Er is sprake van sociale interdependentie als individuen gemeenschappelijke doelen hebben en elkaar nodig hebben om deze doelen te kunnen bereiken.
Een doel is iets waar mensen naartoe willen werken. Groepen bestaan juist om een doel te realiseren, dit is dan een groepsdoel. Door sociale interdependentie zijn de doelen van de groepsleden met elkaar verbonden. De toekomstvisie van het groepsdoel zorgt ervoor dat de groepsleden allen betrokken zijn bij het realiseren van de groepsdoelen.
Het belang van doelen
Het belang van doelen in een groep komt tot uiting in vier punten:
- Doelen geven richting aan het gedrag.
- Doelen dienen als motivatie voor gedrag.
- Het beoordelen van een groep is onmogelijk als er geen doelen zijn.
- Doelen dienen als basis voor het oplossen van conflicten.
Individuele doelen of groepsdoelen?
Bestaan groepen dan uit een doel of uit verschillende doelen van de individuele leden? Mensen worden immers lid van een groep om hun doel te kunnen realiseren. De meeste sociale wetenschappers denken dat een groepsdoel uit de individuele doelen van de groepsleden bestaat. Lewin meent echter dat groepsleden zich meer inzetten voor de groepsdoelen dan voor hun eigen doelen. Bovendien presteren groepen beter dan individuen. Volgens Pepitone voelen groepsleden zich erg goed als ze een groepsdoel bereiken en zorgen groepsdoelen voor een gevoel van verbondenheid en dit gevoel kan niet door het nastreven van individuele doelen opgeroepen worden. Pepitone meende daarom dat groepsdoelen daadwerkelijk bestaan.
Ten eerste is het belangrijk om effectieve doelen op te stellen. Om effectieve doelen te kiezen, kunnen twee methoden gebruikt worden:
- Enquêtefeedbackmethode. Op basis van interviews en vragenlijsten onder de groepsleden worden de doelen vastgesteld.
- Kritischetrajectmethode of programma-evaluatiemethode. Deze methode begint met een kritische beschrijving van de eindsituatie die de groep wil bereiken. De doelen worden gesteld door terug te redeneren naar hoe de situatie bereikt kan worden.
Ten tweede moeten de geformuleerde doelen helder zijn. De groepsleden moeten namelijk hun activiteiten kunnen aanpassen en coördineren op basis van de gestelde doelen. Ten derde moet het doel in operationele termen geformuleerd worden. Operationele doelen zijn doelen met herkenbare, concrete stappen die naar het doel moeten leiden. Operationele doelen bevorderen de communicatie tussen groepsleden en tussen groepen. Daarnaast helpen deze doelen de groep bij het uitvoeren van de taken. De groep weet immers welke stappen er gezet moeten worden bij hun doel en kunnen zo de beste methoden en middelen kiezen. Ook helpen operationele doelen bij de evaluatie van het groepsproces. Ten slotte zullen er niet veel conflicten zijn tussen groepsleden over welke acties er ondernomen moeten worden. Mochten er conflicten zijn, dan zullen deze eerder langs een rationele weg uit de weg geruimd worden.
In bepaalde situaties streven we naar een bepaald doel en dit doel kunnen we, afhankelijk van de resultaten, veranderen. Als iemand een 8 op zijn tentamen wil en hij een 6 krijgt, kan hij zijn doel naar beneden bijstellen. Zijn doel zal dan voortaan een 6 op tentamens zijn. Dit noemen we het aspiratieniveau. Aspiratieniveaus kunnen ook naar boven bijgesteld worden. Ook groepen kunnen aspiratieniveaus hebben. Uit onderzoek blijkt dat groepen hun aspiratieniveau eerder verhogen bij positieve resultaten dan verlagen bij negatieve resultaten. Optimistisch zijn kan een positief effect hebben, maar als een bepaald doel steeds niet bereikt wordt dan moeten de groepen hun aspiratieniveau echt bijstellen. Dit kan anders tot een ineffectieve, terneergeslagen groep leiden.
Het zou fijn zijn voor een groep als alle leden individuele doelstellingen hebben die overeenkomen met het groepsdoel. Helaas is niet vaak niet het geval. Er zijn groepsleden die doelstellingen hebben die erg van de groepsdoelen verschillen. Deze kunnen resulteren in verborgen agenda’s. Dit zijn individuele doelen die sterk afwijken van de groepsdoelen en waar de andere groepsleden geen weet van hebben. Dit kan de effectiviteit van de groep belemmeren. Daarom moet er van tevoren besproken worden wat de groepsdoelen zijn en of iedereen het daar mee eens is. Als iemand een verborgen agenda heeft, moet deze persoon niet gestraft worden. In plaats daarvan moeten de daarbij komende problemen opgelost worden.
Er zijn drie algemene theorieën op het gebied van samenwerking:
- De behavioristische theorie gaat om het bekrachtigen, belonen en bestraffen van gedrag.
- Bij de cognitieve-ontwikkelingstheorie wordt uit gegaan van twee verschillende visies. Volgens Piaget kan de samenwerking van mensen tot een sociaalcognitief conflict leiden en dat hierdoor de cognitieve ontwikkeling tot stand komt. Volgens Vygotsky komt kennis tot stand door de sociale omgang met anderen.
- De belangrijkste theorie is de sociale-interdependentietheorie.
Sociale-interdependentietheorie
Volgens Koffka en Lewin vormt de interdependentie die door de gemeenschappelijke doelen gevormd is de kern van een groep. Als de situatie voor een groepslid verandert, zal de situatie ook voor andere groepsleden veranderen. De groep is dus een dynamisch geheel. Ook worden groepen gemotiveerd om aan het behalen van doelen te werken. De motivatie om samen te werken is volgens Lewin het behalen van doelen. Sociale interdependentie houdt in dat een groep bepaalde doelen wil bereiken en dat de resultaten van elk individu beïnvloed kunnen worden door andere groepsleden. Er zijn drie verschillende vormen van interdependentie:
- Positieve interdependentie houdt in dat groepsleden inzien dat hun doel gerealiseerd kan worden als de doelen van de andere leden gerealiseerd worden. Er is een goede vorm van samenwerking tussen de leden.
- Negatieve interdependentie houdt in dat mensen denken hun doel te kunnen bereiken als andere mensen hun doel niet bereiken. Er is een grote mate van concurrentie tussen deze mensen.
- Geen interdependentie houdt in dat mensen hun doel kunnen bereiken, zonder ook maar enigszins afhankelijk te zijn van het succes of de mislukking van anderen.
De wijze waarop individuen met elkaar omgaan wordt bepaald door de vorm van de sociale interdependentie. De resultaten zullen hiervan afhankelijk zijn. Bij positieve interdependentie zullen er ook positieve interacties zijn. De groepsleden zullen de middelen die ze tot hun beschikking hebben met elkaar uitwisselen en ze zullen elkaar voorzien van feedback om de activiteiten te verbeteren. Ze zullen elkaar stimuleren, beïnvloeden en motiveren. Ze zetten vraagtekens bij het werk van groepsleden als ze niet vinden dat dit werk klopt.
Er is sprake van positieve interactie als individuen elkaars pogingen om groepsdoelen te realiseren, stimuleren en faciliteren. Kenmerken van positieve interactie zijn bijvoorbeeld dat de groepsleden elkaar vertrouwen en dat ze weinig angst en stress in de groep ervaren. Er is sprake van tegenwerking als individuen elkaars prestaties ondermijnen of dwarsbomen.
Er is veel onderzoek gedaan naar de resultaten van sociale interdependentie. In een meta-analyse worden de uitkomsten van die onderzoeken met elkaar vergeleken. De categorieën van de resultaten van samenwerking zijn doelgerichte activiteiten, positieve relaties tussen deelnemers, en de psychologische aanpassing van de deelnemers.
Doelgerichte activiteiten
Doelgerichte activiteiten zijn activiteiten die gedaan worden om het doel te bereiken. Bij resultaten van samenwerking ontstaat er in deze categorie bijvoorbeeld meer creatief denken en groepswinst. Groepswinst betekent dat de interacties in de groep nieuwe ideeën opleveren.
Groepswinst of –verlies?
Er kan naast groepswinst, ook sprake zijn van groepsverlies. Er is sprake van groepsverlies als het werken in een groep minder oplossingen, ideeën en activiteiten genereert dan het zelfstandig werken.
Brainstormen
Om nieuwe ideeën te kunnen bedenken, kun je gebruik maken van brainstormen. Brainstormen is een procedure waarbij de groepsleden wordt gevraagd om zo ongeremd mogelijk en zonder censuur zoveel mogelijk ideeën te produceren. Waar individuen normaal juist in een bepaalde categorie denken, convergerend denken, is het bij brainstormen juist de bedoeling dat er buiten die categorie wordt gedacht, divergerend denken. Twee aspecten zijn hierbij van belang:
- Inspireren en voeden met ideeën.
- Aandacht besteden aan ieders ideeën.
Positieve relaties
Resultaten die in de categorie van positieve relaties vallen hebben bijvoorbeeld te maken met dat groepsleden zich gewaardeerd voelen en waarbij er op een goede manier wordt samengewerkt.
Sociale oordelen
De sociale-beoordelingstheorie stelt dat de sociale oordelen die we over elkaar hebben, zorgen voor een toename of afname van de sympathie die we voor elkaar voelen. Hierbij kunnen twee processen optreden:
- Een proces van acceptatie vindt plaats in een situatie van samenwerking.
- Een proces van afwijzing vindt plaats in een situatie van competitie.
Groepscohesie
Groepscohesie is de mate waarin de groepsleden zich tot elkaar aangetrokken voelen. Hierdoor is het bijvoorbeeld niet moeilijk om groepsdoelen te kiezen en is de wens om lid te blijven van de groep groot. Als er veel groepscohesie is in een samenwerking, is er bijvoorbeeld een groter gevoel van bevrediging en meer bereidheid om naar elkaar te luisteren.
Psychologische aanpassing en sociale competentie
Psychische gezondheid is het kunnen ontwikkelen van relaties met anderen, deze in stand houden en zo nodig veranderen om doelen te bereiken. De sociale-interdependentietheorie kan gelinkt worden aan gevoelens van eigenwaarde. Dit kunnen gevoelens van zelfacceptatie of zelfverwerping zijn, afhankelijk van de samenwerking binnen de groep. Daarnaast zijn sociale competenties heel belangrijk voor het functioneren in een groep. De waarden en attitudes die belangrijk zijn voor een goede psychische gezondheid, worden vaak eigen gemaakt en meegenomen in samenwerkingssituaties.
In tegenstelling tot wat hiervoor vooral is uitgelegd, kan het soms juist voordelig zijn als er sprake is van competitie in een groep.
Constructieve competitie
Er zijn bepaalde kenmerken die onze prestaties in competitieve situaties verminderen:
- Eigenwaardebescherming. Door minder je best te doen komt falen niet door je capaciteiten, maar door je inzet.
- Zelfsabotage. Door het eigen functioneren te belemmeren is er een excuus als iets niet lukt.
- Defensief pessimisme. Door het laag inschatten van de kans van slagen, is de teleurstelling minder als het niet lukt.
Een competitieve situatie kan juist voor betere resultaten zorgen als in die situatie winnen onbelangrijk is, alle deelnemers een redelijke kans hebben om te winnen, en de regels en procedures duidelijk zijn. De realistische conflicttheorie stelt dat conflicten tussen groepen verklaard kunnen worden omdat ze tegenstrijdige doelen kunnen hebben en dezelfde schaarse middelen willen bemachtigen. De sociale-dominantietheorie gaat ervan dat middelen beperkt zijn en dat individuen of groepen de strijd met elkaar aangaan om die middelen te bemachtigen.
Constructieve individuele activiteiten
Er is weinig onderzoek gedaan naar de omstandigheden waarin individuele inspanningen gepast en effectief zijn. Individueel werken is bijvoorbeeld op zijn plaats als samenwerken te duur of moeilijk is of als de uit te voeren opdracht eenvoudig is en een duidelijk doel heeft.
De belangrijkste bouwstenen van een effectieve samenwerking zijn positieve interdependentie; eenheid binnen een groep; individuele verantwoordelijkheden en groepsverantwoordelijkheden; directe en positieve contacten; adequaat gebruik van sociale vaardigheden; en groepsreflectie.
Positieve interdependentie
Er is positieve interdependentie als je ziet dat je zodanig met anderen verbonden bent, dat je niet kan slagen als anderen niet slagen en omgekeerd. Je moet de werkzaamheden dan dus ook op elkaar afstemmen. Er zijn twee belangrijke soorten interdependentie:
- Resultaatinterdependentie. De groep is op een gewenste eindsituatie gericht waarvoor samenwerking noodzakelijk is.
- Middeleninterdependentie. De middelen bepalen welke acties de groep moet ondernemen om het gezamenlijke doel te bereiken.
Resultaatinterdependentie is hierbij effectiever voor het bereiken van een goede samenwerking. Bij middeleninterdependentie kan de productiviteit bij individuele activiteiten nog hoger zijn.
Eenheid binnen een groep
Eenheid hangt sterk samen met de mate van groepscohesie, en gaat over de mate waarin de groep wordt gezien als een samenhangend geheel waarin de leden zich met elkaar verbonden voelen. Dit versterkt de manier waarop zowel groepsleden, als niet-groepsleden naar de groep kijken. Er is sprake van collectieve verantwoordelijkheid.
Aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid
Soms kunnen in een groep de belangen van de groep conflicteren met de belangen van een individu. Het verantwoordelijkheidsgevoel neemt toe als er sprake is van beide volgende punten:
- Groepsaansprakelijkheid. De groepsprestatie wordt beoordeeld en vergeleken met een prestatienorm.
- Individuele aansprakelijkheid. De prestatie van ieder individueel lid wordt beoordeeld.
Als er te weinig individuele aansprakelijkheid is, kunnen individuen zich minder verantwoordelijk voelen. Dit wordt steeds lastiger naarmate de groep groter is.
Positieve interactie
Positieve interactie houdt in dat groepsleden elkaar helpen en bijstaan, benodigde middelen uitwisselen, vraagtekens achter elkaars bevindingen zetten, elkaar vertrouwen en minder angst en spanning ervaren.
Sociale vaardigheden
Zonder sociale vaardigheden kun je niet samenwerken, ze zijn dus de basis voor een effectieve samenwerking. De prestaties in een groep worden dan ook beter als er veel aandacht is voor sociale vaardigheden en deze soms ook getraind en beloond worden.
Groepsreflectie
Groepsreflectie is het terugkijken tijdens een groepsbijeenkomst om te inventariseren welke acties positief of negatief uitpakten, en besluiten te nemen over het voortzetten dan wel veranderen van bepaalde acties. Groepsreflectie heeft een positieve uitwerking op de effectiviteit en de efficiëntie van de groep. Door reflectie gaan groepsleden bijvoorbeeld harder werken om de tekortkomingen van andere groepsleden te compenseren.
De manier waarop beloningen verdeeld worden onder groepsleden heeft invloed op de omgang tussen groepsleden en de groepseffectiviteit.
Rechtvaardigheid
Volgens het principe van rechtvaardigheid, billijkheid of verdienste verdienen de groepsleden die het meest tot het succes van de groep hebben geleid de grootste beloningen. Hierdoor zullen de groepsleden meer hun best doen, want de beloningen zijn meestal schaars en iedereen wil wel de grootste beloning krijgen. Het is mensen niet alleen maar te doen om de beloningen, het gaat ook om de symbolische waarde van het zijn van ‘de beste’. Dit principe heeft ook nadelen. In de groep zal er concurrentie zijn en dat zal de groepsproductiviteit belemmeren. Daarnaast zal de motivatie om een beloning te krijgen groter zijn dan de motivatie om de groep te laten functioneren. Ook zullen personen die slecht presteren zich minder waard voelen. Het principe van verdienste heeft een depersonaliserend effect. Wat ook een nadeel kan zijn, is dat personen die een groot aantal middelen hebben grotere beloningen krijgen. Het kan dus vaak voorkomen dat rijke mensen) de grootste beloningen krijgen. Ten slotte gebeurt het vaak dat groepsleden die de grootste beloningen ontvangen hebben, in de toekomst gaan beslissen over de verdeling van de beloningen.
Gelijkheid
Het principe van gelijkheid houdt in dat alle groepsleden evenveel krijgen. Hierdoor zullen de groepsleden goed met elkaar samenwerken, elkaar respecteren en goede relaties met elkaar hebben. Ze zullen zich meer gaan inzetten voor de groep. Een aantal onderzoeken toont aan dat groepen die volgens dit principe werken het er beter vanaf brengen dan groepen die volgens het principe van verdienste werken.
Behoefte
Volgens het principe van behoefte moeten de meeste beloningen gegeven worden aan de mensen die ze het meest nodig hebben. De groepsleden die de meeste kinderen hebben, horen het meest te krijgen. Groepsleden die ziek zijn, horen minder te doen. Groepsleden die over weinig capaciteiten beschikken, moeten het meest geholpen worden. Groepsleden mogen zelf kiezen welk principe zij willen hanteren.
In de meeste situaties hebben groepsleden zowel coöperatieve, competitieve en individuele motieven. Dit is geen probleem, maar voor het bestaan van een groep zou coöperatie de overhand moeten hebben. Dit is het meest bevorderlijk voor de effectiviteit.
Om als groep te kunnen functioneren moeten groepsleden elkaar kunnen vertrouwen.
Opbouwen van onderling vertrouwen
Vertrouwen bestaat uit openheid. Bij openheid maak je je ideeën en gevoelens openbaar over de groep. Vertrouwen bestaat ook uit delen. Delen houdt in dat een groepslid zijn materialen en middelen beschikbaar stelt voor andere groepsleden. Een ander aspect van vertrouwen is acceptatie. Acceptatie betekent respect hebben voor andere groepsleden. Nog een ander aspect van vertrouwen is steunen. Steunen houdt in dat je een ander groepslid vertelt dat je erin vertrouwt dat hij of zij sterke punten beheerst en zijn of haar doel kan bereiken. Tenslotte bestaat vertrouwen ook uit coöperatieve bedoelingen. Dit houdt in dat alle groepsleden zich coöperatief opstellen om hun doelen te bereiken.
Vertrouwen hebben en betrouwbaar zijn
Om vertrouwen op te bouwen, moet een groepslid risico’s nemen. Deze persoon moet zijn gevoelens en gedachten delen met een groepslid. Als de tweede persoon reageert met acceptatie, dan zal hij of zij zijn gedachten en gevoelens ook vertellen en zo kan er vertrouwen tussen deze twee groepsleden ontstaan. Het vertellen van gedachten en gevoelens heet vertrouwend gedrag. Het positief reageren op wat een groepslid je toevertrouwd heeft heet betrouwbaar gedrag. Een groepslid hoeft het niet eens te zijn met de gedachten van een ander groepslid maar moet deze wel accepteren. Door betrouwbaar te zijn kan er vertrouwen ontstaan.
Afbreken van vertrouwen
Het is moeilijk iemands vertrouwen terug te winnen als het vertrouwen van deze persoon beschaamd is. Wantrouwen kan ontstaan doordat een groepslid de gedachten en gevoelens van andere groepsleden belachelijk maakt. Ook kan er wantrouwen ontstaan doordat groepsleden niet open zijn. Het niet beantwoorden van openhartigheid kan ook voor wantrouwen zorgen. Door het wantrouwen zullen de groepsleden zich niet meer zo goed inzetten voor een groepsdoel en zal er meer concurrentie ontstaan.
Herstellen van vertrouwen
Om het vertrouwen te herstellen moet bijvoorbeeld nieuw leven in de geloofwaardigheid worden geblazen. Ook moeten groepsleden zich oprecht en onmiddellijk verontschuldigen als ze zich onbetrouwbaar hebben gedragen.
Vertrouwen als een zichzelf waarmakende voorspelling
Een zichzelf waarmakende voorspelling houdt in dat een groepslid denkt dat de groep gemeen zal zijn tegen hem en hij zal zich dan ook achterdochtig gedragen. De groepsleden zullen zich daardoor terugtrekken en hierdoor lijkt het alsof de groepsleden inderdaad gemeen waren vanaf het begin. Het gedrag van de groepsleden is echter een reactie op het gedrag van het groepslid.
Snel of traag van vertrouwen?
Uit onderzoek is gebleken dat mensen die eerder bereid zijn om anderen te vertrouwen zelf betrouwbaarder zijn, mensen eerder een kans geven, minder liegen en minder ongelukkig zijn. Iemand vertrouwen is goed, maar je moet niet iedereen vertrouwen.