreigd met de dood, ernstig letsel of seksueel geweld door directe ervaring of het getuige zijn van een traumatische gebeurtenis, door het horen over een gewelddadige of toevallige dood van een goede vriend of familielid, of door extreme of herhaalde blootstelling aan de gevolgen van een traumatische gebeurtenis;

    2. Opdringende symptomen geassocieerd met de traumatische gebeurtenis, zoals nachtmerries, het gevoel dat de gebeurtenis opnieuw gebeurt, oncontroleerbare herinneringen aan de gebeurtenis, extreme fysieke reacties of leed door het herinnerd worden aan de gebeurtenis;

    3. Individuen vermijden interne en/of externe herinneringen aan het trauma;

    4. Minstens twee veranderingen in stemming of gedachtenprocessen, zoals: gevoelens van disconnectie, continue negatieve emoties en moeite met het ervaren van positieve emoties, extreme negatieve verwachtingen, verminderde interesse in activiteiten, het niet kunnen herinneren van bepaalde aspecten van het trauma;

    5. Minstens twee van de volgende symptomen: roekeloosheid, agressie, hypervigilantie, niet kunnen concentreren, niet kunnen slapen, overdreven schrikreflex;

    6. Symptomen zijn begonnen of verergerd na het trauma en zijn aanwezig voor minstens een maand, waarbij moeite is met functioneren;

    7. Symptomen kunnen niet verklaard worden door andere stoornissen, drugsgebruik of medicijngebruik.

    De symptomen van een acute stress stoornis (ASD) lijken erg op die van PTSS, maar het duurt korter, drie dagen tot een maand na het beleven van het trauma.

    Hoe ziet de etiologie van PTSS eruit?

    Welke biologische factoren zijn er bij PTSS?

    Uit onderzoek blijkt dat het genetische component in PTSS ongeveer 30% is. Er worden verschillende mogelijkheden genoemd die een rol kunnen spelen in biologische kwetsbaarheid. Ten eerste kan een kleine of onderontwikkelde hippocampus een risicofactor zijn voor het ontwikkelen van PTSS. Daarnaast kunnen tekortkomingen in bepaalde hersencentra activiteit in bijvoorbeeld de amygdala verminderen, waardoor er geen controle is over de angst die volgt op het trauma. Ten derde kunnen een genetisch verhoogde schrikreactie en verhoogde angstgerelateerde hormoonafscheiding risicofactoren zijn.

    Welke kwetsbaarheid factoren zijn er bij PTSS?

    Niet iedereen die een traumatische ervaring heeft gehad ontwikkelt een PTSS, sommige mensen zijn er dus gevoeliger voor dan anderen. Factoren die een indicatie kunnen geven voor het ontstaan van PTSS, zijn: geneigd zijn verantwoordelijkheid te nemen voor de gebeurtenis, ontwikkelingsfactoren (bijvoorbeeld een onstabiele familie tijdens opgroeiende jeugd), familiegeschiedenis met PTSS, andere angststoornissen en een lage intelligentie (heeft invloed op ontwikkelde coping stijlen).

    Wat houden vermijding en dissociatie in?

    Vermijding van omgaan met en denken over het trauma, zorgt voor een grotere kans op het ontwikkelen van PTSS. Een psychologisch proces dat ervoor zorgt dat individuen zich kunnen distantiëren van het trauma, is dissociatie. Dit is het gevoel los te zijn van lichaam en ziel, waarbij een persoon zich belangrijke persoonlijke informatie van stressvolle aard niet meer kan herinneren. Dissociatiesymptomen zijn daarom een risicofactor voor het ontwikkelen van PTSS.

    Wat is de relatie tussen PTSS en de conditionering theorie?

    Een tweede manier waarop PTSS wordt verklaard is gebaseerd op klassieke conditionering. Trauma (de ongeconditioneerde stimulus) wordt geassocieerd met de plek en tijd van het trauma (de geconditioneerde stimulus). Wanneer iemand deze of gelijksoortige tijden en plaatsen na het trauma tegenkomt, worden deze meteen geassocieerd met het trauma.

    Hoe kan PTSS verklaard worden met de emotieverwerking theorie?

    De derde theorie kijkt naar emotionele verwerking van een trauma. Iemand die iets ergs heeft meegemaakt, ontwikkelt een angst-netwerk in zijn hoofd van dingen die met het trauma te maken (kan) hebben. Zoals iemand die na een auto-ongeluk bang is voor wegen, vervoersmiddelen en reizen. Het trauma creëert dus aandacht voor representaties en associaties van alles wat met het trauma te maken heeft. Dit wordt ook wel de emotieverwerking theorie genoemd.

    Hoe kan PTSS verklaard worden met mental defeat?

    Daarnaast bestaat er een verklaring die de ‘mentale nederlaag’ wordt genoemd. Deze stelt dat iemand met een trauma zichzelf ziet als slachtoffer, informatie over het trauma op een negatieve manier verwerkt en zichzelf ziet als nutteloos en ineffectief. Deze manier van denken draagt bij aan de stress die mensen met PTSS ervaren.

    Wat houdt de dual representation theorie in?

    Ten slotte noemen we de duale representatie theorie. Deze theorie sstelt dat de stoornis veroorzaakt wordt door een combinatie van twee mentale systemen:. Ten eerste het verbale geheugen (VAM), dat bewuste herinneringen van het trauma registreert, ten tweede het situationele geheugen (SAM), dat meer onbewuste herinneringen opslaat, zoals de geluiden en beelden tijdens het trauma. Het laatste systeem is verantwoordelijk voor de levendige flashbacks die mensen met PTSS ervaren, deze zijn moeilijk op te halen en na te vertellen, omdat ze in het onbewuste systeem (SAM) zijn opgeslagen.

    Hoe ziet de behandeling van PTSS eruit?

    De behandeling van PTSS heeft twee doelen: het voorkomen van PTSS na een traumatische gebeurtenis, en het behandelen van de symptomen als PTSS is ontstaan.

    Wat is psychologische debriefing?

    Dit eerste wordt bereikt door psychologische debriefing: het onmiddellijk (binnen 24 tot 72 uur na het trauma) behandelen na een traumatische gebeurtenis. De manier waarop dit gebeurt kan variëren, maar speelt altijd in op het overtuigen van het slachtoffer dat hij een normaal mens is die iets abnormaals heeft meegemaakt, hem aan te moedigen over het trauma te praten en zijn gevoelens te uiten.

    Wat is exposure therapie bij PTSS?

    Na debriefing wordt in een latere fase gebruik gemaakt van blootstelling aan stimuli die met het trauma te maken hebben. Dit kan gedaan worden door een precieze beschrijving te geven van de gebeurtenis en dit te virtualiseren (imaginal flooding). Soms wordt ook gebruik gemaakt van eye movement desensitisation and reprocessing (EMDR), waarbij iemand zijn aandacht richt op een traumatische herinnering, terwijl hij met zijn ogen de vinger volgt van de psychotherapeut, deze beweegt naar voren en achteren.

    Wat houdt cognitieve herstructurering bij PTSS?

    Ten slotte kunnen de symptomen van PTSD behandeld worden door cognitieve herstructurering. Hierbij doet de patiënt twee dingen: hij evalueert en vervangt automatische irrationele en negatieve gedachten, en hij evalueert en verandert disfunctionele overtuigingen over de wereld, zichzelf en de toekomst.

    Bronnen en verder lezen

    Samenvatting van Anxiety van Rachman

    Samenvatting van Anxiety van Rachman

    Samenvattingen en studiehulp bij Anxiety van Rachman

    • Boeksamenvatting bij Anxiety van Rachman is gedeeld op JoHo WorldSupporter

    Inhoudsopgave

    • Wat is de aard van angst? Chapter 1
    • Wat is de correlatie tussen angst en vermijdingsgedrag? Chapter 2
    • Wat beïnvloedt angst? Chapter 3
    • Wat is de correlatie tussen angst en emotionele verwerking? Chapter 4
    • Wat zijn verschillende theorieën over angst? Chapter 5
    • Wat valt onder fobieën en geconditioneerde angst? Chapter 6
    • Wat is het verschil tussen paniek en angst? Chapter 7
    • Wat houdt agorafobie in? Chapter 8
    • Wat houdt een obsessief-compulsieve stoornis (OCD) in? Chapter 9
    • Hoe om te gaan met angst over de gezondheid en andere stoornissen? Chapter 10
    • Wat houdt sociale angst in? Chapter 11
    • Wat houdt een Gegeneraliseerde angststoornis (GAD) in? Chapter 12
    • Wat houdt een Post-traumatische stress stoornis (PTSD) in? Chapter 13

    Naar de samenvatting

    Meer lezen

    Biopsychologie en Neurologie als studie en kennisgebied

    Werken en jezelf ontwikkelen als coach of psycholoog

    Psychiatrie & Psychische stoornis: studie en kennis
    Competenties en vaardigheden ontwikkelen in binnen- en buitenland: uitgelichte thema's
    Argumentatie & Logica: van cliché naar redenering
    Carrièreplanning & Loopbaan kiezen of beroep veranderen

    Carrièreplanning & Loopbaan kiezen of beroep veranderen

    Het plannen van je carrière, het switchen van loopbaan en het aanvaarden van toeval Beroepskeuze - Carrièreswitch - Functies - Werkrollen - Werksectoren Collega's kiezen - Levenspad volgen - Werktoekomst bepalen - Zelf bijdragen Inhoud o.a. Carrièreplanning & Verkenning Wat is werk, wat is een carrière en waarom werken wij? Werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in binnen- en buitenland per activiteit...... lees verder op de pagina
    Competenties en vaardigheden om te leren, te werken en te leven

    Competenties en vaardigheden om te leren, te werken en te leven

    Competenties en vaardigheden voor je studie, je werk, je reizen en je leven Alle eigenschappen, kwaliteiten, waarden, vaardigheden, competenties, talenten en contenties die bijdragen aan een zingevende en succesvolle leer-, werk en leefomgeving Inhoud: o.a. Wat zijn competenties of kwaliteiten? Wat zijn eigenschappen, kwaliteiten, waarden, vaardigheden, competenties, talenten en contenties? Hoe ga je om met de mening van een ander...... lees verder op de pagina
    Vraag stellen en antwoord zoeken: van probleem naar oplossing gaan
    Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil

    Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil

    Tevreden voelen met je studie, je werkzaamheden en de invulling van je leven Een content gevoel, geluksgevoel en goed gevoel via: behulpzaamheid, betrokkenheid, inlevingsvermogen, onafhankelijkheid, stabiliteit, stapgerichtheid, vrijheid, zelfbewustzijn en zingeving Inhoud: o.a. Wat is contentheid, wat zijn contenties en de bronnen van een goed of gelukkig gevoel? Behulpzaamheid & Onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen Betrokkenheid &...... lees verder op de pagina
    Gesprek & Overleg: van discussie naar overeenstemming
    Kennis uitwisselen, kennis overdragen en communiceren met begrip

    Kennis uitwisselen, kennis overdragen en communiceren met begrip

    Boodschappen overdragen, begrip kweken en betrokkenheid versterken Argumentatie - Communicatie - Overtuigingskracht - Redenatie - Tekstgebruik - Schrijfvaardigheden inhoud: o.a. Argumentatie en logica, van cliché's tot redeneringen Gedachte en ideevorming, van brainstorm naar briljant idee Communicatiestudie & Communicatiewetenschap Internationale communicatie en cross-culturele wetenschap Communicatievaardigeheden, taal en tekstgebruik Gesprekken en dicussies bij studie en werk Taal en tekstgebruik om kennis over...... lees verder op de pagina
    Keuze & Twijfel: van keuzestress naar een goede beslissing
    Studiekeuze maken en master kiezen

    Studiekeuze maken en master kiezen

    Studie, master of cursus zoeken en kiezen voor je opleiding en toekomst Van motivatie, plezier, specialisatie, talent en toekomstperspectief naar zingeving of zelfinzicht Inhoud : o.a Wat is talent en wat zijn talenten? Wat zijn de stappen die je kan nemen als je een studie, een master, een cursus of een opleiding wil kiezen? Welke studies kan je doen: Wat...... lees verder op de pagina
    Talent & Aanleg om te leren, te werken en te leven
    Emoties, indicaties en motivaties: uitgelichte thema's

    Behulpzaamheid versus onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen

    Behulpzaamheid versus onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen

    Behulpzaam zijn, anderen helpen, geven in plaats van nemen Altruïsme - Dankbaarheid - Gewetensvolheid - Respect - Sociaal gedrag Inhoud: o.a. Wat is onbehulpzaam zijn en onbehulpzaamheid? Wat houdt dankbaarheid in? Wat betekent servicegericht zijn en wat is klantgericht zijn? Wat is gewetensvol, en wat is naar je geweten handelen? Wat is respect en respectloosheid? Wat is asociaal zijn, en...... lees verder op de pagina
    Beleving versus verveling: creëer perspectief door het openen van nieuwe deuren
    Betrokkenheid versus onverschilligheid: geef niet op maar ergens om
    Inlevingsvermogen versus onbegrip: maak gebruik van je empathische vaardigheden
    Onafhankelijkheid versus afhankelijkheid: blijf bij jezelf en laat die kudde achter je

    Onafhankelijkheid versus afhankelijkheid: blijf bij jezelf en laat die kudde achter je

    Onafhankelijkheid: je eigen weg vinden, jezelf weren tegen oneigenlijk gedrag en afstand nemen van kuddegedrag en meeloperij Afhankelijkheid - Authenticiteit - Beïnvloeding - Betrouwbaarheid - Jezelf zijn - Integriteit Inhoud: o.a. Wat is onafhankelijkheid en wat houdt onafhankelijk zijn in? Wat is een genuanceerd oordeel? Wat is integer zijn en over integriteit beschikken? Wat is bescheidenheid en wat houdt bescheiden...... lees verder op de pagina
    Stap voor stap versus ongefocussed: richt je op je reis en niet op je bestemming
    Stabiliteit versus stress: ga actief om met je negatieve emoties

    Stabiliteit versus stress: ga actief om met je negatieve emoties

    Stress voorkomen, met spanning omgaan en je stabiliteit te versterken Angst overwinnen - Burnout bestrijden - Drukte dimmen - Emotie erkennen - Evenwichtigheid versterken - Relaxed reageren - Spanning positief inzetten Inhoud: o.a. Wat is stress, wat is gestresst zijn, en wat is stressbestendigheid? Wat is stabiliteit en wat betekent je mentaal stabiel en in balans voelen? Wat houdt instabiliteit...... lees verder op de pagina
    Succes versus teleurstelling: waardeer en vier je kleine succes

    Succes versus teleurstelling: waardeer en vier je kleine succes

    Stilstaan bij behaalde doelen, vieren van de eigen kleine en grote successen Waardering van de ander voelen, zonder die ook nodig te hebben Inhoud: o.a. Wat is trots en waar bestaat trots zijn uit? Wat houdt dankbaarheid in? Wat is doorzettingsvermogen, volhoudendheid en volharding? Wat is teleurstelling en wat betekent teleurgesteld zijn? Wat is spijt en wat betekent spijtvol zijn?...... lees verder op de pagina
    Tolerantie versus onverdraagzaamheid: laat de ander zijn eigen weg bewandelen
    Verbondenheid versus eenzaamheid: leg en onderhoud sociale contacten
    Vrijheid versus beperking: voel je onbeperkt en niet begrensd

    Vrijheid versus beperking: voel je onbeperkt en niet begrensd

    Onbeperktheid en vrijheid van geest Je vrij voelen, je niet begrensd voelen, jezelf weren tegen wenselijk gedrag zonder gronden Inhoud o.a. Wat is je onbeperkt voelen? Wat houdt vrijheid en je vrij voelen in? Wat is onafhankelijkheid en wat houdt onafhankelijk zijn in? Wat is energiek zijn, en betekent energie hebben? Wat is tolerantie en tolerant zijn? Wat houdt je...... lees verder op de pagina
    Zelfbewust zijn versus onzekerheid: ontdek je kwaliteiten, verkrijg zelfinzicht en omzeil je klippen

    Zelfbewust zijn versus onzekerheid: ontdek je kwaliteiten, verkrijg zelfinzicht en omzeil je klippen

    Zelfbewust zijn, zelfkennis en zelfinzicht opdoen, kwaliteiten ontdekken, kansen benutten en klippen omzeilen Eigen bestemming vinden - Onzekerheid plek - Zelfvertrouwen versterken Inhoud: o.a. Wat betekent zelfbewustheid en wat wordt verstaan onder zelfbewust zijn? Wat betekent onzekerheid en je onzeker voelen, en wat is vertrouwen en vertrouwen hebben? Wat betekent zelfverzekerdheid en wat wordt verstaan onder zelfwaardering? Wat betekent negativiteit...... lees verder op de pagina
    Zingeving en motivatie: zoek voldoening bij studie, werk, reizen en de wereld om je heen
    Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil

    Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil

    Tevreden voelen met je studie, je werkzaamheden en de invulling van je leven Een content gevoel, geluksgevoel en goed gevoel via: behulpzaamheid, betrokkenheid, inlevingsvermogen, onafhankelijkheid, stabiliteit, stapgerichtheid, vrijheid, zelfbewustzijn en zingeving Inhoud: o.a. Wat is contentheid, wat zijn contenties en de bronnen van een goed of gelukkig gevoel? Behulpzaamheid & Onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen Betrokkenheid &...... lees verder op de pagina

    JoHo WorldSupporter: tips en suggesties
    Help mee bij leeuwen fok- en onderzoeksprogramma en verzorg leeuwenwelpjes, verschoon hokken en geef voorlichting aan kinderen - Activities Abroad Supporter
    Help mee bij leeuwen fok- en onderzoeksprogramma en verzorg leeuwenwelpjes, verschoon hokken en geef voorlichting aan...
    Doe vrijwilligerswerk met o.a. Afrikaanse roofdieren in diverse reservaten en opvanglocaties in Namibië - Activities Abroad Supporter
    Doe vrijwilligerswerk met o.a. Afrikaanse roofdieren zoals hyena's, jachtluipaarden en leeuwen in diverse reservaten en...
    Bezoek gedetineerden in buitenlandse gevangenissen - koert hommel
    Woon & werk je al langere tijd als Nederlander in het buitenland en ben je betrokken bij mens en maatschappij? Geef...
    Ben jij goed in een bepaalde buitensport of in een typische kampactiviteit zoals kanoën, paardrijden of klimmen? Geef dan hierin les aan kinderen op een Amerikaanse summercamp - Activities Abroad Supporter
    Ben jij goed in een bepaalde buitensport of in een typische kampactiviteit zoals kanoën, paardrijden of klimmen? Geef...
    Support in setting up English classes in East Africa - Activities Abroad Supporter
    Wat hou je er aan over? Competencies: collaboration, environmental awareness, organizational awareness, empathy....
    Always wanted to stay abroad for a year? Become an au pair for a Dutch family - Activities Abroad Supporter
    Always wanted to stay abroad for a year? Become an au pair for a Dutch family...
    Start working as an au pair in The Netherlands - Activities Abroad Supporter
    Start working as an au pair in The Netherlands...
    Activities abroad: home page - Activities Abroad Supporter
    From language courses to gap year abroad, from work experience to volunteering abroad, from paid work to internship...
    Paid work abroad: what is it, why should you do it and where is the best place to go? - Activities Abroad Supporter
    What is paid work abroad? Paid work abroad means that you have a temporary or permanent job with a foreign...
    Geef online les aan kinderen op een school in Sri Lanka - Activities Abroad Supporter
    Je ontwikkelt samen met je coördinator een programma voor het geven van online Engelse les aan jonge...
    JoHo WorldSupporter: samenvattingen en studiehulp
    Summary of The boy who was raised as a dog by Perry - Psychology Supporter
    1. Tina Tina is a girl and she is seven years old. She lives with her younger brother, sister and her...
    Wat is een angststoornis? - Hugo
    Een angststoornis is een psychische aandoening die wordt gekenmerkt door overmatige angst of vrees in situaties die...
    JoHo.org: selectie bij het thema Bang zijn en angst voelen

    Wegwijzer bij competentie en motivatie
    Competentie en kwaliteit
    Samenvattingen en studiehulp
    Studie in het buitenland
    Stage en werkervaring
    Vrijwilligerswerk
    Werk
    JoHo Worldsupporter doelstellingen
    • Zie de doelstellingen van JoHo WorldSupporter voor: het versterken van begrip voor andere culturen en personen, het stimuleren van tolerantie in de wereld om je heen, het wereldwijd delen van kennis en knowhow, en het stimuleren van persoonlijke ontwikkeling in binnen- en buitenland
    Samenvattingen en studiehulp: per studie en vakgebied

      Vertrekken naar het buitenland

      Probleemloos wonen of tijdelijk verblijven in het buitenland?

      Betaald werk, vrijwilligerswerk en stages in het buitenland per werkveld en vakgebied

      Pagina onderwerp:

      Angstig zijn en angst voelen in binnen- en buitenland

      JoHo: Bereikbaarheid - Concept – FAQ - Gegevens - Winkelwagen - Zoeken