informatie en kennis kunnen verwerken:

ontwikkelen, verbeteren of beheersen

 

Van signalen herkennen tot motivaties begrijpen

Van competenties opdoen tot vaardigheden verbeteren in het buitenland

van vrijwilligerswerk doen tot werkvaardigheden in binnen- en buitenland

Indeling

informatie en kennis kunnen verwerken      

informatie en kennis kunnen verwerken: relaties      

informatie en kennis kunnen verwerken: gerelateerde termen     

wegwijzer bij competenties en motivaties      

naar het buitenland   

informatie en kennis kunnen verwerken in binnen- en buitenland

Hoe neem je kennis op en train je je geheugen?

Hoe neem je kennis op en train je je geheugen?

Hoe zit het met je capaciteit om kennis op te nemen?

  • De capaciteit van de mens om kennis op te nemen, neemt sterk af na 20 minuten. Zonder herhaling binnen enkele uren is zojuist opgedane kennis weer snel gedeeltelijk of zelfs helemaal verdwenen.
  • Dus neem om de twintig minuten/half uur een minuut/paar minuten pauze. Laat je studieritme niet verstoren. Ga dus niet ouwehoeren, maar loop bijvoorbeeld een kort rondje.
  • Studeer je langer, let dan wel op, na 40 -50 minuten studeren neemt je opname capaciteit echt af en na anderhalf uur is je brein niet meer in staat tot goede verwerking.

Is het handig om zelf aantekeningen ergens bij te krabbelen?

  • Kleine letters lezen of zelf aantekeningen ergens bijkrabbelen: hoe zit het daar nu mee?
  • Onderzoek heeft uitgewezen dat je informatie die op een vreemde manier is weergeven, beter onthoudt. Psycholoog professor Daniel Oppenheimer van de Princeton University formuleert het zo in een van zijn artikelen in News at Princeton van de Princeton University: ‘Als iets moeilijk lijkt, zijn mensen meer geneigd om goed na te denken en hun best te doen.’
  • Hij spreekt in dit verband over een subjectief gevoel van moeilijkheid. Als slecht leesbare informatie mensen ertoe aanzet meer moeite doen om teksten te lezen en begrijpen, denken ze beter na. En dat bevordert de studieresultaten.
  • Maar mag je dan ook stellen dat hoe slechter leesbaar, hoe meer studierendement?
  • Moeten we met deze conclusie ertoe overgaan lesstof in boeken en op internetsites te presenteren in Times New Roman in lichte grijstinten en klein letterformaat? Dat is op zich een goed idee, volgens Oppenheimer, maar daar zit wel een grens aan. Het is niet de bedoeling dat het zo moeilijk wordt dat mensen geïrriteerd raken, stoppen met lezen en de moed opgeven om het later opnieuw te proberen.

Hoe bevorder je de opname van kennis?

  • Probeer de stof uit te leggen aan iemand anders of spreek desnoods hardop tegen je laptop.
  • Hang memobriefjes op, op plekken waar je regelmatig komt. Bijvoorbeeld in de keuken of op het toilet.
  • Leer met een timer zoals bijvoorbeeld de pomodoro timer. Je hebt ook een pomodoro app. Je leert 25 minuten, daarna krijg je van de app 5 minuten pauze, om even op je telefoon te kijken of iets te eten of te drinken. Het gevaar van op je telefoon kijken is, teveel afleiding. Na 5 minuten hoor je de *pling* weer en weet je dat je weer 25 minuten non-stop moet leren. Je leert op deze manier veel beter.
  • Begin eens achteraan. Als je alles hebt geleerd en je wilt de stof nog een keer voor het tentamen doornemen, begin dan achteraan de stof!
  • Lees de sheets nog eens door en begin bij de laatste week. Je begint namelijk eigenlijk altijd vooraan met studeren en bent gaar aan het einde van de stof en onthoud dat dus slecht. Als je een keer andersom leert dan onthoud je die stof beter. 
  • Herhaal de stof binnen enkele uren!
Denken versus doen: begrippen, definities en inzichten

Denken versus doen: begrippen, definities en inzichten

Wat is denken en wat betekent nadenken?

Wat is denken en wat betekent nadenken?

Wat is denken?

  • Denken is het laten functioneren van je brein. Zowel bewust en onbewust kunnen je hersenen geactiveerd worden en ontstaat er een denkproces.
  • Het doel van het denkproces is dat je tot een antwoord komt op een vraag, bijvoorbeeld dat je weet hoe je moet gaan handelen in de toekomst of wat je mening of standpunt is over een bepaalde kwestie.

Wat betekent nadenken?

  • Nadenken is het denkproces dat zich bewust afspeelt in je brein. In het algemeen gebruik je de term 'nadenken' voor processen waar het denkproces wat langer duurt of waarvan je vindt dat het wat langer zou moeten duren.
  • Denken en nanenken is zo'n inherent menselijk proces en net zo natuurlijk is als ademen of het rondpompen van je bloed, dat we ons niet eens meer afvragen wat het precies is. Gelukkig is er in de loop van de eeuwen wel een verzameling aan inzichten ontstaan, van filosofen en ontwikkelingspsychologen tot neurowetenschappers.

Denken is een nieuwsgierig ontdekkingsproces waarbij je telkens op zoek gaat naar nieuwe informatie

  • In het boek 'How we think' onderzoekt John Dewey het denken. Het denken als een nieuwsgierig ontdekkingsproces waarbij je telkens op zoek gaat naar nieuwe informatie. Dit staat tegelijkertijd ook zo haaks op onze natuurlijke neiging om onze mening op te hangen aan beperkte kennis en onafgemaakte gedachten, en daar tegelijkertijd vol in te gaan geloven en alles wat het tegenspreekt af te wijzen (Hallo conspiracy theories!).
  • Met de 'informatie bubbels' en 'information overload' kunnen we wel wat tools gebruiken om te blijven onderzoeken en elkaar te ondersteunen in het blijven in een moment van ongemak van het niet weten.

"Reflective thinking, in short, means judgement suspended during further inquiry; and suspense is likely to be somewhat painful… To maintain the state of doubt and to carry on systematic and protracted inquiry — these are the essentials of thinking".  John Dewey

Het automatische denksysteem zit het bewuste denksysteem regelmatig in de weg

  • Een van de recentere - en veel gelezen boeken - is van nobelprijswinnaar en econoom Daniel Kahneman. In het boek Thinking Fast and Slow beschrijft hij hoe twee denksystemen (ons bewuste denken, en ons automatische denken (en daarmee ook directer handelen) continu vragen om controle over je denken en handelen, en deze systemen denkfouten laten ontstaan in onze herinnering, besluitvorming en oordeelvorming. Ons brein is liever lui dan moe - ook niet zo gek als je weet hoeveel energie de hersenen gebruiken (herinner je de sugar cravings tijdens het studeren nog?). Gelukkig vergeet Kahneman niet te beschrijven hoe je jezelf kunt trainen om die denkfouten te omzeilen.
  • Het automatische systeem (systeem 1) is het handelen en denken dat automatisch gebeurd. Gedurende de dag doe je allerlei handelingen automatisch, van je bed uitstappen, trap lopen, een boterham smeren, maar bijvoorbeeld ook fietsen of autorijden. Je bent dan niet heel actief bezig om te doen, maar doet dingen als het ware op de automatische piloot. Dit systeem is vergelijkbaar met dat van vele dieren - het helpt ons om direct in actie te komen, opzij te springen als er een leeuw (of tegenwoordig eerder een auto) op je af komt.
  • Het bewuste systeem (door Kahneman systeem 2 genoemd) betreft het meer rationele, logische en ruimtelijke denken. Het helpt ons verschillende opties te vergelijken, een route te bepalen of een vriend in de menigte van een festival terug te vinden. Deze manier van denken is een veel recentere toevoeging aan ons brein. Kahneman beargumenteert dat de twee systemen continu met elkaar in 'gevecht' om de aandacht, wat soms ook tot onhandige beslissingen kan leiden.
  • Zo schakelt het automatische systeem (1) over naar het bewuste systeem (2) wanneer er een complexe vraag voor ligt. Echter, het heeft dan tegelijkertijd ook de neiging om het probleem te versimpelen.
  • Voorbeeld:
    • Een appel en een banaan kosten 2,20. De appel kost 2 euro meer dan de banaan. Hoeveel kost de banaan? ... Heb je het? Als je 0,20 cent voor de banaan zou betalen, lees dan nog eens goed, want je systeem 1 heeft je dan gefopt.... en wat denk je nu voor de banaan te betalen?
  • Een andere uitkomst is dat we denken wel heel rationeel te denken over geld ('homo economicus'), maar ook op dat vlak worden we snel getriggerd door ons brein. Zo is bewezen dat het (potentieel) verliezen van wat je hebt, groter weegt (en voelt) dan de potentie om meer te winnen. Tip van Kahneman 'laat je emoties thuis als het om geld gaat'. En dus wees je bewust van de neiging om verlies groter te ervaren, maar ook het idee van referentiepunten (wat is je startpunt, wat kun je winnen, wat verlies je), en dat geld minder groot, minder belangrijk wordt naar mate je er meer van hebt ('diminishing sensitivity principle').

 

    Wanneer denk je in beelden en wat is beelddenken?

    Wanneer denk je in beelden en wat is beelddenken?


    Wat is denken in beelden?

    • Beelddenken is wanneer je denkt en leert in beelden en concepten, en niet in woorden of concepten.
    • De beelden kunnen daarbij zowel stilstaand als bewegend zijn.
    • Beelddenken is een van de vormen van denken met een divergent brein.

    Hoe werkt een divergent brein dat denkt in beelden?

    • Beelddenkers leren via verbindingen tussen concepten, maar het leren van woorden (bijvoorbeeld het 'stampen' van Fransje woordjes, maar ook spelling van de moedertaal) en het schrijven van teksen is vaak lastiger. Hoewel de wetenschappelijke bewijsvoering ter discussie staat, herkennen veel mensen met bijvoorbeeld dyslexie wel deze manier van denken en leren.
    • Als kind zijn we allemaal beelddenkers. We zien beelden, vergelijken die met elkaar en leren dat daar klanken bij horen. Rond het 10e levensjaar lijken de meeste mensen meer over te zijn gegaan in denken in woorden, terwijl een gedeelte vaak de rest van het leven blijft denken, leren en associëren in woorden.

    Wat zijn de nadelen van het denken in beelden?

    • Omdat de focus ligt op het grotere geheel, kunnen complexe taken soms heel gemakkelijk gaan, maar de details over het hoofd gezien.

    Wat zijn de voordelen van denken in beelden?

    • Een van de kwaliteiten die veel beelddenkers daardoor hebben, is het kunnen overzien van de situatie als geheel ('helikopterview'). Hierdoor zien ze vaak al heel helder en snel een, vaak creatieve, oplossing voor een probleem, terwijl de woorddenkers daar via stappen in het denken later bij uit komen.
    • Beelddenken heeft veel voordelen, en hoewel het in het onderwijs meestal niet de 'go to' manier van leren is, zijn beelddenkers vaak goede adviseurs, ondernemers en creatievelingen.
    • Het is waardevol om te leren herkennen of je zelf een beelddenker ben, maar ook of kinderen, vrienden of collega's op die manieren denken. Het leren herkennen en accepteren dat ieders hersenen anders werken, geeft de mogelijkheid dat ieder de vruchten kan plukken van de verschillende kwaliteiten.
    Wat is brainstormen?

    Wat is brainstormen?

    Een manier om creatieve, nieuwe ideeën te creëren is brainstorming. Dit is een methode om creativiteit te vergroten in een groep door middel van expressiviteit, het uitstellen van beoordeling, doelbewust voortbouwen op vorige ideeën, en 'kwantiteit gaat boven kwaliteit'.

    Wat is resultaatgerichtheid?

    Wat is resultaatgerichtheid?

    Wat is resultaatgerichtheid?

    • Resultaatgericht zijn, is het gefocust zijn op het concretiseren van doelen.
    • Het betreft het realiseren van resultaten volgens het afgesproken tijdpad en kader.

    Wat zijn gerelateerde begrippen en competenties aan resultaatgerichtheid?

    • Doelgericht zijn
    • Focus hebben
    • Realisme tonen
    • Pragmatisch zijn
    • Sturen op resultaat
    Wat is een genuanceerd oordeel?

    Wat is een genuanceerd oordeel?

    Wat is genuanceerd oordelen?

    • Genuanceerd oordelen is het op basis van beschikbare informatie komen tot realistische, onderbouwde en bruikbare conclusies over mogelijke alternatieve handelwijzen.

    Wat is onhankelijke oordelen?

    • Onhankelijke oordelen is niet afgaan op meningen en reacties van anderen, maar zelfstandig een mening vormen zonder je te laten beïnvloeden door anderen. Je eigen koers varen.

    Wat zijn gerelateerde compenties aan oordeelsvorming?

    • Oordelen op basis van feiten en invalshoeken
    • Alternatieven kunnen afwegen
    • Standpunten kunnen innemen
    • Anderen stimuleren om tot een onderbouwd en genuanceerd oordeel te komen
    Wat is oordeel vormen, standpunt innemen en in staat zijn om te nuanceren, als competentie?

    Wat is oordeel vormen, standpunt innemen en in staat zijn om te nuanceren, als competentie?

    Wat is het nivo waarop je oordeel vormen kunt beheersen?

    De mate waarin je de competentie 'oordeel vormen' kan beheersen, is oplopend:

    1. Oordelen op basis van feiten en invalshoeken.
    2. Alternatieven kunnen afwegen en standpunten kunnen innemen.
    3. Anderen kunnen stimuleren om tot een onderbouwd en genuanceerd oordeel te komen.

    Wat is een oordeel vormen op basis van feiten en vanuit verschillende invalshoeken?

    • Je kunt snel en efficiënt de juiste informatie vergaren.
    • Je weegt de alternatieven af.
    • Je staat open voor de mening van anderen.
    • Je kunt jouw eigen mening goed onderbouwen.
    • Je overziet effecten van acties en besluiten die gebaseerd zijn op je eigen mening.

    Wat is alternatieven kunnen afwegen en standpunten kunnen innemen?

    • Je neemt meerdere invalshoeken of criteria in afweging, zoals klantenbelangen, kwaliteit, efficiëntie en kosten, praktische houdbaarheid, personeel, doelstellingen op zowel korte als lange termijn.
    • Je neemt ten aanzien van vraagstukken een persoonlijk standpunt in en je kunt duidelijk aangeven op basis waarvan je tot een bepaald oordeel bent gekomen.
    • Je betrekt mogelijke neveneffecten van jouw standpunt in de overwegingen.
    • Je bent in staat in complexe vraagstukken te beargumenteren waarom en in welke mate een bepaald alternatief de voorkeur verdient boven andere alternatieven.

    Wat is het stimuleren van een onderbouwde en genuanceerde oordeelsvorming?

    • Je maakt onderscheid in hoofd- en bijzaken en je prioriteert hoofdzaken.
    • Je schetst de gevolgen van het oordeel op korte en lange termijn en je houdt daarbij rekening met onzekere factoren.
    • Je stimuleert interactie over meningen en oordelen.
    Hoe steekt het besluitvormingsproces in elkaar?

    Hoe steekt het besluitvormingsproces in elkaar?


    Wat is besluitvorming?

    Besluitvorming is het bewuste proces van het maken van een keuze tussen verschillende alternatieven, met als doel het creëren van een gewenste situatie.

    Hoe ziet het rationele keuzeparadigma bij het maken van keuzes er uit?

    Een eeuwenoud uitgangspunt van de meeste westerse filosofen, economen en wetenschappers is dat mensen hun beslissingen (zouden moeten) baseren op logica en rationaliteit en niet zozeer op emotie en gevoel, en dat ze hierbij gebruik maken van alle informatie die nodig is. Dit uitgangspunt is het rationele keuzeparadigma. Het proces van het maken van rationele keuzes kan in zes stappen worden omschreven:

    Identificatie van een probleem of herkennen van een kans/gelegenheid: Er is sprake van een ‘probleem’ als de huidige situatie afwijkt van de gewenste situatie. Een kans of gelegenheid (opportunity) is de afwijking tussen de huidige verwachtingen van een situatie en een niet direct verwachte, mogelijk betere situatie.

    Beslissen hoe men de situatie aan gaat pakken: Hier zijn twee zaken aan de orde. Ten eerste beoordeelt degene die het besluit moet maken of hij/zij over genoeg informatie beschikt om tot een oplossing te komen, of dat er hulp van andere mensen nodig is. Ten tweede wordt beoordeeld of het gaat om het maken van een geprogrammeerde beslissing (programmed decision) of een niet-geprogrammeerde beslissing (non programmed decision). Bij dit laatste gaat het om een nieuw of complex probleem. Om een dergelijk besluit te kunnen maken, moeten alle stappen van het beslissingsmodel worden doorlopen. Echter, bij een geprogrammeerde beslissing kan een gestandaardiseerde procedure voor het maken van een beslissing worden aangehouden, omdat zulke problemen in het verleden al zijn geïdentificeerd en gedocumenteerd.

    Het samenstellen van een reeks mogelijke oplossingen: Vaak begint deze stap met het zoeken naar bestaande oplossingen (oplossingen die werken bij vergelijkbare problemen). Wanneer geen van de bestaande oplossingen in de huidige situatie werkt, moet er een nieuwe oplossing worden ontworpen of een bestaande oplossing worden aangepast.

    Het kiezen uit verschillende alternatieven: Het rationele keuzeparadigma gaat er vanuit dat de mens altijd gaat voor de keuzemogelijkheid met de hoogste subjectieve verwachte utiliteit (subjective expected utility; SEU), welke wordt gekozen wanneer voor het alternatief dat voor de persoon het meest gunstig/bevredigend is wordt gegaan. Dat betekent dat alle mogelijke uitkomsten moeten worden ingeschat. Dit is een zeer complexe taak, maar het rationele keuzeparadigma gaat er vanuit dat men deze berekening zonder problemen uitvoert.

    Hoe verloopt het daadwerkelijk uitvoeren van de gemaakte keuze?

    Evaluatie van het gekozen alternatief: Het beantwoorden van de vraag of het verschil tussen de oude situatie en de gewenste situatie nu daadwerkelijk is afgenomen.

    Stappen 1, 4 en 6 worden door de mens als moeilijk ervaren.

    Hoewel dit model logisch en aannemelijk klinkt, wordt het in werkelijkheid weinig toegepast. Mensen worden in dit model afgebeeld als machines die op een efficiënte en logische manier informatie (kunnen) verwerken. In werkelijkheid zijn mensen vaak niet in staat om de grote hoeveelheid informatie te behappen die komt kijken bij het maken van een keuze, of om het in te zien wanneer een eerder gemaakte keuze niet de juiste bleek. Ook focust dit model alleen op het rationele denken en houdt het geen rekening met het feit dat emoties het beslissingsproces beïnvloeden of soms zelfs domineren.

    Wat is er lastig aan het identificeren van problemen en oplossingen?

    Problemen en oplossingen worden niet in hapklare brokken aangeleverd. Informatie moet verkregen en vertaald worden: dit gebeurt gedeeltelijk door een bewuste evaluatie van feiten en argumenten van anderen. Een ander belangrijk gedeelte van dit proces speelt zich vaak onbewust af, namelijk via attitudevorming en selectieve aandacht in de waarneming. Emotionele markers, die we vaak zodra we informatie in ons opnemen aan deze informatie binden, bepalen samen met logische analyse en de emotionele reacties die uit deze analyse voortkomen of we iets zien als een probleem, als een kans of als onbelangrijk.

    De vijf meest bekende knelpunten die aan de orde kunnen zijn bij de identificatie van problemen zijn:

    1. Invloed van belanghebbenden (stakeholder framing): Het beoordelen van het probleem wordt beïnvloed of beperkt door de invloed van de visie van anderen.

    2. Perceptuele verdediging (perceptual defense): Het negeren van nadelige informatie als coping mechanisme.

    3. Cognitieve mappen (mental models): Cognitieve mappen die mensen van de buitenwereld hebben, helpen vaak met het overzichtelijk en voorspelbaar maken van situaties en het geven van richting aan gedrag. Nadeel van deze modellen is dat ze ervoor kunnen zorgen dat unieke kansen of problemen over het hoofd worden gezien of dat onverwachte oplossingen opzij worden geschoven, omdat deze niet passen binnen een bestaand model.

    4. Beslissend leiderschap (decisive leadership): Mensen worden vaak als effectievere leiders gezien wanneer zij snel tot besluiten kunnen komen. Gevolg is dat veel besluitvormers hierdoor te snel knopen doorhakken zonder alle feiten echt overwogen te hebben.

    5. Oplossingsgerichte problemen (solution-focused problems): Vaak worden problemen direct al in termen van de oplossingen geformuleerd. Direct een oplossing koppelen aan een probleem werkt vaak bevredigend. Echter, de meest bekende oplossingen, namelijk oplossingen die in andere situaties geholpen hebben en waar men nu het snelst opkomt, hoeven niet direct de beste oplossingen te zijn.

    Hoe worden problemen en kansen effectief geïdentificeerd?

    Hoewel het herkennen van problemen en kansen nooit eenvoudig zal zijn, kan bewustzijn van de hierboven genoemde beperkingen in waarnemen/herkennen van problemen en kansen dit proces wel verbeteren. Voorbeelden zijn bewust andere perspectieven op de werkelijkheid, dan welke je al kent, in acht te nemen of het bespreken van situaties met anderen/collega’s om je eigen blinde vlekken te compenseren.  

    Hoe gaat het zoeken naar en evalueren en maken van keuzes?

    Volgens Herbert Simon verkeren mensen in een gebonden rationaliteit, omdat de informatie die ze verwerken beperkt en imperfect is en omdat ze zelden de beste keuzes maken. Vaak zijn heldere doelen nodig om tot goede oplossingen te komen. Probleem is vaak dat doelen dikwijls onduidelijk zijn of niet in overeenstemming met elkaar.

    Mensen maken vaak geen perfect rationele beslissingen, omdat ze informatie niet zo goed verwerken. Het is meestal te veel om alle alternatieven en mogelijke uitkomsten af te wegen. Daarom worden vaak slechts een paar alternatieven en uitkomsten goed overwogen. Een gerelateerd probleem is de impliciete favoriet: een alternatief die vaak al vroeg wordt gevormd en de onbewuste favoriet is waar andere alternatieven mee worden vergeleken. Hoewel het impliciete favoriet vergelijkingsproces automatisch lijkt te verlopen, ondermijnt het vaak onze effectieve besluitvorming. Mensen zijn namelijk geneigd om problemen van de impliciete favoriet en de voordelen van alternatieven te negeren. Hoewel subjectieve verwachte utiliteit het belangrijkste onderdeel van rationele keuze besluitvorming is, hebben Tversky en Kahneman ontdekt dat mensen ingebouwde beslissingsheuristieken hebben die ofwel de waarschijnlijkheid van bepaalde uitkomsten, ofwel de waarde (utiliteit) van deze uitkomsten verstoren. Drie van de meest bestudeerde vuistregel-biases zijn verankering en aanpassing, beschikbaarheid en representativiteit. De verankerings- en aanpassingsheuristiek stelt dat we door een oorspronkelijke ankervisie worden beïnvloed en niet voldoende afwijken van deze visie wanneer nieuwe informatie wordt aangeboden. De beschikbaarheidsheuristiek verwijst naar de neiging om een situatie te beoordelen op basis van informatie die we makkelijk kunnen terughalen uit het geheugen. De representativiteitsheuristiek, ten slotte, stelt dat we meer aandacht besteden aan situaties of objecten die lijken op of representatief zijn voor iets anders dat we kennen, dan aan exacte statistieken.

    Eén van de belangrijkste assumpties van het rationele keuzeparadigma, is dat mensen willen kiezen voor het alternatief met het grootste voordeel (dus de grootste subjectieve verwachte utiliteit). Dikwijls kiest men het alternatief dat acceptabel of goed genoeg is en niet zozeer het beste alternatief. Dit wordt satisfactie (satisficing) genoemd (dit gebeurt in plaats van maximalisering).

    Welk verband is er tussen emoties en het maken van keuzes?

    Zoals eerder genoemd, wordt in het rationele keuzeparadigma het effect van emoties op menselijke besluitvorming totaal niet in acht genomen. Emoties hebben op drie manieren invloed op de evaluatie van alternatieven:

    • Emoties vormen vroege voorkeuren: De emotionele marker die (vaak onbewust) in een vroeg stadium aan een keuzemogelijkheid wordt verbonden, is van invloed op de mate waarin we een voorkeur voor deze keuzemogelijkheid hebben.

    • Emoties beïnvloeden het evaluatieproces van alternatieven. Zo maken we bijvoorbeeld meer gebruik van stereotypen om tot snellere keuzes te komen wanneer we kwaad zijn.

    • Emoties als informatiebron: We gebruiken emoties als informatiebron en we maken gebruik van ons gevoel bij het maken van een keuze tussen alternatieven, wat ons intuïtie genoemd.

    Hoe beïnvloeden intuïtie en het maken van keuzes?

    Intuïtie is het vermogen een probleem of een kans te herkennen en op de beste manier te handelen zonder bewuste evaluatie. Het is een emotionele ervaring en een snel analytisch proces. Het voorgevoel dat we ervaren, bestaat uit emotionele signalen die sterk genoeg zijn om het bewustzijn binnen te dringen. Deze signalen kunnen ons waarschuwen voor gevaar of bewust maken van een kans en ons motiveren om actie te ondernemen. Intuïtie komt tot stand doordat we een vergelijking maken tussen wat we waarnemen en de templates die we hebben. Dat zijn ideeën/patronen, gebaseerd op kennis die zich in eerdere ervaringen heeft opgebouwd, waaraan een bepaalde situatie normaal gesproken voldoet. Als de gegeven situatie niet overeenkomt met de template die daarbij zou moeten horen, worden emoties gevormd die ons aansporen tot het ondernemen van actie.

    Intuïtie bouwt ook op action scripts: voorgeprogrammeerde routines om te reageren wanneer er wel of geen overeenkomst is met het verwachte patroon. Het zijn gedragspaden die bijdragen aan een snelle en efficiënte reactie. Ze zijn algemeen en moeten vaak wel per situatie wat worden bijgesteld.

    Hoe kunnen keuzes effectiever gemaakt worden?

    Door systematisch alle oplossingen voor een probleem te doorlopen kan men problemen zoals implicit favorite en satisficing voorkomen. Om emoties geen nadelig effect op het besluitvormingsproces te laten hebben, is het belangrijk om bewust te blijven van de invloed die emoties kunnen hebben. Scenario planning kan hierbij een hulpmiddel zijn. Dit is het incalculeren van problemen voordat ze optreden en zorgt ervoor dat eventuele oplossingen geëvalueerd kunnen worden zonder de stress en emoties die optreden wanneer men met een probleem geconfronteerd wordt. 

    Hoe werkt het evalueren van gemaakte keuzes?

    Vaak zijn besluitvormers bij de evaluatie van de gemaakte keuzes niet volkomen eerlijk tegenover zichzelf. Een eerste voorbeeld hiervan is bevestigingsbias (confirmation bias/postdecisional justification): het opwaarderen van de positieve aspecten en afzwakken van de negatieve aspecten van een gekozen oplossing voor een probleem, om op die manier de eigenwaarde te beschermen. Een tweede probleem is escalatie van commitment. Dit is de neiging om een verkeerde beslissing te blijven steunen, ondanks het duidelijke falen ervan. Er worden vier redenen gegeven waarom escalation of commitment ontstaat:

    • Zelfrechtvaardiging: Wanneer er een groot persoonlijk belang is bij het rechtvaardigen van een besluit.

    • Prospect theorie effect: Men heeft de neiging grotere risico’s te nemen om verlies te voorkomen en kleinere risico’s om te winnen. Het stoppen van een project voelt vaak als een verlies en is een pijnlijker besluit.

    • Perceptuele blindmakers: Soms ziet men problemen niet snel genoeg. Onbewust wordt negatieve informatie uitgefilterd en soms worden serieuze problemen als willekeurige foutjes gezien.

    • Afbreekkosten: De neiging om een beslissing toch door te zetten bij twijfels over het slagen ervan, omdat de kosten van het afbreken van het project onbekend of hoog zijn.

    Manieren om bevestigingsbias en escalatie van commitment te voorkomen, zijn mensen die beslissingen maken scheiden van de mensen die beslissingen evalueren; voorafgaand aan de beslissing een punt afspreken waarop een beslissing wordt doorgezet of afgebroken; een heldere, systematische bron voor feedback vinden; niet iemand alleen, maar meerdere mensen op een probleem zetten.

    Wat is creativiteit?

    Creativiteit is de ontwikkeling van originele ideeën die een sociaal erkende bijdrage leveren. Dit is belangrijk voor een besluitvormingsproces. Het creative process model is een van de vroegste en belangrijkste modellen over creativiteit. Dit model geeft inzicht in de stappen die doorlopen worden in het creatieve denkproces van mensen:

    • Preparatie; het vormen van een duidelijk idee van wat men wil bereiken.

    • Incubatie; het stadium van reflectieve gedachten: het idee wordt opzijgelegd, maar in het achterhoofd wordt er op laag bewustzijnsniveau op doorgegaan. Hierdoor ben je tijdelijk afgeleid van het probleem. Incubatie helpt bij divergent denken: het probleem anders proberen te formuleren en verschillende benaderingen van de kwestie proberen te vinden. Door divergent denken stap je uit het denken via bestaande modellen. Tegenover divergent denken staat convergent denken: de conventionele, juiste oplossing voor een probleem vinden.

    • Inzicht; het plotseling krijgen van een idee: een ingeving.

    • Verificatie; experimenteren met het idee en het idee bijschaven en evalueren.

    Wat zijn de karakteristieken van creatieve mensen?

    Creativiteit op de werkvloer wordt bepaald door de mate waarin mensen zelf creatief zijn en door de mate waarin de omgeving bevorderlijk is voor de creativiteit. Er worden vier eigenschappen genoemd waar creatieve mensen over beschikken:

    • Cognitieve en praktische intelligentie

    • Doorzettingsvermogen

    • Expertise/ervaring

    • Onafhankelijke verbeelding

    Welke bedrijfskenmerken stimuleren creativiteit?

    Het is bevorderlijk voor de creativiteit wanneer organisaties hun werknemers de ruimte bieden om te kunnen leren. De leiding moet zich beseffen dat het maken van bepaalde fouten soms onderdeel uitmaakt van een creatief proces. Ook kunnen bepaalde activiteiten creativiteit stimuleren. Een voorbeeld is problemen herdefiniëren door een probleem dat een aantal maanden opzij is gelegd opnieuw te bekijken. Een tweede voorbeeld is associatief spel: creativiteit aanmoedigen door middel van spel. Een laatste voorbeeld is cross-polination, waarbij medewerkers met verschillende expertises ideeën met elkaar uitwisselen.
    Betrokkenheid van medewerkers in het beslissingsproces

    ‘Design thinking’ is een oplossingsgericht creatief proces waarbij de mens centraal staat. Er wordt gebruik gemaakt van zowel intuïtie als analytisch denken om problemen te verhelderen en innovatieve oplossingen te bedenken. Design thinking maakt gebruik van vier regels:

    • De mens regel: Design thinking is een teamactiviteit. Het is afhankelijk van de samenwerking van verschillende mensen met verschillende kennis en ervaringen. Op deze manier kan er vanuit verschillende perspectieven naar een probleem gekeken worden. Daarnaast moet er ook in de klanten en gebruikers worden ingeleefd.

    • De ambiguïteit regel: Creativiteit en experimenteren zijn alleen mogelijk als het probleem en de oplossingen ambigu zijn. 

    • De herontwerp regel: Er zijn geen volledig originele creatieve oplossingen. De behoefte die vervuld worden met het oplossen van problemen bestaan al heel lang. Het is daarom belangrijk om eerdere oplossingen te doorgronden en te gebruiken bij het bedenken van een nieuwe oplossing. 

    • De tastbaar regel: Design thinking bevat minder tijd aan plannen en meer aan doen. Prototypes bevatten veel informatie die niet in de conceptuele planning naar voren komt. Design thinking tolereert dan ook het maken van fouten en ziet dit juist als leerproces.

    Hoe raken medewerkers betrokken in het beslissingsproces?

    Het betrekken van werknemers bij het oplossen van problemen kan bijdragen aan een snellere en effectievere oplossing hiervan. Werknemersbetrokkenheid (employee involvement/participative management) is de mate waarin werknemers worden betrokken bij de manier waarop werk georganiseerd en uitgevoerd wordt. Er zijn meerdere voordelen te noemen: werknemers herkennen/beschrijven een probleem soms beter omdat ze midden in het bedrijf zitten. Ook worden er vaak meer en betere alternatieven bedacht. Daarbij komt dat het de betrokkenheid bij het besluit en de mate waarin werknemers zich persoonlijk verantwoordelijk voelen, vergroot.

    Hoe ziet het model van de betrokkenheid van medewerkers in beslissingsprocessen eruit?

    De mate waarin het goed is om werknemers bij besluitvorming te betrekken, verschilt per situatie. Er zijn vier factoren waarvan dit afhangt:

    1. Beslissingsstructuur: Naarmate het probleem complexer en onbekender wordt, stijgen de voordelen van het betrekken van medewerkers bij het beslissingsproces.

    2. Bron van beslissingskennis: Hoe minder ervaring de leiding heeft met het probleem en hoe meer ervaring de werknemer heeft, des te beter is het om de werknemer bij het beslissingsproces te betrekken.

    3. Beslissingstoewijding: Werknemers zijn sneller bereid zich aan een beslissing te binden als ze betrokken worden bij het beslissingsproces.

    4. Risico van conflict: Het betrekken van medewerkers kan het besluitvormingsproces juist benadelen wanneer de doelen en normen van de medewerkers in conflict zijn met de organisatorische doelen. Het kan ook nadelig zijn wanneer het risico op conflict tussen de werknemers tijdens de besluitvorming hoog is.

    Hoe maak je een goede keuze en een beslissing?

    Hoe maak je een goede keuze en een beslissing?

    Fases van een keuzeproce

    • Elke fase van het keuzeproces verwacht acties van je.
    • Ook kent elke fase zijn eigen moeilijkheden.
    • Een keuzeproces verloopt overigens niet altijd in dezelfde volgorde. Soms moet je even een fase terug of kun je direct een fase overslaan.

    Fase 1: Keuzebesef

    • De eerste fase is het besef dat je een beslissing moet gaan maken.

    Fase 2: Keuzestress

    • De tweede fase is de acceptatie van de onzekerheid dat je nog niet kunt kiezen.
    • Keuzestress is een veelvoorkomend fenomeen: iedereen is wel eens met een lastige keuze geconfronteerd, echter hoe iemand ermee omgaat, verschilt per persoon.
    • Het is natuurlijk helemaal niet erg als je last hebt van keuzestress. Kiezen is ook eng. Het voelt definitief en je bent misschien bang voor de consequenties. Of voor wat anderen van je zullen vinden. Veel van dit soort gedachten zijn een vorm van weerstand of angst en de beste manier om daarmee om te gaan is te accepteren dat je het eng vindt en dan toch voor je keuze gaan. Eén troost: een keuze is nooit 100% definitief. Je kunt verkeerd kiezen, ja. Maar je gooit niet de ervaring weg die je al hebt opgebouwd in je leven. Je kunt altijd wéér kiezen. Uiteindelijk kom je er wel uit.

    Fase 3: Keuze voorbereiden

    • Fase drie is de oriëntatiefase waarbij kennis opgedaan wordt. Je kunt je oriënteren en kennis op te doen via de bekende wegen zoals online inlezen, events bezoeken, gebruik maken van je netwerk en met mensen praten die je voor zijn gegaan.

    Fase 4: Keuzes vergelijken

    • De volgende stap is alle opties naast elkaar leggen en vergelijkingen maken met de voor- en nadelen die je in fase drie hebt genoteerd.
    • Door het stellen van keuzevragen en het doen van keuzehulp-oefeningen kun je verschillende opties met elkaar vergelijken en erachter komen wat goed bij je past.
    • Je kunt hierbij denken aan praktische zaken, maar ook aan je interesses en welke doelen je wilt bereiken.

    Fase 5: Keuze maken

    • Wanneer je fase vier succesvol doorlopen hebt, dan is de volgende stap een beslissing maken. Vind je het alsnog lastig de knoop door te hakken? Dan heb je waarschijnlijk nog niet voldoende uit de vorige fases gehaald.
    • Doe een stapje terug en doorloop fase 3 en/of 4 nog eens een keer. Besef je dat er ook verschillende combinaties mogelijk zijn en dat je dus met één keuze verschillende doelstellingen kunt verwezenlijken. Een periode in het buitenland kun je bijvoorbeeld vervullen met een taal leren, duik- of surflessen volgen én vrijwilligerswerk doen in een werkveld dat je interesseert.

    Fase 6: Uitvoeren van je genomen beslissing

    • De laatste fase is het uitvoeren van je genomen beslissing.
    • Het is tijd om praktische zaken te regelen.

     

    Vraag stellen en antwoord zoeken: van probleem naar oplossing gaan
    Kennis en wetenschap: vragen en antwoorden over analyse, onderzoek en waarheid

    Kennis en wetenschap: vragen en antwoorden over analyse, onderzoek en waarheid

    Wat is kennis, en wat betekent waarheid?

    Wat is kennis, en wat betekent waarheid?


    Wat is kennis?

    • Er zijn allerlei soorten kennis. Alles wat wij weten, of denken te weten is een vorm van kennis. De studie die zich bezighoudt met de verschillen en overeenkomsten tussen deze vormen van kennis noemen wij epistemologie, de kennis-theorie. Dit is een tak van de filosofie die de aard, oorsprong, beperkingen en geldigheid van menselijke kennis bestudeert. De twee meest voorkomende vormen van kennis zijn propositionele kennis en toepasbare kennis, oftewel know-how.
    • Propositionele kennis is kennis gebaseerd op feiten, bijvoorbeeld twee plus twee is vier, of de wereld is rond.
    • Toepasbare kennis, of procedurele kennis, daarentegen is de praktische kennis en de vaardigheden die iemand in staat stellen om met bepaalde situaties om te gaan. Iemand weet hoe hij moet zwemmen, dit betekent echter niet dat diegene feitelijk in staat is uit te leggen hoe dit moet.
    • Een groot verschil tussen propositionele kennis en toepasbare kennis is dat toepasbare kennis toegankelijk lijkt voor de meeste wezens, terwijl propositionele kennis bepaalde intellectuele capaciteiten vereist, menselijke capaciteiten.

    Wat is feitelijke kennis? 

    • Voordat we over kennis kunnen spreken zijn er eerst twee vereisten. Ten eerste moet de kennis 'waar zijn', je kunt niet spreken van kennis als het niet klopt (truth requirement). Wanneer we over iemand spreken die over kennis beschikt dan gaan we er vanuit dat deze persoon het bij het juiste eind heeft. De kennis dient dus wel te kloppen.
    • Ten tweede dient de kennis geloofd te worden, wanneer iemand aangeeft over bepaalde kennis te beschikken maar zelf gelooft dat het anders zit wordt het lastig om te geloven dat het echte kennis is (belief requirement). Kennis is aanzien, kennis wordt gezien als een soort van succes. Maar om het als succes te zien moet het wel geloofd worden, ook door die persoon zelf. Vandaar dat kennis bestaat uit een combinatie van het beschikken over kennis, het weten dat iets waar is, en het geloof in de juistheid en het belang van deze kennis.

    Wat is ware kennis? 

    • Kennis is iets anders dan ervan uitgaan dat iets klopt. Om over ware kennis te spreken moet kennis het resultaat zijn van iemands inspanningen, in plaats van toeval. Zo zal een getrainde boogschutter over het algemeen, als de omstandigheden juist zijn, de roos raken. Een ongetraind iemand daarentegen kan toevallig ook een keer geluk hebben en de roos raken. Dit succes kan echter niet herhaald worden, het is een succes gebaseerd op toeval en kan daarom niet gezien worden als echte kennis.
    • De epistemologische vraag is dan wat er toegevoegd moet worden aan een geloof om het als kennis te kunnen zien. Wat moet er gebeuren om het succes aan de persoon toe te rekenen in plaats van aan het toeval? Maar is het wel mogelijk om een formule voor kennis vast te stellen, is er wel een factor die alle vormen van kennis verbindt? Of misschien is er wel een formule waar alle kennis aan voldoet maar is die zo complex dat het eigenlijk niet eens nut heeft om er achter te komen hoe die in elkaar zit. Ook al blijkt uiteindelijk dat een definitie van kennis te hoog gegrepen is dan nog geeft deze zoektocht ons een goed beeld van wat kennis nou eigenlijk is.

    Wat is waarheid? 

    • Deze vorm van de waarheid is intuïtief, we gaan er eigenlijk automatisch al vanuit dat de waarheid losstaat van onze mening over het betreffende onderwerp. Denken dat iets waar is maakt het niet waar. Of de wereld rond is ja of nee heeft niks te maken met wat mensen denken, of voor waar houden. De vorm van de aarde is geheel afhankelijk van de vorm van de aarde. Waarheid is dus gebaseerd op feiten en niet op meningen.

    Bronnen

    Wat is onderzoek doen, en wat is onderzoeken?

    Wat is onderzoek doen, en wat is onderzoeken?

    Wat is onderzoek?

    • Je kunt onderzoek beschouwen als een onderzoeksreis. Deze reis bestaat uit drie fases: ontwerp, uitvoering en evaluatie. Deze fasen zijn onderling afhankelijk; ze staan niet los van elkaar. Je kunt dus altijd kritisch naar je eigen werk kijken; tijdens het ontwerp en de uitvoering van je onderzoek evalueer je je eigen werk en ga je eventueel een stap terug als dat nodig is.
    • Onderzoeken leer je door het te doen. Je kunt in een boek informatie opdoen over de verschillende fasen van een onderzoek, maar in de praktijk zul je deze vaardigheden en kennis moeten leren combineren en toepassen.

    Wat is fundamenteel onderzoek en wat is praktijkgericht onderzoek?

    • Niet iedereen die iets onderzoekt is een echte onderzoeker. Onderzoekers onderscheiden zich op basis van drie kenmerken van niet-onderzoekers: kennis, houding en vaardigheid. Onderzoekers hebben kennis van onderzoeksmethoden, en kennis van het onderwerp dat ze onderzoeken. Een onderzoeker moet een onafhankelijke houding hebben; een onderzoeker laat zich niet onterecht beïnvloeden door anderen, bijvoorbeeld uit gemakzucht, vanwege loyaliteit of zelfs door omkoping. Onderzoekers ontwikkelen vaardigheid in het doen van onderzoek door ervaring. Ook hiermee onderscheiden zij zich van niet-onderzoekers.
    • Er zijn twee typen onderzoek: fundamenteel onderzoek en praktijkgericht onderzoek. In fundamenteel onderzoek wordt een vraag over een wetenschappelijke theorie beantwoord. Praktijkgericht onderzoek beantwoordt een vraag uit de maatschappij; de dagelijkse praktijk. Daarmee is fundamenteel onderzoek vaker wetenschappelijk relevant, en praktijkgericht onderzoek vaker maatschappelijk relevant. Natuurlijk zijn er ook onderzoeksvragen denkbaar die zowel wetenschappelijk als maatschappelijk relevant zijn.
    • Een ander onderscheid dat gemaakt wordt is tussen kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Bij kwalitatief onderzoek wordt onderzoek uitgevoerd in het veld; het gaat dan vooral om de betekenis die personen aan bepaalde situaties geven. Er wordt niet of nauwelijks met kwantitatieve (cijfermatige) gegevens gewerkt. Bij kwantitatief onderzoek wordt gebruik gemaakt van cijfermatige gegevens over personen, objecten en organisaties. Deze numerieke gegevens kunnen dan gebruikt worden in statistische analyses, waarmee betrouwbare uitspraken kunnen worden gedaan over het geheel. Kwantitatieve methoden worden vaak geprefereerd, uitgaande van het principe ‘meten is weten’. Onderzoekers die gebruik maken van kwalitatieve methoden zijn echter van mening dat cijfers niet voldoende diepgang bieden, en de betekenis die mensen aan bepaalde zaken geven daarmee verloren gaat. Daarom is er ook vaak sprake van een combinatie van kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden. Dit wordt ook wel triangulatie genoemd.

    Wat zijn stromingen van onderzoek?

    • Er zijn verschillende stromingen van onderzoek. Hier worden de drie bekendste besproken:
    1. Empirisch-analytisch onderzoek: Objectief onderzoek dat uitgaat van een beheerste onderzoekssituatie. Het onderzoek moet herhaalbaar en controleerbaar zijn. Kwantitatieve onderzoeksmethoden, zoals het experiment en survey onderzoek zijn methoden die binnen deze stroming passen. Fundamenteel onderzoek wordt meestal op deze manier verricht.

    2. Interpretatief onderzoek: Onderzoek waarbij de nadruk ligt op de interpretatie van gegevens. De ervaringen en opvattingen van personen staan centraal in het onderzoek. Kwalitatieve onderzoeksmethoden, zoals het interview en (participerende) observatie zijn methoden die binnen deze stroming passen. Praktijkgericht onderzoek wordt meestal op deze manier verricht.

    3. Kritisch-emancipatorisch onderzoek: Deze onderzoeksstroming is niet uitgesproken kwalitatief of kwantitatief. Het uitgangspunt is betrokkenheid bij de samenleving. Door kritisch naar de eigen onderzoeksresultaten en naar de maatschappij te kijken wordt geprobeerd veranderingsprocessen in gang te zetten. Onderzoekers in deze stroming willen bijdragen aan de emancipatie van bepaalde groepen.

    Wat zijn de kwaliteitscriteria van onderzoek?

    • Er zijn een aantal kwaliteitscriteria die een rol spelen bij het doen van onderzoek. Deze regels navolgen draagt bij aan je wetenschappelijke houding. Belangrijke criteria zijn:
      • Onafhankelijkheid. Onderzoek moet onafhankelijk zijn; niet beïnvloed door de betrokkenen of door je eigen voorkeuren. Daarom wordt vaak gesteld dat onderzoek intersubjectief moet zijn: onderzoekers zijn het met elkaar eens over de resultaten. Onderzoek moet dus herhaalbaar zijn, en leiden tot overeenstemming tussen onderzoekers over de resultaten.
      • Toetsbaarheid. Uitspraken over zaken moeten toetsbaar zijn. In andere woorden, onderzoek moet weerlegbaar zijn: een hypothese moet door onderzoek weerlegd, of juist bevestigd, kunnen worden.
      • Generaliseerbaarheid. Onderzoek probeert met de resultaten uitspraken te doen over een zo groot mogelijke groep personen of objecten. Door middel van een steekproef of een experiment wordt een deel van de werkelijkheid geanalyseerd, met als doel deze resultaten te generaliseren naar de grotere populatie. Daarmee is de informativiteit van je onderzoek groot. Om te kunnen generaliseren moet je onderwerp wel nauwkeurig geformuleerd worden: daarom moet je je onderwerp goed afbakenen naar tijd, ruimte, definitie en perspectief.
    • Daarnaast moet onderzoek efficiënt uitgevoerd worden en bruikbaar zijn.

    Bronnen

    Wat is statistiek, en wat zijn methoden?

    Wat is statistiek, en wat zijn methoden?

     

    Wat is statistiek?

    • Statistiek is de wetenschap van kennis opdoen op basis van data. Data zijn numerieke (of kwalitatieve) beschrijvingen en gegevens van objecten om te bestuderen (Moore & McCabe)

    Wat zijn methoden?

    • Om verschijnselen in de sociale werkelijkheid op een systematische manier te ordenen, maakt men gebruik van methoden. Technieken zijn over het algemeen een klein onderdeel van een methode, bijvoorbeeld een steekproeftechniek die wordt gebruikt om een enquête te maken.
    • Bij kwantitatief onderzoek worden theorieën getoetst aan de hand van (grote hoeveelheden) data, bij kwalitatief onderzoek ligt de focus meer op de kwaliteit en diepgang van het onderzoek, en kunnen er nieuwe theorieën voortvloeien uit het onderzoek. (Bryman)

    Waar kun je statistiek voor gebruiken?

    • Statistiek wordt gebruikt voor allerlei zaken, voor particulier gebruik in je dagelijks leven tot aan internationale verdragen en afspraken. Denk bijvoorbeeld aan je "huishoudboekje" om je in- en uitgaven bij te houden, cijfers die een wetenschappelijke hypothese kunnen bevestigen of ontkrachten, bedrijfsgegevens die inzicht bieden in de kosten en baten van je bedrijf of aan internationale statistieken die bepalend zijn voor beleidsstrategieëen van de Verenigde Naties.
    • Bij Statistiek gaat het niet alleen om het verzamelen van de gegevens, maar ook om de interpretatie ervan; in welke context kun je de verzamelde gegevens plaatsen en in welke context zijn ze verzameld?
    • In Nederland verzamelt het Centraal Bureau voor de Statistiek allerlei gegevens over de Nederlandse bevolking, zoals gegevens over demografie, economie, werkloosheid, consumentenvertrouwen, inflatie, criminaliteit en gezondheid.
    • Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft als taak het publiceren van betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die inspeelt op de behoefte van de samenleving. Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken.
    • De informatie die het CBS publiceert, omvat vele maatschappelijke aspecten, van macro-economische indicatoren als economische groei en consumentenprijzen, tot de inkomenssituatie van personen en huishoudens. Het onderzoeksprogramma (meerjarenprogramma en werkprogramma) van het CBS wordt vastgesteld door de Centrale Commissie voor de Statistiek (CCS). Dit is een onafhankelijke commissie die waakt over de onafhankelijkheid, onpartijdigheid, relevantie, kwaliteit en continuïteit van het statistische programma. De DG is onafhankelijk als het gaat om de keuze van onderzoeksmethoden en de beslissing om uitkomsten te publiceren.
    Wat is analyseren?

    Wat is analyseren?

    Wat is analyseren en analytisch denken?

    • Bij analytisch denken gaat het om het signaleren van problemen, het zien van verbanden tussen gegevens, gegronde conclusies kunnen trekken en consequenties kunnen inschatten. Je deelt complexe problemen op in onderdelen en kunt hoofd- en bijzaken onderscheiden.

    Wat is een probleemanalyse?

    • Probleemanalyse is in feite een vooronderzoek waarbij het signaleren, herkennen, en verbanden leggen belangrijk zijn. 

    Wat is een informatieanalyse?

    • voor een gedegen probleemanalyse is het verzamelen en behandelen (analyseren) van de juiste informatie van groot belang. 
    Wat is analytisch zijn, de kern van een probleem zien en verbanden leggen, als competentie?

    Wat is analytisch zijn, de kern van een probleem zien en verbanden leggen, als competentie?

    Wat is het nivo waarop je kan analyseren?

    De mate waarin je de competentie 'analyseren' kan beheersen, is oplopend:

    1. De essentie van een probleem zien
    2. Verbanden zien en leggen
    3. Complexe analyses maken

    Wat is de kern en de de essentie van een probleem zien?

    • Je bent in staat om specifiek vragen te stellen om het probleem duidelijk te maken. 
    • Je kunt essentiële informatie verzamelen. 
    • Je gaat systematisch en gestructureerd te werk in het analyseren van een probleem. 
    • Je kunt een onderscheiding maken tussen de primaire en secundaire elementen van de gegeven informatie.

    Wat is oorzaken zien en verbanden leggen?

    • Bij het benaderen van een probleem houd je rekening met diverse perspectieven die in acht moeten worden genomen en komt tot een genuanceerde beslissing.
    • Je kunt bepalen wanneer de verzamelde informatie genoeg is om een conclusie te trekken. Hierbij kun je onderscheid maken tussen feitelijke informatie en interpretaties/veronderstellingen.
    • Je kunt diverse soorten informatiebronnen linken aan elkaar.
    • Je trekt uiteindelijk conclusies over oorzaken en gevolgen (symptomen) van het probleem. 

    Wat is een gecompliceerde analyses maken?

    • Je hebt inzicht in de vorming van gevolgen op lange termijn.
    • Je onderkent (onderliggende) belangentegenstellingen.
    • Je kunt het probleem ook vanuit een bredere context zien, buiten je eigen vakgebied.
    • Je ziet de grote lijnen en je tilt vraagstukken naar een hoger abstractieniveau. 
    • Je bent in staat om de kern te vinden in ingewikkelde en soms tegenstrijdige informatie bronnen.
    Studie en kennis opdoen in binnen- en buitenland

    Studie en kennis opdoen in binnen- en buitenland

    Leren, studeren en kennis opdoen voor meer weten en wijzer handelen Competentie - Leervaardigheid - Opleiding Samenvattingen - Stage in buitenland - Studie in buitenland - Studiehulp Studiekeuze - Taalcursus in buitenland - Tussenjaar in buitenland Inhoud: o.a. Wat zijn de start- en themapagina's voor kennis en wetenschap, opleidingen en studierichtingen, studievaardigheden en tentamens halen en kennisoverdracht en tekstgebruik Wat...... lees verder op de pagina

    Studie, kennis en wetenschap: uitgelichte chapter- en boeksamenvattingen

    Studie, kennis en wetenschap: uitgelichte chapter- en boeksamenvattingen

    Wat is kennis nou eigenlijk?
    Wat is conceptuele kennis?
    Wat is wetenschap?

    Wat is wetenschap?

    We weten dat bijvoorbeeld biologie en natuurkunde wetenschappen zijn. Maar wat maakt iets wetenschappelijk? Wetenschap lijkt te willen begrijpen, verklaren en voorspellen. Maar dit is niet genoeg, omdat dit bijvoorbeeld niet uitsluit dat religie of astrologie een wetenschap is. Wat de wetenschap echt onderscheidt, heeft mogelijk te maken met de gebruikte methoden (zoals experimenteren en observeren) en het feit dat naar een algemene theorie wordt gezocht. 


    Wat is de oorsprong van de moderne wetenschap?

    Tussen 1500 en 1750 was er de wetenschappelijke revolutie in Europa. In de perioden daarvoor was het dominante wereldbeeld het aristotelisme, gebaseerd op de ideeën van Aristoteles.    

    De Copernicaanse revolutie was de eerste stap in de ontwikkeling van het moderne wetenschappelijke wereldbeeld. Copernicus begon het geocentrische model van het universum aan te vallen (stationaire aarde met de planeten en de zon eromheen), algemeen aangenomen toen, in 1542. Copernicus kwam met het heliocentrische model en zei dat de zon het centrum was, en de planeten en de aarde was in een baan eromheen.      

    Indirect leidde het Copernicanisme tot de ontwikkeling van de natuurkunde, door het werk van Kepler en Galileo. Kepler ontdekte dat de planeten niet in cirkelvormige banen bewegen, maar in ellipsen. Dit was zijn eerste wet van planetaire beweging, zijn tweede en derde gingen over de snelheid. Galileo was een van de eerste gebruikers van een telescoop en ontdekte er veel mee, waardoor de aandacht van het aristotelisme naar het copernicanisme werd gevestigd. 

    Galileo kwam ook met het idee dat alle vrij vallende dingen in hetzelfde tempo zullen vallen, ongeacht het gewicht (maar alleen in een vacuüm, omdat luchtweerstand een rol speelt). Hij was dus tegen de aristotelische theorie dat zwaardere dingen sneller vallen. Hij kwam met de wet van vrije val en zei dat vrij vallende dingen uniform versnellen. Hij wordt vaak gezien als de eerste moderne natuurkundige, hij was ook de eerste die wiskundige taal begon te gebruiken om de fysieke realiteit te beschrijven, en hij was belangrijk in het benadrukken van experimenteel testen.    

    Descartes bedacht een nieuwe mechanische filosofie en zei dat de wereld bestaat uit inerte materiedeeltjes die met elkaar in wisselwerking staan. Hij geloofde dat de wetten die deze beweging beheersen de sleutel waren om de structuur van het universum te begrijpen. Dit werd de dominante wetenschappelijke visie aan het einde van de 17e eeuw en versloeg het aristotelisme.  

    De wetenschappelijke revolutie bereikte zijn hoogtepunt in het precieze werk van Isaac Newton. Hij verbeterde het werk van Descartes en bedacht een dynamische, mechanische theorie van grote kracht, die gebaseerd was op zijn drie bewegingswetten en zijn principe van universele zwaartekracht, dus zwaartekracht. Newton vond ook de wiskundige techniek van calculus uit. Het wetenschappelijke vertrouwen groeide door het werk van Newton, waarvan werd aangenomen dat het in feite laat zien hoe de natuur werkt.  

    Aan het begin van de 20e eeuw werd dit vertrouwen aangetast door twee nieuwe ontwikkelingen: de relativiteitstheorie en kwantummechanica. De relativiteitstheorie van Einstein toonde aan dat de ideeën van Newton niet werken wanneer ze worden toegepast op zeer massieve objecten of objecten die met zeer hoge snelheid bewegen. En kwantummechanica laat zien dat Newton's ideeën niet werken wanneer ze op zeer kleine schaal worden toegepast op subatomaire deeltjes. Deze twee theorieën zijn in strijd met gezond verstand en met het begrip van mensen, en ze veroorzaakten een soort verwarring en wending in de natuurkunde.

    In de biologie is Darwin's evolutietheorie en natuurlijke selectie de grote gebeurtenis. Een andere belangrijke revolutie is de opkomst van moleculaire biologie en genetica, die nog niet compleet is. Het begon met de ontdekking van DNA door Watson en Crick. Uiteindelijk veranderde deze revolutie ons begrip van erfelijkheid en ontwikkeling, maar er zullen waarschijnlijk nog veel opwindende ontwikkelingen op dit gebied komen.

    Er zijn veel nieuwe wetenschappelijke disciplines zoals informatica en kunstmatige intelligentie. Ook zijn de cognitieve wetenschap en de neurowetenschappen sterk ontwikkeld. Verder floreerden sociale wetenschappen zoals economie en sociologie in de 20e eeuw, hoewel sommigen zeggen dat ze nog steeds achter de natuurwetenschappen staan. 

    Wat is wetenschapsfilosofie? 

    De belangrijkste taak in de wetenschapsfilosofie is het analyseren van de onderzoeksmethoden die in de wetenschap worden gebruikt. Filosofen willen aannames in twijfel trekken die wetenschappers soms als vanzelfsprekend beschouwen. Sommige wetenschappers, zoals Newton en Einstein, waren echter ook bezig met filosofie. Moderne wetenschappers lijken niet echt geïnteresseerd, waarschijnlijk vanwege het toegenomen gespecialiseerde karakter van de wetenschap en de toegenomen scheiding tussen wetenschappen en geesteswetenschappen. 

    Wat is het verschil tussen wetenschap en pseudowetenschap?

    Popper, een 20e-eeuwse wetenschapsfilosoof, dacht dat het fundamentele kenmerk van wetenschap falsifieerbaarheid is: een wetenschappelijke theorie moet voorspellingen doen die kunnen worden getest, en als ze verkeerd blijken te zijn, is de theorie vervalst. Als aan dit criterium niet wordt voldaan, is het pseudowetenschap, aldus Popper. Popper geloofde dat Freuds psychoanalytische theorie pseudowetenschap was, omdat deze theorie alle resultaten zou kunnen hebben en nooit echt vals zou blijken. Hij dacht ook hetzelfde over de geschiedenistheorie van Marx, die beweerde dat het kapitalisme in geïndustrialiseerde samenlevingen plaats zou maken voor het socialisme en vervolgens voor het communisme. Toen dit niet gebeurde, bedachten marxisten er een nieuwe verklaring voor en geloofden ze nog steeds in hun theorie, dus beschouwde Popper het als pseudowetenschap.  

    De algemene relativiteitstheorie van Einstein (over sterrenlicht dat door de zon wordt afgebogen) was volgens Popper echte wetenschap, omdat het een zeer duidelijke voorspelling is die kan worden getest, en wanneer het onjuist zou zijn gebleken, zou de theorie zijn vervalst.    

    Veel filosofen beschouwen het criterium van Popper als te simplistisch en niet altijd accuraat: sommige gevestigde wetenschappers komen ook met nieuwe verklaringen om hun theorie bij te houden, wat soms tot wetenschappelijke verbetering leidt. 

    Heeft de wetenschap een essentieel kenmerk dat het wetenschap maakt? Dit is een moeilijke vraag, omdat wetenschap zo heterogeen is. 

    Bron: Philosophy of Science: A Very Short Introduction van Okasha

    Wat is wetenschappelijk onderzoek?

    Wat is wetenschappelijk onderzoek?


    Wetenschap is een benadering die gaat over de begrijpen en voorspellen en controleren van een fenomeen. Elke wetenschap heeft haar eigen interessante fenomenen. Wetenschap gaat gebruikelijk op basis van een theorie een interessant fenomeen onderzoeken. Op basis van een theorie stellen ze hypotheses op die ze gaan testen. Wetenschap probeert deze hypotheses niet te bevestigen, maar te ontkrachten. Het is de bedoeling om alle mogelijke verklaringen te elimineren, behalve de ware verklaring. Wetenschap is afhankelijk van data. Deze data moet worden verzameld in een context die afhangt van het doel van het onderzoek. Daarnaast moet wetenschap communiceerbaar, open en publiek toegankelijk zijn. Ook moeten wetenschappers objectief en onbevooroordeeld zijn.

    Het verschil tussen wetenschappers en niet-wetenschappers zit hem in de methoden die ze gebruiken. De kracht van de gebruikte wetenschappelijke methoden bepalen voor een groot deel de kracht van de conclusies die uit het onderzoek getrokken kunnen worden. Een geloofwaardige theorie moet aan verschillende eisen voldoen. Zo moet een theorie onderworpen zijn aan de kritieken van andere onderzoekers in het vakgebied, de resultaten van onderzoek dat de theorie bevestigd moeten gerepliceerd kunnen worden, ook door andere onderzoekers. De theorie moet bovendien erkend worden door het vakgebied als de moeite waard en de nauwkeurigheid van de theorie moet geëvalueerd worden door onderzoeksgegevens.

    Onderzoek

    Er bestaan verschillende onderzoeksdesigns. Met de keuze van een onderzoeksdesign maakt een onderzoeker ook keuzes over de plek waar het onderzoek uitgevoerd gaat worden, de gebruikte populatie en de variabelen die hij gaat meten. Grofweg gesteld kun je onderzoek in drie categorieën indelen: experimenteel onderzoek, quasi-experimenteel onderzoek en niet-experimenteel onderzoek. Een belangrijk kenmerk van experimenteel onderzoek is dat de deelnemers random worden toegewezen aan de verschillende condities. Random toewijzing is nodig om zo veel mogelijk de individuele verschillen tussen individuen te middelen over de condities. Soms is het echter niet mogelijk om de deelnemers random toe te wijzen aan verschillende condities. Als ze wel worden verdeeld over verschillende condities, maar dit niet op random wijze gebeurt, dan spreken we van quasi-experimenteel onderzoek. Bij niet experimenteel worden deelnemers niet verdeeld over verschillende condities. Experimenteel onderzoek klinkt alsof het in een laboratorium wordt uitgevoerd. En hoewel dit zeker soms het geval, is dit lang niet altijd zo. Vooral in organisatiepsychologisch onderzoek worden er ook veel experimenten uitgevoerd in het veld.

    De conditie of de behandeling wordt ook wel de onafhankelijke variabele genoemd. Het gedrag dat de deelnemer vertoont naar aanleiding van de conditie of behandeling noemen we ook wel de afhankelijke variabelen. Dit is de variabele die gemeten wordt. Twee veel voorkomende vormen van niet-experimenteel onderzoek zijn observationeel onderzoek en vragenlijst onderzoek.

    Bij observationeel onderzoek wordt gedrag systematisch geobserveerd en vastgelegd. Vragenlijst onderzoek kan zowel gaan om pen en papier vragenlijsten als om internetvragenlijsten. Elk onderzoeksdesign heeft zijn voor en nadelen.

    Ook bestaan er verschillende methoden voor het verzamelen van data. Het belangrijkste onderscheid dat gemaakt kan worden is dat tussen kwantitatieve en kwalitatieve methoden. Onder kwantitatieve methoden vallen tests, beoordelingsschalen, vragenlijsten en dergelijke. Het komt erop neer dat de uitkomsten als cijfers gescoord kunnen worden. Kwalitatieve methoden zijn bijvoorbeeld interviews, observaties, case studies en analyses van persoonlijke documenten zoals dagboeken. De uitkomsten van kwalitatieve methoden zijn beschrijvend. Vaak gaat de voorkeur uit naar kwantitatieve methoden omdat deze gegevens makkelijker te verwerken zouden zijn. Kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden sluiten elkaar echter niet uit en kunnen soms goed gecombineerd worden. Vaak wordt als groot nadeel van kwalitatief onderzoek gezien dat het subjectief zou zijn. Dit is echter niet helemaal juist. Want of het nu gaat om kwalitatief of kwantitatief onderzoek gaat, er is altijd een behoorlijke rol weggelegd voor de interpretatie van de onderzoeker. In de vroege jaren van de psychologie werd introspectie gezien als het experimentele methode. De onderzoekers was ook de proefpersoon en hij of zij voerde een experimentele handeling uit en schreef zijn of haar ervaringen op. Tegenwoordig wordt dit niet als een goede methode gezien. Triangulatie wordt gezien als een goede methode voor het verzamelen van onderzoeksgegevens. Bij triangulatie komt het er op neer dat de onderzoeker gegevens uit verschillende bronnen samenbrengt om op die manier een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van het onderzochte fenomeen.

    Kwalitatief onderzoek heeft ook een belangrijk voordeel, namelijk dat het de onderzoeker helpt om de onderzoeksgegevens te zien in de context waarin het bestudeerde fenomeen plaatsvindt. Bij gedrag is het namelijk erg belangrijk om dit te zien in de context waarin het gedrag voorkomt. Om gedrag als geïsoleerd fenomeen te zien, maakt het onderzoek kunstmatig en daardoor vaak minder relevant. Bovendien kunnen de resultaten van een onderzoek een vertekend beeld geven als de context niet wordt meegenomen in de interpretatie.

    Niet alle onderzoeksresultaten zijn generaliseerbaar naar andere settingen. De generaliseerbaarheid van een onderzoek is dan ook een belangrijke graadmeter voor de bruikbaarheid van een onderzoek. Er zijn verschillende factoren die invloed hebben op de generaliseerbaarheid. Een van deze factoren is de onderzoekspopulatie. Hoe representatiever de onderzoeksgroep is voor de algehele populatie die interessant is voor de onderzoekers, hoe meer kun conclusies gegeneraliseerd kunnen worden naar deze populatie. Als de gegevens verzameld worden op meerdere momenten in de tijd, vergroot dit de generaliseerbaarheid. Een andere mogelijkheid om resultaten meer generaliseerbaar te maken is om gegevens te verzamelen in verschillende representatieve settingen. Vaak moeten er echter compromissen gesloten worden als het gaat om generaliseerbaarheid omdat een onderzoek anders te lang duurt en teveel geld kost.

    Veel mensen vragen zich ook af of de onderzoeken die studenten als deelnemers gebruikten wel goed generaliseerbaar zijn. Vooral studies die te maken hebben met stereotypering en werk. De sociale psychologie heeft uitgewezen dat vrouwen, ouderen en etnische minderheden strenger worden behandeld als het gaat om promoties. De meeste onderzoeken hiernaar hadden echter studenten als proefpersonen. Deze proefpersonen moesten beslissingen maken over fictieve werknemers. Sommige onderzoekers denken dat er andere uitkomsten uit zouden zijn gekomen als de onderzoekers echte managers en echte situaties bestudeerd hadden. De beslissingen van studenten hebben geen effect op de personen waar het over gaat (het zijn toch allemaal fictieve personen), hun beslissingen worden niet openbaar gemaakt en ze hoeven zich geen zorgen te maken over de consequenties van hun beslissingen. Managers moeten dit wel. Het is makkelijker om onderzoeken uit te voeren met studenten, maar het is maar de vraag of deze onderzoeker te ver van de werkelijkheid staan.

    Er zijn vaak veel variabelen die invloed hebben op de afhankelijke variabele. Om deze invloed te verminderen, en dus er meer zeker van te zijn dat de veranderingen in de afhankelijke variabelen veroorzaakt worden door de manipulaties van de onafhankelijke variabele, worden deze variabelen vaak onder experimentele controle geplaatst. Dit geeft een zuiverder beeld van de veranderingen in de afhankelijke variabelen en waar deze door veroorzaakt worden, maar het geeft ook een kunstmatig beeld omdat in de echte wereld deze verstorende variabelen wel aanwezig zijn. Een andere vorm van controle is statistische controle, door het gebruik van bepaalde statistische methoden kun je namelijk ook controleren voor de invloed van bepaalde variabelen, zoals geslacht en leeftijd.

    Zoals alle professies heeft ook de organisatiepsychologie haar eigen ethische richtlijnen. Het is moeilijk om richtlijnen op te stellen voor een vak dat zo divers is als organisatiepsychologie. Toch zijn er bepaalde richtlijnen die voor elke organisatiepsycholoog gelden. Hierbij kun je denken aan richtlijnen voor het gebruiken van testen, seksuele intimidatie en vertrouwelijkheid. Bovendien zijn er voor de verschillende beroepen binnen de organisatiepsychologie aparte richtlijnen die op hen van toepassing zijn. Een complicerende factor voor het opstellen van ethische richtlijnen is het feit dat ondernemingen steeds meer multicultureel worden en steeds meer ondernemingen vestigingen open in andere landen. Wat in een bepaalde cultuur een teken is van beleefdheid kan in een andere cultuur een belediging zijn, dit soort problemen maken het moeilijk een eenduidig beleid te maken.

    Statistiek

    Na het verzamelen van de data is het tijd voor de analyse hiervan. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van statistiek. Bij beschrijvende statistiek worden de onderzoeksdata samengevat en georganiseerd. Op deze manier wordt de verdeling van scores beschreven. Scores kunnen normaal verdeeld zijn of scheef verdeeld zijn. Bij een normale verdeling liggen de meeste scores rond de gemiddelde score met een gelijkmatige spreiding van de scores naar de extremen.

    Bij een scheve verdeling liggen de scores dan wel meer naar het hoge extreem dan wel naar het lage extreem qua scores. Variatie van de scores gaat over de mate waarin de scores verdeeld zijn over de mogelijke scores. Een aantal andere belangrijke begrippen zijn het gemiddelde (de som van alle scores gedeeld door het aantal scores), de mediaan (de middelste score in de verdeling) en de modus (de meest voorkomende score). De standaard deviatie is een maat die de mate waarin een score afwijkt van het gemiddeld aangeeft.

    Statistiek wordt niet allen gebruikt om gegevens te beschrijven, maar ook om conclusies te trekken uit deze gegevens. Deze statistiek noemen we ook wel inferentiële statistiek. Inferentiële statistiek kan gebruikt worden om te onderzoek of groepen deelnemers van elkaar verschillen op de variabele van interesse, in sterkere mate dan op basis van toeval verwacht mag worden. De kans dat een verschil slechts gebaseerd is op toeval wordt van tevoren op een bepaalde waarde gesteld. Als na het onderzoek blijkt dat het verschil groter is dan die waarde, dan noemen we het verschil statistisch significant. Vaak wordt het significantieniveau op .01 of .05 gesteld. Dat betekent dat respectievelijk 1 op de 100 of 5 op de 100 keren het gevonden verschil slechts gebaseerd is op toeval. Hoe lager het significatieniveau, hoe groter de kans dat het gevonden verschil een werkelijk verschil is.

    Let wel, ook onderzoeken die geen statistisch significante verschillen vinden kunnen voor de praktijk significant zijn. Statistische kracht, ook wel power genoemd, is de kans dat er statistisch significant verschil gevonden wordt als deze ook werkelijk bestaat. De vuistregel is dat hoe groter de steekproef, hoe sterker de power. Binnen psychologie kan dat een probleem zijn, omdat er vaak met relatief kleine steekproeven gewerkt wordt. Hierdoor wordt een verschil dat wel degelijk bestaat soms niet gevonden. Het is mogelijk om van tevoren een power niveau vast te stellen en vervolgens hierop de steekproefgrootte te baseren.

    Correlatie

    Tijdens metingen worden volgens van tevoren opgestelde regels getallen toegewezen aan de eigenschappen van individuen of objecten. Deze getallen geven weer in hoeverre de persoon of het object de eigenschap bezit. Denk bijvoorbeeld maar aan IQ-scores of scores op een vragenlijst. Met behulp van deze cijfers kunnen verbanden tussen twee variabelen berekend worden. Deze verbanden kunnen ons helpen de score op de ene variabele te voorspellen aan de hand van de andere variabele. De sterkte van het verband geven we aan met de correlatie coëfficiënt. Dit is een maat om de onderlinge, lineaire samenhang tussen twee variabelen weer te geven. Bovendien geeft de correlatie coëfficiënt informatie over de richting van het verband. De correlatie coëfficiënt heeft altijd een waarde tussen –1 en 1. Bij een coëfficiënt dicht bij de –1 spreken we van een sterk negatief verband, bij een score rond de 0 is er geen verband tussen de variabelen gevonden en een score rond +1 geeft een sterk positief verband weer.

    De correlatie wordt vaak het makkelijkst duidelijk als deze grafisch wordt weergeven, dit gebeurt meestal in een scatterplot. In een scatterplot staat een regressielijn, dit is een rechte lijn die het beste past in het scatterplot (dat alle punten in het plot op of zo dicht mogelijk bij de lijn liggen. Een verband tussen twee variabelen hoeft niet perse lineair te zijn. Bij een niet-lineair verband is de correlatie coëfficiënt vaak erg laag, terwijl er zeker een verband is. Dit verband zal dan ook naar voren komen in een scatterplot. Veel variabelen kunnen niet voorspeld worden uit een enkele andere variabelen, maar hebben meerdere voorspellers. Daarvoor kunnen we de multipele correlatie coëfficiënt gebruikt. Deze maat geeft een algeheel lineair verband aan tussen verschillende variabelen en een andere variabele. Correlatie toont een samenhang aan tussen variabelen. Het zegt echter niets over oorzaak en gevolg relaties.

    Vaak zijn er over een onderwerp veel verschillende onderzoeken beschikbaar die allemaal (net iets) andere resultaten gevonden hebben. Meta-analyse is een statistische methode om de resultaten van meerdere verschillende onderzoeken te combineren en te analyseren om uit dit (enorme) gegevensbestand conclusies te trekken. Meta-analyse gaat er vanuit dat gevonden scores op een variabele beïnvloed zijn door statistische artefacten. Dit zijn kenmerken van een bepaald onderzoek die de resultaten vertekenen. Omdat een meta-analyse verschillende onderzoeken met elk hun eigen artefacten combineert, kan deze controleren voor deze artefacten. Een duidelijk voorbeeld van een statistisch artefact is de steekproefgrootte. Tegenwoordig worden er steeds vaker meta-analyses uitgevoerd. Micro-onderzoek gaat over individueel gedrag, macro-onderzoek over collectief gedrag. Meso-onderzoek is er op gericht micro en macro onderzoek te combineren. Meso-onderzoek wordt ook wel multi-level of cross-level onderzoek genoemd.

    Interpretatie van onderzoek

    De interpretatie van de onderzoeksresultaten is vaak het belangrijkste gedeelte van het onderzoek. De data vertellen een verhaal en het is de taak van de onderzoeker om dit verhaal te vertalen en te vertellen. Metingen zijn nooit volledig en nooit perfect, het is immers niet mogelijk om perfecte omstandigheden te creëren en werkelijk iedereen te testen. Wel moeten de gegevens compleet en goed genoeg zijn om er waardevolle conclusies uit te trekken.

    Betrouwbaarheid

    De betrouwbaarheid is hiervoor een belangrijke maat, de betrouwbaarheid geeft de consistentie van een meting aan. Daar wordt mee bedoeld dat als gegevens betrouwbaar zijn, de gegevens ongeveer hetzelfde zouden zijn als het onderzoek op een ander moment opnieuw zou worden uitgevoerd, net als wanneer het onderzoek door iemand anders zou worden uitgevoerd. Consistentie over tijd (dus over verschillende meetmomenten) wordt weergegeven door de test-hertest betrouwbaarheid. Een andere vorm van betrouwbaarheid is de parallelle test betrouwbaarheid. Deze vorm van betrouwbaarheid kan berekend worden door een de scores van individuen op twee parallelle tests met elkaar te correleren.

    De interne consistentie van een test geeft de mate weer waarin alle items van een test hetzelfde construct meten. De interne consistentie wordt weergegeven door de Cronbach’s alfa. Nog een andere vorm van betrouwbaarheid is de interbeoordelaar betrouwbaarheid. Hierbij gaat het om de mate van overeenstemming van verschillende beoordelaars, die allen hetzelfde gedrag beoordelen. Hoe hoger de overeenstemming tussen verschillende beoordelaars, hoe betrouwbaarder. Betrouwbare resultaten zijn generaliseerbaarder dan niet betrouwbare resultaten. Een test is nooit 100% betrouwbaar, dus een score van 1.00 zal eigenlijk nooit voorkomen. Afhankelijk van het onderzoek wordt een score van .70 tot .80 al gezien als betrouwbaar.

    Validiteit

    Een andere belangrijke term in deze context is validiteit. De validiteit geeft de mate aan waarin het onderzoek daadwerkelijk gemeten heeft wat het beoogd te meten. Als gegevens niet betrouwbaar zijn en/of niet valide, dan zijn er over het algemeen geen zinvolle conclusies uit te trekken. Net als bij de betrouwbaarheid, zijn er ook verschillende vormen van validiteit. Ook validiteit heeft te maken met de waarde die we kunnen hechten aan de conclusies van een onderzoek. De predictor is de test die gekozen wordt als middel om eigenschappen te meten die van belang zijn voor het maken van een beslissing. In de organisatiepsychologie heeft een dergelijke beslissing bijvoorbeeld vaak te maken met het wel of niet aannemen van een sollicitant. Deze predictor wordt gebruikt om een andere variabele te voorspellen, bijvoorbeeld succes op het werk. Het criterium is een uitkomstvariabele die bijvoorbeeld belangrijke kenmerken van een baan beschrijft. Het criterium wordt gebruikt om te bepalen of de predictor al dan niet valide is.

    Criterium validiteit wordt bepaald door een testscore te correleren met een prestatiemeting. Het gaat dus om de correlatie tussen een testscore en een prestatiemeting, deze maat wordt ook wel de validiteitscoëfficiënt genoemd. Er zijn twee designs om criterium validiteit te meten. Bij het gelijktijdige validiteit design is er geen tijdsverloop tussen het verzamelen van de testscores en het verzamelen van de prestatiegegevens. Dit design wordt gebruikelijk gebruikt om huidige werknemers van een bedrijf te beoordelen, omdat het bij sollicitanten vaak niet mogelijk is om de testscore en de prestatiemeting snel achter elkaar of gelijktijdig te verzamelen omdat ze nog niet is ingewerkt. Op deze manier kunnen eigenschappen en vaardigheden worden bepaald die nieuwe werknemers moeten bezitten.

    Het andere design is het predictieve validiteit design. In dit design is er wel tijdsverloop tussen het verzamelen van de testscore en het verzamelen van prestatiegegevens. In dit design worden alle sollicitanten getest voor ze aangenomen worden. Vervolgens worden sollicitanten aangenomen zonder daarbij te kijken naar hun test scores. Na een bepaalde periode wordt bij deze mensen hun prestatie gemeten. Als dan blijkt dat er een samenhang is tussen de testscores en het prestatieniveau, dan kan bij toekomstige sollicitanten deze test gebruikt worden om te bepalen welke kandidaten wel en niet geschikt zijn.

    Een andere vorm van validiteit is de inhoud validiteit. Deze vorm gaat er over of een selectieprocedure een adequate afspiegeling is van de gedragingen en eigenschappen die nodig zijn voor een bepaalde functie (als voorbeeld binnen de organisatiepsychologie). De conclusie over of een selectieprocedure wel of niet adequaat is, gebeurt gebruikelijk door logische redeneren en niet zozeer door het berekenen van correlaties tussen testscores en prestatie. De derde vorm van validiteit is eigenlijk niet echt een vorm van validiteit, maar wordt wel zo genoemd. Het gaat hier om construct validiteit. Hierbij gaat het om het construct, een psychologisch concept of kenmerk. Het concept is een predictor die gemeten moet worden.

    Om uitspraken te kunnen doen over de construct validiteit proberen onderzoekers te bewijzen dat hun test de bedoelde eigenschappen meet. Dit kun je bijvoorbeeld doen door aan te tonen dat de test correleert met andere test die hetzelfde construct beoogt te meten. Afhankelijk van hoe belangrijk de beslissing is die gemaakt moet worden op basis van de resultaten, hoe meer bewijs we nodig hebben dat de gegevens betrouwbaar en valide zijn. Lange tijd is criterium validiteitsonderzoek de maatstaf geweest als bewijs van validiteit. Nog steeds wordt het vaak gezien als de gouden standaard, maar tegenwoordig is er ook meer aandacht voor het belang van inhoud en construct validiteit.

    Competenties en vaardigheden ontwikkelen in binnen- en buitenland: uitgelichte thema's
    Argumentatie & Logica: van cliché naar redenering
    Carrièreplanning & Loopbaan kiezen of beroep veranderen

    Carrièreplanning & Loopbaan kiezen of beroep veranderen

    Het plannen van je carrière, het switchen van loopbaan en het aanvaarden van toeval Beroepskeuze - Carrièreswitch - Functies - Werkrollen - Werksectoren Collega's kiezen - Levenspad volgen - Werktoekomst bepalen - Zelf bijdragen Inhoud o.a. Carrièreplanning & Verkenning Wat is werk, wat is een carrière en waarom werken wij? Werken, stagelopen en vrijwilligerswerk in binnen- en buitenland per activiteit...... lees verder op de pagina
    Competenties en vaardigheden om te leren, te werken en te leven

    Competenties en vaardigheden om te leren, te werken en te leven

    Competenties en vaardigheden voor je studie, je werk, je reizen en je leven Alle eigenschappen, kwaliteiten, waarden, vaardigheden, competenties, talenten en contenties die bijdragen aan een zingevende en succesvolle leer-, werk en leefomgeving Inhoud: o.a. Wat zijn competenties of kwaliteiten? Wat zijn eigenschappen, kwaliteiten, waarden, vaardigheden, competenties, talenten en contenties? Hoe ga je om met de mening van een ander...... lees verder op de pagina
    Vraag stellen en antwoord zoeken: van probleem naar oplossing gaan
    Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil

    Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil

    Tevreden voelen met je studie, je werkzaamheden en de invulling van je leven Een content gevoel, geluksgevoel en goed gevoel via: behulpzaamheid, betrokkenheid, inlevingsvermogen, onafhankelijkheid, stabiliteit, stapgerichtheid, vrijheid, zelfbewustzijn en zingeving Inhoud: o.a. Wat is contentheid, wat zijn contenties en de bronnen van een goed of gelukkig gevoel? Behulpzaamheid & Onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen Betrokkenheid &...... lees verder op de pagina
    Gesprek & Overleg: van discussie naar overeenstemming
    Kennis uitwisselen, kennis overdragen en communiceren met begrip

    Kennis uitwisselen, kennis overdragen en communiceren met begrip

    Boodschappen overdragen, begrip kweken en betrokkenheid versterken Argumentatie - Communicatie - Overtuigingskracht - Redenatie - Tekstgebruik - Schrijfvaardigheden inhoud: o.a. Argumentatie en logica, van cliché's tot redeneringen Gedachte en ideevorming, van brainstorm naar briljant idee Communicatiestudie & Communicatiewetenschap Internationale communicatie en cross-culturele wetenschap Communicatievaardigeheden, taal en tekstgebruik Gesprekken en dicussies bij studie en werk Taal en tekstgebruik om kennis over...... lees verder op de pagina
    Keuze & Twijfel: van keuzestress naar een goede beslissing
    Studiekeuze maken en master kiezen

    Studiekeuze maken en master kiezen

    Studie, master of cursus zoeken en kiezen voor je opleiding en toekomst Van motivatie, plezier, specialisatie, talent en toekomstperspectief naar zingeving of zelfinzicht Inhoud : o.a Wat is talent en wat zijn talenten? Wat zijn de stappen die je kan nemen als je een studie, een master, een cursus of een opleiding wil kiezen? Welke studies kan je doen: Wat...... lees verder op de pagina
    Talent & Aanleg om te leren, te werken en te leven
    Emoties, indicaties en motivaties: uitgelichte thema's

    Behulpzaamheid versus onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen

    Behulpzaamheid versus onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen

    Behulpzaam zijn, anderen helpen, geven in plaats van nemen Altruïsme - Dankbaarheid - Gewetensvolheid - Respect - Sociaal gedrag Inhoud: o.a. Wat is onbehulpzaam zijn en onbehulpzaamheid? Wat houdt dankbaarheid in? Wat betekent servicegericht zijn en wat is klantgericht zijn? Wat is gewetensvol, en wat is naar je geweten handelen? Wat is respect en respectloosheid? Wat is asociaal zijn, en...... lees verder op de pagina
    Beleving versus verveling: creëer perspectief door het openen van nieuwe deuren
    Betrokkenheid versus onverschilligheid: geef niet op maar ergens om
    Inlevingsvermogen versus onbegrip: maak gebruik van je empathische vaardigheden
    Onafhankelijkheid versus afhankelijkheid: blijf bij jezelf en laat die kudde achter je

    Onafhankelijkheid versus afhankelijkheid: blijf bij jezelf en laat die kudde achter je

    Onafhankelijkheid: je eigen weg vinden, jezelf weren tegen oneigenlijk gedrag en afstand nemen van kuddegedrag en meeloperij Afhankelijkheid - Authenticiteit - Beïnvloeding - Betrouwbaarheid - Jezelf zijn - Integriteit Inhoud: o.a. Wat is onafhankelijkheid en wat houdt onafhankelijk zijn in? Wat is een genuanceerd oordeel? Wat is integer zijn en over integriteit beschikken? Wat is bescheidenheid en wat houdt bescheiden...... lees verder op de pagina
    Stap voor stap versus ongefocussed: richt je op je reis en niet op je bestemming
    Stabiliteit versus stress: ga actief om met je negatieve emoties

    Stabiliteit versus stress: ga actief om met je negatieve emoties

    Stress voorkomen, met spanning omgaan en je stabiliteit te versterken Angst overwinnen - Burnout bestrijden - Drukte dimmen - Emotie erkennen - Evenwichtigheid versterken - Relaxed reageren - Spanning positief inzetten Inhoud: o.a. Wat is stress, wat is gestresst zijn, en wat is stressbestendigheid? Wat is stabiliteit en wat betekent je mentaal stabiel en in balans voelen? Wat houdt instabiliteit...... lees verder op de pagina
    Succes versus teleurstelling: waardeer en vier je kleine succes

    Succes versus teleurstelling: waardeer en vier je kleine succes

    Stilstaan bij behaalde doelen, vieren van de eigen kleine en grote successen Waardering van de ander voelen, zonder die ook nodig te hebben Inhoud: o.a. Wat is trots en waar bestaat trots zijn uit? Wat houdt dankbaarheid in? Wat is doorzettingsvermogen, volhoudendheid en volharding? Wat is teleurstelling en wat betekent teleurgesteld zijn? Wat is spijt en wat betekent spijtvol zijn?...... lees verder op de pagina
    Tolerantie versus onverdraagzaamheid: laat de ander zijn eigen weg bewandelen
    Verbondenheid versus eenzaamheid: leg en onderhoud sociale contacten
    Vrijheid versus beperking: voel je onbeperkt en niet begrensd

    Vrijheid versus beperking: voel je onbeperkt en niet begrensd

    Onbeperktheid en vrijheid van geest Je vrij voelen, je niet begrensd voelen, jezelf weren tegen wenselijk gedrag zonder gronden Inhoud o.a. Wat is je onbeperkt voelen? Wat houdt vrijheid en je vrij voelen in? Wat is onafhankelijkheid en wat houdt onafhankelijk zijn in? Wat is energiek zijn, en betekent energie hebben? Wat is tolerantie en tolerant zijn? Wat houdt je...... lees verder op de pagina
    Zelfbewust zijn versus onzekerheid: ontdek je kwaliteiten, verkrijg zelfinzicht en omzeil je klippen

    Zelfbewust zijn versus onzekerheid: ontdek je kwaliteiten, verkrijg zelfinzicht en omzeil je klippen

    Zelfbewust zijn, zelfkennis en zelfinzicht opdoen, kwaliteiten ontdekken, kansen benutten en klippen omzeilen Eigen bestemming vinden - Onzekerheid plek - Zelfvertrouwen versterken Inhoud: o.a. Wat betekent zelfbewustheid en wat wordt verstaan onder zelfbewust zijn? Wat betekent onzekerheid en je onzeker voelen, en wat is vertrouwen en vertrouwen hebben? Wat betekent zelfverzekerdheid en wat wordt verstaan onder zelfwaardering? Wat betekent negativiteit...... lees verder op de pagina
    Zingeving en motivatie: zoek voldoening bij studie, werk, reizen en de wereld om je heen
    Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil

    Gelukkig en tevreden voelen door te weten wat je wilt, of te weten wat je niet wil

    Tevreden voelen met je studie, je werkzaamheden en de invulling van je leven Een content gevoel, geluksgevoel en goed gevoel via: behulpzaamheid, betrokkenheid, inlevingsvermogen, onafhankelijkheid, stabiliteit, stapgerichtheid, vrijheid, zelfbewustzijn en zingeving Inhoud: o.a. Wat is contentheid, wat zijn contenties en de bronnen van een goed of gelukkig gevoel? Behulpzaamheid & Onbehulpzaamheid: help jezelf door de ander te helpen Betrokkenheid &...... lees verder op de pagina

    JoHo WorldSupporter: tips en suggesties
    Bied aanvullende zorg, therapie en begeleiding aan kinderen in Latijns-Amerika die een vaste woon- en verblijfplaats hebben gekregen - Activities Abroad Supporter
    Je levert een bijdrage aan het leven van kinderen, die nu in één van de projecten verblijven. Afhankelijk van...
    Doe ervaring op bij een verzekeringskantoor op Curacao. Je werk bestaat uit het ontvangen van klanten, adviseren en administratieve werkzaamheden - Activities Abroad Supporter
    Doe ervaring op bij een verzekeringskantoor op Curacao. Je werk bestaat uit het ontvangen van klanten, adviseren en...
    Coördineer een project dat gericht is op het bieden van onderwijs en gezondheidszorg aan kwetsbare kinderen in Malawi - Activities Abroad Supporter
    Je assisteert de Nederlandse manager van een project in het noorden van Malawi dat gericht is op het bieden van...
    Tijdelijk werken via JoHo: als auteur van JoHo samenvattingen - JoHo Foundation
    Het schrijven, updaten of controleren van samenvattingen, stamplijsten, oefenvragen en college-aantekeningen. Lees...
    Doe juridisch onderzoek naar de status van kinderrechten - Activities Abroad Supporter
    Doe juridisch onderzoek naar de status van kinderrechten....
    Do you want to be an au pair? Start working in a Dutch family - Activities Abroad Supporter
    Do you want to be an au pair? Start working in a Dutch family...
    Vrijwilligerswerk in Nederland: wat is het, waarom zou je het doen en waar kan je het doen? - Activities Abroad Supporter
    Wat is vrijwilligerswerk? Vrijwilligerswerk wil zeggen dan je voor bepaalde tijd bij een project of organisatie aan...
    Legal work abroad: why should you do legal work abroad and what do you gain? - Activities Abroad Supporter
    Why should you do legal work...
    Ervaar het Franse landleven en help mee in het onderhoud van een mystiek landgoed in de Dordogne - Activities Abroad Supporter
    Dit landhuis zoekt regelmatig vrijwilligers die kunnen helpen met het behoud van het landgoed en restauratiewerk.Zo...
    Werken met straat- en weeskinderen in Kampala - Activities Abroad Supporter
    Werken met straat- en weeskinderen in...
    JoHo WorldSupporter: samenvattingen en studiehulp
    Study Guide for summaries with Critical thinking: A concise guide by Bowell and Kemp - Psychology Supporter
    Study Guide...
    Argumenteren en argumentatie: begrippen en definities - Vintage Supporter
    1. Standpunten en verschillende meningen Meningsverschil (1.1): Een standpunt wordt niet gedeeld door...
    Samenvatting bij de 10e druk van Critical Thinking van Moore en Parker - Psychology Supporter
    Hoofdstuk 1. Kritisch denken Denken Het is voor ons van belang om kritisch na te denken zodat we goede...
    1. What is critical thinking? - Emy
    Why is the importance of critical thinking? For us humans, there is an importance in critical thinking...
    Artikelsamenvatting bij Moral Identity van Hardy & Carlo - 2011 - Vintage Supporter
    Socrates en Plato waren van mening dat wanneer men het goede kent, ook het goede doet. Kohlberg sluit zich...
    Why do people so often jump to conclusions? - Chapter 7 - Psychology Supporter
    One of the characteristics of System 1 is jumping to conclusions. Jumping to a conclusion is efficient if the...
    Moral identity: what is it, how does it develop, and is it linked to moral action? - Hardy et al. - Universiteit Utrecht - AnnevanVeluw
    Moral identity: what is it, how does it develop, and is it linked to moral action?  Hardy & Carlo ...
    Hoe door je eigen denken je zelfwaardering te verhogen - Lisalotte van der Tas
    Samenvatting van het boek 'Denk je sterk', Fred Sterk, 25e druk (2015). 1. Zelfwaardering, wat is dat?...
    JoHo.org: selectie bij het thema informatie en kennis kunnen verwerken

    Wegwijzer bij competentie en motivatie
    Competentie en kwaliteit
    Samenvattingen en studiehulp
    Studie in het buitenland
    Stage en werkervaring
    Vrijwilligerswerk
    Werk
    JoHo Worldsupporter doelstellingen
    • Zie de doelstellingen van JoHo WorldSupporter voor: het versterken van begrip voor andere culturen en personen, het stimuleren van tolerantie in de wereld om je heen, het wereldwijd delen van kennis en knowhow, en het stimuleren van persoonlijke ontwikkeling in binnen- en buitenland
    Samenvattingen en studiehulp: per studie en vakgebied

      Vertrekken naar het buitenland

      Probleemloos wonen of tijdelijk verblijven in het buitenland?

      Betaald werk, vrijwilligerswerk en stages in het buitenland per werkveld en vakgebied

      Pagina onderwerp:

      informatie en kennis kunnen verwerken in binnen- en buitenland

      JoHo: Bereikbaarheid - Concept – FAQ - Gegevens - Winkelwagen - Zoeken